Brief regering : Tussenevaluatie van de Kaderrichtlijn Water (KRW)
27 625 Waterbeleid
Nr. 696
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 december 2024
Met deze brief wordt het koepelrapport van de Tussenevaluatie van de Kaderrichtlijn
Water (KRW) aangeboden aan de Kamer. Deze rapportage geeft inzicht in hoe de waterkwaliteit
in Nederland er voor staat, de ontwikkelingen die hierin optreden en de resterende
opgaven voor het behalen van de doelen. Ook beschrijft de tussenevaluatie mogelijke
acties en maatregelen om de waterkwaliteit verder te verbeteren. De tussenevaluatie
KRW is uitgevoerd halverwege de planperiode 2022–2027, waarin de overheden naast het
uitvoeren van de maatregelen samen toewerken naar de verantwoording in 2027. In de
verantwoording wordt opgenomen waar voldaan wordt en waar dat niet het geval is, eventuele
uitzonderingen en doelaanpassingen van toepassing zijn. De verantwoording wordt gedaan
in de volgende stroomgebiedbeheerplannen. Naast deze verantwoording worden daarin
ook de plannen voor de komende periode opgenomen. De tussenevaluatie is tot stand
gekomen in gezamenlijkheid met de waterbeheerders en besproken in het Bestuurlijk
Overleg Water van 11 december en onderdeel van het impulsprogramma KRW.
In deze brief wordt aan de hand van de tussenevaluatie ingegaan op de belangrijkste
opgaven voor de waterkwaliteit. Hiertoe wordt per opgave achtereenvolgens ingegaan
op: (1) de toestand en ontwikkeling van de KRW-doelen, (2) de belangrijkste oorzaken
waardoor doelen nog niet behaald worden en (3) wat de resterende opgaven (per sector)
zijn en wat daar mogelijk aan gedaan kan worden. Daarbij wordt beschreven hoe voorzien
wordt hier opvolging aan te geven de komende jaren, hoe de besluitvorming verloopt,
en wordt een doorkijk gegeven voor de periode na 2027 in de nieuwe stroomgebiedbeheerplannen
2028–2033. Tot slot wordt ingegaan op het verbeteren van de overkoepelende aansturing
en samenwerking tussen de overheden.
Er is al veel gebeurd
Sinds het van kracht worden van de KRW (2000) is al veel geïnvesteerd en bereikt in
het verbeteren van de waterkwaliteit. Onder meer via de maatregelen die het Rijk,
provincies, waterschappen en gemeenten uitvoeren vanuit de periodieke stroomgebiedbeheerplannen
en nitraatactieprogramma’s.
Zo hebben bijvoorbeeld waterbeheerders (waterschappen en Rijkswaterstaat) miljarden
geïnvesteerd in het verbeteren van de rioolwaterzuivering en het natuurlijker maken
van de inrichting van onze watersystemen. Voor de KRW-maatregelen in de huidige planperiode
2022–2027 is circa 1,5 miljard euro geraamd bij de vaststelling van de stroomgebiedbeheerplannen1. Onderdeel hiervan is het KRW-verbeterprogramma voor de rijkswateren onder leiding
van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Hiernaast investeren waterschappen
ook in het verder verbeteren van de zuiveringen (van nutriënten en medicijnresten).
In de Projectenkalender Waterschapsmarkt 2024–2025 is een totale bouwsom van bijna 1 miljard euro voorzien voor rioolwaterzuiveringsinstallaties2. De ketenaanpak voor medicijnresten is in 2016 gestart, alle partijen in de (zorg)keten
nemen inmiddels maatregelen om de vervuiling in het water te voorkomen en ons afvalwater
extra te zuiveren. Provincies en waterschappen verbeteren de regulering van het grondwater
en ook gemeenten dragen bij aan het verbeteren van de waterkwaliteit, bijvoorbeeld
door verbeteringen in het rioolwaterstelsel en het afkoppelen van hemelwaterafvoer.
Tevens zijn er de afgelopen jaren ingrijpende maatregelen genomen om de nutriëntenbelasting
door mestgebruik in de landbouw terug te dringen (zoals het instellen van mestvrije
bufferstroken en de aanwijzing van met nutriënten verontreinigde gebieden).
In het Regeerprogramma is opgenomen dat vanwege het belang van de KRW en een goede
waterkwaliteit voor heel Nederland, stappen noodzakelijk zijn om de waterkwaliteit
aan te pakken.
Algemeen beeld waterkwaliteit
De KRW gaat over al het water in Nederland, maar wordt via een voorgeschreven methodiek
beoordeeld voor ongeveer 750 oppervlakte-wateren, met in totaal zo’n 140 doelen voor
ecologie en chemie per waterlichaam, en met circa 12 doelen voor de 23 grondwaterlichamen.
In totaal gaat het in alle oppervlakte- en grondwaterlichamen om ongeveer 100.000 waterkwaliteitsparameters
die aan een bepaalde norm moeten voldoen, om als «goed» te kunnen worden aangemerkt.
Uit de meetgegevens blijkt dat op dit moment al aan circa 80% van de normen wordt
voldaan. De laatste 20% zorgt er echter voor dat op dit moment geen van de oppervlaktewaterlichamen
in Nederland de «goede toestand» haalt, want alleen als alle ecologische en chemische parameters in een waterlichaam «goed» scoren is deze in
«goede toestand» (het «one out, all out» principe).3 Voor grondwater geldt dat op dit moment 4 van de 23 grondwaterlichamen in een «goede
toestand» verkeren.
De tussenevaluatie laat zien dat we, ondanks alle inspanningen, nog niet op koers
liggen om in 2027 overal een goede toestand te behalen. Dit betekent dat er de komende
jaren nog een stevige inzet nodig is. Hiervoor is in de eerste plaats nodig dat alle
afgesproken maatregelen4 uitgevoerd worden, waarbij er nog grote uitdagingen zijn om alle maatregelen tijdig
te realiseren. Vorig jaar is mede hiervoor het interbestuurlijke impulsprogramma KRW
gestart. Daarnaast zijn aanvullende maatregelen nodig, met name op het gebied van
nutriënten en chemische stoffen. Tot slot laat de tussenevaluatie zien dat er nieuwe
uitdagingen op ons af komen, zoals nieuwe schadelijke stoffen, toenemende effecten
van klimaatverandering en de opkomst van exoten zoals de Amerikaanse rivierkreeft.
Het waarborgen van een goede waterkwaliteit zal daarom ook na 2027 blijvende inzet
vragen. In bepaalde gevallen zijn er valide redenen waarom doelen nog niet gehaald
kunnen worden, waarvoor – onder strikte randvoorwaarden – een legitiem beroep op uitzonderingen
gedaan kan worden. Het KRW-beleid, een samenvatting van de benodigde maatregelen en
de gevallen waarin gebruik is gemaakt van de uitzonderingen zullen worden opgenomen
in de stroomgebiedbeheerplannen 2028–2033, waarvoor de voorbereidingen dit jaar gestart
zijn.
Hierna wordt in meer detail ingegaan op de verschillende opgaven per sector betreffende:
1. Chemische stoffen;
2. Ecologie:
2.1 nutriënten
2.2 inrichting en beheer;
3. Grondwaterkwaliteit en -kwantiteit;
4. Effecten van klimaatverandering en invasieve soorten (exoten);
5. Belasting vanuit het buitenland;
6. Doelaanpassingen en uitzonderingen;
7. Nieuwe stroomgebiedbeheerplannen 2028–2033;
8. Aansturing en samenwerking (governance).
Waterkwaliteit in Europa
In opdracht van de Europese Commissie is op basis van de situatie tot 2021 door het
Europees Milieuagentschap een rapport gemaakt over de toestand van het water in Europa
(https://www.eea.europa.eu/en/analysis/publications/europes-state-of-wat…). Daaruit blijkt dat er op veel plaatsen een opgave is, slechts 37% van de oppervlaktewaterlichamen
in Europa voldoet voor wat betreft de ecologische toestand en slechts 29% voor wat
betreft de chemische toestand. Er is op onderdelen enige verbetering zichtbaar, maar
dat geldt niet voor het totaalbeeld. Deels komt dat door de methode one-out, all-out
die wordt gehanteerd en daarom zijn ook de resultaten van de afzonderlijke parameters
gepresenteerd in dat rapport. De belangrijkste oorzaken voor het niet behalen van
de goede toestand in de wateren in Europa zijn volgens het Milieuagentschap de depositie uit de lucht van stoffen die vrijkomen bij activiteiten en
diffuse verontreinigingen uit de landbouw.
1. Chemische stoffen
Introductie
De waterkwaliteit wordt beïnvloed door vele chemische stoffen. Een deel van deze stoffen
is onderdeel van de KRW-beoordeling voor oppervlaktewater, een ander deel van de stoffen
is gereguleerd onder andere wetgeving en een deel van stoffen kent nog geen specifieke
normen. Ook stoffen die nu niet genormeerd zijn onder de KRW kunnen een belangrijke
invloed hebben op het behalen van de ecologische KRW-doelen, bijvoorbeeld doordat
de (gecombineerde) toxische druk van deze stoffen een belemmering voor de ecologische
doelen kan vormen. In het kader van de lopende onderhandelingen in Europa over de
herziening van de Kaderrichtlijn Water, de Richtlijn Prioritaire stoffen en de Grondwaterrichtlijn
zullen naar verwachting nieuwe stoffen worden toegevoegd aan de KRW, inclusief bijbehorende
termijnen waarop hieraan voldaan zal moeten worden.
Van 42 stoffen genormeerd onder de KRW is vastgesteld dat deze landelijk of regionaal
nog een probleem vormen5. Deze lijst is opgenomen aan het eind van bijlage 1 bij deze brief. De stoffen die
het vaakst niet aan de norm voldoen zijn polybroomdifenylethers (PBDE’s), polycyclische
aromatische koolwaterstoffen (PAK's), gewasbeschermingsmiddelen, biociden en metalen.
Hiervan moeten 30 stoffen uiterlijk in 2027 aan de KRW-normen voldoen6. Van de stoffen waarvoor een trend kon worden vastgesteld, vertonen 18 een significant
verbeterende trend, terwijl de overige 12 onveranderd blijven. Gemiddeld is er geen
sprake van achteruitgang, maar op regionaal niveau bij bepaalde chemische stoffen
wel. Een voorbeeld hiervan is lokale toename van verontreinigingen bij innamepunten
van drinkwaterbedrijven.
Figuur 1: Overzicht van stoffen in het water (alle stoffen kunnen invloed hebben op
de aquatische ecologie en kunnen daarmee effect hebben op doelbereik)
Voor veel stoffen is de situatie verbeterd, maar deze verbetering zet volgens de prognose
van de waterbeheerders niet door. Op basis van metingen en oordelen wordt ingeschat
dat voor alle 42 stoffen in 2027 niet aan de norm zal worden voldaan zonder aanvullend
beleid.
Belangrijkste bronnen en oorzaken
In het koepelrapport zijn de bronnen beschreven. De oorzaak van het niet bereiken
van een goede toestand in 2027 verschilt per stof. Er is voor een deel sprake van
een historische last die nog doorwerkt in het heden. Zo zijn PBDE’s op grote schaal
gebruikt als brandvertragers in verschillende toepassingen zoals kleding en huishoudelijke
apparaten. PAK's komen vrij bij onvolledige verbranding, bijvoorbeeld door houtstook
of gebruik van fossiele brandstofmotoren, en komen vervolgens via de lucht in het
water terecht. PAK’s en PDBE’s breken langzaam af in het milieu en worden daarom ook
nog lang na het wegnemen van de oorspronkelijke bron in hoge concentraties aangetroffen.
Het metaal zink wordt op grote schaal toegepast in de bouw, bijvoorbeeld bij vangrails
en dakgoten. Gewasbeschermingsmiddelen worden met name gebruikt in de landbouw om
gewassen te beschermen tegen ziekten en plagen, en biociden worden gebruikt om schadelijke
organismen te bestrijden in bijvoorbeeld huishoudens, ziekenhuizen, stallen, publieke
ruimtes of bedrijven.
Resterende opgaven en hoe verder
Samenvattend kan gesteld worden dat er nog opgaven zijn voor de volgende stoffen en
sectoren: gewasbeschermingsmiddelen voor de sector landbouw (en professioneel gebruik
buiten de landbouw), biociden voor particulieren, bedrijven en overheden, metalen
voor onder andere de bouw en de landbouw (veevoer en kunstmest) en voor enkele industriële
stoffen.
In bijlage 2 onderaan deze brief zijn concrete cijfers voor de toestand, bronnen en
resterende opgaven voor een groot scala aan chemische stoffen opgenomen. Dit geeft
een beeld van wat in de evaluatierapportage van de KRW is uitgewerkt.
Voor de eerdergenoemde 42 probleemstoffen heeft het impulsprogramma KRW de resterende
opgaven de afgelopen twee jaar al uitgewerkt. De (chemische) waterkwaliteit wordt
gereguleerd via een stelsel dat erop gericht is te voorkomen dat er te veel lozingen
en emissies plaatsvinden waardoor normen worden overschreden. Dit stelsel gaat over
de toelating van stoffen, gebruiksvoorschriften, vergunningverlening voor afvalwaterlozingen,
zuivering van afvalwaterstromen, toezicht en handhaving op regelgeving, en overleg
met bedrijfsleven over zelfregulering. De overschrijdingen in oppervlaktewater en
grondwater laten zien dat er in dit systeem «lekken» zijn. Om de goede chemische toestand
te bereiken zijn maatregelen nodig die op de juiste plekken in deze keten ingrijpen
(de «lekken dichten»). Er is advies gevraagd aan deskundigen op dit gebied7 en zij hebben circa 20 maatregelen geadviseerd. Het gaat hierbij vaak om uitbreiding
of aanscherping van bestaande maatregelen. De stand van zaken bij de uitwerking hiervan
is opgenomen als bijlage 1 aan het eind van deze brief.
De voorgestelde maatregelen worden nu bezien en waar nodig verder uitgewerkt. Daarbij
zal, naast beoordeling van de effectiviteit en haalbaarheid, ook specifiek aandacht
zijn voor de relevante afspraken uit het Regeerprogramma omtrent deze opgaven, zoals
de inzet om normoverschrijdingen voor gewasbeschermingsmiddelen waar mogelijk via
een lokale aanpak te adresseren, samen met de sectoren en met andere overheden. Beoogd
wordt om voorjaar 2025 te besluiten over de uitvoering van maatregelen (zowel nationaal
als regionaal). Doel is om te komen tot een dekkend voorstel met maatregelen voor
chemische stoffen om te voldoen aan de normen. Waar mogelijk zal aangesloten worden
bij al lopende programma’s en initiatieven.
Vervolgens zullen de maatregelen per stofgroep worden gemonitord. Met deze aanpak
voor de 42 KRW-probleemstoffen wordt ook ervaring opgedaan om emissies naar water
te verminderen voor de vele andere stoffen die niet onder de KRW genormeerd zijn.
2. Ecologie
Huidige toestand, trends en prognose
Voor de ecologie gaat het om vier biologische kwaliteitselementen (vis, macrofauna,
fytoplankton en overige waterplanten) waarvoor op dit moment de KRW-doelen niet overal
behaald worden, én om nutriëntenconcentraties (stikstof en fosfor) die in bepaalde
gebieden hoger zijn dan de normen en daarmee ook een belangrijke oorzaak zijn voor
het niet halen van de biologische doelen.8 Zie Figuur 2 hieronder voor de huidige toestand per onderdeel.
Uit de recente meetgegevens blijkt dat er in de periode 2009–2021 eerst verbetering
optrad op al deze vier biologische kwaliteitskenmerken, maar dat er nu sprake is van
stagnatie. Zie voor meer informatie over de ontwikkeling in nutriëntenconcentraties
de Nitraatrapportage, die de Kamer op 28 november jl. ontving.9 Daarin is opgenomen dat sinds de jaren negentig de hoeveelheid stikstof en fosfor
in het grondwater en oppervlaktewater sterk is gedaald. Hierdoor is de waterkwaliteit
verbeterd. Sinds 2012 is deze daling voor oppervlaktewater echter gestopt.
Figuur 2: Huidige ecologische toestand voor de 745 oppervlaktewaterlichamen
Er zijn prognoses gemaakt voor nutriënten en de biologische kwaliteitselementen, waarmee
de inschatting is gemaakt hoe de waterkwaliteit zich zal ontwikkelen op basis van
het voorgenomen beleid en maatregelen. De resultaten laten zien dat er verbeteringen
te verwachten zijn als alle maatregelenprogramma’s uit de stroomgebiedbeheerplannen
worden uitgevoerd en als het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn en de derogatiebeschikking worden uitgevoerd en voortgezet.
Het doelbereik voor stikstof stijgt dan naar 61% van de waterlichamen dat naar verwachting
voldoet aan de norm in 2027. Voor fosfor stijgt het doelbereik naar verwachting naar
57% van de waterlichamen. Door verbetering van de toestand voor nutriënten verbetert
ook de biologische toestand. De prognoses van de biologische kwaliteitselementen verschillen
wel aanzienlijk per regio.
In bijlage 3 is de prognose voor de ecologische doelen opgenomen. De belangrijkste
oorzaken voor het niet halen van de ecologische doelen zijn te hoge nutriëntenconcentraties
(vooral in de regionale wateren) en knelpunten voor wat betreft (onnatuurlijke) inrichting
en beheer. Tot slot hebben klimaatverandering en exoten ook invloed op de ecologische
doelen. Hieronder wordt op de opgaven per sector ingegaan, inclusief hoe deze aangepakt
worden.
2.1 Nutriënten
Belangrijkste bronnen en oorzaken
Ongeveer de helft van de nutriëntenbelasting is afkomstig vanuit de landbouw (zie
onderstaande figuur 3). De belangrijkste bron is af- en uitspoeling van meststoffen
van het land. Daarnaast bereikt agrarische stikstof via depositie uit de lucht ook
het water. Dit is niet alleen een knelpunt voor de KRW-doelen: ook de doelen uit de
Nitraatrichtlijn die zich richten op het beperken van de agrarische belasting van
het grondwater en het voorkomen van eutrofiëring van het oppervlaktewater worden nog
niet overal behaald.
Het aandeel van rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) in de totale nutriëntenbelasting
is fors lager (zie figuur 3) en hiervoor geldt dat aan de vereisten uit de Richtlijn
Stedelijk Afvalwater wordt voldaan. Toch kunnen RWZI’s nog wel een belemmering vormen
voor het behalen van de KRW-doelen, doordat niet alle nutriënten uit het rioolwater
gezuiverd (kunnen) worden. Riooloverstorten kunnen lokaal en tijdelijk invloed hebben
op de nutriëntenconcentraties in een waterlichaam, maar zijn op de totale belasting
geen bron van betekenis.
Voor een deel van de regionale waterlichamen geldt dat bovenstroomse belasting met
nutriënten vanuit het buitenland nog mede een belemmering vormt voor doelbereik in
Nederland, doordat de concentraties in het binnenkomende water boven de norm liggen.
Andersom zorgt soms ook het binnenkomende schonere water uit het buitenland juist
voor verdunning van nutriëntenconcentraties.
Figuur 3: Bronnen van stikstof en fosfor op basis van de Emissieregistratie 2024 (uit
Nitraatrapportage)
Samenhangende trajecten op het gebied van nutriënten uit de landbouw
Er lopen drie samenhangende trajecten, waarin de Ministeries van Infrastructuur en
Waterstaat (IenW) en Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) samen optrekken.
De Kamer heeft op 4 november 2024 de evaluatie van de Meststoffenwet ontvangen, gebaseerd
op diverse onderzoeken (Kamerstukken 33 037, nr. 561). Daarnaast is op 28 november jl. de Nitraatrapportage aan de Kamer verstuurd (Kamerstukken
2024Z19612). De Nitraatrapportage geeft met de resultaten van monitoring inzicht in de huidige
landbouwpraktijk en in de toestand en trends met betrekking tot nutriënten in het
grond- en oppervlaktewater en geeft zo een beeld van de effecten van de voorgaande
nitraatactieprogramma's. Voor een belangrijk deel zijn dezelfde meetnetten voor wat
betreft nutriënten gebruikt en de modelstudie die ten grondslag ligt aan de evaluatie
van de Meststoffenwet en de tussenevaluatie van de KRW is dezelfde. Naar deze modelstudie
wordt ook in de Nitraatrapportage verwezen. Eén van de onderzoeken die in het kader
van de evaluatie van de Meststoffenwet 2024 is uitgevoerd, betreft een onderzoek naar
een mogelijk in te zetten aanpak om de waterkwaliteitsdoelen voor grond- en oppervlaktewater
te halen, voor zover het gaat om nutriënten afkomstig van de landbouw. De uitkomsten
van dit onderzoek vormen input voor het nog op te stellen 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn (2026–2029).
De maatregelen uit het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn en de derogatiebeschikking zijn erop gericht om de
agrarische belasting van het water met nutriënten te beperken. Dit gebeurt bijvoorbeeld
door het aanhouden van mestvrije bufferstroken om de afspoeling naar het oppervlaktewater
te voorkomen, het inzaaien van vanggewassen om te voorkomen dat achtergebleven nutriënten
na de oogst uitspoelen naar het grondwater of het beperken van de hoeveelheid mestgift
in met nutriënten verontreinigde gebieden. Uit de onderzoeken voor de evaluatie van
de Meststoffenwet volgt dat met voortzetting van het huidige beleid, waarvan bovengenoemde
maatregelen onderdeel zijn, de nitraatconcentraties in het grondwater en de stikstof-
en fosforconcentraties in het oppervlaktewater zullen verbeteren.
Resterende opgaven en hoe verder
Uit de rapportage blijkt dat er nog nutriëntenopgaven zijn voor de landbouw en in
mindere mate voor de rioolwaterzuiveringsinstallaties (zie de eerder opgenomen figuur 3).
Voor doelbereik zijn dus aanvullende maatregelen nodig. Met het 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn wordt gestreefd de doelen van de Nitraatrichtlijn
voor grondwater te halen en eutrofiëring van oppervlaktewater te voorkomen. Hiermee
wordt ook een bijdrage geleverd aan het doelbereik van de KRW.
Bij de opstelling van het 8e Actieprogramma zijn haalbaarheid, betaalbaarheid en voldoende maatschappelijk draagvlak
belangrijk voor de keuze van maatregelen gericht op de waterkwaliteit. Waar dit botst
met de KRW-verplichtingen, vraagt dit om politieke keuzes. Ook in de alternatieve
aanpak voor het landelijk gebied is het van belang om gebiedsgericht de KRW-opgaven
voor nutriënten te adresseren, in het bijzonder in het grootschalig herstel van de
beekdalen op zandgronden (zie kader hierna).
Naast de maatregelen die het Rijk nationaal kan nemen, beschikken ook de provincies,
waterschappen en gemeenten over instrumenten onder de Omgevingswet waarmee zij lokaal
of regionaal kunnen sturen op agrarische emissies van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen
in hun gebied. Dit is verder uitgewerkt door het impulsprogramma in de factsheet aanpassen
grondgebruik. Momenteel wordt gewerkt aan een afwegingskader om deze instrumenten
in de praktijk toe te passen. Bij de uitwerking hiervan worden ook de afspraken van
het kabinet in het Regeerprogramma betrokken, waarbij ingezet wordt om normoverschrijdingen
voor gewasbeschermingsmiddelen waar mogelijk via een lokale aanpak te adresseren,
samen met de sectoren en met andere overheden. Dit is ook in lijn met de motie Grinwis10.
Voor een deel van de RWZI’s staan er reeds (verdere) verbetermaatregelen gepland in
het kader van de huidige stroomgebiedbeheerplannen 2022–2027. De STOWA heeft onderzocht
welke maatregelen er mogelijk zijn om de zuivering van nutriënten verder te verbeteren.11 Waterbeheerders zullen in 2025 bezien of en op welke termijn deze aanvullende maatregelen
toegepast kunnen worden op de RWZI’s in hun beheer. In het dashboard uitvoering KRW-
maatregelen is voor sommige regio’s meer specifieke informatie opgenomen.
Daarnaast werkt IenW aan het uitvoeren van een immissietoets op alle 314 RWZI’s die
in 2025 uitgevoerd gaat worden. Deze zal inzicht geven in de nutriënten en andere
stoffen die uit de RWZI’s in het oppervlaktewater worden geloosd. Ook deze kennis
zal gebruikt worden om te bepalen welke maatregelen nog nodig zijn om de belasting
van het water uit RWZI’s terug te brengen. Voorbeelden daarvan kunnen zijn meer grip
op indirecte lozingen, productenbeleid en extra zuiveringsstappen.
Beekdalenaanpak
Met het wegvallen van de middelen die bestemd waren voor het Transitiefonds is ook
€ 811 miljoen weggevallen bestemd voor grootschalig herstel van beekdalen op zandgronden.
Deze maatregel is opgenomen in het addendum bij het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn en draagt bij aan de KRW-opgave. Het Ministerie van
LVVN werkt in afstemming met de Ministeries van IenW en VRO aan een nieuwe uitvoeringsgerichte
en gebied-specifieke aanpak voor het landelijk gebied waarbij wordt gekeken naar een
gebied-specifieke inzet voor gebieden rondom kwetsbare Natura 2000-gebieden, Veenweidegebieden,
Grondwaterbeschermingsgebieden en de Beekdalen. De Beekdalen zijn hier dus onderdeel
van. In lijn met het Regeerprogramma zijn de structurele middelen gereserveerd voor
Agrarisch Natuurbeheer (500 miljoen euro per jaar) ook in beeld voor besteding aan
beekdalen op zandgronden. Hierover is interdepartementale afstemming tussen de Ministeries
van LVVN en IenW. Het Kabinet heeft de contouren van de nieuwe aanpak landelijk gebied
en het Agrarisch Natuurbeheer, voorafgaand aan het Commissiedebat Stikstof, NPLG en
Natuur van 4 december 2024 met de Kamer gedeeld (Kamerstukken 36 600-XIV-66).
2.2 Inrichting en beheer
Huidige toestand, trends en prognose
De meeste waterlichamen in Nederland zijn sterk veranderd of kunstmatig (bijvoorbeeld
door bedijking of veenontginning), waardoor hier niet dezelfde ecologische doelen
gelden als voor natuurlijke wateren. Bij het bepalen van de doelen is hiermee rekening
gehouden door de waterbeheerders, door te kijken naar welke maatregelen mogelijk zijn
om het systeem natuurlijker in te richten, zonder daarbij significante schade aan
essentiële gebruiksfuncties (zoals waterveiligheid, scheepvaart, etc.) toe te brengen.
Het gaat hierbij onder meer om de aanleg van natuurvriendelijke oevers, nevengeulen,
vispassages en het laten hermeanderen (opnieuw kronkelen) van beken. De hoogte van
de doelen is vervolgens mede bepaald op basis van de verwachte effecten van deze maatregelen.
Inmiddels is een groot deel van de sinds 2009 afgesproken maatregelenprogramma’s uitgevoerd.
Het effect van deze maatregelen heeft echter tijd nodig om volledig in te kunnen treden.
Daarnaast kan het zijn dat het effect van maatregelen op basis van nieuwe wetenschappelijke
inzichten te hoog of te laag is ingeschat bij het bepalen van het doel of dat maatregelen
suboptimaal zijn uitgevoerd waardoor deze niet het volledige verwachte effect hebben.
Resterende opgaven en hoe verder
De opgave voor de waterbeheerders is in de eerste plaats om alle afgesproken inrichtings-
en beheermaatregelen tijdig uit te voeren. Voor een deel van de resterende maatregelen
van 2022–2027 geldt dat er risico’s zijn dat deze niet tijdig uitgevoerd zijn, terwijl
dit wel een vereiste van de KRW is. De inzet van het impulsprogramma is er daarom
ook op gericht om knelpunten in de uitvoering waar mogelijk weg te nemen.12 Waar effecten van uitgevoerde inrichtingsmaatregelen anders uitvallen dan oorspronkelijk
verwacht bij het bepalen van de ecologische doelen, kan het nodig zijn de desbetreffende
doelen hierop te corrigeren (zie Technische doelaanpassingen hieronder). Naast het uitvoeren van inrichtingsmaatregelen, is er ook nog winst te
behalen in het optimaliseren van het beheer van de wateren.
3. Grondwater
Huidige toestand, trends en prognose
Voor grondwater wordt door middel van zes toetsen de grondwaterkwaliteit en grondwaterkwantiteit
beoordeeld. De doelen van al deze toetsen moeten worden behaald, volgens het principe
van «one out, all out». Op dit moment voldoen 19 van de 23 grondwaterlichamen niet
aan de eisen voor kwaliteit en kwantiteit.
Van de 23 waterlichamen voldoen er drie waterlichamen niet aan de algemene toetsen
voor grondwaterkwaliteit, één waterlichaam voldoet niet aan de eisen voor grondwaterkwantiteit.
Alle waterlichamen voldoen aan de algemene toets voor zoutintrusies. Naast de vier
grondwaterlichamen die niet voldoen aan de algemene toetsen, voldoen nog 15 grondwaterlichamen
niet aan de deeltoetsen voor de verschillende beschermde gebieden (zie de tabel hieronder).
Type toets
Voldoet
Voldoet niet
Deeltoets niet van toepassing
Algemene toetsen
Een evenwicht in onttrekking en aanvulling op basis van een waterbalans, inclusief
trends in de grondwaterstanden – grondwaterkwantiteit
22
1
–
De algemene chemische toestand (inclusief trendanalyse) – grondwaterkwaliteit
20
3
–
Het niet vóórkomen van intrusies van zout water (verschuiving van het zoet-zout grensvlak)
23
0
–
Deeltoetsen
Grondwaterafhankelijk oppervlaktewater
11
9
3
Grondwaterafhankelijk ecosystemen
13
8
2
Grondwaterwinningen menselijke consumptie (drinkwater)
11
6
6
Figuur 4: Toestand voor grondwater (kwaliteit en kwantiteit)
Aangezien de processen in grondwater langzaam verlopen, is het niet te verwachten
dat het beoordelingsresultaat voor grondwaterkwaliteit in 2027 veel zal veranderen.
Daarnaast blijkt uit metingen dat de concentraties van verontreinigende stoffen in
het grondwater toenemen (vergrijzing), wat een steeds groter probleem vormt voor drinkwaterwinning.
Hierdoor dreigt een toenemende zuiveringsinspanning voor de drinkwaterbedrijven voor
het garanderen van schoon en gezond drinkwater. Daarnaast is er ook een stijgende
chloridetrend in het grondwater te zien.
Belangrijkste bronnen en oorzaken
De belangrijkste oorzaken voor het niet behalen van de chemische doelen voor grondwater
zijn te hoge concentraties aan nutriënten, bestrijdingsmiddelen en chloride. Bij de
toetsen voor drinkwaterbronnen vormen industriële stoffen, (historische) bodemverontreinigingen
en opkomende stoffen als medicijnresten een probleem en voor oppervlaktewater de te
hoge waarden van stikstof en/of fosfaat. Voor de ecosystemen is vooral verdroging
door onvoldoende aanvoer van grondwater een knelpunt.
Stijgende chloridegehaltes zijn een teken van verzilting door zeespiegelstijging en
de bemaling van diepe polders. Afname van de grondwatervoorraden komt doordat het
watersysteem te veel is gericht op afvoer en het watersysteem onder druk staat door
grondwateronttrekkingen en klimaatverandering.
Resterende opgaven en hoe verder
De opgaven voor chemische stoffen liggen in het verlengde van wat eerder in deze brief
geschetst is. Die opgaven liggen dus verspreid over alle sectoren, waaronder landbouw
(o.a. bestrijdingsmiddelen, nutriënten), industrie (o.a. industriële stoffen) en overheden
(o.a. toelating stoffen en vergunning-verlening, toezicht en handhaving – VTH). Bronaanpak
– waar dat nog mogelijk is gezien de historische belasting – is daarbij van groot
belang. Aanvullend daarop ligt er voor grondwaterkwantiteit een opgave bij de waterbeheerders
voor het op peil houden en aanvullen van de grondwatervoorraad.
Voor de grondwaterkwantiteit is het van belang erop in te zetten het water vast te
houden en aan te vullen, ook om de gevolgen van klimaatverandering het hoofd te kunnen
bieden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het beperken van onttrekkingen, zoals door
het instellen van grondwateronttrekking-plafonds of het overschakelen naar alternatieve bronnen. Infiltratie kan
bevorderd worden door bijvoorbeeld de aanleg van wadi’s (stedelijk) en het vasthouden
van het water in het watersysteem (landelijk).
Om grip te krijgen op de grondwateronttrekkingen en onttrokken hoeveelheden wordt,
in het kader van de moties van de leden Van Ginneken/Tjeerd de Groot13 en Bromet/Van Esch14 door IenW ook de mogelijkheid van een uniforme (landelijke) vergunning- en meldingsplicht
voor grondwateronttrekkingen onderzocht.15 Daarbij wordt ook meteen gekeken naar het periodiek bezien en herzien van deze onttrekkingen,
aangezien hier door de Europese Commissie om gevraagd is in de recente inbreukprocedure
tegen Nederland.16
4. Effecten van klimaatverandering en invasieve soorten (exoten)
Trends
In toenemende mate worden de effecten van klimaatverandering op de waterkwaliteit
en waterbeschikbaarheid ervaren, bijvoorbeeld door de stijging van de temperatuur
op aarde, langere periodes van droogte en het optreden van extreme regenval en verzilting.
Dit kan ertoe leiden dat concentraties van schadelijke stoffen toenemen (minder verdunning
optreedt), meer uit- en afspoeling plaatsvindt, de watertemperatuur stijgt, grondwatervoorraden
onder druk komen te staan of verdroging van natuur optreedt.
De komst van invasieve soorten (exoten) kan een negatieve impact op het ecosysteem
hebben, bijvoorbeeld doordat inheemse soorten worden verdrongen of schade wordt toegebracht
aan waterflora- of fauna. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de Amerikaanse rivierkreeft17. Dit kan een belemmering vormen voor het ecologisch KRW-doelbereik, zie onderstaand
kader. De problematiek komt nu vooral voor in de sloten van laag-Nederland, maar lijkt
zich uit te breiden. De opgave voor KRW-oppervlaktewaterlichamen is om de effecten
zoveel mogelijk te beheersen. Dat is ook van belang om uitzonderingen op KRW-doelbereik
te kunnen motiveren.
Opgaven en hoe verder
Waterbeheerders en andere overheden moeten anticiperen op de effecten van klimaatverandering
teneinde negatieve gevolgen voor mens en ecologie waar mogelijk te voorkomen. In periodes
van droogte kunnen bijvoorbeeld concentraties van schadelijke stoffen toenemen, waardoor
het nog belangrijker is om te voorkomen dat deze in het water terecht komen (zie onderdeel
stoffen en nutriënten hierboven). Ook wordt bij verminderde aanvulling van het grondwater
het nog belangrijker om onttrekkingen te reguleren.
De KRW-maatregelen uit de huidige maatregelenprogramma’s, en ook maatregelen uit het
Deltaprogramma en de Programmatische Aanpak Grote Wateren, zijn er mede op gericht
om negatieve effecten van klimaatverandering op de waterkwaliteit en -kwantiteit te
mitigeren, bijvoorbeeld door water beter vast te houden, infiltratie te bevorderen,
en regenwater af te koppelen van het riool. Richting de nieuwe planperiode 2028–2033
zal er extra aandacht nodig zijn voor de gevolgen van klimaatverandering en de betekenis
hiervan voor de KRW-opgaven en maatregelen.
Beheersing rivierkreeften
Onder aansturing van het Ministerie van LVVN wordt samen met de waterbeheerders en
andere stakeholders gewerkt aan een gezamenlijke aanpak voor rivierkreeften binnen
een programma. Daarbij wordt zowel gekeken naar aanpassing van de regelgeving om het
wegvangen van rivierkreeften te faciliteren, als het zoeken naar een effectieve beheersingsaanpak.
Wegvangen is daarbij niet per se een structurele oplossing, aangezien inmiddels duidelijk
is dat het niet meer mogelijk is om deze geheel uit het systeem te verwijderen. We
zullen dus ook moeten bezien hoe we negatieve effecten hiervan kunnen beperken. Een
belangrijk deel van de oplossing zit in het ecologisch herstel van het ecosysteem
zelf, waardoor dit minder kwetsbaar wordt en exoten minder kans hebben te gaan overheersen.
De bestaande KRW-maatregelen dragen hier ook in belangrijke mate aan bij.
5. Belasting vanuit het buitenland
Huidige toestand
Voor bepaalde KRW-doelen (met name chemische stoffen en nutriënten) geldt dat bovenstroomse
belasting vanuit het buitenland nog mede een belemmering vormt voor doelbereik in
Nederland, doordat de concentraties in het grensoverschrijdende water deels boven
de norm liggen. Dat betreft met name grensoverschrijdende beken. De Rijn en Maas komen
relatief schoon ons land binnen, al zijn ook daar nog specifieke overschrijdingen.
Opgaven en hoe verder
Waar belasting vanuit het buitenland boven de norm ligt, is afstemming door de waterbeheerders
met onze buurlanden nodig. Naast de al lopende afstemming en coördinatie met de lidstaten
bij grensoverschrijdende stroomgebieden is in de vier stroomgebieden (Rijn, Maas,
Schelde, Eems) een aanvullend traject van «joint fact finding» gestart met de buurlanden,
teneinde gezamenlijk de grensoverschrijdende opgaven te analyseren en tot oplossingen
te komen. Het beeld bij welke stoffen de problemen zitten wordt bij de meeste waterbeheerders
steeds completer. Samen met het buurland wordt bezien of en welke maatregelen mogelijk
zijn om de doelen alsnog te halen. Mocht dit echter niet (tijdig) mogelijk zijn, dan
kan dit dienen als basis voor de motivering van een uitzondering (zie paragraaf 6).
Bij de gesprekken met buurlanden gaat het niet alleen om de stoffen die nu onder de
KRW genormeerd zijn. Ook andere stoffen die ons land binnen komen en problemen voor
de waterkwaliteit op kunnen leveren worden besproken. Bijvoorbeeld stoffen die relevant
zijn voor de drinkwaterwinning en in het bijzonder PFAS18.
Bij de gesprekken met de buurlanden wordt ook de afspraak uit het Regeerprogramma
betrokken om de stikstof- en fosfaatnormen in oppervlaktewater in lijn te brengen
met de ons omringende landen. De Kamer wordt hierover voor de zomer van 2025 geïnformeerd.
6. Doelaanpassingen en beroep op uitzonderingen
De KRW biedt ruimte voor technische doelaanpassingen en uitzonderingen. Dit moet door
de verantwoordelijke waterbeheerders worden gemotiveerd. Vanuit het impulsprogramma
KRW worden handreikingen opgesteld om waterbeheerders maximaal te ondersteunen bij
het gebruik en de onderbouwing hiervan. Dit landt in de nieuwe stroomgebiedbeheerplannen
2028–2033. Hiermee wordt ook invulling gegeven aan de motie van het lid Stoffer19 die de regering verzoekt ervoor te zorgen dat KRW-doelen zo snel en zo veel als mogelijk
geactualiseerd worden, rekening houdend met de natuurlijke achtergrondbelasting en
de historische belasting.
Technische doelaanpassingen
In een aantal gevallen was bij het bepalen van de doelen nog onvoldoende kennis beschikbaar
over natuurlijke achtergrondbelasting. Ook zijn zoals hierboven vermeld de verwachte
effecten van inrichtingsmaatregelen soms verkeerd ingeschat. De doelen kunnen hier
alsnog op gecorrigeerd worden via een zogeheten «technische doelaanpassing» op basis
van nieuw (wetenschappelijk) inzicht, mits hier een goede onderbouwing voor is. Deze
correctie kan ervoor zorgen dat bepaalde waterlichamen alsnog aan de (aangepaste)
normen voldoen. Andersom kan het echter ook voorkomen dat wetenschappelijke inzichten
ertoe leiden dat strengere normen nodig zijn.
Uitzonderingen
Voor bepaalde KRW-doelen zijn er geen aanvullende maatregelen meer mogelijk of zouden
deze tot onevenredig hoge kosten voor de samenleving kunnen leiden, of blijft de verbetering
van de toestand uit door natuurlijke omstandigheden. In die gevallen kan door de waterbeheerder
een geldig beroep gedaan worden op een uitzonderingsmogelijkheid die de KRW biedt.
Zo kunnen bijvoorbeeld stoffen wijdverspreid aanwezig zijn in het systeem, terwijl
de oorspronkelijke menselijke bron al voldoende is weggenomen. Als de stoffen maar
langzaam afbreken, kunnen concentraties nog lang boven de norm aangetroffen worden.
Indien gemotiveerd kan worden dat verwijdering via zuivering of bodemsanering technisch
niet haalbaar is of onevenredig kostbaar is, is ook in 2027 nog een uitzondering mogelijk.
In het geval dat rivierkreeften of andere exoten (tijdelijk) zorgen voor het niet
halen van KRW-doelen en er geen passend handelingsperspectief is om dit effect te
mitigeren, kan dit een geldige reden zijn om een beroep te doen op uitzonderingen
die de KRW biedt. Ook belasting uit het buitenland kan een reden zijn om een beroep
te doen op uitzonderingen wanneer doelen hierdoor niet gehaald kunnen worden.
7. Nieuwe stroomgebiedbeheerplannen 2028–2033: de KRW voorbij 2027
Nieuwe uitdagingen
De tussenevaluatie laat ook zien dat er nieuwe uitdagingen op ons af komen. Zoals
nieuwe schadelijke stoffen die worden aangetroffen, nieuwe inzichten in de toxische
druk door combinaties van stoffen (ook door niet-KRW stoffen) en vergrijzing die optreedt
in het grondwater. Daarnaast ervaren we steeds heviger de effecten van klimaatverandering
op de waterkwaliteit en waterbeschikbaarheid. Tot slot zorgen ook bevolkingsgroei
en vergrijzing van de bevolking (door verhoogd medicijngebruik) ervoor dat de druk
op de waterkwaliteit toeneemt.
Deze uitdagingen maken dat de waterkwaliteit en waterbeschikbaarheid blijvende inzet
en aandacht zullen vragen. Ook na 2027 blijven de verplichtingen vanuit de KRW om
een goede waterkwaliteit te realiseren en achteruitgang te voorkomen immers onverminderd
gelden. Daarom is dit jaar de voorbereiding van de stroomgebiedbeheerplannen 2028–2033
van start gegaan. In deze zesjaarlijkse plannen wordt de actuele toestand gepresenteerd,
verantwoording over doelbereik in 2027 afgelegd (inclusief de gevallen waarin een
beroep op een uitzonderingen wordt gedaan), en het nieuwe KRW-beleid en een samenvatting
van de nieuwe maatregelen voor de planperiode 2028–2033 opgenomen. Deze plannen bevatten
regionale, nationale en internationale onderdelen, en worden daarom in nauwe samenhang
en samenwerking opgesteld door het Rijk, provincies en waterschappen, in afstemming
met onze buurlanden. Ook de betrokkenheid van maatschappelijke partijen is hierbij
essentieel.
Eind 2024 wordt hiertoe een gezamenlijk ontwerp werkprogramma gepubliceerd, met daarin
een beschrijving van het proces voor de totstandkoming van de nieuwe plannen, en de
rollen en betrokkenheid van alle partijen daarbij. Hierbij wordt tevens een overzicht
gegeven van de belangrijkste resterende en nieuwe KRW-opgaven die met het beleid en
de maatregelen in deze planperiode geadresseerd moeten gaan worden (de «belangrijke
waterbeheerkwesties»). De uitkomsten van de KRW-tussenevaluatie vormen hiervoor de
basis. Het werkprogramma en het overzicht van belangrijke waterbeheerkwesties worden
beide komend halfjaar ter inzage gelegd, waarbij iedereen gelegenheid heeft om hierop
zienswijzen in te dienen en aandachtspunten voor het traject richting de nieuwe stroomgebiedbeheerplannen
mee te geven.
8. Aansturing en samenwerking
Verbetering governance KRW
In het Bestuurlijk Overleg KRW hebben Rijk, provincies, waterschappen, gemeenten en
de Regionale Bestuurlijke Overleggen (waarin de overheden per stroomgebied regionaal
samenwerken) geconstateerd dat er veel goede plannen en bestuurlijke afspraken zijn,
maar dat deze nog onvoldoende snel tot uitvoering komen. Veel van de constateringen
waarom het nog niet hard genoeg gaat, hangen samen met de wijze waarop bestuurders
met elkaar en richting de eigen organisaties sturen: de governance. Er is afgelopen
jaar een analyse uitgevoerd. De hoofdlijnen van de verbeteringen worden hieronder
kort toegelicht.
Besloten is om een explicieter onderscheid te maken tussen de functionele kolom (de
reguliere afstemming waar alle overheden samen aan tafel zitten en kijken hoe inhoudelijk
verder te komen) en de formele kolom (gesprekken volgens de gelaagde structuur Rijk-provincies-waterschappen-gemeenten,
waarbij men elkaar aanspreekt op de formele verantwoordelijkheden). De beide kolommen
zijn complementair aan elkaar, waarbij de inhoudelijke focus van de gesprekken in
de formele kolom ligt op het bespreken van knelpunten op het gebied van doelbereik
en benodigde maatregelen. De gesprekspunten worden mede gebaseerd op issues die vanuit
de functionele kolom als knelpunt, dilemma en/of bespreekpunt zijn voortgekomen. Daarbij
wordt gekeken waar versnelling nodig is, waar aanvullende maatregelen nodig zijn en
waar doelbereik onmogelijk is.
Daarnaast is afgesproken om elkaar duidelijker aan te spreken op verantwoordelijkheden.
In de communicatie is afgesproken om zowel positief als realistisch te communiceren,
ook over de mogelijke gevolgen bij het niet voldoen aan de KRW.
Tot slot
Het is van groot belang dat gezamenlijk ingezet wordt op een betere waterkwaliteit.
Voldoende, schoon en ecologisch gezond water is essentieel voor mens en natuur: voor
ons drinkwater, onze landbouw en industrie, onze recreatie en als leefgebied voor
dieren en planten.
Uit de tussenevaluatie blijkt dat er verbeteringen zijn opgetreden in de waterkwaliteit
over de afgelopen decennia, maar dat er nog aanzienlijke opgaven resteren, die regionaal
verschillen. Met name op het gebied van nutriënten in het landelijk gebied stagneert
de verbetering.
In het Bestuurlijk Overleg KRW van 15 november hebben alle betrokken partners zich
gecommitteerd om de restopgaven uit de tussenevaluatie op te pakken en toe te werken
naar aanvullende maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren. Het werk aan een
duurzame waterkwaliteit houdt daarbij niet op in 2027, het zal een doorlopende inzet
van alle partijen blijven vragen. Bij de uitwerking van aanvullende maatregelen zal
ook de motie van het lid Gabriëls c.s.20 worden betrokken, die de regering verzoekt om, bij het voldoen aan de KRW, dwingender
instrumentarium niet uit te sluiten.
De Kamer zal in het voorjaar van 2025 worden geïnformeerd over de aanvullende maatregelen
en vervolgstappen die genomen zullen worden naar aanleiding van deze tussenevaluatie.
Voor de zomer van 2025 zal de Kamer ook nader worden geïnformeerd over de voorbereidingen
voor de nieuwe stroomgebiedbeheerplannen 2028–2033, waarin verantwoording zal worden
afgelegd over het KRW-doelbereik in 2027 (incl. rapportage aan de Europese Commissie)
en waarin het KRW-beleid voor de periode na 2027 wordt opgenomen. Daarbij zal ook
ingegaan worden op de verschillende uitzonderingen van de KRW, waaronder in relatie
tot belasting vanuit het buitenland (conform de toezegging aan het lid Heutink (PVV)
bij het Wetgevingsoverleg Water21 van 18 november). De nieuwe stroomgebiedbeheerplannen worden eind 2026 in ontwerp
vastgesteld.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
B. Madlener
BIJLAGE 1: MOGELIJKE MAATREGELEN VOOR CHEMISCHE STOFFEN DIE DE NORMEN OVERSCHRIJDEN
De in het kader van het impulsprogramma KRW geadviseerde maatregelen omvatten de gehele
keten: aan de voorkant zijn ze gericht op het voorkomen dat schadelijke stoffen in
het water terecht komen. Dit kan door de productie en/of het gebruik van de stoffen
te beperken, emissies terug te dringen of stoffen geheel uit te faseren. Daarnaast
is het belangrijk om de vergunningen voor lozingen te bezien en zo nodig te actualiseren
en strenger te maken voor probleemstoffen.
In aanvulling daarop wordt in het koepelrapport het gebiedsgericht opsporen van (illegale)
lozingen en bronnen, en deze te stoppen door aanvullende inzet van monitoring, toezicht
en handhaving als effectieve maatregel gezien. Knelpunten daarbij zijn de beperkte
personele capaciteit, expertise en middelen op het gebied van vergunningverlening,
toezicht en handhaving (VTH) zoals ook geconstateerd door de Commissie van Aartsen.
Dit speelt bij alle overheden en uitvoeringsorganisaties.
Indien na het (in voldoende mate) wegnemen van de menselijke bron van belasting de
norm nog steeds niet gehaald wordt, aangezien de stoffen langzaam afbreken en daardoor
nog lange tijd in het water aanwezig blijven, kan op lokale hotspots zuivering van
water of bodemsanering worden overwogen. Als dit echter tot disproportioneel hoge
maatschappelijke kosten zou leiden, dan kan ook een beroep op een uitzondering worden
overwogen.
De geadviseerde handelingsperspectieven (mogelijke maatregelen) bevatten acties voor
zowel het Rijk als voor de regionale overheden (provincies, waterschappen en gemeenten).
Ook het bedrijfsleven heeft een belangrijke rol. Er wordt daarom ingezet op een gezamenlijk
uitvoeringsprogramma.
Niet alle geadviseerde maatregelen zijn nodig voor elke stof. Elke stof(groep) vraagt
een specifieke aanpak. Daarom is voorgesteld een set aan maatregelen per stof te ontwikkelen,
waarbij alle verantwoordelijke overheden en maatschappelijke partners inzet plegen
en doen wat ze kunnen om de emissies naar water terug te dringen. Zie onderstaand
overzicht voor de voorgestelde maatregelen en eerstverantwoordelijken op het gebied
van brononderzoek, emissiereductiemaatregelen, monitoring, vergunningverlening, toezicht
en handhaving. In het bestuurlijk overleg over de KRW (BO KRW) is in oktober gesproken
over de voorgestelde aanpak en bereidheid om aan de slag te gaan met de verdere uitwerking
van deze maatregelen, zie de tabel hieronder. Onderstaande maatregelen zijn afgesproken
en vastgesteld in kamerbrieven en het impulsprogramma KRW.
Maatregelen monitoring en bronanalyse
Wie
1. Verbeterde meetmethoden doorvoeren
IenW, waterschappen
2. Biotamonitoring (in levende organismen) doorvoeren
IenW, waterschappen
3. Actualiseren beoordelingsmethodiek
IenW
4. Uitvoeren bronanalyse (landelijk/regionaal)
IenW, waterschappen
Maatregelen gewasbeschermingsmiddelen,
diergeneesmiddelen en biociden
Wie
1. Toelating en toepassing van bestrijdingsmiddelen in overeenstemming brengen met
de KRW-normering1
Rijk
2. Toezicht en handhaving versterken
Rijk, provincies, waterschappen, gemeenten
3. Snelle terugkoppeling meetgegevens naar agrariërs en toezichthouders
Waterschappen
4. Specifieke voorschriften opnemen in verordening (provincies, waterschappen en gemeenten)
en Besluit Activiteiten Leefomgeving (BAL)
Rijk, provincies, waterschappen, gemeenten
5. Opstellen Emissiereductieplannen door bedrijfsleven
Sectororganisaties
6. Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming versterken
Rijk en sectororganisaties, zoals LTO, NAJK
X Noot
1
De aangenomen motie Grinwis (Kamerstuk 27 858, nr. 663) «verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
door het Ctgb en de toepassing van deze middelen in overeenstemming worden gebracht
met de normering van de Kaderrichtlijn Water». De Kamer is geïnformeerd over de voortgang
hierbij via Kamerstukken 27 858, nr. 683.
Maatregelen metalen, PAK, industriechemicaliën
Wie
1. Stoffenbeleid aanscherpen (minimalisatie voor KRW stoffen die norm overschrijden)
Rijk
2. Algemene regels bezien en waar nodig herzien
Rijk
3. Actieprogramma VNO-NCW
VNO-NCW
4. VTH versterken
Provincies, Waterschappen, Gemeenten, Omgevingsdiensten, IenW
5. Afvalwaterketen KRW-proof (Rioolwaterzuivering en regenwaterriool)
Waterschappen/Unie van waterschappen, IenW
KRW-norm overschrijdende stoffen per stroomgebied
Uiterste termijnen doelbereik voor gewasbeschermingsmiddelen, industriechemicaliën
en PAK’s, ammonium en metalen:
Naam
Uiterste termijn bereiken norm
(inclusief 2x6 jaar fasering)
Aclonifen
2027
Bifenox
2027
(Alpha) Cypermethrin
2039
Heptachloor en -epoxide
2039
Tributyltin
2027
Abamectine
2027
Carbendazim
2027
Deltamethrin
2027
Dimethenamid-P
2027
Esfenvaleraat
2027
Imidacloprid
2027
Lambda-cyhalothrin
2027
Metolachloor
2027
Metazachloor
2027
Methylpirimifos
2027
Pirimicarb
2027
Pyridaben
2027
Naam
Uiterste termijn bereiken norm
(inclusief 2x6 jaar fasering)
Hexachloorbutadieen
2033
Dioxines
2039
PBDEs
2033
PFOS
2039
Fluorantheen
2033
Benzo(a)pyreen
2033
Benzo(b)fluorantheen
2033
Benzo(ghi)peryleen
2033
Benzo(k)fluorantheen
2033
Benzo(a)antraceen
2027
Chryseen
2027
Naam
Uiterste termijn bereiken norm
(inclusief 2x6 jaar fasering)
Ammonium
2027
Nikkel
2033
Cadmium
2027
Kwik
2027
Arseen
2027
Barium
2027
Boor
2027
Kobalt
2027
Seleen
2027
Thallium
2027
Uranium
2027
Vanadium
2027
Zilver
2027
Zink
2027
BIJLAGE 2: TOESTAND EN BRONNEN VOOR CHEMISCHE STOFFEN
Toestand:
Probleemstoffen prioritaire stoffen
Prioritaire stoffen die in meer dan 1% van de waterlichamen niet voldoen aan de norm (IHW, 2023). De uiterste termijn voor stoffen met een ster (*) is 2033, en voor twee sterren (**)
2039.
Probleemstoffen specifieke verontreinigende stoffen
Specifiek verontreinigende stoffen die in meer dan 1% van de waterlichamen niet voldoen
aan de norm (IHW, 2023).
Ter illustratie: ruimtelijk beeld voor kobalt, seleen en som PDBE
Kobalt:
Seleen:
Som PDBE:
Bronnen:
Industriechemicaliën:
PAKs:
Metalen:
BIJLAGE 3: PROGNOSE ECOLOGIE
Vis:
Fytoplankton
Macrofauna:
Overige waterflora:
Indieners
-
Indiener
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat