Brief regering : Programma Ruimte voor Economie: Terugkoppeling Bestuurlijke werkconferentie Ruimte voor Economie; Reactie motie Martens- America-Flach; Handreiking Instrumenten Omgevingswet en Ruimte voor Economie
34 682 Nationale Omgevingsvisie
33 043
Groene economische groei in Nederland (Green Deal)
Nr. 209
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 december 2024
De ruimte in Nederland is schaars. En dat geldt zeker ook voor de ruimte die bestemd
is voor economie. Tegelijkertijd is de beschikbaarheid van fysieke ruimte een belangrijke
voorwaarde voor ondernemers om te kunnen ondernemen. Beschikbaarheid van ruimte maakt
dat bedrijven kunnen doorgroeien en dat ze de verschillende maatschappelijke transities
mogelijk kunnen maken.
Bedrijven zijn belangrijk voor het huidig en toekomstig verdienvermogen van ons land.
Het ruimtebeslag van de economie in Nederland is slechts 2,6%. Dit is een optelsom
van verschillende typen bedrijvigheid variërend van mkb en startups tot industrie
en watergebonden bedrijvigheid, zoals de maritieme maakindustrie. Er is nauwelijks
meer ruimte beschikbaar op werklocaties en bedrijventerreinen – waardoor ook de betaalbaarheid
van bedrijfshuisvesting onder druk staat. Het bedrijfsleven staat voor grote opgaven
in de transitie naar een duurzame, innovatieve, toekomstbestendige en circulaire economie.
Hiervoor is fysieke ruimte met bijbehorende milieuruimte nodig. Bedrijven bieden bovendien
voor veel mensen bestaanszekerheid. En met de belastingafdracht van het bedrijfsleven
aan de schatkist – direct via de winstbelasting en indirect via loonbelasting en btw
– wordt een groot deel van onze publieke voorzieningen betaald. Om te zorgen dat er
voldoende fysieke ruimte voor economie beschikbaar blijft is het belangrijk dat economie
als ruimteclaim volwaardig wordt meegewogen in de ruimtelijke keuzes die worden gemaakt.
Dit vraagt dat er – naast ruimte voor woningbouw en infrastructuur – ook genoeg ruimte
beschikbaar moet zijn voor economische bedrijvigheid. En dat die ruimte voor economie
voor de toekomst gewaarborgd blijft.
In deze kamerbrief geef ik u een terugkoppeling van de eerste Bestuurlijke Werkconferentie
Ruimte voor Economie van 8 november jl., die is aangekondigd in het Regeerprogramma1 en als uitwerking van het Programma Ruimte voor Economie2 is georganiseerd. Ik geef daarbij ook aan welke vervolgstappen worden gezet. Met
deze brief is tevens de motie van Kamerleden Martens-America-Flach3 afgedaan. Tot slot, voor het thema Ruimte voor Economie is de Omgevingswet een belangrijk
ruimtelijk instrument. Daarom bied ik u de recent verschenen Handreiking Instrumenten
Omgevingswet en Ruimte voor Economie aan.
Ruimte voor Economie: samen willen en moeten we het doen!
Dit is de gezamenlijke conclusie van de bestuurlijke werkconferentie van 8 november
jl. Deze werkconferentie is een eerste belangrijke stap op weg naar structurele samenwerking
met onze (regionale) partners, waaronder de ondernemersorganisaties, provincies en
gemeenten.
Tijdens de bestuurlijke werkconferentie is informeel en gedachtenvormend besproken
welke concrete vervolgstappen gezet moeten worden. Een versterkte samenwerking is
nodig tussen het Rijk, decentrale overheden én met bedrijfsleven onder andere voor
een gedegen en gedeelde Ruimtelijk Economische Visie die ook input is voor de overkoepelende
Nota Ruimte.
De belangrijkste conclusies en aandachtspunten zijn:
• Samen willen en moeten we het doen, daarover waren de aanwezigen het eens. Namens
het Rijk waren, naast ondergetekende, de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening (VRO) en Staatssecretaris van Openbaar Vervoer en Milieu aanwezig. De Minister
van Infrastructuur en Waterstaat moest zich ver excuseren vanwege de nasleep van de
gebeurtenissen in Amsterdam. Daarnaast bijna twintig bestuurders van provincies en
gemeenten en een brede vertegenwoordiging van het (landelijke en regionale) bedrijfsleven,
waaronder namens VNO-NCW Ingrid Thijssen en namens MKB Nederland Jacco Vonhof. Een
goede samenwerking met de decentrale overheden en met ondernemers is van belang. Om
voor nu en naar de toekomst toe te zorgen voor een scherpe onderbouwing van «voldoende
ruimte voor economie». En om voldoende ruimte voor economie te beschermen en borgen
in de Nota Ruimte, decentrale omgevingsvisies en programma’s en omgevingsplannen.
Ook op bedrijventerreinen zelf kan en moet de samenwerking beter.
• De positieve sfeer en brede vertegenwoordiging van overheden en bedrijfsleven toont
het belang van het onderwerp Ruimte voor Economie aan. De deelnemende partijen spraken
allereerst hun waardering uit voor de (hernieuwde) departement- overstijgende aandacht
van het Rijk voor «Ruimte voor Economie» en de erkenning dat bedrijven nodig zijn
voor de brede welvaart van ons land. Gezamenlijk investeren in ruimte voor economie
levert de samenleving uiteindelijk veel op.
• Ruimte is schaars in Nederland. Naast een groeiende vraag naar ruimte voor woningen,
voorzieningen, natuur en recreatie, lopen ook ondernemers tegen fysieke grenzen aan.
Op dit moment is het voor het MKB vrijwel niet mogelijk om te groeien, uit te breiden
of om nieuwe vestigingen te openen. Bedrijventerreinen zitten vol, er kan onvoldoende
stroom geleverd worden en er is te weinig personeel. Hierdoor staat de ruimte voor
de toekomstige (circulaire) bedrijvigheid onder druk. Nog te vaak gaat de ruimte voor
wonen ten koste van ruimte voor werken, terwijl aanwezigen erover eens zijn: «zonder
werk geen woning». Gemeenten en provincies zoeken naar meer regie op uitgifte en vestiging
van bedrijven op bedrijventerreinen, specifiek op Hoge Milieu Categorie-locaties.
In sommige provincies is er nog wel ruimte, maar dan is er weer sprake van onvoldoende
energie en infrastructuur die de locaties ontsluit.
• Dat zorgt voor een ingewikkelde en gezamenlijke opgave. In de Nota Ruimte zullen integrale
keuzes gemaakt moeten worden en vraag en aanbod van ruimte bij elkaar worden gebracht.
Wonen, werken en mobiliteit zullen in samenhang uitgewerkt worden. Dus mét ruimte
voor (en uitbreiding van) industrieclusters, bedrijventerreinen en andere werklocaties
die zowel voor de korte als lange termijn onmisbaar zijn voor de economie en de samenleving.
• De grote urgentie van de opgave om voldoende ruimte voor economie te waarborgen is
door alle aanwezigen onderschreven. De bestuurders hebben de perspectieven op de ruimte
voor economie na 2030 vanuit verschillende invalshoeken met elkaar gedeeld. Voor een
zorgvuldige en gezamenlijke uitwerking van oplossingsrichtingen is meer tijd nodig.
De overeenstemmende beelden die naar voren kwamen zijn:
○ De Rijksoverheid moet vooral duidelijkheid bieden door een heldere visie, kaders en
richtlijnen te geven. In overleg met regionale overheden en het bedrijfsleven moet
gewerkt worden aan het opstellen en uitvoeren van regionale strategieën voor bedrijventerreinen
en andere werklocaties. Financieel of juridisch instrumentarium van het Rijk kan in
sommige gevallen ondersteuning bieden of zelfs noodzakelijk zijn.
○ Er moet uiteraard begrip en erkenning blijven voor regionale verschillen in opgaven
en gekozen oplossingsrichtingen. Zo heeft Zuid-Holland zich de opgave gesteld om de
ruimte efficiënter te benutten en lijkt er in meer noordelijke regio’s sprake van
nog nieuw te benutten ruimte. Maar zijn er andere knelpunten die eerst opgelost moeten
worden om die fysieke ruimte voor economie te kunnen faciliteren voor bedrijfsleven.
○ Overheden en bedrijfsleven hebben elkaar nodig en zullen voor het opstellen en uitvoeren
van het beleid moeten samenwerken, zodat de uitvoering werkbaar is voor zowel overheid
als bedrijfsleven.
○ Het is nodig dat er gemeentegrens-, provinciegrens- en domein-overstijgend naar de
opgaven en oplossingsrichtingen wordt gekeken door alle betrokken partijen op alle
schaalniveaus; van wijk tot landelijk.
○ Met slimmere combinaties van functies, het slimmer benutten van ruimte (intensiveren
en het begeleiden van de juiste functie naar de juiste plek), regie in combinatie
met meer regelvrijheid, handhaving van bestaand beleid op bestemmingen, elkaar inspireren
met goede praktijkvoorbeelden en bovenal denken in «wat kan wel» valt al veel winst
te behalen. Ook kunnen we meer domein-overstijgend kennis en oplossingsrichtingen
uitwisselen. En kan de innovatiekracht van het MKB en bedrijfsleven beter benut worden
om zaken op te lossen. Eventueel met ondersteuning van stimuleringsmaatregelen vanuit
Rijk en/ of Provincie.
○ Het gaat zowel om het behalen van «quick-wins» voor de korte termijn, zoals het opruimen
van belemmerende regelgeving. Als om zorgvuldige planvorming voor de lange termijn,
zoals een goede balans tussen wonen, werken en mobiliteit in de Ruimtelijke Economische
Visie en de Nota Ruimte.
Hoe nu verder na de werkconferentie?
De conclusies en aandachtspunten van de werkconferentie vormen een goede basis om
ambtelijk en bestuurlijk op voort te bouwen. Provincies en gemeenten willen met de
Ministeries van EZ, VRO en IenW en VNO-NCW/ MKB-Nederland verdergaande interbestuurlijke
afspraken maken, een gezamenlijke uitvoeringsagenda en bijbehorende governance structuur
uitwerken.
Met elkaar bespreken we onder andere de gezamenlijke inzet richting de Nota Ruimte,
maar ook waar op de korte termijn winst valt te behalen. In de eerste helft van 2025
wordt een eerste Bestuurlijk Overleg Ruimte voor Economie georganiseerd. In de timing
wordt aansluiting gezocht bij de bestaande besluitvormingstrajecten zoals het Bestuurlijk
Overleg Leefomgeving (BOL) en BO-Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport
(BO-MIRT).
Voor de lange termijn planvorming werk ik, zoals aangekondigd in het regeerprogramma,
de Ruimtelijke Economische Visie uit. Die ook benut zal worden als bouwsteen voor
de Nota Ruimte.
Tot slot ga ik per landsdeel op werkbezoek om de dialoog voort te zetten en om vanuit
de praktijk een beeld op te halen over de regionale differentiatie op dit thema en
de regio- en locatie-gebonden knelpunten. Met als doel om ondernemers en regionale
overheden te helpen en oplossingen te vinden voor gedeelde belangen.
Reactie op Motie Martens-America en Flach
Hiermee doe ik de motie «Martens-America en Flach» af waarin het Kabinet verzocht
wordt om in gesprek te gaan met VNG en IPO over het nationale belang van de maakindustrie
in relatie tot transformatie.
Tijdens de werkconferentie zijn bestuurlijke gesprekken in vier thematische workshops
gevoerd. In één van de workshops stond het belang van (ruimte voor) de maakindustrie,
ook in relatie tot transformatiebeleid, centraal. Deelnemers aan het gesprek waren
VNO-NCW voorzitter Ingrid Thijssen en voorzitter van de Koninklijke Metaalunie Mark
Helder, enkele gedeputeerden van provincies (namens IPO) en wethouders van gemeenten
(namens VNG).
Relevante conclusies uit deze workshop zijn:
• De woningbouwopgave moet hand in hand gaan met een passende en betaalbare oplossing
voor zittende en/of verplaatsende bedrijven en het toevoegen van nieuwe bedrijven.
• Duidelijkheid over toekomstige ontwikkelingen op bestaande bedrijventerreinen is voor
ondernemers belangrijk om te investeren, ook in toekomstbestendigheid. Alleen al een
voornemen tot een transformatie remt investeringen in bedrijfsvastgoed en gebieden.
• Het rijk en provincies kunnen een bijdrage leveren door duidelijke kaders te stellen
en een heldere visie uit te dragen. En waar dat niet anders kan zaken via Rijksregels
of provinciale verordening af te dwingen.
• Netcongestie en gebrek aan kwalitatieve en betaalbare fysieke ruimte is een groot
probleem. Ook bij de verplaatsing van bedrijven als gevolg van transformaties. Kwaliteit
en snelheid zijn belangrijk: ruimte is niet 1-op-1 in te wisselen. En de doorlooptijd
voor het ontwikkelen van nieuwe ruimte voor bedrijven – zeker in hogere milieucategorieën,
voor industrie of havens – is minimaal 10 jaar, gesteld dat daarvoor regionaal ruimte
beschikbaar is.
• Bescherm bestaande bedrijventerreinen, zeker met bijzondere kenmerken, zoals een hogere
milieucategorie of geschikt voor watergebonden bedrijvigheid. Ze zijn hard nodig.
Ook is het belangrijk om ruimte te creëren om te experimenteren, bijvoorbeeld met
het uitwisselen van elektriciteit, materialen of producten. En voor groei.
Op welke wijze de opbrengst van deze workshop in vervolgprocessen meegenomen wordt
is toegelicht onder het kopje «Hoe verder na de werkconferentie». Specifiek voor dit
onderdeel van de ruimte voor economie, draag ik ook zorg voor een goede verbinding
met het Rijksregiebureau voor de Maritieme Maakindustrie.
Handreiking Instrumenten Omgevingswet en Ruimte voor Economie
Vanuit het Nationaal Programma «Ruimte voor economie» wordt beleid ontwikkeld voor
het verbeteren van de beschikbaarheid en het gebruik van werklocaties in het algemeen
en bedrijventerreinen in het bijzonder.
Vanuit dit programma zijn er twee met elkaar samenhangende ambities:
• Het zorgen voor voldoende ruimte voor verschillende soorten bedrijven, zodat bedrijven
zich kunnen blijven ontwikkelen op de juiste plek, met de juiste kwaliteiten, met
de juiste betaalbaarheid, waarbij de beschikbare ruimte efficiënt en intensief en
duurzaam gebruikt;
• Het zorgen voor een goede woon-werkbalans. Bij wonen hoort ook werken en andersom.
Het is belangrijk dat op een aanvaardbare afstand van woningen ook voldoende werkgelegenheid
beschikbaar is voor alle opleidingsniveaus van de beroepsbevolking.
Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Met de komst van de Omgevingswet
is een nieuw instrumentarium beschikbaar gekomen waarbinnen ruimtelijke ordening en
milieu zijn geïntegreerd. Gebruikmakend van dit nieuwe instrumentarium kan, zowel
op landelijk, provinciaal als gemeentelijk niveau, gestuurd worden op het beschikbaar
zijn en het gebruik van de ruimte voor economie. Omdat er logischerwijs nog maar beperkte
praktijkkennis is over de toepassingsmogelijkheden van de Omgevingswet voor het ruimtelijk
en economisch beleid heeft het Ministerie van EZ Rho adviseurs en Antea group opdracht
gegeven om onderzoek te doen naar het toepassen van dit nieuwe instrumentarium. Het
onderzoek is in november afgerond. Ik bied de Handreiking Ruimte voor Economie hierbij
aan uw Kamer aan.
De handreiking beschrijft een aantal mogelijke ruimtelijke maatregelen om voldoende
ruimte en kwaliteit voor werklocaties en bedrijventerreinen te waarborgen en ontwikkelen.
Bijvoorbeeld door clusters van bedrijven van nationaal belang uit het Nationaal Programma
Ruimte voor Economie in juridische zin te borgen en daarmee te beschermen. Denk bijvoorbeeld
aan de vijf industrieclusters of de veertien campussen uit het programma. Een ander
voorbeeld is het toepassen van de Utrechtse BAR-code. Deze barcode maakt slim gebruik
van de beschikbare ruimte door – waar mogelijk – functies te combineren (dus ook wonen
en werken) en ruimte multifunctioneel te gebruiken. Kortom, de handreiking is bedoeld
voor alle overheden om ervoor te zorgen dat er nu en in de toekomst voldoende ruimte
voor economie beschikbaar is en te sturen op «het juiste bedrijf op de juiste plek».
Ik verwacht dat de handreiking ook behulpzaam zal zijn bij de nadere uitwerking van
het Programma Ruimte voor Economie in samenwerkingsafspraken en een uitvoeringsagenda
en in het kader van de Nota Ruimte.
Tot slot
Met veel ambitie gaan wij komend jaar gezamenlijk als overheid en bedrijfsleven aan
de slag om bedrijven ook in fysieke zin ruimte te geven om te ondernemen. In een voortgangsbrief
«Programma Ruimte voor Economie» wordt u voor de begrotingsbehandeling Economische
Zaken 2025 geïnformeerd over de laatste stand van zaken met betrekking tot de interbestuurlijke
samenwerking en het BO Ruimte voor Economie. Nog voor de zomer wordt u separaat geïnformeerd
over de Ruimtelijke Economische Visie.
De Minister van Economische Zaken,
D.S. Beljaarts
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.S. Beljaarts, minister van Economische Zaken