Brief regering : Afdoening toezeggingen uit commissiedebat Voortgang Hersteloperatie Toeslagen van 7 november jl.
31 066 Belastingdienst
Nr. 1451
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 december 2024
In het laatste commissiedebat over de voortgang van de hersteloperatie toeslagen op
7 november jl. (Kamerstuk 31 066, nr. 1444) heeft mijn voorganger toegezegd uw Kamer nog voor het kerstreces te informeren over
een drietal punten. Het betreft toezeggingen aan de leden Inge van Dijk (CDA), Stultiens
(GL-PvdA) en Vijlbrief (D66). Hieronder treft u mijn reactie.
Extern advies herbeoordeling van adviezen Commissie Werkelijke Schade (CWS)
Op 18 juni 2024 is de motie Inge van Dijk c.s.1 aangenomen. In die motie wordt de regering verzocht om onafhankelijk advies in te
winnen over de vraag hoe om te gaan met de ouders die de CWS al hebben doorlopen of
in bezwaar zijn, op grond van gelijkheid (hierna: het onafhankelijke advies). In het
commissiedebat van 7 november 2024 is vervolgens toegezegd om daarbij ook de ontwikkeling
van alternatieve schaderoutes zoals SGH te betrekken. Aan BarentsKrans is de opdracht
gegeven om onafhankelijk te adviseren over de rechtsvragen die voortvloeien uit deze
motie. Bijgaand ontvangt uw Kamer het advies.
BarentsKrans concludeert in het rapport op basis van geldende jurisprudentie en wetgeving
dat er op de overheid geen rechtsplicht rust om ouders die al een UHT-beschikking
over hun aanvullende schade hebben ontvangen op grond van het «oude» CWS-beleid, in
aanmerking te laten komen voor het opnieuw volledig doorlopen van de CWS-route of
een ambtshalve herziening van de beschikking, dan wel het aanbieden van een alternatieve
schaderoute. Het betreft een juridische conclusie in abstracto waarbij meeweegt dat deze groep gedupeerde ouders een rechtmatige compensatie hebben
ontvangen, die in lijn is met de uitgangspunten van de Wet hersteloperatie toeslagen
(Wht) en in overeenstemming is met het civiele schadevergoedingsrecht.
BarentsKrans concludeert dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur – kort
gezegd – niet meebrengen dat een later geïntroduceerd beleid op oude gevallen zou
moeten worden toegepast, als de eerder gegeven beslissing op zichzelf genomen rechtmatig
is en de beleidswijziging op redelijke gronden berust. Het verschil tussen het vergoeden
van de werkelijke schade bij de CWS-route en het toekennen van forfaitaire schadeposten
bij de SGH-route resulteert er bovendien in dat niet zonder meer kan worden gesteld
welke van de schadekaders ruimhartiger is, aldus BarentsKrans.
Reactie op de elf succesblokkades van de Stichting Gelijkwaardig Herstel (SGH)
Afgelopen zomer is een dienstverleningsovereenkomst getekend met de SGH om de Herstelaanpak
van de SGH te hervatten en op te schalen. Uw Kamer is daarover op 16 juli jl. geïnformeerd.2 De heropstart van SGH is langzamer op gang gekomen dan aanvankelijk beoogd. SGH heeft
daarover een notitie gestuurd naar het ministerie met de elf oorzaken die daar volgens
hen aan ten grondslag lagen. De als meest knellend ervaren punten daarvan zijn daarop
direct besproken. Op verzoek van uw Kamer deel ik met u een gezamenlijke reflectie
op alle door SGH genoemde punten.
De elf punten van SGH gaan voor een belangrijk deel – circa de helft – over de externe
controle die sinds deze zomer wordt toegepast door het ministerie. De voor het commissiedebat
besproken werkwijze is in prakrijk gebracht en hierover is in de afgelopen periode
constructief het gesprek gevoerd, hetgeen heeft geleid tot een lerende aanpak, waarin
op basis van intensief overleg een uitvoeringspraktijk wordt uitgewerkt wat moet leiden
tot versnelling van de route. SGH en het ministerie zijn voornemens in de eerste twee
maanden van 2025 deze lerende aanpak voort te zetten. In de praktijk is te zien dat
de aanpassingen lijken te leiden tot het weer op gang komen van de route. Het aantal
schadeanalyses per week dat SGH in de afgelopen paar weken naar het ministerie stuurt
is regelmatig hoger dan wat in de pilot is bereikt, en gaat richting de aantallen
die in het opschalingsplan beoogd zijn. Inmiddels heeft SGH sinds de zomer ongeveer
300 schadestaten aangeleverd bij het ministerie en zijn circa 130 schikkingsvoorstellen
gedaan aan ouders.3 Het is nog te vroeg om op basis van deze aantallen definitieve conclusies te verbinden
aan de behaalde resultaten, maar ze zijn veelbelovend.
Daarnaast benoemde SGH een aantal andere punten die voor een deel reeds opgelost zijn
en voor een deel nog onderwerp van gesprek.
Opgelost is de frictie met betrekking tot de timing van het aanmeldportaal, de tekst
van de vaststellingsovereenkomst en – voor zover daar al conclusies aan te verbinden
zijn – de betalingstermijnen van de overheid. Het proces van uitbetaling is gestroomlijnd
met als doel om (ruim) binnen de termijn tot uitbetaling over te gaan, hetgeen bij
de eerste uitbetalingen in november en december is gelukt. Het ministerie en SGH blijven
samen werken om dit proces zo gestroomlijnd mogelijk te laten verlopen, betrouwbare
uitbetaling is immers het sluitstuk van de afspraak die overheid en gedupeerde in
gelijkwaardigheid maken. Het ministerie onderschrijft het belang van de tekenceremonies.
Samen met SGH worden voorbereidingen getroffen om dergelijke ceremonies op grotere
schaal en met meer landelijke spreiding uit te kunnen voeren, waarbij vanzelfsprekend
oog blijft voor de uitvoerbaarheid.
Het ministerie en SGH treden nog voor de jaarwisseling in gesprek over het verruimen
van de deelnemersvoorwaarden voor SGH, waar twee van de elf punten betrekking op hadden.
Mogelijk nadelige gevolgen voor ouders door inperking adviezen Bezwaarschriftenadviescommissie
(BAC)
Verder is toegezegd om in gesprek te gaan met de bezwaarschriftenadviescommissie (BAC)
over een oplossing voor mogelijke situaties waarin de inperking van de BAC leidt tot
nadelige gevolgen voor de gedupeerde ouders (naar aanleiding van de eerdere motie
Stultiens en Inge van Dijk4), en de Kamer hierover schriftelijk verslag te doen.
Eén van de maatregelen om de bezwaarafhandeling te versnellen, is om de BAC gerichter
in te zetten. In oktober 2023 is een wijziging van de instellingregeling van de BAC
doorgevoerd om deze gerichte inzet mogelijk te maken. UHT vraagt in situaties die
dat toelaten geen advies aan de BAC. Dit is het geval indien UHT volledig aan het
bezwaar tegemoet komt, als een ouder zelf niet naar de BAC wil, als een bezwaar kennelijk
niet ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, of wanneer de voorgenomen beslissing
op bezwaar evident in lijn is met eerdere adviezen van de BAC. Voor de toepassing
van de laatstgenoemde mogelijkheid, analyseert UHT de adviezen van de BAC en stemt
daarop haar beleid af.5 Van belang is dat zo vroeg mogelijk in het proces wordt ingezet op oplossingsgerichte
behandeling van het bezwaar, bijvoorbeeld door er onderling uit te komen, door in
te zetten op mediation, het ambtelijk afdoen van bezwaren, of om toch te besluiten
het bezwaar wel voor te leggen aan de BAC. Over het toepassen van deze werkwijze vindt
regelmatig goed overleg plaats met de BAC en UHT. Voor bezwaren die vóór de aanpassing
van de overgangsregeling zijn ingediend geldt overgangsrecht: de ouder houdt in dat
geval het recht dat het bezwaar ter advisering aan de BAC wordt voorgelegd.
Voor bezwaren die UHT ambtelijk afdoet geldt ook dat deze volgens de wettelijke voorschriften
uit de Awb worden behandeld. De rechtsbescherming van de bezwaarmaker blijft dus geborgd.
De gedachte achter het gerichter voorleggen van bezwaren aan de BAC is dat het sneller
bieden van duidelijkheid voor ouders opweegt tegen de meerwaarde van advisering. Tegelijk
leidt het overslaan – waar dat kan – van de stap langs de BAC tot een versnelling,
en dus tot een voordeel voor de gehele groep ouders die wacht op afhandeling van bezwaar.
Tot slot
In de volgende Voortgangsrapportage, die medio februari 2025 aan uw Kamer wordt gestuurd,
zal ik u nader informeren over de voortgang op de bovenstaande thema’s. Ik vertrouw
erop uw Kamer hiermee volgens afspraak te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Financiën,
S.T.P.H. Palmen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.P.H. Palmen, staatssecretaris van Financiën