Brief regering : LVVN-inzet in de EU
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1691
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID
EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2024
Het kabinet zet stevig in op perspectief, eerlijke concurrentie en verdienvermogen
voor boeren, tuinders en vissers. Voedselzekerheid en innovatie van de land- en tuinbouw
en visserij staan hierbij centraal. Efficiënte en innovatieve voedselproductie draagt
bij aan voedselzekerheid en kan bijdragen aan behoud en herstel van biodiversiteit
en natuur, zowel nationaal als mondiaal. Hiervoor zijn niet alleen nationale stappen
nodig, maar ook inzet in de Europese Unie (EU). Zoals ook naar voren komt in het Regeerprogramma
(bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96), zijn mest, pulsvisserij en de herijking van de Natura 2000-gebieden de specifieke
dossiers waarop wij met voorrang in Europees verband inzetten. In deze brief geven
wij, de Minister en de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en
Natuur aan hoe wij op hoofdlijnen onze inzet in de EU vormgeven om onze prioriteiten
en ambities uit het Regeerprogramma te realiseren. Met deze brief geven wij tevens
gevolg aan de motie Van Campen c.s.1 Uiteraard blijven wij hiernaast de Kamer informeren over lopende EU-onderhandelingen
volgens de staande EU-informatieafspraken2, zoals door middel van de geannoteerde agenda’s en verslagen van vergaderingen van
de Landbouw- en Visserijraad en de Milieuraad, en BNC-fiches.
1. Algemeen
De EU is een heterogene entiteit, waarin de lidstaten op geografisch, economisch en
demografisch gebied van elkaar verschillen. Nederland loopt als klein, dichtbevolkt
met grote druk op de schaarse ruimte door de uiteenlopende functies (wonen, landbouw,
industrie, recreatie en natuur), dikwijls als eerste tegen grenzen aan waar later
ook andere lidstaten tegenaan lopen. Deze heterogeniteit noodzaakt ertoe om Europese
regels dusdanig vorm te geven dat alle lidstaten er ook daadwerkelijk mee uit de voeten
kunnen. Daarbij is de geopolitieke context de afgelopen jaren sterk veranderd. Een
weerbaar Europees voedselsysteem dat bestand is tegen verstoringen, is mede gelet
op toegenomen geopolitieke spanningen en veranderde afhankelijkheden, van essentieel
belang.
Wij willen in de EU vooroplopen in een systeemwijziging voor de landbouw en de mariene
omgeving, opdat er in de EU op een efficiënte manier voldoende betaalbaar gezond voedsel
kan (blijven) worden geproduceerd met oog voor klimaat, natuur en leefomgeving. Dit
gaat gepaard met een beter verdienmodel voor (jonge) boeren en ruimte om dieren op
een dierwaardige wijze te houden. Wij werken daarnaast ook aan het herstel en behoud
van de natuur. Op diverse onderwerpen zet Nederland in de EU stappen op LVVN-terreinen
in de door ons gewenste richting. Bijvoorbeeld op dierenwelzijn binnen de veehouderij
en op vaccinaties ter bescherming tegen besmettelijke dierziekten. Ook plegen we een
stevige inzet op antimicrobiële resistentie en zoönosen en hanteren we daarbij een
vooruitstrevende «One Health approach», zetten we in op proefdiervrije innovatie,
nieuwe genomische technieken (NGTs) en andere biotechnologische innovaties, zijn we
actief op de dossiers gewasbescherming, bosmonitoring en werken we aan implementatie
van de natuurherstelverordening. Tevens zetten we in op een vorm van plattelandsontwikkeling
die aansluit bij de Nederlandse opgave en eigenschappen. Verder hebben wij het voortouw
genomen om met andere Noordwest-Europese landen samen te werken richting een gezamenlijke
monitoring van de gedeelde wolvenpopulatie en kennis uit te wisselen over het omgaan
met wolven. Nu vóór de verlaging van de beschermde status van de wolf is gestemd tijdens
de bijeenkomst van het Verdrag van Bern, zetten wij onverminderd in op snelle aanpassing
van de beschermde status van de wolf in de Habitatrichtlijn. Ook is het kabinet in
dialoog met de Europese Commissie over de wijze waarop de Europese regels ter bescherming
van de wolf uitdagend zijn voor een klein en dichtbevolkt land als Nederland en het
kabinet vraagt aandacht voor meer mogelijkheden voor maatwerk. Verder voeren we gesprekken
met de Commissie over het uitbreiden en verbeteren van de kwaliteit van het leefgebied
van de grutto in Nederland, zowel binnen als buiten natuurgebieden. Tevens zetten
we in op een actiever predatiebeheer en zal onderzocht worden of headstarting (uitbroeden
en uitzetten) van grutto-jongen kan bijdragen aan het laten toenemen van de landelijke
populatie grutto’s.
Ook bereiden we de Nederlandse positie ten aanzien van het nieuwe Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid (GLB) voor, waarvoor de Europese Commissie (Commissie) in 2025 een
voorstel zal publiceren. Dit is bij uitstek een Europees instrument om onze ideeën
over de agrarische sector in te laten landen. De Kamer wordt over onze inzet ten aanzien
van het nieuwe GLB separaat geïnformeerd.
In de basis beschikken Nederland en de EU over een robuuste voedselvoorziening met
een hoge voedselzekerheidsgraad, die bestand is tegen uiteenlopende schokken. Om dit
in de toekomst zo te houden, streven wij naar een integrale benadering van het voedselsysteem
die rekening houdt met factoren die de voedselvoorziening kunnen beïnvloeden. Dit
zijn bijvoorbeeld: afhankelijkheid van derde landen, het veranderende klimaat en extreme
weersomstandigheden, de beschikbare ruimte, internationale handel, consumentengedrag,
de natuur als onmisbare voorwaarde en de sociale en economische belangen van de hele
keten (van boer tot bord). Daarbij hoort een strategische Europese handelspolitiek,
die voedselzekerheid in de toekomst en internationale handel op het terrein van de
landbouw op de lange termijn borgt, bijdraagt aan een gelijk speelveld en risicovolle
strategische afhankelijkheden vermindert.3 Wij zullen daarom in 2025 een nationale voedselstrategie presenteren en kijken uit
naar de Visie op Voedsel en Landbouw (Visie) die de nieuwe Commissie voornemens is
om in de eerste 100 dagen na haar aantreden te presenteren.
De verwachting is dat de Commissie in deze Visie gebruik gaat maken van de inzichten
en aanbevelingen uit de Strategische Dialoog over de Toekomst van de Landbouw. De
voorzitter van de Commissie Von der Leyen heeft eerder dit jaar opdracht gegeven tot
het voeren van deze dialoog waaraan een brede groep belanghebbenden deelnam. Het eindverslag
met de resultaten van de Strategische Dialoog geeft een overzicht van de uitdagingen
en kansen voor de landbouwsector en biedt concrete aanbevelingen.4 Wij zijn tevreden dat er in het eindverslag volop aandacht is voor het voedselsysteem
en de positie van de boer daarin en zien goede aanknopingspunten voor de Commissie
om mee te nemen in de Visie. Wat ons betreft zou het uitgangspunt van de Visie het
hiervoor genoemde weerbare en betaalbare voedselsysteem moeten zijn waarin (jonge)
agrarische ondernemers en vissers voldoende verdienvermogen hebben, binnen de grenzen
van klimaat, natuur en leefomgeving. Onderwerpen die wat ons betreft in elk geval
terug moeten komen in de Visie: het sturen op doelen en prioritering van de ontwikkeling
van een benchmarkingsysteem binnen de landbouwsector, ketenaanpak, betere toegang
tot en gebruik van kennis en innovatie, het beter belonen van de diensten die boeren
leveren voor natuur en milieu, de landbouwsector aantrekkelijk houden voor de volgende
generatie boeren, en de wens om wet- en regelgeving te vereenvoudigen en bureaucratie
en administratieve lasten aan te pakken. Hoewel de Strategische Dialoog specifiek
zag op de landbouw, zijn veel van de aanbevelingen ook relevant voor de visserijsector.
Aangezien de Visie zal zien op de brede voedselvoorziening, waar visserijproducten
deel van uitmaken, dringen wij er bij de Commissie op aan dat zij de visserij en aquacultuursector
ook meeneemt in de Visie.
Doelsturing en benchmarking
Zoals wij hebben aangegeven in de brief aan de Kamer van 21 oktober jl. over de toekomstvisie
agrarische sector5, is de omslag naar doelsturing een belangrijke prioriteit voor Nederland. Dit vraagt
om een systeemwijziging die de hele landbouw- en voedselketen raakt. Op Europees niveau
is er – net als in Nederland – bij stakeholders en de Commissie de behoefte gesignaleerd
om tot gezamenlijke meetmethoden, indicatoren en criteria te komen. Deze indicatoren
maken het mogelijk dat duurzaamheidsprestaties van boeren beter gezien en beloond
kunnen worden. Dit gaat bijvoorbeeld om prestaties op het gebied van klimaat, stikstof,
water, biodiversiteit of dierenwelzijn. Wij zetten ons ervoor in dat de Nederlandse
doelsturingssystematiek en Europese afspraken hieromtrent goed op elkaar aansluiten
en dat er zoveel mogelijk een gemeenschappelijke taal ontstaat. De Commissie heeft
aangegeven dat ze toe wil werken naar een benchmarkingssysteem. Nederland denkt graag
mee over de vormgeving van zo’n systeem, omdat een benchmarkingsysteem boeren en ketenpartijen
beter in staat stelt om bij het naleven van wet- en regelgeving de eigen prestaties
te vergelijken met best practices op het gebied van efficiëntie, duurzaamheid en winstgevendheid. Ook draag een benchmarkingsysteem
bij aan het creëren van een gelijk speelveld doordat producten met een hoge toegevoegde
waarde door verantwoorde en kwalitatieve productiewijzen ook buiten de eigen lidstaat
beter op waarde kunnen worden geschat. Wij zijn dan ook in gesprek met de Commissie
en andere lidstaten om de Nederlandse ideeën ten aanzien van een benchmarkingsysteem
naar voren te brengen.
Kennis en innovatie
Voor een toekomstbestendige Nederlandse en Europese landbouw, tuinbouw en visserijsector
is innovatie cruciaal. Nederland beschikt over toonaangevende kennis en innovatief
vermogen die voortkomen uit onze traditie van open publiek-private, missiegedreven
samenwerking met gelijkgestemde partners vanuit overheid, bedrijfsleven, kennisinstellingen
en maatschappelijk middenveld – de zogenaamde Dutch diamond. Dit heeft onder andere geleid tot meerjarige investeringen, samenwerkingsverbanden
en internationale partnerschappen.
Internationale innovatiesamenwerking leidt tot een effectievere en efficiëntere inzet
van zowel nationale als Europese kennis- en innovatiemiddelen. Het helpt ons om eigen
kennis en ervaring te spiegelen aan die van anderen, en om Nederlandse expertise te
koppelen aan aanvullende kennis in het buitenland, en door via gezamenlijke projecten
en investeringen tot innovatieve oplossingen te komen. Internationale innovatiesamenwerking
blijft daarom een belangrijke prioriteit voor het kabinet, temeer omdat dit van belang
is om het hoofd te bieden aan de maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan.
Europese financiering, uit onder andere bestaande programma’s als het GLB (Europees
Innovatiepartnerschap) en Horizon Europe, het Europese kaderprogramma voor onderzoek
en innovatie speelt ook binnen het LVVN-domein een belangrijke rol. Het draagt bij
aan het versterken van de wetenschappelijke excellentie, het adresseren van maatschappelijke
uitdagingen, de EU-concurrentiepositie en open strategische autonomie.
Kennisverspreiding en concrete handelingsperspectieven voor de agrarische ondernemers
op het boerenerf zijn voor Nederland eveneens belangrijke uitgangspunten. Nederland
zoekt bovendien steeds naar goede koppelingen tussen Europese en nationale stimuleringsmaatregelen.
Een voorbeeld van iets waar zowel op Nederlands als op Europees niveau aan wordt gewerkt
zijn experimenteerlocaties; locaties waar boeren, wetenschappers, ketenpartijen en
overheid samen werken aan innovaties zodat deze beter aansluiten bij de dagelijkse
praktijk van het boerenerf.
Tot slot zetten we als Nederland in Europees verband in op het tegengaan van belemmerende
regelgeving, het versnellen van de goedkeuring van nieuwe technologieën en technieken
(bv. NGT’s, de doorontwikkeling van luchtwassers en innovatieve stalvloeren) en op
meer transparante, doelmatige en voorspelbare toelatingsprocedures.
Positie van de boer in de keten
Een beter verdienvermogen voor agrarische ondernemers en vissers, vergt ook dat hun
positie in de voedselketen wordt versterkt. Daarvoor is onder meer de Wet Oneerlijke
Handelspraktijken (OHP) die voortkomt uit de Europese Richtlijn Unfair Trading Practices,
een belangrijk middel. Beide worden momenteel geëvalueerd. De evaluatie van de Europese
Richtlijn is naar verwachting eind 2025 gereed. Op nationaal niveau evalueer ik de
Wet Oneerlijke Handelspraktijken, en verwacht ik de resultaten begin volgend jaar.
Ik zal de Kamer daar dan over informeren.
Vereenvoudiging wetgeving en vermindering van bureaucratie en administratieve lasten
Om onwerkbare situaties op het boerenerf en het vissersschip te voorkomen, is het
belangrijk dat de EU de kwaliteit van regelgeving blijft verbeteren en de regeldruk
zoveel mogelijk vermindert. Dit is al heel lang een doorn in het oog van de agrarische
en visserijondernemers en wordt ook erkend als een van de belangrijke verbeterpunten
in het rapport van de Strategische Dialoog. Onze inzet is dat de Commissie een inventarisatie
maakt van conflicterende regelgeving, regeldruk en administratieve lasten en acties
formuleert om hier verandering in te brengen. Bij de totstandkoming van nieuwe Europese
(beleids)voorstellen en wet- en regelgeving is en blijven regeldruk en de beperking
van administratieve en uitvoeringslasten voor ondernemers, mede-overheden en toezicht-
en uitvoeringsorganisaties als de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en
de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een permanent aandachtspunt bij onze
inzet.
2. Prioritaire LVVN-dossiers in de EU
Zoals hiervoor aangegeven, volgt uit het Regeerprogramma dat mest, pulsvisserij en
de herijking van de Natura 2000-gebieden de specifieke dossiers zijn waarop wij met
voorrang in Europees verband inzetten. In deze paragraaf lichten wij deze dossiers
nader toe.
a. Mest
Zoals in de brief van 13 september jl. over de aanpak van de mestmarkt is aangegeven6, is de huidige EU-inzet van de regering op het mestdossier primair gericht op de
toelating van RENURE en op het schrappen van de huidige generieke norm voor dierlijke
mest in de Nitraatrichtlijn, met in plaats daarvan het vaststellen van gewas- en grondsoortgerichte
stikstofgebruiksnormen. Wij hebben sinds ons aantreden verschillende van onze EU-collega’s
gesproken over de situatie in Nederland, en ook specifiek aandacht gevraagd voor de
evaluatie van de Nitraatrichtlijn. Omdat een aanpassing van de Nitraatrichtlijn echter
langere tijd in beslag zal nemen, zetten we in de tussentijd ter overbrugging in op
een nieuwe derogatie. Wij onderbouwen onze inzet op verlenging van en/of verkrijging
van een nieuwe derogatie met meetreeksen en onderzoeken die aantonen dat een derogatie
in Nederland mogelijk en noodzakelijk is en verzekeren de Commissie hierbij dat zowel
de waterkwaliteit als andere milieudoelen door een derogatie verbeteren. Wij leggen
in onze gesprekken met de Commissie uit dat een derogatie onder de juiste voorwaarden
geen probleem hoeft te vormen voor de waterkwaliteit, terwijl ze boeren meer mogelijkheden
geeft. We zien voor onze argumentatie ook aanknopingspunten in de resultaten van de
hiervoor genoemde Strategische Dialoog en de noodzakelijke open strategische autonomie
die de EU nastreeft. Zo wordt in het rapport van de Strategische Dialoog gewezen op
de noodzaak «dat in gebieden met een hoge concentratie van vee met milieueffecten,
lokale lange termijn oplossingen moeten worden ontwikkeld, waarbij serieus rekening
wordt gehouden met de mogelijke sociaaleconomische en politieke gevolgen van elk overgangsscenario»7. De uitfasering van de derogatie leidt tot een afname van het aantal kleine tot middelgrote
grondgebonden ondernemers en tot een verslechtering van hun sociaaleconomische positie.
Bovendien kunnen de huidige bepalingen leiden tot een afname van het graslandareaal
en een overgang naar meer bouwland. Ook leidt dit tot toename in het gebruik van kunstmest.
Hoewel wij overtuigd zijn van onze argumenten, hebben deze tot nu toe onvoldoende
gewicht gehad voor de Commissie om anders te doen besluiten over verlenging of vernieuwing
van de derogatie. Wij blijven hierover met de Commissie op diverse niveaus – politiek
en ambtelijk – in gesprek. Het is echter niet zeker dat deze gesprekken tot het voor
ons gewenste resultaat zullen leiden. Tegelijkertijd wordt door Nederland ook aan
andere concrete stappen gewerkt. Bijvoorbeeld door de invoering van de wetswijziging
van de mestproductieplafonds en afroming van dierrechten, door het maken van een nieuwe
brede beëindigingsregeling en door het maken van beleidskeuzes als invulling van een
grondgebonden melkveehouderij via een graslandnorm.
b. Visserij
Visserij is bij uitstek een Europees onderwerp. Visserijbeleid is namelijk een exclusieve
competentie van de Commissie en het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) vormt het
kader. Zoals wij de Kamer hebben geïnformeerd is de Commissie een evaluatie van het
GVB gestart. Namens het kabinet is op 11 september 2024 een reactie op de consultatie
van het GVB aan de Europese Commissaris gestuurd.8 In deze reactie is aangegeven dat een evaluatie zeer opportuun is gezien het feit
dat het huidige GVB dateert van vóór de Brexit en vóór de Green Deal. Een belangrijk
aspect uit deze reactie is daarnaast dat een doelmatig en effectief GVB nodig is voor
het voortbestaan van voedselwinning uit zee en grote wateren, om zorg te dragen voor
gezonde visbestanden en de visserijsector perspectief te bieden. In de reactie zijn
de onderwerpen benoemd die het kabinet belangrijk vindt om in deze evaluatie van het
GVB te adresseren. Wij benoemen deze nogmaals kort: Nederland hecht veel waarde aan
een balans tussen ecologische en economische doelstellingen bij de vaststellingen
van vangstquota inclusief de wetenschappelijk basis onder de besluitvorming. Hierbij
verkennen wij of quota meerjarig kunnen worden vastgesteld. We willen maximale inzet
voor modernisering van de visserijvloot en de energietransitie ten behoeve van een
toekomstperspectief. Ook op dit dossier gaan we voor bevordering van innovatie door
versimpeling van regelgeving en reductie van administratieve lasten. We pleiten voor
het opheffen van de Noorse boomkorban en het Europese pulsverbod. De aanlandplicht
moet werkbaar zijn, voor zowel de sector als de toezichthouder. Ook binnen de visserij
zal meer aandacht moeten komen voor het verbeteren van het dierenwelzijn. Ten slotte
vragen we aandacht voor het belang van aquacultuur voor de voedselvoorziening.
In het Hoofdlijnenakkoord (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 37) en het Regeerprogramma is opgenomen dat het kabinet alles op alles zal zetten om
pulsvisserij weer toe te staan. Wij realiseren ons terdege de lastige positie van
waaruit we dit onderwerp weer op de Europese agenda willen plaatsen. Wij blijven de
voordelen van de pulstechniek in verschillende Europese gremia onder de aandacht brengen
en zoeken daarbij medestanders. Ondertussen werken we een bredere strategie uit voor
de innovatie van de boomkorvisserij en de pulsvisserij. We achten het van groot belang
goed oog en oor te houden voor de argumenten en mogelijke weerstand van andere lidstaten.
De vormgeving en uitvoering van de strategie vergt zorgvuldigheid en een lange adem,
zowel op de inhoud als op de relatie, en hierbij willen we niet overhaast te werk
gaan.
c. Natuur
Het kabinet werkt aan het behoud en een blijvend herstel van biodiversiteit en een
vitale natuur. Onze natuur is namelijk een randvoorwaarde voor brede welvaart. Het
kabinet is zich ervan bewust dat er stappen te zetten zijn om de natuurdoelen te realiseren,
waardoor ook dit dossier een strategische inzet vergt. De opgave voor natuur is nauw
verbonden met de andere grote maatschappelijke opgaven van dit moment, zoals de energietransitie,
het tegengaan van – en het omgaan met – klimaatverandering, het versterken van natuurlijke
en weerbare bossen, het vergroenen van de financiële sector, duurzame visserij, stedelijke
ontwikkeling en een toekomstgerichte landbouw. Deze verschillende opgaven vergen een
integrale benadering.
Het toewerken naar een hoofdstructuur van robuuste natuurgebieden in Nederland is
een belangrijk middel waarmee wij inzetten op effectief natuurherstel en natuurbehoud.
Daar waar instandhoudingsdoelen elders in Nederland beter, robuuster en efficiënter
gerealiseerd kunnen worden, onderzoeken we of verschuiving van doelstellingen past
binnen de kaders van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR). In het Regeerprogramma is
de ambitie opgenomen om Natura 2000-gebieden te herijken. De eerste stap die we hierop
zetten is om nationale voorbereidingen te treffen om zo waar nodig met goed onderbouwde
voorstellen het gesprek met de Commissie en andere lidstaten aan te kunnen gaan. Het
kabinet heeft voortouwnemers uitgenodigd om vanuit hun gebiedskennis een inventarisatie
te maken, waarvoor wij ter ondersteuning een verduidelijkend beleidskader opstellen.
Afhankelijk van de resultaten die uit de uitvraag volgen, gaan wij het gesprek in
Brussel aan, om waar nodig constructief op zoek te gaan naar werkbare oplossingen
om efficiënter een gunstige staat van instandhouding te bereiken.
3. Aanpak
Om onze doelen zoveel mogelijk te bereiken is actieve, tactische en strategische agendering
nodig. Daarbij is oog voor de belangen van en samenwerking met de Commissie, het Europees
Parlement, andere lidstaten en andere stakeholders (brancheorganisaties, non-gouvernementele
organisaties, etc.), cruciaal.
Wij zetten hier dan ook ambtelijk en politiek stevig op in. We gaan constructief de
dialoog aan in Brussel en brengen het Nederlands perspectief actief onder de aandacht.
Daarbij dragen we ook uit welke stappen we nemen om bestaande wet – en regelgeving
te implementeren en uit te voeren. Tijdens de maandelijkse Landbouw- en Visserijraad
en tijdens de Milieuraad brengen we plenair en in bilaterale gesprekken met andere
lidstaten of de Commissie de Nederlandse standpunten naar voren en zoeken we naar
punten waarop we kunnen samenwerken. Ook buiten deze maandelijkse contacten om hebben
we met diverse EU-collega’s contact. Tot nu toe hebben we in deze gesprekken onze
gesprekspartners gevraagd naar welke dossiers voor hen van belang zijn, hebben wij
in elk geval onze punten op de mest- en visserijdossiers naar voren gebracht en hebben
wij afgetast op welke dossiers we een overeenkomstig belang hebben en gezamenlijk
kunnen optrekken. Zowel in Nederland als in Brussel is ons departement bovendien veelvuldig
met de agrarische en visserijsector in gesprek. We kijken daarbij ook uit naar het
werkprogramma van de Europese Commissie 2024–2029 en zijn benieuwd hoe dat werkprogramma
kan bijdragen aan het bereiken van onze doelen.9
Ten slotte ondersteunt het netwerk van LVVN-raden en -attachés in de Europese hoofdsteden
en bij de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU (PV EU) bij het verder
brengen van de LVVN EU-agenda door onder ander het in kaart brengen en analyseren
van posities van andere lidstaten, het onderhouden van een uitstekend netwerk op alle
niveaus en het behartigen van de Nederlandse belangen in hun werkgebied.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Indieners
-
Indiener
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Medeindiener
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur