Brief regering : Geannoteerde agenda informele OJCS-Raad 21-22 januari 2025, Warschau (onderwijs)
21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport
Nr. 429
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 januari 2025
Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst voor onderwijsministers
op 21 en 22 januari 2025 in Warschau, Polen.
De informele bijeenkomst wordt georganiseerd door het Poolse EU-voorzitterschap van
de Raad van de Europese Unie. Vanwege andere verplichtingen kunnen de Minister en
ikzelf niet aanwezig zijn tijdens de Raad. Nederland zal hier ambtelijk vertegenwoordigd
worden.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M.L.J. Paul
GEANNOTEERDE AGENDA INFORMELE BIJEENKOMST ONDERWIJSMINISTERS 21–22 JANUARI
Centraal tijdens deze informele bijeenkomst staat het onderwerp «inclusief onderwijs».
Een informele bijeenkomst wordt door het voorzitterschap zelf georganiseerd en kent
een laagdrempeliger karakter dan de reguliere Raden in Brussel. De onderwerpkeuze
komt daarmee ook van het voorzitterschap zelf.
Tijdens de informele bijeenkomst zullen in ieder geval twee thema’s op de agenda staan:
• Het «preventieve aspect» van inclusief onderwijs en uitdagingen in de implementatie
van beleid hierop.
• Evidence-informed verandering en de strategische implementatie van inclusief onderwijs
van hoge kwaliteit.
De precieze invulling van de gevraagde inbreng door de lidstaten is nog niet bekend.
Ook is niet precies duidelijk welke definitie van «inclusief onderwijs» het voorzitterschap
gebruikt. Daarom zal de inbreng hieronder vanuit bestaand en aangekondigd Nederlands
beleid over inclusief onderwijs worden gegeven.
Discussie 1: het «preventieve aspect» van inclusief onderwijs en uitdagingen in de
implementatie van beleid hierop.
Achtergrond
Het Poolse voorzitterschap stelt dat inclusief onderwijs wordt gezien als een manier
om een eerlijk, weerbaar en hecht Europa te creëren. Dit geldt in het bijzonder voor
het onderwijzen van actieve burgers die samenwerken naar een toekomst met respect
voor gelijkwaardigheid en diversiteit. Ieder individu, onafhankelijk van achtergrond,
vaardigheden en socio-economische status heeft hiermee toegang tot dit onderwijs,
waarmee de grondoorzaken van ongelijkheid, discriminatie en sociale uitsluiting aangepakt
worden.
Naast gelijkwaardige toegang tot onderwijs kan deze inclusieve benadering ook ongelijkheid
in (verwachte) onderwijsresultaten doen afnemen, en daarmee de stap naar verschillende
vormen van vervolgonderwijs makkelijker maken. Dit vergt echter een goede planning
van nieuw beleid, daarom stelt het voorzitterschap de lidstaten de volgende twee vragen:
1. Welke stappen worden er gezet om beleid op inclusief onderwijs en het preventieve
aspect hiervan te ontwikkelen, en hoe sluit dit aan bij de Raadsaanbeveling Pathways to School Succes1?
2. Welke stappen worden gezet richting effectieve implementatie van beleid op inclusief
onderwijs?
Inzet Nederland:
Nederland werkt verder toe naar scholen waar kwalitatief goed onderwijs wordt gegeven
en waar alle kinderen welkom zijn en zich, binnen hun mogelijkheden, optimaal kunnen
ontwikkelen. Waarbij recht wordt gedaan aan de eigen persoonlijkheid, talenten, creativiteit
en mentale en fysieke mogelijkheden. Een goede leeromgeving staat of valt met de veiligheid
van leerlingen. Veiligheid is een randvoorwaarde voor goed en inclusief onderwijs.
Inclusief onderwijs gaat er namelijk ook om dat leerlingen veilig zichzelf kunnen
zijn zodat ze goed leren lezen, schrijven en rekenen. De kinderen, het personeel en
de ouders krijgen hierbij de ondersteuning die zij nodig hebben. Op deze manier worden
alle kinderen voorbereid op volwaardige en gelijkwaardige deelname aan de samenleving.
Het VN-Verdrag Handicap (2016)2, het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (1989)3 en de Verklaring van Salamanca (1994)4 verplichten de overheid hiertoe. Zowel in het regeerprogramma5 van het kabinet-Schoof als in de OCW-beleidsagenda6 is opgenomen dat de overheid toewerkt naar inclusief onderwijs.
Nederland zal tijdens de discussie ingaan op de stappen die tot nu toe gezet zijn
in de beweging naar inclusief onderwijs. De overheid streeft ernaar dat alle scholen
in het funderend onderwijs in 2035 werken aan inclusief onderwijs, en dat een belangrijk
deel van deze scholen in 2035 ook daadwerkelijk inclusief onderwijs biedt. Aangegeven
wordt hoe Nederland inclusief onderwijs gedefinieerd heeft en op welke onderwerpen
in de komende periode de focus ligt in de transitie naar inclusief onderwijs.
Met de evaluatie van passend onderwijs in 2020 is toegezegd dat we toewerken naar
inclusiever onderwijs. In maart 2023 werd de Contouren werkagenda route naar inclusief onderwijs 2035 (verder: werkagenda), aangeboden aan uw Kamer.7 De ambitie van inclusief onderwijs zoals verwoord in de werkagenda is in mei 2024
op verzoek van zowel het onderwijsveld als een deel van uw Kamer verder uitgewerkt
in het beleidskader Met elkaar voor alle kinderen en jongeren (verder: beleidskader). In het beleidskader zijn inclusief onderwijs en de inclusieve
leeromgeving nader gedefinieerd. Het beleidskader is nader toegelicht in een brief
aan uw Kamer in mei 2024.8
De Nederlandse definiëring van inclusief onderwijs is gebaseerd op de definitie en
begripsbepaling van inclusie van UNESCO9 en is in lijn met door Nederland ondertekende internationale verdragen. De definitie
luidt: «Inclusief onderwijs is onderwijs waarbij alle kinderen en jongeren dichtbij huis,
volwaardig en gelijkwaardig toegang hebben tot een inclusieve leeromgeving waarin
zij zich samen ontwikkelen en samen leren en participeren.» Het gespecialiseerd onderwijs speelt hierbij een belangrijke rol, onder andere door
de inzet van de expertise in het regulier onderwijs. Daarnaast blijft gespecialiseerd
onderwijs op een aparte locatie tijdelijk of structureel beschikbaar voor kinderen
en jongeren die dat nodig hebben.
Op basis van de werkagenda en het beleidskader is een gefaseerde vervolgaanpak uitgewerkt
voor de transitie naar inclusief onderwijs. Inzet hierbij is dat alle kinderen en
jongeren welkom zijn op een school dichtbij huis en dat zij, net als de ouders en
het schoolteam, volwaardig en gelijkwaardig toegang hebben tot een inclusieve leeromgeving.
Daarnaast is het van belang dat alle kinderen en jongeren samen ontwikkelen en samen
leren en participeren en dat er op elke school goede ondersteuning is voor de kinderen,
jongeren en het schoolteam. De implementatie is gericht op het behalen van deze doelen.
De focus ligt in de komende periode op een aantal onderwerpen die in de discussie
kunnen worden benoemd.
Dit betreft allereerst het ondersteunen en stimuleren van scholen die voorloper zijn
en het in kaart brengen van de contouren van de wetgeving voor inclusief onderwijs.
Zo biedt de beleidsregel inclusieve leeromgeving 2024 ruimte voor samenwerking tussen regulier en speciaal onderwijs. Het onderzoek dat
gekoppeld wordt aan deze beleidsregel levert belangrijke input voor het in kaart brengen
van de contouren van de wetgeving (motie Van Meenen (D66)10).
Ook wordt de komende periode verkend en geconcretiseerd hoe de ondersteuningstructuur
in en om de school vorm gegeven dient te worden om een inclusieve leeromgeving te
creëren. Daarnaast wordt verkend welke mogelijkheden er zijn om het toezicht op de
scholen inclusiever te maken en wordt in kaart gebracht wat de financiële impact is
van inclusief onderwijs (motie Westerveld en De Hoop (GroenLinks-PvdA)11).
Met deze inzet op inclusief onderwijs sluit Nederland ook aan bij de Raadsaanbeveling
Pathways to School Succes, dat zich richt op het creëren van een schoolomgeving die ervoor zorgt dat zoveel
mogelijk leerlingen een goede plek vinden in het onderwijs, om daarmee ook vroegtijdig
schoolverlaten te voorkomen. De aanbeveling roept lidstaten op om een brede strategie
te introduceren voor succes op school, waarop de hierboven genoemde aanpak aansluit.
Discussie 2: evidence-informed verandering en de strategische implementatie van inclusief
onderwijs van hoge kwaliteit.
Achtergrond
Het Poolse voorzitterschap stelt dat, zoals ook voor andere terreinen geldt, onderzoek
en data een belangrijk middel kunnen zijn voor evidence-informed beleid op inclusief
onderwijs, waarbij ook bestaande assumpties op de proef worden gesteld.
Daarnaast spelen monitoring en evaluatie een belangrijke rol in het verzamelen en
beoordelen van de benodigde data hiervoor. Mogelijke vooruitgang als gevolg van nieuwe
maatregelen kan op die manier worden geanalyseerd, waaruit nieuwe lessen worden getrokken.
De grote en snelle ontwikkelingen die zowel onze maatschappij als het onderwijsveld
doormaken geven hieraan extra urgentie.
Hierbij stelt het voorzitterschap de volgende vragen aan de lidstaten:
1. Welke stappen worden er gezet om het implementatieproces van nieuw beleid te verbeteren?
2. Welke systemen worden gebruikt om op regelmatige basis monitoring en evaluatie uit
te voeren naar de effectiviteit van beleid op inclusief onderwijs?
Inzet Nederland
Nederland zal tijdens deze discussie het belang van goede monitoring en evaluatie
benadrukken, en daarbij toelichten op welke wijze de beleidsontwikkeling evidence-informed
vormgegeven wordt.
Het opbouwen en delen van kennis vormt een belangrijk onderdeel van de aanpak van
de transitie naar inclusief onderwijs in Nederland. De beleidsontwikkeling is evidence-informed
ingericht en wordt zowel gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek als op ervaringen
en inzichten uit de praktijk.
In Nederland wordt samengewerkt met een expertgroep van wetenschappers en een 12-tal
voorloper scholen. Dit zijn scholen in het (speciaal) basis onderwijs en speciaal
onderwijs en scholen in het voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs
die al inclusiever onderwijs bieden. Met deze scholen worden de knelpunten en succesfactoren
in het bieden van inclusief onderwijs in kaart gebracht. De opbrengst vormt belangrijke
input voor de verdere beleidsontwikkeling.
Naast de wetenschap en de praktijk leveren ook jongeren uit het regulier en gespecialiseerd
onderwijs een belangrijke bijdrage bij de beleidsontwikkeling. Zo wordt er eind januari
een jongerenevent georganiseerd voor leerlingen uit het primair en voortgezet onderwijs
en zijn er jaarlijks bijeenkomsten waar belangenbehartigers en ervaringsdeskundigen
van de jongeren input leveren op het beleid.
Daarnaast hanteren wij een lerende aanpak waarbij geleerd wordt van de landen om ons
heen die de beweging naar inclusief onderwijs al ingezet hebben. Ook maken wij gebruik
van (inter)nationaal onderzoek en beleid alsmede de adviezen van verschillende organisaties
en instanties, zoals de Kinderombudsman en het College voor de Rechten van de Mens.
In het kader van de Verbeteraanpak passend onderwijs 2021–2027 wordt op dit moment
de voortgang op de doelstellingen van passend onderwijs in kaart gebracht. Dit is
ook relevant voor de beweging naar inclusief onderwijs. Er wordt bijvoorbeeld al gekeken
naar de mate waarin scholen in staat zijn passende ondersteuning te bieden aan leerlingen
met een ondersteuningsbehoefte en naar de toerusting en ondersteuning van de leraar.
De doelstellingenmonitor is nader toegelicht in een brief aan uw Kamer in mei 2024.12 Daarnaast wordt er gewerkt aan de inrichting van de monitoring van inclusief onderwijs.
De monitoring is gericht op het volgen van de ontwikkeling van inclusief funderend
onderwijs in Nederland. Het onderzoek dat gekoppeld is aan de beleidsregel vormt de
basis van de monitor.
Ook buiten deze bijeenkomst wordt in Europese context al vaker naar Nederland gekeken
voor zogenaamde peer learning op het gebied van beleidsevaluatie. Lidstaten proberen door deze vorm van beleidsuitwisseling
van elkaar te leren. Dit wordt onder andere gedaan tijdens bilaterale gesprekken of
uitvragen via het Eurydice platform waar Nederland actief aan deelneemt.13
Indieners
-
Indiener
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.