Brief regering : Verzamelbrief financiering van politieke partijen
32 634 Financiering politieke partijen
Nr. 17
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 januari 2025
De Commissie toezicht financiën politieke partijen (Ctfpp) adviseert de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) over de toepassing van en het toezicht
op de naleving van de Wet financiering politieke partijen (Wfpp). Op 27 september
2024 heeft de commissie geadviseerd over de verantwoording van politieke partijen
over het verantwoordingsjaar 2023. Hierbij bied ik u het advies van de commissie aan
en reageer ik tevens op de door de commissie genoemde aandachtspunten.
Naast het advies van de commissie bied ik u het reviewrapport van de Auditdienst Rijk
(ADR) aan. De ADR heeft reviews uitgevoerd op de werkzaamheden van de accountants
van politieke partijen over het verantwoordingsjaar 2021. Middels deze brief reageer
ik op de door de ADR gedane aanbevelingen en informeer ik u over enkele ontwikkelingen
op het gebied van het beleid en toezicht op politieke partijen.
Reactie op het advies van de Ctfpp over het verantwoordingsjaar 2023
Alle politieke partijen met ten minste één zetel in de Staten-Generaal moeten voor
1 juli van elk kalenderjaar verantwoording afleggen aan de Minister van BZK over het
voorgaande kalenderjaar. Deze verantwoording moet een beeld geven van de ontvangen
giften en overige inkomsten, de vermogenspositie en de schulden van een partij. Indien
een partij dat jaar subsidie heeft ontvangen, moet daarnaast de subsidiebesteding
worden verantwoord. In 2023 ontving één partij, de PVV, geen subsidie en hoefde derhalve
alleen verantwoording af te leggen over de ontvangen giften en overige inkomsten en
aangegane schulden. Voorafgaand aan de deadline heb ik alle partijen geïnformeerd
over hun verplichtingen. Na een controle van de ingediende stukken heb ik partijen,
waar nodig, vier weken de tijd gegeven om geconstateerde gebreken te herstellen. Op
16 augustus 2024 heb ik de stukken ter advisering aangeboden aan de Ctfpp. De Ctfpp
heeft op 27 september 2024 haar advies uitgebracht.
Algemene bevindingen
De commissie constateert dat 19 van de 21 politieke partijen een formeel juiste en
volledige verantwoording hebben ingediend. De documenten van BIJ1 en GOUD zijn niet
door de commissie beoordeeld, omdat deze evident niet aan de formele vereisten voldoen.
Ten aanzien van BIJ1 adviseert de commissie om de verstrekte subsidie (deels) terug
te vorderen en een bestuurlijke boete op te leggen. Omdat BIJ1 ondanks een geboden
hersteltermijn enkele tekortkomingen t.a.v. de subsidieverantwoording niet heeft hersteld,
heb ik in navolging van het advies van de commissie besloten om een korting toe te
passen bij de vaststelling van de subsidie van BIJ1. Hoewel ik daarnaast betreur dat
BIJ1 ondanks herhaaldelijk contact vanuit mijn ministerie niet tijdig de verantwoording
heeft aangeleverd heb ik besloten om geen bestuurlijke boete op te leggen voor het
te laat indienen van de verantwoording omdat ik niet bevoegd ben een bestuurlijke
boete op te leggen voor het handelen in strijd met deze verplichting (Art. 12 Wfpp).
In het wetsvoorstel Wet op de politieke partijen (Wpp) zal ik voorstellen de nieuwe
Nederlandse autoriteit politieke partijen (Napp) wel de bevoegdheid te geven om in
deze omstandigheid een bestuurlijke boete op te kunnen leggen.
De commissie acht het daarnaast wenselijk om, in het kader van de berichtgeving over
subsidiebesteding van BBB bij het bedrijf ReMarkAble, bij BBB na te gaan hoe de subsidie
wordt besteed, of dit in lijn is met de bedoeling van subsidies aan politieke partijen,
en te beoordelen of nader onderzoek wenselijk is en gepaste actie moet worden ondernomen.
De Ctfpp merkt hierbij ook op dat er geen wettelijke beperking bestaat ten aanzien
van de mogelijkheid dat het merendeel van een subsidie bij een commerciële onderneming
met verbondenheid met de partij wordt besteed. Net als de Ctfpp constateer ik dat
de Wfpp wettelijke subsidiedoelen bevat maar geen bepalingen over de wijze waarop
de subsidie moet worden besteed. Daarnaast wordt de subsidieverantwoording van elke
politieke partij gecontroleerd door een accountant, waarbij de accountant altijd verplicht
is misbruik of (mogelijke) fraude te melden. Ik zie op dit moment geen aanleiding
om in gesprek te gaan met BBB over de wijze waarop zij de subsidie hebben besteed.
Wel deel ik de achterliggende opvatting van de Ctfpp dat het van belang is dat de
besteding van de subsidie door politieke partijen boven elke twijfel verheven staat.
Ik zal daarom de opmerkingen van de Ctfpp nader verkennen en hierover het gesprek
aangaan met politieke partijen.
De commissie is naar eigen zeggen niet in staat geweest om de kwaliteit van de verantwoording
te beoordelen, omdat de bevindingen van het ministerie niet in een beoordelingsmatrix
zijn toegelicht, zoals voorgaande jaren gebruikelijk was. Omdat na de reguliere controle
van mijn ministerie het aantal politieke partijen dat niet had voldaan aan de formele
vereisten was beperkt tot twee politieke partijen, heeft mijn ministerie ervoor gekozen
dit toe te lichten in de aanbiedingsbrief in plaats van in een matrix. Om misverstanden
te voorkomen zal ik in het vervolg, ook bij een beperkt aantal gebreken, opnieuw gebruik
maken van een beoordelingsmatrix.
Ik vind het belangrijk dat de commissie zo goed mogelijk en onafhankelijk wordt ondersteund
in haar werkzaamheden. Om deze reden heb ik dit jaar een externe organisatie met financiële
expertise de opdracht gegeven om de commissie te ondersteunen bij het controleren
van de verantwoording. In overleg met de commissie zal ik bezien hoe de ondersteuning
in de komende jaren verder kan worden verbeterd.
Aanvullende onderwerpen
Naast de verantwoording heeft de commissie ook advies uitgebracht op een aantal aanvullende
onderwerpen.
Accountantsprotocol
Allereerst merkt de commissie op dat het controleprotocol voor accountants nog niet
definitief is. Ik ben in gesprek met de werkgroep Controleprotocollen (COPRO), de
Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) en de opdrachtnemer
die het protocol in opdracht van mijn ministerie ontwikkelt. Het doel is om begin
2025 een protocol gereed te hebben. Ik zal de commissie hier ook separaat over informeren.
Substantiële giften
De commissie constateert daarnaast dat er drie partijen zijn die substantiële giften
van € 10.000,– of meer niet tijdig hebben gemeld. Ik heb de betreffende partijen om
nadere toelichting gevraagd. Hieruit bleek dat in sommige gevallen de giften niet
binnen de meldplicht substantiële giften vielen, bijvoorbeeld omdat er sprake was
van een gift van een lokale afdeling. In andere gevallen was er sprake van onduidelijkheid
over de reikwijdte van de verplichting. Om bovenstaande redenen acht ik het niet proportioneel
om een bestuurlijke boete op te leggen.
De commissie adviseert daarnaast om in het kader van substantiële giften onderscheid
te maken tussen giften van externen en giften volgend op uit partijreglementen gedane
verplichte afdrachten van bij de partij betrokken personen. De commissie acht het
bovendien wenselijk om in wet- en regelgeving verschil aan te brengen in de wijze
waarop de politieke partijen aan de meldplicht kunnen voldoen. Zo stelt de commissie
voor om de verplichte afdrachten één keer per jaar te publiceren, ongeacht het moment
waarop de drempelwaarde wordt bereikt. De commissie hoopt op deze wijze onnodige administratieve
lasten te voorkomen.
Op dit moment maakt de Wfpp geen juridisch onderscheid in de manier waarop een bijdrage
aan een politieke partij tot stand is gekomen. Ik zie daarom ook geen juridische grondslag
om een afdracht van een politieke ambtsdrager anders te behandelen dan een andere
vorm van bijdrage aan een politieke partij. Daarbij komt nog dat het onderscheiden
van een vrijwillige afdracht, een verplichte afdracht, een ledencontributie of een
donatie complex is voor politieke partijen, accountants en toezichthouder. Dit van
hen verlangen zou niet alleen de administratieve lasten van politieke partijen doen
toenemen, maar ook een verplichting in de wet introduceren die moeilijk controleerbaar
is zodat betwijfeld kan worden of de met de maatregel beoogde transparantie wel wordt
bereikt.
Sanctieregime
De commissie constateert dat het sanctieregime, zoals toegezegd naar aanleiding van
het advies van de commissie over het verantwoordingsjaar 2022, nog niet gereed is
en acht het zeer wenselijk dat deze op korte termijn wordt opgesteld en in werking
treedt. Op grond van artikel 37, zevende lid, van de Wfpp kunnen bij algemene maatregel
van bestuur nadere regels worden gesteld over de hoogte van de boete. Dit staat aan
het vaststellen van beleidsregels in de weg. Gelet op de tijd die gemoeid is met de
totstandkoming van een AMvB en de beoogde totstandkoming van de Wpp, heb ik besloten
om voor de uitwerking van een sanctieregime de parlementaire behandeling van de Wpp
af te wachten. In de Wpp zal de toekomstige Nederlandse autoriteit politieke partijen
(Napp) namelijk wél de bevoegdheid krijgen om in beleidsregels een eigen sanctieregime
vast te stellen.
Verduidelijking van wet- en regelgeving
De commissie heeft diverse onderwerpen geïdentificeerd waarvan zij het wenselijk acht
dat hierover in wet- en regelgeving meer aandacht wordt besteed. Een aantal aanbevelingen
sluiten aan bij de verbeterpunten die de ADR in haar rapport heeft benoemd.
Giften van rechtspersonen
De commissie acht het denkbaar dat het giftenmaximum van € 100.000,- in de praktijk
wordt omzeild door een gift die te herleiden is tot één bron te spreiden over meerdere
gevers. De commissie noemt als voorbeeld het doneren vanuit meerdere rechtspersonen
die op hun beurt telkens verbonden zijn aan eenzelfde rechtspersoon. Hoewel het doneren
via verschillende rechtspersonen of natuurlijke personen ingaat tegen de geest van
de wet, is dit niet strikt verboden. Hetzelfde geldt voor de door commissie aangestipte
potentiële constructie waarbij een niet-Nederlands natuurlijk persoon via een Nederlandse
rechtspersoon doneert, om op deze manier het verbod op buitenlandse giften te omzeilen.
Ik vind het van belang te benadrukken dat het niet mogelijk is om omzeiling van de
wet volledig te voorkomen. Bij aanvullende maatregelen dient zorgvuldig te worden
gewogen in hoeverre de maatregel het risico op ongewenste financiële beïnvloeding
beperkt ten opzichte van de additionele administratieve lasten voor politieke partijen.
Daarbij zijn met de Evaluatiewet Wfpp reeds verschillende maatregelen genomen om de
transparantie van giften van rechtspersonen te vergroten. Zo moeten de UBO-gegevens
van rechtspersonen worden geregistreerd, en moeten bij giften van verenigingen en
stichtingen ter waarde van meer dan € 1.000 alle grotere donateurs aan die rechtspersoon
in dat jaar worden gemeld.
Giften aan stichtingen ter ondersteuning van de Kamerfracties
De commissie constateert bij een enkele partij dat giften zijn verstrekt aan de stichting
ter ondersteuning van de Tweede Kamerfractie. De commissie merkt op dat er gewaakt
moet worden dat er vermenging van geldstromen plaatsvindt ten behoeve van enerzijds
de campagne en anderzijds de ondersteuning van de fractie. Ik deel de mening van de
commissie dat de financiering van politieke partijen gescheiden moet worden van (financiële)
ondersteuning van fracties. Een stichting ter ondersteuning van de Tweede Kamerfractie
is daarom geen neveninstelling van een politieke partij conform de Wfpp. Dit betekent
dat bij giften van stichtingen ter ondersteuning van Kamerfracties aan een politieke
partij dezelfde regels van toepassing zijn als bij giften van andere rechtspersonen,
zoals alle transparantieverplichtingen en het giftenmaximum.
Giften van lokale afdelingen
Het is de commissie opgevallen dat giften van gemeenten worden gerapporteerd. In de
praktijk zijn dit de afdrachten van lokale gemeenteraadsfracties. Dit leidt tot een
onjuiste weergave en rapportage van de tegenpartij van de giften. Ik deel de constatering
van de commissie en neem dit punt mee in de informatievoorziening aan politieke partijen
over het verantwoordingsjaar 2024. Hierbij zal ik politieke partijen verzoeken om,
indien zij giften van afdelingen meenemen in hun verantwoording, deze apart te vermelden.
Verduidelijking van de definitie van schulden en giften in natura
Ten slotte vraagt de commissie mij om bij de verantwoording over het jaar 2024 specifiek
aandacht te hebben voor de definitie van schulden en giften in natura. Deze begrippen
zijn wettelijk vastgelegd in de Wfpp. Desondanks constateer ik, evenals de commissie,
dat er sprake is van onduidelijkheid over de reikwijdte van het begrip schulden en
giften in natura. Ik zal het komende jaar dan ook inzetten op het verbeteren van de
informatievoorziening aan politieke partijen op de wijze waarop opgave wordt gedaan
van schulden en giften in natura en in de beoordeling van de verantwoording hier specifiek
aandacht voor hebben.
Neveninstellingen en rechtspersonen van politieke partijen
De commissie adviseert mij te bezien hoe tot maximale transparantie kan worden gekomen
in het geval dat een B.V. als neveninstelling wordt aangemerkt, zoals nu het geval
is bij Forum voor Democratie BV. Ik deel de mening van de commissie dat een B.V. als
neveninstelling van een politieke partij vragen oproept omtrent eigendom, doelstellingen
en activiteiten. Het is echter in de Wfpp niet verboden om een B.V. aan te wijzen
als neveninstelling. Ik ben daarom voornemens in het wetsvoorstel Wpp te regelen dat
alleen een stichting of vereniging nog aangewezen kan worden als neveninstelling van
een politieke partij.
Reactie op de ADR-reviews over het verantwoordingsjaar 2021
Naast het advies van de Ctfpp heb ik het afgelopen jaar tevens het reviewrapport van
de ADR ontvangen over het verantwoordingsjaar 2021. Zoals gebruikelijk heeft de ADR
reviews uitgevoerd op de controle werkzaamheden van de accountants van enkele politieke
partijen. Het primaire doel van de reviews is vaststellen of de accountants van deze
politieke partijen de controle werkzaamheden die de wet en de Regeling financiering
politieke partijen (Rfpp) vereist hebben uitgevoerd. Omdat de ADR haar reviewbeleid
heeft herzien, is de uitvoering van de reviews vertraagd. De ADR is gestart met het
uitvoeren van de reviews over verantwoordingsjaar 2022. Zodra ik de reviews over het
verantwoordingsjaar 2022 ontvang zal ik deze ook aan uw Kamer aanbieden.
Daarnaast heb ik uw Kamer in het commissiedebat Bestuurlijke Organisatie en Democratie
van 23 februari 2022 toegezegd te onderzoeken of het mogelijk is de reviews van de
ADR met de namen van de politieke partijen openbaar te maken.1
De ADR heeft mij geïnformeerd niet bereid te zijn de namen van de politieke partijen
waarvan de accountants aan een review worden onderworpen, openbaar te maken. De ADR
heeft besloten de resultaten van de samenvattende reviewrapporten geanonimiseerd uit
te brengen. De onderliggende informatie verstrekt de ADR op verzoek aan het ministerie,
maar deze worden in principe niet openbaar gemaakt. De ADR geeft hierbij aan dat de
reviews anoniem worden gerapporteerd, omdat de reviewopdracht primair is bedoeld om
voor het ministerie vast te stellen of de noodzakelijke accountantscontrole een goed
instrument is om de rechtmatigheid van de uitgaven van de subsidie vast te stellen.
Deze opdracht is niet bedoeld om een individuele accountant publiek te beoordelen.
Dat is niet aan de ADR en kan onevenredig schadelijk zijn voor met name een klein
accountantskantoor.
Om binnen de handelwijze van de ADR zo transparant mogelijk te zijn over het toezicht
op de financiering van politieke partijen, deel ik in deze brief de namen van de politieke
partijen waarop het reviewrapport betrekking heeft. De ADR-reviews over 2021 hebben
betrekking op Volt, JA21 en de PvdA.
De ADR heeft daarnaast enkele aanbevelingen gedaan om de wet- en regelgeving te verbeteren.
Op een deel van deze aanbevelingen heb ik reeds gereageerd in de context van het advies
van de Ctfpp. Hieronder reageer ik op de overige punten van de ADR.
Eisen activiteitenverslag
De ADR merkt op dat er in de Wfpp en Rfpp geen eisen zijn opgenomen voor het activiteitenverslag.
Als onderdeel van de totstandkoming van een accountantsprotocol zal ook de Rfpp worden
herzien. De ADR kan hier – onafhankelijk van haar rol als reviewer – als onderdeel
van de werkgroep Controleprotocollen (COPRO) nader over adviseren.
Tijdelijke subsidieregeling decentrale politieke partijen
Het wetsvoorstel Wpp, dat op 22 april 2024 voor advies aan de Afdeling advisering
van de Raad van State is aangeboden, bevat een grondslag voor subsidie aan decentrale
politieke partijen. Mijn streven is er nog altijd op gericht deze wet op 1 januari
2026 in werking te laten treden. Op verzoek van uw Kamer heb ik onderzocht of het
mogelijk is reeds vanaf 1 januari 2025 subsidie te verstrekken aan decentrale politieke
partijen.2
Na uitgebreid overleg tussen mijn ministerie en de beoogde uitvoeringsorganisatie
ben ik tot de conclusie gekomen dat het uitvoeringstechnisch niet mogelijk is om de
subsidieregeling per 2025 in werking te laten treden. Daarnaast stemde uw Kamer op
23 april tegen de motie Inge van Dijk die de regering verzocht tot een snelle invoering
van de subsidiëring voor decentrale politieke partijen.3 Om deze redenen heb ik besloten af te zien van de tussentijdse subsidieregeling.
Ik ben voornemens het wetsvoorstel Wpp, met daarin een subsidieregeling voor decentrale
politieke partijen, zo spoedig mogelijk in procedure te brengen ten behoeve van de
indiening ervan bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties