Brief regering : Beleidsreactie adviesrapport Toekomstbestendige hulpverlening na seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld
34 843 Seksuele intimidatie en geweld
Nr. 117
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN JUSTITIE
EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 januari 2025
Op 23 oktober jl. heeft de regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag
en seksueel geweld een advies uitgebracht over toekomstbestendige hulpverlening na
seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Dit advies behandelt de vraag
hoe recente en te verwachten ontwikkelingen in het aantal meldingen, advies- en hulpverzoeken
van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld bij uitvoeringsorganisaties
kunnen worden geadresseerd binnen het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld (hierna: NAP).
In deze brief geven wij, de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg,
de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, de Staatssecretaris van Justitie en
Veiligheid en de Staatssecretaris Rechtsbescherming onze beleidsreactie op het advies.
Achtereenvolgens gaan wij in op: 1) de aanleiding voor het advies, 2) het advies en
3) onze reactie op het advies en de aanbevelingen.
1. Aanleiding voor het advies
Tijdens de ontwikkeling van NAP gaven verschillende uitvoeringsorganisaties aan dat
zij verwachten dat landelijke aandacht voor het onderwerp zal leiden tot meer contactmomenten,
dat wil zeggen: meldingen, advies- en hulpvragen1 (hierna: meldingen). Dit heeft gevolgen voor de (capaciteit van de) uitvoeringsorganisaties.
Wanneer deze meldingen niet tijdig of goed worden opgepakt, kan dat een risico vormen
voor het herstel van slachtoffers en betrokkenen. Daarom is door de betrokken departementen
van het NAP de regeringscommissaris om advies gevraagd.
2. Inhoud van het advies
In het advies focust de regeringscommissaris op de ontwikkeling van meldingen van
seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld en consequenties daarvan voor
de uitvoering bij de volgende organisaties: Centrum Seksueel Geweld (CSG), Veilig
Thuis (VT), Slachtofferhulp Nederland (SHN), Helpwanted (onderdeel van Offlimits),
Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN) en Fier/CKM.2
Het Verwey-Jonker Instituut geeft, in opdracht van de regeringscommissaris, op basis
van kwantitatieve data van de organisaties inzicht in de ontwikkeling in de meldingen
van seksueel grensoverschrijdend gedrag of seksueel geweld gedurende 2017 tot en met
2022. Hieruit wordt duidelijk dat incidenten op dit thema die in de samenleving tot
veel (media)aandacht leiden, zorgen voor een (tijdelijke) waarneembare stijging in
het aantal meldingen bij de organisaties.
In zijn algemeenheid constateert het Verwey-Jonker Instituut dat het aantal meldingen
over de jaren heen is gestegen. De toename is voor de onderzochte organisaties niet
vergelijkbaar. Zo is te zien dat het aantal meldingen voor de chat van FIER en de
meldingen bij SHN behoorlijk fluctueren zonder stijgende lijn en de meldingen bij
het CSG stijgt sterker ten opzichte van de andere onderzochte organisaties. Wanneer
de stijging wordt doorgetrokken is de prognose dat het aantal meldingen de komende
jaren nog verder zal stijgen.
Ook heeft het Verwey-Jonker Instituut op basis van literatuuronderzoek gekeken naar
de mogelijke effecten van maatregelen vanuit het NAP op de ontwikkeling van het aantal
meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Omdat het niet
mogelijk is om van de vele en zeer diverse maatregelen binnen het NAP te duiden welk
effect zij zullen hebben op de meldingen van de betrokken organisaties, is gekeken
naar de maatregelen waarvan het meest aannemelijk is dat deze invloed hebben op het
aantal meldingen. Dit betreft wetgeving en overheidscampagnes. De onderzoekers zien
een causaal verband tussen wetgeving en meldingen. Ze konden geen causaal verband
aantonen tussen overheidscampagnes en de ontwikkeling van meldingen. Zij achten het
aannemelijk dat overheidscampagnes in de onderzoeksperiode een rol hebben gespeeld
in de ontwikkeling van meldingen bij de organisaties.
Adviesrapport
De regeringscommissaris beschrijft in haar adviesrapport dat veel van de maatregelen
uit het NAP gericht zijn op preventie. Zoals het verplicht stellen van gedragscodes
op de werkvloer of meer aandacht voor het onderwerp binnen het onderwijs. Hierdoor
is de verwachting dat dit op termijn leidt tot minder mensen die (professionele) hulp
nodig hebben vanwege seksueel grensoverschrijdend gedrag. Ook is aandacht voor de
invloed van de regeringscommissaris en hoe haar rol bijdraagt aan de toegenomen aandacht
in de samenleving voor het onderwerp, de wijze waarop zij duiding geeft aan de onderliggende
mechanismen bij deze problematiek en de richting die zij hiermee geeft aan de aanpak
van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. De regeringscommissaris
heeft beoogd om te kijken naar de opvolging van meldingen door de organisaties en
gevolgen voor hun capaciteit. Er is echter onvoldoende informatie beschikbaar over
de gemiddelde uitvoeringsconsequenties van de organisaties bij meldingen. Hierdoor
kan geen volledig beeld worden gegeven van de impact van de ontwikkelingen in de meldingen
in relatie tot capaciteit. Wel heeft volgens de onderzochte uitvoeringsorganisaties
een groei van meldingen effect op de capaciteit. Want meer meldingen betekent meer
inzet van (on)betaalde professionals die een rol vervullen in het adviseren, begeleiden
en hulpverlenen aan slachtoffers. De regeringscommissaris geeft aan dat het aantal
meldingen op termijn zal afnemen. Vervolgens zet de regeringscommissaris uiteen hoe
het kabinet én de organisaties kunnen omgaan met een toename in meldingen, welke factoren
in overweging genomen kunnen worden binnen het NAP. Dit resulteert in een zestal aanbevelingen.
3. Beleidsreactie op het advies
Wij hebben met veel belangstelling dit adviesrapport in ontvangt genomen. Het geeft
ons inzicht in de ontwikkelingen in het aantal meldingen en welke factoren hierop
van invloed zijn. Ook zijn wij erkentelijk voor de aanbevelingen, die laten zien waar
extra inzet nodig is, mede vanuit de uitvoeringsorganisaties, om de meldingen van
seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld goed te kunnen blijven opvangen
en slachtoffers te ondersteunen in hun herstel.
Via het NAP zet het kabinet in op het terugdringen en voorkomen van seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld. De scope van de aanpak is van preventie tot aan hulpverlening
en vervolging, die via vijf actielijnen zijn vormgegeven.3 De aanpak vergt inzet vanuit verschillende beleidsterreinen van de Ministeries van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS) en Justitie en Veiligheid (JenV). Het tegengaan van de problematiek
vraagt ook om een cultuurverandering in de samenleving, in hoe wij kijken, denken
en handelen bij deze vormen van gedrag en geweld. Hiervoor is het voeren van het gesprek
in de samenleving noodzakelijk. De komst en inzet van de regeringscommissaris heeft
de afgelopen jaren positief bijgedragen aan het voeren van het gesprek over dit onderwerp
op verschillende plekken in de samenleving. Mensen zijn zich steeds meer bewust van
de grootte van het probleem, de fysieke en mentale gevolgen, en de impact op de betrokkenen
en hun omgeving. We zien ook dat nieuwe incidenten die naar buiten komen, het maatschappelijke
debat gaande houden. De weg naar cultuurverandering is ingezet, maar vergt nog een
lange adem.
Hieronder volgt een reactie op de afzonderlijke aanbevelingen uit het advies.
Aanbeveling 1: Investeer in de toeleiding naar hulp met laagdrempelige informatie
Wij onderschrijven de aanbeveling. Deze sluit aan bij verschillende maatregelen die
reeds in gang zijn ingezet. Onder andere binnen actielijn 5 van het NAP «goede en
makkelijk vindbare hulpverlening» om te komen tot een goed en laagdrempelig informatie-
en (online) interventieaanbod. Deze maatregelen worden hieronder beknopt toegelicht.
• «Goed georganiseerde toegang tot hulp»
Om te voorkomen dat slachtoffers hun weg niet kunnen vinden naar hulp en telkens opnieuw
hun verhaal moeten doen voordat zij passende en adequate hulp krijgen, is het essentieel
om de toegang tot hulpverlening en de samenwerking van hulporganisaties te verbeteren.
Dit is een belangrijke uitdaging die ook onderdeel is van het regeerprogramma.
Voor slachtoffers en betrokkenen van seksueel grensoverschrijdend gedrag bestaat een
ruim aanbod van (online) steun-, meld- en adviespunten, zo toonde eerder onderzoek
in 2023 van het Verwey-Jonker Instituut aan. Hierdoor vinden slachtoffers en betrokkenen
niet goed hun weg wanneer zij hulp nodig hebben.4 De Ministeries van VWS en JenV zijn samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
en diverse organisaties uit het veld gestart met het traject «Goed georganiseerd landschap
van hulp-, steun- en meldpunten». Doel hiervan is de toegang tot en doorverwijzing
naar passende hulp voor slachtoffers en betrokkenen van (online) geweld in afhankelijkheidsrelaties,
waaronder seksueel geweld, te verbeteren. Het CSG heeft voor slachtoffers van seksueel
geweld een belangrijke, specialistische rol. In dit traject vormen de behoeften van
slachtoffers en betrokkenen het uitgangspunt. Dit traject sluit volledig aan bij deze
aanbeveling. Over de stand van zaken hiervan wordt uw Kamer schriftelijk geïnformeerd
in december 2024.
• Integriteitscentrum sport
Om te zorgen voor een veilige en integere sportsector is een onafhankelijk integriteitscentrum
in ontwikkeling. Uw Kamer is over de stand van zaken hiervan op 28 juni 2024 geïnformeerd.5 Het centrum zal fungeren als onafhankelijk meldpunt voor grensoverschrijdend gedrag,
doping en matchfixing en daarnaast een taak krijgen op het gebied van preventie. Het
huidige Centrum Veilige Sport Nederland van het NOC*NSF gaat hierin op en wordt daarmee
onafhankelijk. De taken, grondslagen, bevoegdheden en bijbehorende processen van het
integriteitscentrum wordt nog verder uitgewerkt. De doorgeleiding van slachtoffers
naar hulp wordt in samenhang bekeken met het hiervoor beschreven traject voor een
goed georganiseerde toegang tot hulp. Het wetsvoorstel voor het onafhankelijk integriteitscentrum
gaat begin 2025 in consultatie.
• Doorontwikkeling Slachtofferwijzer
Onder aanbeveling 1 wordt geadviseerd een wegwijzer te ontwikkelen die informatie
biedt over organisaties, hun aanbod van diensten, producten en activiteiten. Ook wij
vinden het van groot belang dat slachtoffers en betrokkenen op laagdrempelige wijze
de weg naar hulp weten te vinden. Als het gaat om het vinden van de juiste informatie,
hulp en ervaringsverhalen is Slachtofferwijzer.nl sinds 2012 een platform waar slachtoffers
terecht kunnen. Dit platform is een initiatief van het Fonds Slachtofferhulp. Hier
kunnen slachtoffers, hun naasten, hulpverleners en geïnteresseerden informatie vinden
over praktische, juridische, emotionele en financiële hulpverlening. De site wordt
door ruim 45.000 unieke bezoekers per maand bezocht. Informatie over hulpverlening
op het terrein van seksueel misbruik is een van de thema’s waar de meeste bezoekers
naar zoeken. Het afgelopen jaar heeft Fonds Slachtofferhulp met subsidie van het Ministerie
van Justitie en Veiligheid de website grondig vernieuwd. De site is inhoudelijk en
technisch extra toegankelijk gemaakt, bijvoorbeeld voor mensen met een visuele of
taalkundige beperking. Daarnaast komt de site inhoudelijk beter tegemoet aan de behoeften
en belevingswereld van slachtoffers. Slachtoffers ervaren door de zogenoemde «stepped
care» benadering (focus op monitoren en reduceren van stressreacties en als klachten
aanhouden doorgeleiden naar passende ondersteuning) meer maatwerk en (h)erkenning
voor hun specifieke situatie en behoeften. Via dit beschikbare platform dat voor uiteenlopende
doelgroepen van belang is, stimuleren wij het laagdrempelig vinden van goede informatie.
• Stimuleren steun uit eigen omgeving
Het adviesrapport bevestigt dat mensen die seksueel grensoverschrijdend gedrag en
seksueel geweld ervaren, deze ervaringen vaak lang voor zichzelf houden. Wanneer zij
erover praten, doen ze dit meestal met iemand uit hun directe omgeving, zoals een
vriend, familielid of partner. Uit onderzoek weten we dat de steun die slachtoffers
ontvangen van hun omgeving cruciaal is voor hun herstel. Wanneer iemand uit de directe
omgeving het slachtoffer geloofd, empathie toont en een luisterend voor bied, voelen
slachtoffers zich gehoord en begrepen. Een ondersteunende reactie kan hen aanmoedigen
om hun ervaringen te delen of hulp te zoeken. Bovendien kan de omgeving praktische
hulp bieden. Wij onderschrijven het belang van de rol van de naaste omgeving voor
herstel. Gezien de hoge prevalentie van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel
geweld is de kans groot dat iemand in diens leven eens of vaker in vertrouwen genomen
wordt door een slachtoffer (en/of pleger). Daarom onderzoeken we vanuit het NAP welke
maatregelen we kunnen nemen om omstanders te helpen in het bieden van steun. Hierover
wordt uw Kamer begin 2025 geïnformeerd via de voortgangsrapportage van het NAP.
• Doorgeleiding passende hulp en stimuleren lotgenotencontact
Slachtofferhulp Nederland (SHN) speelt een cruciale rol in de ondersteuning van slachtoffers
van misdrijven, waaronder slachtoffers van seksueel geweld. De organisatie biedt niet
alleen directe hulp aan slachtoffers, maar fungeert ook als een belangrijke schakel
in de doorgeleiding naar andere hulporganisaties. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat
slachtoffers die te maken hebben met psychische problemen, zoals Post Traumatische
Stress Stoornis (PTSS), worden doorverwezen naar geestelijke gezondheidszorg. De samenwerking
met andere hulporganisaties is essentieel om een breed scala aan ondersteuning te
bieden, afhankelijk van de specifieke behoeften van het slachtoffer.
Slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld hebben naast
formele hulp vaak ook behoefte aan informele ondersteuning, zoals lotgenotencontact.
Dit komt omdat het delen van ervaringen met anderen die vergelijkbare situaties hebben
meegemaakt, kan bijdragen aan het herstelproces. Slachtoffers vinden steun bij elkaar
en ervaren erkenning en begrip in een veilige en vertrouwelijke omgeving. Het delen
van persoonlijke verhalen kan therapeutisch werken en helpt om gevoelens van schaamte
of schuld te verminderen. SHN biedt laagdrempelig lotgenotencontact aan voor verschillende
gebeurtenissen, waaronder seksueel misbruik, via (online) bijeenkomsten en een online
community. Dit maakt het voor slachtoffers gemakkelijker om op hun eigen tempo deel
te nemen, zonder de druk die vaak gepaard gaat met formele therapie. Door deze informele
ondersteuning kunnen slachtoffers niet alleen hun ervaringen delen, maar ook waardevolle
inzichten en steun vinden bij anderen die hetzelfde hebben doorgemaakt, wat hen kan
helpen om beter met hun ervaringen om te gaan.
Aanbeveling 2: Zorg voor laagdrempelig hulpaanbod aan slachtoffers
Ook zijn we het eens met de noodzaak om te zorgen voor een laagdrempelig hulpaanbod
voor slachtoffers. Dat kan, zoals geschetst wordt in het advies, door het hulpaanbod
te verruimen met meer online of hybride zorg. Dit sluit aan bij de ambities uit het
Integraal Zorgakkoord en maakt het mogelijk om passende zorg te bieden aan mensen
die digitaal vaardig zijn. De (door)ontwikkeling van het hulpaanbod is aan de verschillende
beroepsgroepen. We zullen deze aanbevelingen, om de toegankelijkheid en effectiviteit
van de hulpverlening te verbeteren, onder de aandacht brengen van de betrokken uitvoerende
organisaties en relevante beroepsgroepen, zoals de GGZ.
Daarnaast erkennen we dat de inzet van ervaringsdeskundigen een positieve invloed
op slachtoffers kan hebben in de toeleiding naar (specialistische) hulp. Hun inzichten
en ervaringen kunnen waardevolle ondersteuning bieden aan slachtoffers en hen helpen
om de passende hulp te vinden. Hierbij is het wel van belang dat ervaringskennis,
in combinatie met geleerde vaardigheden, deskundig en functioneel wordt ingezet, zodat
het daadwerkelijk bijdraagt aan effectieve ondersteuning en begeleiding. Vanuit de
rijksoverheid betrekken we ervaringsdeskundigheid bij de ontwikkeling van beleid,
omdat we onderschrijven dat hun kennis en ervaringen hierbij helpend zijn. Bijvoorbeeld
het traject naar «Goed georganiseerd landschap», waar onder aanbeveling 1 aan is gerefereerd,
benut de kennis en expertise van ervaringsdeskundigheid. Ook op decentraal overheidsniveau
is de inzet van ervaringsdeskundigheid belangrijk. Om gemeenten te inspireren om vaker
samen te werken met ervaringsdeskundigen is een (met ondersteuning van het Ministerie
van VWS en JenV) een handreiking «Samen Deskundig» ontwikkeld door ervaringsdeskundigen
met Movisie en het Nederlands Jeugd Instituut. Als het gaat om het inzetten van gekwalificeerde
ervaringsdeskundigheid door uitvoeringsorganisaties, ligt deze verantwoordelijkheid
bij de organisaties zelf. Steeds meer organisaties benutten gekwalificeerde ervaringsdeskundigheid
bij o.a. voorlichting en ondersteuning van slachtoffers. Vanuit de rijksoverheid kunnen
we deze ontwikkeling bij organisaties verder stimuleren. Bijvoorbeeld door het samenwerken
met gekwalificeerde ervaringsdeskundigen mee te nemen als randvoorwaarde in het verstrekken
van subsidies en opdrachten.
Aanbeveling 3: Zorg voor passende financiering van hulpverlening
Wij zijn bekend met het signaal dat sommige uitvoeringsorganisaties te maken hebben
met verschillende financieringsstromen, waarbij dit als een belemmering wordt ervaren.
Vooral wanneer sprake is van het bieden van integrale hulp vanuit verschillende wettelijke
en financiële kaders. Dit punt heeft onze aandacht. Hierover zijn gesprekken gevoerd
met uitvoeringsorganisaties, de VNG en Zorgverzekeraars Nederland om te kijken waar
de financieringsstromen knellen in de uitvoering en welke oplossingsmogelijkheden
er zijn binnen de bestaande wettelijke en financiële kaders. Echter, de mogelijkheden
binnen de bestaande kaders lijken beperkt. Inmiddels wordt breder binnen de Wmo 2015
gekeken naar een meer passend financieel arrangement, omdat het huidige arrangement
niet passend is gebleken gegeven de taken, verantwoordelijkheden en de mate van beleidsruimte
die gemeenten al dan niet hebben. Het kabinet hecht veel waarde aan een goede balans
tussen ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht. Derhalve wordt naast het houdbaarheidsonderzoek
Wmo 2015 ook gewerkt aan een meer passende financieringssystematiek voor de Wmo 2015.
Deze afspraak is verankerd in de Voorjaarsnota 2024.
De regeringscommissaris roept op om minstens de huidige financiering aan organisaties
in het hulpverleningslandschap aan te houden en extra middelen beschikbaar te stellen
in geval van piekbelasting die organisaties nu budgettair niet kunnen opvangen. We
hebben in het achterliggend onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut kunnen zien
dat het verloop van meldingen voor de organisaties een tamelijk grillig verloop laat
zien door de tijd heen. Er ontstaan soms (kleine of grotere) pieken. Het geeft een
beeld van structurele schommelingen in het aantal meldingen. Het is belangrijk dat
dit soort variatie onderdeel is van de begroting van organisaties. De variatie in
meldingen en daarmee mogelijke (tijdelijk) extra benodigde kosten voor de organisaties
behoren onderdeel te zijn van hun afstemming met de financiers (deze is verschillende
voor de in het onderzoek betrokken organisaties). Wanneer de financiering vanuit de
decentrale overheden geschiedt, is het aan de desbetreffende (centrum)gemeenten om
te bepalen hoeveel middelen aan deze organisaties wordt verstrekt. Het is van belang
dat afspraken worden gemaakt hoe wordt omgegaan met hogere kosten, wanneer een hoger
aantal slachtoffers zich meldt. Er bestaan verschillende manieren hoe hiermee kan
worden omgegaan. Dit punt is reeds eerder besproken met financiers (zoals Zorgverzekeraars
Nederland en de VNG) om te bezien wat hierin mogelijk is. Bijvoorbeeld het maken van
meerjarige inkoopafspraken. Op die manier kan beter worden omgegaan met variatie.
Overigens wordt Slachtofferhulp Nederland meerjarig, stabiel landelijk gefinancierd
en jaarlijks herijkt op basis van prognoses.
Tot slot benoemen wij nog de extra middelen die zijn vrijgemaakt om verwachte groei
in meldingen op te kunnen vangen. Zo zijn vanaf 2024 structureel extra middelen verstrekt
aan organisaties waarvan de verwachting is dat de nieuwe Wetgeving Seksuele Misdrijven
kan leiden tot extra meldingen dan wel instroom van slachtoffers. Zo ook voor het
CSG (€ 1 mln.), waarvan jaarlijks € 127.000 aan het landelijk bureau verstrekt vanwege
verwachte extra telefonische- en chatcontacten. Verder versterken de Ministeries van
VWS en JenV samen met de VNG het Landelijk bureau van het CSG voor de komende 3 jaar
(2024–2026). Gedurende deze jaren wordt de versterking gemonitord op uitkomsten en
impact. Uw Kamer wordt nog geïnformeerd over de uitkomsten van deze monitoring en
wat dit betekent voor toekomstige financiering.
Aanbeveling 4: Zet in op monitoring van meldingen en uitvoeringsconsequenties
Wij erkennen het belang om in te zetten op het monitoren van meldingen van seksueel
grensoverschrijdend gedrag en deze ontwikkeling te benutten voor beleid. De verschillende
organisaties uit het onderzoek rapporteren jaarlijks over o.a. de aantallen meldingen
in kader van seksueel geweld. Deze gegevens zijn openbaar, maar enkel separaat terug
te vinden. Wij zullen in gesprek gaan met relevante stakeholders (zoals het CBS) om
te verkennen over hoe we een integraal en beter zicht kunnen krijgen op deze informatie.
Het meer inzichtelijk maken van de uitvoeringsconsequenties van meldingen voor de
organisaties betreft een actie die vooral door en voor de organisaties relevant is.
Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het registreren van urennormen of caseloads. Uiteraard
nemen we deze punten mee in gesprekken met deze organisaties op bestuurlijk en ambtelijk
niveau. Het is van belang dat we gezamenlijk werken aan het verbeteren van de dataverzameling
en -registratie, zodat deze inzichten gebruikt worden om de hulpverlening te optimaliseren.
Aanbeveling 5: Verbeter de domeinoverstijgende samenwerking
Wij herkennen het belang van domeinoverstijgende samenwerking. De samenwerking tussen
zorg, veiligheid en het sociaaldomein is essentieel in situaties van seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld. Die vruchtbare samenwerking zien we ook terug bij het CSG,
waar medici, hulpverleners en politie gezamenlijk klaar staan om slachtoffers te helpen.
Die samenwerking is niet alleen van belang voor de hulpverlening, maar ook voor preventie,
signalering en veiligheid van slachtoffers. Ook in het eerder genoemde traject «Goed
georganiseerd landschap» werken organisaties uit het zorg- en veiligheidsdomein nauw
samen. Dit traject draagt nu al bij aan het verder verbeteren van de samenwerking
en om effectief knelpunten in de toegang tot de hulpverlening aan te pakken. Door
kennisuitwisseling en verbinding tussen kleinschalige en grotere organisaties te bevorderen,
kunnen we een meer geïntegreerd en toegankelijk hulpaanbod creëren.
Aanbeveling 6: Verbreed de systemische blik in het bieden van erkenning en herstel
We vinden de aanbeveling om breed te kijken naar de situatie van slachtoffers van
seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld belangrijk. Een bredere blik
betekent dat niet alleen aandacht moet zijn voor de persoonlijke ervaringen van slachtoffers,
maar ook voor de omgeving en de factoren die hun herstel beïnvloeden. In het NAP hebben
we dan ook niet alleen aandacht voor slachtoffers maar ook aandacht voor omstanders,
plegers en betrokkenen en het systeem. Zo werken de Ministeries van VWS en OCW samen
met Rutgers om ouders beter te ondersteunen bij het geven van seksuele voorlichting
en voorkomen van seksuele grensoverschrijding. Ook het eerder genoemde traject «Goed
georganiseerd landschap» hanteert een systemische blik en kijkt wat er nodig is voor
salchtoffers en betrokkenen/het systeem. Door breder te kijken ontstaan inzichten
in de achterliggende dynamieken en problemen. Alleen op die manier kan gewerkt worden
aan het duurzaam oplossen ervan.
• Motie Mutluer c.s.
Tijdens het tweeminutendebat Integrale aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag
van 21 juni 2023, heeft de Kamer, door middel van de motie van het lid Mutluer, de
regering verzocht na te gaan hoe herstelrecht bij seksueel grensoverschrijdend gedrag
in de uitvoering van het NAP kan worden meegenomen (Kamerstuk 34 843, nr. 79). Herstelrechtvoorzieningen kunnen op dit moment alleen worden ingezet bij seksueel
grensoverschrijdend gedrag waarbij een link is met een strafbaar feit. Deze herstelrechtvoorzieningen
worden gefinancierd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. In aanvulling
hierop verkent OCW in samenwerking met JenV, SZW en VWS de mogelijkheden om een pilot
op te zetten voor de inzet van herstelbemiddeling in zaken van niet-strafbaar seksueel
grensoverschrijdend gedrag. In de jaarlijkse voortgangsrapportage van het NAP die
de Kamer in het eerste kwartaal van 2025 ontvangt, wordt nader informatie gegeven
over de uitvoering van de motie.
Tot slot
Wij beseffen hoe belangrijk het is om dit onderwerp onder de aandacht te blijven brengen
en streven naar een situatie waarin er minder slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld zijn. En daarmee een afname van het aantal meldingen. Helaas
zijn we daar nog niet. Daarom zetten wij ons via het NAP onvermoeibaar in om dit gedrag
en geweld te verminderen en te voorkomen.
Wij zijn de regeringscommissaris dankbaar voor dit advies en waarderen de bijdrage
van de deelnemende organisaties aan dit onderzoek. Het geeft ons waardevolle inzichten
in welke factoren van belang zijn om te zorgen voor toekomstbestendige hulpverlening
na seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Want elk slachtoffer gunnen
we passende hulpverlening om zo een kans te hebben op herstel. Een kans om – ondanks
wat hij/zij heeft meegemaakt – het leven weer op te kunnen pakken.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V. Maeijer
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V.P.G. Karremans
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
I. Coenradie
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
T.H.D. Struycken
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
I. Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport