Brief regering : Zonnebrief
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
31 239
Stimulering duurzame energieproductie
Nr. 1464
BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 januari 2025
Zonne-energie, specifiek zonnepanelen (hierna «zon-PV»), is belangrijk voor de bouw
van ons duurzame, betaalbare en betrouwbare energiesysteem. Zon-PV draagt bij in het
voorzien van onze eigen energie-opwek, het verminderen van afhankelijkheden van andere
landen en het behalen van onze klimaatdoelstellingen. Het Nationaal Plan Energiesysteem1 beschrijft deze belangrijke rol voor zon-PV in ons energiesysteem. Een verantwoorde
en duurzame groei van zon-PV is daarom essentieel.
De sector heeft aandacht voor deze ontwikkeling en werkt steeds meer op integrale
en innovatieve wijze aan de groei van zon-PV binnen de beschikbare fysieke ruimte
en ruimte op het elektriciteitsnet. Vakmensen dragen zorg voor de kwaliteit van installatie
en realisatie van zon-PV. Ook wordt het realiseren van zon-PV parallel aan de ontwikkeling
van conversie, (flexibele) vraag en opslag steeds belangrijker. Het kabinet streeft
daarom naar gerichte en multifunctionele inpassing van zon-PV, zoals zon-PV op daken
en gevels in de gebouwde omgeving.
De afgelopen 5 jaar is het totaal opgesteld vermogen van zon-PV vervijfvoudigd van
4,6 GWp in 2018 naar 23,9 GWp eind 2023.2 Inmiddels hebben ruim 3 miljoen woningen zon-PV en wordt de Regionale Energie Strategie
(RES)-doelstelling van tenminste 35 TWh in 2030 waarschijnlijk behaald. Het behalen
van het gezamenlijke RES-bod van 55TWh wordt echter onwaarschijnlijk.3 De Kamer wordt begin dit jaar hierover geïnformeerd middels de voortgang RES-brief.
Het kabinet is zich ervan bewust dat de snelle groei van zon-PV heeft geleid tot ingewikkelde
marktomstandigheden en onzekerheden voor zowel de sector als consument. Het uitbreiden
van het elektriciteitsnet kan het tempo waarmee zon-PV wordt gerealiseerd niet volgen.
Nieuwe (grootschalige) zon-PV projecten kunnen vaak op korte termijn geen aansluiting
krijgen en het aantal uren met negatieve elektriciteitsprijzen neemt toe. Dit terwijl
op gerichte locaties, nabij (flexibele) vraag naar elektriciteit, zon-PV juist wel
een oplossing kan zijn in het voorzien van duurzame en betaalbare energie. Het verhogen
van het direct eigen verbruik op zonnige momenten, bij zowel nieuwe als bestaande
installaties, groot en klein, is daarbij van essentieel belang.
Ook de komende jaren zullen de bestaande uitdagingen bij de realisatie van zon-PV
van invloed blijven op een verantwoorde en duurzame groei van zon-PV. Met deze brief
informeert het kabinet de Kamer over de groei van zon-PV en actuele beleidsontwikkelingen
om de randvoorwaarden voor de realisatie van zon-PV op orde te brengen:
1. Ruimtelijke inpassing,
2. Strategische autonomie, weerbaarheid en innovatie,
3. Netcongestie en integratie in het energiesysteem,
4. Financiële stimulering,
5. Participatie en lokaal eigendom,
6. Veilig werken en veilige installatie.
Het kabinet geeft in deze brief opvolging aan de motie-Kroger/Boucke, de motie-Thijssen
en de motie-Romke de Jong/Rahimi.4 5 6 Eveneens wordt invulling gegeven aan gedane toezeggingen.7
1. Ruimtelijke inpassing
Het kabinet zet in op het realiseren van zon-PV nabij vraag naar elektriciteit. Zon-PV
is geschikt om de gebouwde omgeving te voorzien in een deel van het eigen verbruik
en daar sluit de aangescherpte voorkeursvolgorde zon op aan. Het kabinet geeft prioriteit
aan zon-PV op daken en gevels. Zon-PV op landbouw- en natuurgronden is in principe
ongewenst verklaard.
Aanscherping voorkeursvolgorde zon
Met de aanscherping van de voorkeursvolgorde zon, zoals in oktober 2023 bestuurlijk
is afgesproken tussen het Rijk, Interprovinciaal Overleg (IPO), Vereniging Nederlandse
Gemeenten (VNG), de Unie van Waterschappen (UvW) en Netbeheer Nederland (NBNL), zetten
we in op zon-PV volgens de treden van de voorkeursvolgorde zon: trede 1 «zon op daken
en gevels», trede 2 «zon binnen bebouwd gebied», trede 3 «zon buiten bebouwd gebied»,
en trede 4 «zon op landbouw- en natuurgronden».8 Dit met als doel om landbouw- en natuurgronden te ontzien van zon-PV. Slechts in
specifieke gevallen kan daarop een uitzondering (nee, tenzij) worden gemaakt. De uitzonderingsgronden
voor trede 4 «zon op landbouw- en natuurgronden» betreffen 1) agri-PV, 2) transitiegronden
en 3) netcongestieneutrale projecten.
Samen met het Nationaal Programma Regionale Energiestrategieën (NP RES) wordt ingezet
om zon-PV op andere treden te stimuleren en wordt vastgehouden aan het behalen van
het RES-bod van 55TWh. Hierbij onderstrepen de partijen het belang van inpassing in
landschap, energiesysteem en wordt gestreefd naar 50% lokaal eigendom. Tot slot zijn
projecten in een vergevorderd stadium uitgezonderd in de gemaakte afspraken.
Monitoring voorkeursvolgorde zon
De monitoring van de gemaakte bestuurlijke afspraken is belegd bij het NP RES. Het
NP RES maakt gebruik van de door provincies en gemeenten aangeleverde data. Uit een
eerste inventarisatie blijkt dat provincies en gemeenten uitvoering geven aan de aangescherpte
voorkeursvolgorde zon. De provincies hebben de afspraken begin 2025 verwerkt in hun
provinciale verordeningen. De uitkomsten van deze bestuurlijke afspraken zullen in
de komende jaren cijfermatig zichtbaar worden in de monitoring.
Op dit moment is het totaal opgesteld vermogen aan zon-op-dak groter dan zon-op-veld.
De komende jaren zullen echter nog zon-op-veld projecten worden gerealiseerd waardoor
deze verhouding zal veranderen, al worden ook zon-op-dak projecten gerealiseerd. De
zon-op-veld projecten die in de komende jaren worden gerealiseerd vallen onder één
van de uitzonderingsgronden (met name transitiegronden) of hebben een vergunning ontvangen
voordat de bestuurlijke afspraken zijn aangescherpt (en waren daarmee in een vergevorderd
stadium).
De komende jaren wordt het NP RES gevraagd om de monitoring voort te zetten en te
verfijnen zodat cijfermatig beter onderbouwde conclusies kunnen worden getrokken.
Het kabinet zal de Kamer hierover dit jaar nader informeren. Over de voortgang van
de RES-doelstelling wordt de Kamer in het begin van dit jaar geïnformeerd in de jaarlijkse
RES-brief.
Normering zon op dak
Ten aanzien van trede 1 van de voorkeursvolgorde zon, zon op daken en gevels, zijn
er een aantal ontwikkelingen:
• De subsidieregeling verduurzaming voor verenigingen van eigenaars (SVVE) is gewijzigd
om vanaf 1 januari 2025 ook subsidie aan te vragen voor advies over zon-PV op hun
gebouw;
• Na de afgeronde Europese onderhandelingen over de herziene richtlijn energieprestatie
van gebouwen (EPBD) volgen verplichtingen voor zonne-energie voor nieuwbouw, bestaande
grote gebouwen in publiek eigendom en bij vergunningplichtige renovatie van grote
utiliteitsbouw die een vergunning plichtige renovatie ondergaan.9 De bepalingen worden geïmplementeerd in nationale regelgeving, die het kabinet momenteel
uitwerkt, waarna de Kamer hierover wordt geïnformeerd;
• Een wijziging in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) ten aanzien van een maatwerkvoorschriftbevoegdheid
zon-op-dak is heroverwogen en niet doorgezet als gevolg van de consultatiefase.10 In de vorige Kamerbrief over zon-PV aan de Kamer is een voorstel aangekondigd waarbij
de Minister van VRO gemeenten de mogelijkheid geeft om eigenaren van bestaande utiliteitsgebouwen
met een gebruiksoppervlakte > 250 m2 te verplichten om de dakpotentie te benutten voor de opwek van zonne-energie via
een maatwerkvoorschriftbevoegdheid in het Bbl. Met name vanwege de beperkte aanvullende
juridische mogelijkheden geboden aan het bevoegd gezag en de ervaren onduidelijkheid
in relatie tot de bestaande eisen voor de energiebesparingsplicht, de algemene maatwerkbevoegdheid
en de voornoemde verplichtingen voortvloeiend uit de herziene EPBD;
• De Minister van VRO heeft het besluit tot wijziging van het Bbl voor advies naar de
Afdeling advisering van de Raad van State gestuurd in het kader van de implementatie
van de herziene richtlijn hernieuwbare energie (RED). De implementatie van de RED
betreft een verplichting voor een minimumniveau van hernieuwbare energie bij vervanging
van het volledige verwarmingssysteem in bestaande gebouwen wanneer dit technisch,
functioneel en economisch haalbaar is. De verplichte voorbeeldrol van publieke gebouwen
voor de opwek van hernieuwbare energie vult het kabinet onder meer in door het programma
zon op Rijksdaken en het ontzorgingsprogramma maatschappelijk vastgoed;
• Het kabinet geeft uitvoering aan de bestuurlijke afspraken om in 2030 80 procent van
de geschikte daken van Rijksgebouwen te benutten voor een tweede functie, zoals de
opwek van hernieuwbare energie, via het programma Zon op Rijksdaken van het Rijksvastgoedbedrijf.
Inmiddels is geïnventariseerd hoeveel daken – het gaat om Rijkskantoren en defensiegebouwen
– eind 2025 worden voorzien van zon-PV. Daarbij zijn reeds twaalf van de 70 rijkskantoren
met geschikte daken belegd met zonnepanelen en worden er nog veertien extra daken
belegd. Daarmee is de schatting dat ongeveer 37 procent van de geschikte kantoordaken
wordt benut. Ten aanzien van het defensievastgoed worden 96 van de 540 panden met
een geschikt dak benut (ongeveer 18 procent). Met de herziene EPBD volgen er verplichtingen
voor het benutten van gebouwen van publieke instanties voor zonne-energie opwek; de
genoemde 80 procentdoelstelling wordt verder ingevuld door implementatie van de EU-verplichtingen.
Voortgang motie verplichting plaatsen zonnepanelen boven parkeerterreinen
Om invulling te geven aan de cf. motie-Boulakjar/Boucke11 voorgestelde verplichting voor zon-PV boven parkeerterreinen onderzoekt het kabinet
de gevolgen van de verplichting voor het eigendomsrecht en hoe dit kan landen binnen
de Omgevingswet. Elementen als schaduwwerking, transportcapaciteit op het net, de
grootte, technische mogelijkheden en de afwezigheid van mogelijkheden voor eigen gebruik
van de opgewekte energie en de opgaven vanuit de RES’en worden eveneens meegenomen
in de afweging om over te gaan tot de voorgestelde verplichting. Het kabinet informeert
de Kamer dit jaar over de uitkomsten van dit onderzoek en komt dan tevens met een
kabinetsstandpunt over de uitvoering van deze motie.
Inzet Rijksgronden
In het programma Opwek van Energie op Rijksvastgoed (OER) stelt het Rijk eigen areaal
beschikbaar voor grootschalige opwek van hernieuwbare energie om zo een substantiële
bijdrage te leveren aan de energietransitie en de opgave van de RES’en. De voorbereiding
van deze projecten wordt door de samenwerkende Rijkspartijen gedaan. Conform de filosofie
van de RES’en, worden de OER-projecten in principe door de betreffende provincies
of gemeenten ruimtelijk ingepast, waarbij zij optreden als bevoegd gezag. Waar nodig
zal het Rijk hiervoor de bevoegdheid overdragen. Rijk zorgt tevens dat de gronden
marktconform, openbaar en transparant worden getenderd, vergelijkbaar met de aanpak
voor wind op zee.
Het programma ziet een toenemende vraag naar rijksgronden voor realisatie van energie-opwek.
Deze projecten passen goed binnen de hiervoor genoemde afspraken over de aangescherpte
voorkeursvolgorde zon (trede 3). Het programma is onlangs uitgebreid met gronden van
ProRail en Defensie. In 2024 kent OER daarmee 45 projecten op gronden van Rijkswaterstaat,
Rijksvastgoedbedrijf, ProRail en Defensie. De projecten in de pijplijn hebben een
potentiële opwekcapaciteit van ongeveer 1.000 – 2.000 MWp.
Zon op zee
Zonne-energie op zee is een innovatieve groene technologie die potentie biedt om de
hoeveelheid opgewekte elektriciteit binnen een windpark op zee te verhogen, middels
toevoeging van drijvende zonnepanelen op de ruimte tussen de windturbines. Het opwekprofiel
is complementair aan windenergie op zee waardoor het elektriciteitsnet op zee efficiënter
en daarmee rendabeler benut kan worden. Hiertoe is in recente vergunningverlening
(tenders) voor windparken op zee 50 MWp aan zonne-energie op zee gestimuleerd.12
In 2023 is een onderzoeksopgave ingesteld naar de haalbaarheid van 3 GWp capaciteit
rond 2030; deze ambitie blijkt te ambitieus op basis van gesprekken met de markt omdat
de noodzakelijke techniek zich nog in een te innovatief stadium bevindt.13 Momenteel staat de business case van nieuwe windparken op zee staat onder druk; een
aanvullende impuls voor zonne-energie op zee introduceert hierbij te veel additionele
onzekerheden. Daarom heeft het kabinet besloten om in de eerstvolgende tenders voor
windenergie op zee, zoals gepland voor Q3 2025, geen criterium voor zonne-energie
op zee op te nemen. Voor opvolgende tenders voor windenergie op zee zal het kabinet
deze afweging opnieuw maken.
Vanwege de belangrijke complementaire bijdrage die zon op zee op termijn kan leveren
gaat het kabinet door met het stimuleren van de onderliggende techniekontwikkeling.
Om hieraan continuïteit te bieden wordt een innovatieprogramma opgezet, met als doel
de technologie te verfijnen zodat het geschikt wordt voor opschaling. Hiervoor is
€ 44,5 mln. beschikbaar gesteld vanuit het Klimaatfonds.14 Daarnaast wordt ingezet op stimulering van demonstratieprojecten binnen bestaande
windparken op zee, om zo opschaling, kostendaling en integratie met windparken op
zee te ondersteunen. Ook worden de activiteiten om de ecologische effecten van zonne-energie
op zee inzichtelijk te maken voortgezet, waarbij ook de cumulatieve effecten met windenergie
op zee worden onderzocht.
Kennisdeling
In opdracht van het Ministerie van VRO is onderzocht wat er nodig is om de ontwikkeling
van multifunctioneel ruimtegebruik ten behoeve van efficiënte opwek van zonne-energie
te versnellen. CE Delft heeft in samenwerking met de Helpdesk Zonopwek van RVO en
NP RES aan de hand van kennissessies ervaringen opgehaald en mogelijke oplossingsrichtingen
opgesteld voor de ontwikkeling van multifunctioneel ruimtegebruik en zon-PV.15 De ervaringen die zijn opgehaald zijn geanalyseerd en vertaald naar vijf concrete
oplossingsrichtingen die antwoord geven op de vraag: «Wat is er nodig om meer zon-PV
te ontwikkelen op maatschappelijk vastgoed, bedrijventerreinen, parkeerplaatsen en
water?».
In de eerdergenoemde motie van de leden Boulakjar en Boucke wordt ook ingegaan op
het delen van kennis en kunde via het NP RES.16 De helpdesk Zonopwek biedt een uitgebreide kennisbank met onder andere informatie
over solar carports en heeft ook een kennissessies georganiseerd over dit thema.17
2. Strategische autonomie, weerbaarheid en innovatie
De energietransitie biedt kansen om Nederland grotendeels te voorzien in eigen energie-opwek
en de afhankelijkheid van andere landen te verminderen. Tegelijkertijd worden nieuwe
productieketens opgebouwd waardoor afhankelijkheden kunnen ontstaan. Dit geldt ook
voor de producten voor zon-PV, waarvan het grootste deel buiten Europa wordt geproduceerd.
Al jaren ervaren de Europese en Nederlandse maakindustrie uitdagingen door een sterk
dalende kostprijs van geïmporteerde zonnepanelen. Het kabinet zet in op de versterking
van de Nederlandse en Europese zon-pv-industrie, onder andere door de implementatie
van onderstaande ontwikkelingen. Eerder heeft Nederland de Solar Charter ondertekend waarmee Nederland en ondergetekende lidstaten aangeven zich in te zetten
voor het verbeteren van de concurrentiepositie van de zon-PV-waardeketen.18
Net Zero Industry Act
De Europese Commissie (CIE) werkt toe naar de uitvoering van de Net Zero Industry
Act (NZIA) die in juni 2024 in werking is getreden. Het doel van de NZIA is om ten
minste 40% van de jaarlijkse Europese behoefte aan productiecapaciteit voor schone
technologieën, waaronder zon-PV, in de EU te realiseren in 2030. Daarnaast streeft
de CIE met de NZIA naar een weerbaar Europees energiesysteem en het vergroten van
haar strategische autonomie. De NZIA moedigt innovatie en onderzoek van netto-nul
technologieën aan, met speciale aandacht voor het opschalen van veelbelovende nieuwe
technologieën die kunnen bijdragen aan de klimaatdoelstellingen.
Nederland levert input aan de CIE om de scope van de NZIA nader vorm te geven. Om
de toegang tot markten te vergemakkelijken zullen lidstaten rekening moeten houden
met duurzaamheid, veerkracht, cyberveiligheid en andere kwalitatieve criteria bij
aanbestedingsprocedures voor netto-nultechnologieën en veilingen voor de inzet van
hernieuwbare energie. De implementing act van de NZIA zal naar verwachting dit voorjaar
worden gepubliceerd.
Solar NL
Op 30 juni 2023 is bekend gemaakt dat het Groeifondsvoorstel SolarNL € 135 mln. toegekend
heeft gekregen en € 227 mln. voorwaardelijk; in het voorjaar van 2024 vond de formele
start plaats en de eerste beschikkingen zijn ontvangen door partijen. SolarNL creëert
het fundament voor het innovatie-ecosysteem voor lokale ontwikkeling van nieuwe zon-PV-technologieën
en stimuleren van de pv-maakindustrie in Nederland. Hierbij wordt ingezet op de ontwikkeling
van drie verschillende programmalijnen:
• hoog-rendement zonnecellen op basis van heterojunction celtechnologie;
• productie en ontwikkeling van flexibele zonnefolies op basis van het materieel perovskiet;
• Ontwikkeling van zon-PV-producten geïntegreerd in gebouwen, voertuigen en infrastructuur.
Met de Investeringssubsidie maakindustrie klimaatneutrale economie (IMKE) kan sinds
vorig jaar subsidie worden aangevraagd voor investeringen die nodig zijn om productielijnen
op te zetten voor het produceren van batterijen, elektrolysers en zonnepanelen. Dit
kunnen ook productielijnen zijn voor noodzakelijke onderdelen van deze producten zoals
zonnecellen.
Circulariteit
Het kabinet streeft naar de integratie van circulariteit bij zon-PV en zet via het
Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) in op de ontwikkeling van (innovatieve)
circulaire zonnepanelen, hoogwaardige verwerking van bestaande zonnepanelen, levensduurverlenging
en waar mogelijk reparatie en hergebruik.19 Circularity-by-design en het beperken van gevaarlijke stoffen, zoals PFAS, antimoon
en lood in zonnepanelen is daarbij essentieel. De Buyer Group Duurzame Zonnepanelen
heeft aandacht voor duurzaamheidsaspecten van zon-PV en bevordert het inkopen van
duurzame zonnepanelen. De Kamer is in november 2024 geïnformeerd over de PV-maakindustrie,
PFAS en recycling van zon-PV in Nederland middels gestelde Kamervragen door het lid
Vermeer.20
Het kabinet onderzoekt de mogelijkheid om een robuuste en betrouwbare methode vast
te stellen om de CO2-voetafdruk van zonnepanelen te berekenen en deze te certificeren. Dit heeft als doel
om transparantie te creëren over de CO2-voetafdruk van zonnepanelen en, indien wenselijk en mogelijk, een eis op te nemen
in de SDE++ omtrent een maximaal toegestane CO2-voetafdruk van zonnepanelen voor SDE++-projecten.
Tevens heeft het kabinet, recent een productteam circulaire zon-PV aangesteld, met
experts uit de sector die het kabinet adviseren over een op te stellen routekaart
ter bevordering van circulariteit van zon-PV. Het kabinet kijkt ernaar uit dit advies
dit voorjaar te ontvangen.
IMVO-Convenant HE en wetgeving
Met het IMVO-Convenant Hernieuwbare Energie (HE), gesloten met partijen actief in
de hernieuwbare energiesector, wordt samengewerkt om misstanden in de keten van hernieuwbare
energie in kaart te brengen, te adresseren en te voorkomen. Deelnemende bedrijven
worden ondersteund bij het verbeteren van hun gepaste zorgvuldigheid door onder andere
het organiseren van verschillende collectieve brainstorm- en kennissessies. Daarnaast
vindt aan de hand van een beoordelingskader, dat in lijn is met de OESO-richtlijnen
voor multinationale ondernemingen voor de jaarlijkse monitoring van aangesloten bedrijven
plaats. In de eerste jaarrapportage wordt de voortgang van de activiteiten binnen
het Convenant beschreven.21
Daarnaast draagt ook Europese IMVO-wetgeving bij aan het voorkomen van misstanden
in de keten van hernieuwbare energie:
• de in 2024 in werking getreden Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) verplicht grote ondernemingen die actief zijn op de Europese markt om risico’s
voor mens en milieu in hun waardeketens in kaart te brengen en waar nodig aan te pakken.
Hoewel de CSDDD primair van toepassing is op grotere bedrijven zal ook het MKB via
grote zakenpartners te maken krijgen met de verplichtingen die eruit voortvloeien
vanuit de waardeketens waarin zij zijn opgenomen;
• de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) vereist vanaf boekjaar 2024 van beursgenoteerde bedrijven dat ze rapporteren
over de impact van hun activiteiten op mens en milieu, en vanaf 2025 gaat dit ook
gelden voor grote bedrijven;
• 13 december 2024 is de Forced Labour Regulation (FLR) in werking getreden; deze verbiedt het om producten die gemaakt zijn met dwangarbeid
op de Europese markt te brengen of daarvandaan uit te voeren. De landenneutrale verordening
zal drie jaar later van toepassing zijn op alle producten, bedrijven en economische
sectoren. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal de Kamer informeren via de reguliere
kanalen.
Digitale weerbaarheid en cybersecurity
Digitalisering biedt kansen om het energiesysteem efficiënter en slimmer te maken,
maar de afhankelijkheid van ICT-systemen zorgt ook voor digitale kwetsbaarheden en
cyberrisico’s. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en Topsector Energie
hebben onderzoek laten doen naar inzichten in de risico’s, impact en maatregelen voor
cyberweerbare zonnestroominstallaties.22 Voor zon-PV-installaties zitten kwetsbaarheden vooral in de omvormers die verbonden
zijn met het internet. Het kabinet werkt aan wet- en regelgeving voor cybersecurity
eisen voor fabrikanten van digitale producten, waaronder omvormers van zon-PV installaties,
middels de uitvoering van de herziene radioapparaten-richtlijn (of Radio Equipment
Directive; RED) in 2025 en de Europese verordening cyberweerbaarheid (of Cyber Resilience
Act, CRA) in 2027.
Momenteel geldt de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni) die verplichtingen
oplegt aan vitale aanbieders voor het treffen van beveiligingsmaatregelen om de digitale
weerbaarheid te verhogen, waaronder voor beheerders van grootschalige zonneparken.
Het kabinet werkt aan de implementatie van de Europese netwerk- en informatiebeveiligingsrichtlijn
(NIS2-richtlijn) in de Cyberbeveiligingswet (Cbw). De Cbw zal naar verwachting dit
najaar in werking treden en vervangt de Wbni. Aanvullend op de Cbw werkt het kabinet
aan de Nederlandse implementatie van de Netcode voor Cybersecurity (NCCS, hierna:
Netcode), een Europese verordening die de cyberveiligheid van het Europese elektriciteitsnetwerk
verbetert. De Netcode is op 13 juni 2024 in werking getreden. Alle Europese lidstaten
hebben vervolgens vier jaar de tijd om alles gereed te hebben staan. Vanaf juni 2028
zijn de eisen onder de Netcode bindend.
3. Netcongestie en integratie in het energiesysteem
De realisatie van zon-PV nabij vraag naar elektriciteit zal een belangrijke rol spelen
in het beperken van transportschaarste en de ontwikkeling van het energiesysteem.
Daarbij is het van belang dat (flexibele) vraag en aanbod van zon-PV, conversie en
opslag beter op elkaar worden afgestemd.
Netcongestie
Het elektriciteitsnet in Nederland loopt in de huidige vorm tegen zijn grenzen aan.
Netcongestie vormt een uitdaging voor de ontwikkeling van het energiesysteem. In toenemende
mate is er meer vraag naar transportcapaciteit dan er beschikbaar is. Zolang het stroomnet
nog niet voldoende is uitgebreid en verzwaard, kunnen nieuwe aanvragen in veel situaties
niet toegekend worden en komen (nieuwe) netgebruikers, waaronder ontwikkelaars van
grootschalige zon-PV op de wachtlijst.
Daarnaast neemt het aantal uren met negatieve elektriciteitsprijzen toe, met als gevolg
dat zon-PV-ontwikkelaars, in met name zomermaanden op momenten van overproductie,
grootschalige zon-PV-installaties uit- of afschakelen op basis van marktprijzen of
op verzoek van netbeheerders. Door toename van zon-PV in buurlanden zullen ook deze
landen steeds vaker hun eigen elektriciteitsvraag bedienen met zon-PV, waardoor de
export van in Nederland geproduceerde duurzame stroom naar buurlanden afneemt.
Ook in de laagspanningsnetten neemt de vraag naar transportcapaciteit toe. Zonnepanelen
kunnen namelijk zorgen voor een grote gelijktijdige piek in het laagspanningsnet.
Omvormers schakelen automatisch uit bij een te hoge spanning (>253V) om schade aan
apparaten te voorkomen. Woningen met zonnepanelen die het verst weg van de wijktransformator
verwijderd zijn, worden door de opbouwende spanning in elektriciteitskabels automatisch
als eerste afgeschakeld.
Integratie van zon-PV in het energiesysteem
Het is van groot belang dat het net zo efficiënt mogelijk wordt benut om de gevolgen
van transportschaarste te beperken. Dit kan door op pieken minder transport te vragen
of juist effectief gebruik te maken van restcapaciteit. Daarbij is het belangrijk
dat vraag en aanbod in het decentrale elektriciteitsnet lokaal beter op elkaar wordt
afgestemd en parallel gaan lopen aan de ontwikkeling van conversie, (flexibele) vraag,
opslag en andere hernieuwbare elektriciteitsbronnen.
Efficiënte inpassing van zon-PV in het elektriciteitsnet kan langs, onder andere,
de volgende manieren worden vormgegeven:
– verhogen van het aandeel eigen verbruik,
– plaatsen van panelen in net-efficiënte oriëntatie (e.g. oost-west),
– technisch niet op maximale capaciteit aansluiten,
– combineren van zon-PV en windenergie op één aansluiting (cable pooling),
– energie delen,
– aansluiten van een fysieke directe lijn tussen afnemer en opwekker zonder (of door
minder) gebruik te maken van het elektriciteitsnet,
– bijplaatsen van opslag of conversie (e.g. groene waterstof via elektrolyse) waarmee
niet-benutte opwek uitgesteld kan worden ingevoed of anders kan worden benut,
– toepassen van congestiemanagement.
Netcongestie mitigerende maatregelen grootschalig zon-PV
Op dit moment houdt de SDE++ bij zon-PV rekening met opwekcongestie, specifiek piekbelasting,
door te vereisen dat het additioneel gecontracteerd terugleververmogen voor zon-PV
maximaal 50% van het piekvermogen van de installatie mag zijn. Daarnaast wordt bij
de subsidieaanvraag een transportindicatie vereist, die aantoont dat het elektriciteitsnet
op de geplande locatie nog niet vol zit. Er wordt doorlopend verkend of er aanvullende
mogelijkheden zijn om binnen de SDE++-subsidie rekening te houden met netcongestieproblematiek.
Omdat de elektriciteitsproductie en -vraag op elk moment in evenwicht moeten zijn,
is zon-PV vooral gebaat bij toename van de flexibele vraag naar elektriciteit. Dit
voorjaar zal het kabinet hierop terugkomen in een visie op de benodigde opschaling
van flexibiliteit in een CO2-vrije elektriciteitsketen in Nederland. Dan zal ook nader worden ingegaan op de maatregelen
die het kabinet neemt om de opschaling van flexibiliteit te versnellen.
Netcongestie mitigerende maatregelen kleinschalig zon-PV
In januari 2024 is de Actieagenda Netcongestie Laagspanningsnetten gepubliceerd die
onderdeel is geworden van het LAN.23 NBNL doet momenteel samen met Holland Solar en het Ministerie van KGG onderzoek naar
de haalbaarheid van een (dynamische) begrenzing van omvormers van zonnepanelen om
te voorkomen dat zon-PV installaties volledig uitschakelen. In het voorjaar van 2025
wordt de Kamer geïnformeerd over de onderzoeksresultaten en eventuele vervolgacties.
Het kabinet verwacht dan ook invulling te kunnen geven aan de motie van de leden Rooderkerk
en Grinwis over het flexibel instellen van nieuwe zon-PV systemen op daken.24
Zon-PV in combinatie met een (thuis)batterij kan bijdragen aan het verhogen van het
gebruik van eigen opgewekte stroom. In de huidige situatie loont het meer om met een
thuisbatterij te handelen op de onbalansmarkt. Eigen verbruik is daardoor lager en
het net wordt meer belast. Momenteel wordt gekeken naar manieren om de spelregels
voor batterijen, zodat deze minstens netcongestieneutraal worden ingepast en eigen
verbruik van zelf opgewekte zonnestroom wordt verhoogd. Onlangs is de Kamer hierover
geïnformeerd.25
Nu is al bekend dat door zoveel mogelijk zelfopgewekte elektriciteit achter de meter
te verbruiken, kan worden bijgedragen aan het verminderen van overbelasting van het
laagspanningsnet. Milieu Centraal geeft voorlichting over het verhogen van het eigen
verbruik aan consumenten. Zo kan het eigen verbruik stijgen door apparaten zoals de
vaatwasser, warmtepomp of laadpaal voor de elektrische auto op zonnige momenten te
gebruiken. Vóór de aanschaf van zonnepanelen kan gekeken worden naar de opstelling
van deze panelen. Bij een opstelling richting het oosten of westen zal het opwekprofiel
beter aansluiten bij het verbruiksprofiel vergeleken met een opstelling richting het
zuiden. Dit zorgt voor een hoger eigen verbruik.
4. Financiering Zon-PV
Grootschalige zon-PV
Recent heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd over de afgelopen openstellingsronde
2024 van de SDE++26 en SCE27. Het aantal aanvragen voor zon-PV was daarin lager dan in voorgaande jaren. Dit is
mogelijk te verklaren door de meer uitdagende omstandigheden waar zon-PV projecten
mee te maken hebben, zoals netcongestie waardoor projecten moeilijker gerealiseerd
worden, en doordat uren met negatieve elektriciteitsprijzen toenemen waardoor de businesscase
verslechtert. Dit voorjaar zal het kabinet de Kamer informeren over de openstelling
van de SDE++ in 2025. Zoals eerder aangekondigd worden vanaf 2025, voor de reguliere
zon-op-veld installaties, alleen nog de natuurinclusieve categorieën opengesteld.
Dit betekent dat, om in aanmerking te komen voor de SDE++-subsidie, in de vergunningen
natuurinclusieve maatregelen moeten zijn verwerkt. IPO en VNG hebben hiervoor voorbeeldteksten
laten ontwikkelen om toe te passen bij vergunningverlening voor wind- en zonneparken.28 Sinds de SDE++ ronde van 2024 staat ook de categorie zon-op-dak voor zwakke daken
open, waarbij kosten voor dakversterking in de basisbedragen verwerkt zijn. Dit om,
in lijn met de voorkeursvolgorde zon, zon op dak passend te stimuleren en een groter
potentieel aan daken te omsluiten.
Sinds de openstellingsronde van 2024 geldt voor elektriciteit opgewekt uit zon-PV
dat inkomsten bij hoge marktprijzen gedurende de subsidieperiode worden verrekend met reeds uitgekeerde of nog uit te keren subsidie bij lage
marktprijzen. Tegelijk met het invoeren van deze maatregel is het subsidiëren van
eigen verbruik vanuit de SDE++ gestopt. Eigen gebruik is een belangrijke manier om
de belasting van het elektriciteitsnet, en daarmee ook netcongestie, te verminderen.
Als eigen gebruik wel subsidiabel zou zijn, dan zou de nieuwe overwinstverrekening
ook van toepassing zijn op deze elektriciteit. Aangezien eigen gebruik erg gunstig
is, is het zeer waarschijnlijk dat alle vermeden kosten en/of behaalde inkomsten uit
niet-netgeleverde elektriciteit als te verrekenen overwinst zouden worden aangemerkt.
Hierdoor geeft het niet subsidiëren van niet-netgeleverde elektriciteit een grotere
en wenselijke prikkel voor eigen gebruik dan het wel subsidiëren hiervan.
Tevens informeert het kabinet de Kamer dit voorjaar over de ontwikkeling van de tweezijdige
contracts for difference, het instrument dat de SDE++ voor zon-PV en windenergie op land zal vervangen. Eind
2024 heeft het Ministerie van KGG breed inzichten opgehaald uit de markt, waarna het
kabinet zich de komende tijd zal buigen over een besluit over de definitieve ontwerpkeuzes
op hoofdlijnen, waarover de Kamer in het voorjaar wordt geïnformeerd.
Beëindiging salderingsregeling en tegemoetkoming huurders
Het wetsvoorstel voor beëindiging van de salderingsregeling is op 17 december 2024
aangenomen door de Eerste Kamer. Met deze belangrijke wetswijziging wordt de salderingsregeling
per 2027 beëindigd, en ontvangt iedere actieve afnemer een redelijke vergoeding voor
teruggeleverde hernieuwbare elektriciteit, conform de afspraak uit het Hoofdlijnenakkoord
en het Regeerprogramma. In de periode tussen nu en 2027 wordt de voorbereiding voor
de zorgvuldige implementatie van deze wet opgepakt in overleg met de betrokken partijen.
Door de salderingsregeling te beëindigen, ontstaat er voor actieve afnemers een financiële
prikkel om efficiënter met hernieuwbaar opgewekte elektriciteit om te gaan. Daarmee
wordt het volledige leveringstarief bespaard, en is geen btw en energiebelasting verschuldigd.
De komende jaren zal meer aandacht worden besteed aan de kennis en de mogelijkheden
die huishoudens hebben om de door henzelf opgewekte elektriciteit zo efficiënt mogelijk
in huis te benutten.29 Dit is immers in het belang van zowel een kortere terugverdientijd van zonnepanelen
als het verminderen van de belasting van het elektriciteitsnet. Hierbij zal het kabinet
inzetten op meer energiebewustzijn, om mensen aan te zetten om slimmer de zelf opgewekte
elektriciteit te laten gebruiken. Dit is inmiddels ook onderdeel van de campagne «Zet
ook de knop om», de publiekscampagne die vanuit de Rijksoverheid wordt gevoerd. Die
communicatie vanuit de overheid is aanvullend op de voorlichting die Milieu Centraal
al aan mensen met zonnepanelen op hun dak geeft over de zelfopgewekte stroom beter
en meer zelf kunnen gebruiken. Daarbij wordt in 2025 bezien welke extra mogelijkheden
er zijn om dit via de informatievoorziening goed over te brengen.
Met de motie-Beckerman is aan de Minister van VRO gevraagd om samen met de Woonbond
en Aedes onderzoek te doen naar hoe huurders met bestaande zonnepanelen beschermd
kunnen worden tegen hogere prijzen dan ze zouden hebben zonder zonnepanelen.30 Ook is verzocht met de Woonbond en Aedes onderzoek te doen naar hoe het aanleggen
van nieuwe zonnepanelen voor huurders zo aantrekkelijk mogelijk kan worden. In dat
onderzoek wordt ook stilgestaan bij de gevolgen van beëindiging van de salderingsregeling
voor de huursector. Over de uitkomsten van dat onderzoek zal de Minister van VRO de
Kamer dit jaar informeren.
Kwaliteitsbudget
In 2023 heeft de Kamer verzocht om € 25 mln. vrij te maken voor het versterken van
ecologie en landschapskwaliteit bij en rondom projecten voor hernieuwbare energie
op land om hiermee de kwaliteit van de natuur te versterken bij het realiseren van
energieprojecten. Er is onderzoek gedaan naar mogelijkheden om het budget zo efficiënt
mogelijk te besteden.31 Op basis van de resultaten van dit onderzoek en na gesprek met NP RES en medeoverheden
wordt het budget via een Decentrale Uitkering verdeeld over de RES-regio’s. De Natuur-
en Milieufederaties (NMF) hebben voor beleidsmakers samen met het NP RES diverse kennisbladen
en een toolbox gemaakt voor een natuurinclusieve energietransitie32 en zij geven advies aan RES-regio’s over een mogelijk invulling van de besteding
van dit budget. Via NP RES zal fit jaar uitgevraagd worden hoe de RES-regio’s dit
budget besteed hebben waarna de Kamer begin 2026 zal worden geïnformeerd over de besteding
van dit budget. Hiermee doe ik de motie van de leden Kroger en Boucke af en geef ik
invulling aan de toezegging om de Kamer hierover te informeren.33 34
Klimaatfondsmiddelen multifunctionele zonprojecten
In het Klimaatfonds is voor het Meerjarenprogramma (MJP) 2026 € 150 mln. gereserveerd
voor multifunctionele zonprojecten. Rekening houdend met de bestaande subsidies, de
aanscherping van de voorkeursvolgorde zon, de gewenste en gerichte groei en de motie
van de leden Boulakjar en Boucke wil het kabinet de middelen richten op daken, solar
carports en de doorontwikkeling van agri-PV.
Het Ministerie van KGG heeft onderzoek laten doen naar de marktomstandigheden en mogelijke
financieringsopties voor solar carports35. Hieruit blijkt dat een landelijke investeringssubsidie een mogelijkheid is om de
sector en initiatiefnemers te ondersteunen. Het kabinet wil dit verder uitwerken en
onderzoekt nu verder hoe dit ingevuld kan worden. De Kamer wordt hierover dit jaar
nader geïnformeerd.
Het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) laat samen
met het Ministerie van KGG onderzoek doen door Wageningen Environmental Research (WEnR)
naar de huidige situatie en perspectieven van agri-PV. WEnR heeft circa twintig projecten
geïdentificeerd die aangemerkt kunnen worden als agri-PV, veelal kleinschalige pilots,
maar ook enkele grotere projecten. Uit het onderzoek blijkt dat agri-PV perspectief
kan bieden voor zowel de energietransitie als de doorontwikkeling van het landelijk
gebied. Daarvoor zijn nog wel een aantal stappen nodig en blijft een belangrijke randvoorwaarde
dat de agrarische productie niet belemmerd wordt door plaatsing van zonnepanelen.
Dit onderzoek zal begin dit jaar worden opgeleverd waarna het kabinet de Kamer zal
informeren.
Naar aanleiding van de uitkomsten van beide onderzoeken, zullen de Ministeries van
KGG, LVVN en VRO bekijken wat er nodig is om de kansen van solar carports en agri-PV
te benutten en zal het kabinet bespreken hoe verder uitwerking te geven aan de Klimaatfonds
gereserveerde middelen die nog niet definitief zijn toegekend. Op zijn vroegst wordt
bij de Voorjaarsnota 2025 een besluit over deze middelen genomen.
5. Participatie en lokaal eigendom
In het Klimaatakkoord van 2019 is een streefdoel opgenomen van 50% lokaal eigendom
van productie bij hernieuwbare energieprojecten in 2030. Het kabinet houdt vast aan
dit streven, omdat lokaal eigendom bijdraagt aan gelijkwaardige samenwerking tussen
marktpartijen en de lokale omgeving, en aan het vergroten van de maatschappelijke
acceptatie van hernieuwbare energieprojecten, waarmee de kans op weerstand en onnodige
vertraging van de energietransitie wordt verkleind.
Financiële Participatiemonitor
In de vernieuwde Financiële Participatiemonitor 2023 ziet het kabinet dat het lokaal
eigendom bij windparken richting de 50% beweegt.36 Bij zonneparken blijft dit achter, onder andere als gevolg van de aangescherpte voorkeursvolgorde
zon en netcongestie. Van de totale productie van alle zonneparken was vorig jaar 22%
in lokaal eigendom. De 80 nieuwe zonneparken die in 2023 werden opgeleverd, kennen
voor 26,4% een vorm van lokaal eigendom. De zonprojecten die in de pijplijn zitten,
hebben naar verwachting een lokaal eigendomsbelang van 24,9%. Met die inzet zal het
aandeel lokaal eigendom bij zonneparken niet gaan stijgen in de komende jaren. Om
het streefdoel nog te kunnen halen zet het kabinet zet in op het zoveel mogelijk verhogen
van het aandeel lokaal eigendom bij zonprojecten in de pijplijn tot 50%, en onderzoekt
het kabinet de mogelijkheden om lokaal eigendom bij bestaande zonneparken te vergroten.
Bij zonneparken is wel een duidelijke toename zichtbaar van financiële participatie
zonder eigendom en van omgevingsfondsen. Ontwikkelaars van zonneparken geven aan dat dergelijke
vormen van participatie vaak de uitkomst zijn van een participatietraject dat ze met
omwonenden doorlopen. Het is van belang dat omwonenden tijdig worden betrokken in
het proces en goed worden geïnformeerd over de participatiemogelijkheden. Als dit
niet zorgvuldig gebeurt en het participatieproces als onrechtvaardig wordt ervaren,
denken omwonenden vaker negatief over financiële participatie (bijvoorbeeld het gevoel
«afgekocht» te zijn).37 Financiële participatie en omgevingsfondsen kunnen onder bepaalde voorwaarden dus
een goede manier zijn om omwonenden te betrekken bij een zonnepark (ook in combinatie
met lokaal eigendom), maar komen idealiter pas in beeld als de mogelijkheid voor lokaal
eigendom zorgvuldig is verkend. Lokaal eigendom is immers de enige participatievorm
waarbij sprake is van gelijkwaardige samenwerking, zoals dat in het Klimaatakkoord
is vastgelegd.
Lokaal eigendom
Het blijft de vraag waarom het bij zonneparken, met name grootschalige zonneparken,
nog niet lukt om lokaal eigendom te vergroten, terwijl dit bij lokale windparken wel
al beter lukt. De verantwoordelijkheid voor het betrekken van bestaande lokale bewonersinitiatieven
(zoals wijkraden of energiecoöperaties) ligt bij de projectontwikkelaars, door de
samenwerking op te zoeken met lokale initiatieven. Gemeenten en provincies spelen
daarin ook een rol door tijdig zoekgebieden aan te wijzen en te borgen dat alle participatiemogelijkheden
zorgvuldig worden verkend. Het kabinet gaat daarom in gesprek met projectontwikkelaars,
gemeenten, provincies, energiecoöperaties, Energie Samen, NP RES en andere betrokkenen
om te verkennen wat de belangrijkste obstakels en succesfactoren zijn bij het realiseren
van lokaal eigendom bij grote zonneparken, zodat passende maatregelen kunnen worden
genomen.
Een belangrijke stap in het vergroten van lokaal eigendom ligt waarschijnlijk in het
beter borgen van lokaal eigendom bij zonprojecten in beleid bij gemeenten. De nieuwe
Energiewet geeft gemeenten een grondslag om een inspanningsverplichting op te leggen
aan projectontwikkelaars om de mogelijkheden voor lokaal eigendom goed te onderzoeken.
Volgens onderzoek van NP RES en Energie Samen heeft 31% van de gemeenten lokaal eigendom
goed in beleid geborgd.38 Het kabinet gaat daarom in gesprek met gemeenten en provincies over de belemmeringen
voor een stevige beleidsmatige borging van lokaal eigendom. Daarnaast zullen NP RES
en de Participatiecoalitie de bestaande sjablonen voor goede borging nogmaals actief
aan te reiken aan gemeenten en provincies.39 40
Een andere oorzaak voor het achterblijven van lokaal eigendom is de beperkte financiële
slagkracht en professionaliteit van veel (met name beginnende) energiecoöperaties.
Het kabinet verkent het opzetten van een pool van experts die gemeenten en provincies
kunnen helpen bij het ondersteunen van energiecoöperaties, en er worden opties onderzocht
om het Ontwikkelfonds Opwek landelijk beschikbaar te stellen. Daarnaast steunt het
kabinet Energie Samen en het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) om te komen tot
normen die duidelijk onderscheid maken en meer maatwerk bieden tussen de verschillende
energiecoöperaties, bijvoorbeeld ten aanzien van kwaliteit en winsten die ten goede
komen aan de gemeenschap. Deze acties zijn in lijn met en komen tegemoet aan de aanbevelingen
van klimaatstichting HIER41 en het Nationaal Klimaat Platform.42
Verder ontwikkelt het kabinet een visie op de rol van energiegemeenschappen en geeft
daarmee invulling aan de motie van het lid Thijssen.43 Met deze visie wordt richting gegeven aan de rol van energiegemeenschappen in het
energiesysteem en onder welke voorwaarden het potentieel van energiegemeenschappen
kan worden benut. Rond de zomer wordt de visie met de Kamer gedeeld.
6. Veilig werken en veilige installatie
Vakbekwaamheid en vakmensen
Door de grote vraag naar zon-PV in 2022 en de eerste helft van 2023 is grote druk
ontstaan op de markt, waardoor oog voor veiligheid en vakbekwaamheid, soms onbewust,
onvoldoende aandacht had bij installateurs. In 2023 heeft de Nederlandse Arbeidsinspectie
verschillende maatregelen genomen en is de aandacht in de sector voor vakbekwaamheid
van personeel bij het veilig werken op hoogte verhoogd. Het blijft belangrijk dat
consumenten een erkende installateur, die in het bezit is van een InstallQ-erkende
opleiding, benaderen voor de installatie van zon-PV. Deze zijn geregistreerd en vermeld
in het Centraal Register Techniek.44 Geregistreerde installateurs kunnen een bewijs van vakmanschap via het Vakpaspoort
Techniek aantonen aan opdrachtgevers en vakbedrijven.
Depositie en brandveiligheid
Als gevolg van branden waar zon-PV bij betrokken kan zijn, kan het gebeuren dat zonnepanelendeeltjes
in de omgeving terecht komen. Naar aanleiding van de motie van de leden Romke de Jong
en Rahimi, de motie van de leden Beckerman, Peter de Groot en Boulakjar en de oproep
van gemeenten, veiligheidsregio’s en omgevingsdiensten is in samenwerking met de VNG
en de Minister van VRO de opdracht gegeven aan het NIPV om een handelingskader op
te stellen voor medeoverheden voor de nafase van branden met depositie van resten
van zonnepanelen.45
46 Dit is een eerste stap in het beperken van de risico’s bij het opruimen van depositie
van zon-PV, zoals het voorgestelde garantstellingfonds door de leden Jong en Rahimi.
Deze zomer zal het rapport worden opgeleverd, waarna het kabinet de Kamer zal informeren.
Tevens is in 2023, in opdracht van het Ministerie van KGG, een onderzoek uitgevoerd
door TNO, NIPV, en het NEN naar de oorzaken van brand met zon-PV op gebouwen. In dit
onderzoek is er onder andere een landelijke database opgezet door NIPV waarin gebouwbranden
met zon-PV werden gemonitord. Uit deze gegevens blijkt dat van de 10.000 gebouwbranden
tussen 2022 en 2023 er 152 plaatsvonden in gebouwen met zon-PV, wat ongeveer 1% van
het totaal aantal gebouwbranden uitmaakt. Volgens het CBS waren in 2023 namelijk totaal
2.807.590 zon-PV installaties op gebouwen gerealiseerd in Nederland. Het onderzoek
geeft aan dat de oorzaak van de brand even vaak wel, als niet, in de zon-PV-installatie
ontstaat. Op basis van de verzamelde data kunnen beperkt conclusies worden getrokken,
mede omdat branden met zon-PV niet vaak voorkomen. Om die reden wil het kabinet verder
inzetten op monitoring. Hiermee geeft het kabinet invulling aan de toezeggingen om
de Kamer te informeren over de resultaten van het onderzoek naar de oorzaken van brand
met zon-PV op gebouwen.47
Verzekerbaarheid
Het NP RES ontvangt signalen dat verzekerbaarheid een uitdaging blijft bij sommige
zon-PV projecten. Dit komt met name voor bij grote bedrijfsdaken en in specifieke
gevallen. Keuringen, zoals de Scope 12, verhogen de (brand)veiligheid en kwaliteit
van zon-PV installaties en daarmee ook de verzekerbaarheid, maar resulteren ook in
verhoogde kosten voor ontwikkelaars. Op dit moment is het kabinet in gesprek met de
sector, NP RES en het Verbond van Verzekeraars over bestaande belemmeringen en wordt
in gezamenlijkheid eventuele vervolgacties geïnventariseerd. Het voortzetten van de
monitoring van gebouwbranden met zon-PV vormt hier ook een belangrijk onderdeel van.
Hiermee geef ik opvolging aan de eerder benoemde motie van de leden Jong en Rahimi.
7. Tot slot
Een verantwoorde groei van zon-PV is van belang voor de ontwikkeling van een duurzaam,
betaalbaar en betrouwbaar energiesysteem. De balans tussen vraag en aanbod van elektriciteit
in tijd en locatie wordt hierbij steeds belangrijker. De betrokkenheid van overheden,
bedrijven en burgers is hierbij van groot belang. Daarom zet het kabinet op acties
om zon-PV door te laten groeien als onderdeel van de decentrale ontwikkelingen in
het huidige en toekomstige energiesysteem. Het kabinet informeert de Kamer dit jaar
over de decentrale doorontwikkeling van het energiesysteem, met aandacht voor de groei
van zon-PV.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans
Indieners
-
Indiener
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei