Brief regering : Uitwerking productiviteitsagenda
36 600 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2025
Nr. 55
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2024
In het Regeerprogramma is aangekondigd dat het kabinet in samenwerking met sectoren
een productiviteitsagenda zal uitwerken. Tijdens het commissiedebat Staat van de Economie
(2 oktober jl.) heb ik toegezegd om u hierover voor de kerst een update te geven,
en daarbij ook in te gaan op de mogelijke versterking van de National Productivity
Board.1
Hierbij ga ik, conform mijn toezegging, in op de stand van zaken van de uitwerking
van de productiviteitsagenda. Daarbij ga ik achtereenvolgens in op de achtergrond
van de productiviteitsagenda en de drie lijnen waarlangs het kabinet deze agenda voor
de zomer van 2025 zal uitwerken. Dit gebeurt via sectoraal beleid, sectoroverstijgend
beleid en door het versterken van onze kennisbasis over dit onderwerp.
Achtergrond
«Productivity is not everything, but in the long run it is almost everything», aldus Nobelprijs winnaar Paul Krugman in 1994. Hij doelde hier op het feit dat de
ontwikkeling van productiviteit dé bepalende factor is om de levensstandaard te verbeteren.
Productiviteitsgroei is een belangrijke duurzame bron van welvaart, zeker nu het aanbod
van arbeid, mede door demografische ontwikkelingen zoals de vergrijzing2, schaars is en blijft en (steeds) meer werken op langere termijn geen optie is.3De productiviteitsagenda is in het Regeerprogramma aangekondigd als onderdeel van
de bredere aanpak van het kabinet gericht op arbeidsmarktkrapte.4
Uiteindelijk kunnen bijna alle verbeteringen in onze kwaliteit van leven worden toegeschreven
aan toenames in de productiviteit.5 Dit heeft ook positieve maatschappelijke effecten. Mede dankzij productiviteitsgroei
kunnen we ervoor zorgen dat onze kinderen goed onderwijs kunnen genieten, er gepaste
zorg is voor iedereen, we kunnen investeren in infrastructuur, veiligheid en verduurzaming,
en dat Nederlandse huishoudens bestaanszekerheid hebben. Goede publieke voorzieningen
dragen op hun beurt zelf weer bij aan productiviteitsgroei.
Het niveau van de Nederlandse arbeidsproductiviteit is hoog, maar de groei blijft
achter, ook ten opzichte van vergelijkbare economieën. Nederland behoorde lange tijd
tot de absolute top ter wereld in termen van arbeidsproductiviteit. De groei van de
arbeidsproductiviteit staat echter onder druk. In de afgelopen tien jaar nam de arbeidsproductiviteit
met gemiddeld 0,4 procent per jaar toe, terwijl deze jaarlijkse toename in de periode
1974 – 2013 gemiddeld nog 1,5 procent bedroeg.6 Deels is deze ontwikkeling toe te schrijven aan verschuivingen in de Nederlandse
sectorstructuur en de afbouw van de gaswinning in Groningen. De afbouw van gaswinning
resulteerde in een negatief structuureffect van 0,3%-punt per jaar aan de gemiddelde
jaarlijkse arbeidsproductiviteitsgroei tussen 2013 en 2019. Ook andere hoge inkomenslanden
hebben dalende arbeidsproductiviteitscijfers. In de periode 2014 – 2023 laten landen
als Denemarken (1,1%), Zweden (0,8%) of Duitsland (0,7%) een hogere gemiddelde jaarlijkse
arbeidsproductiviteitsgroei dan Nederland (0,4%) zien. Dit is zorgelijk voor het behoud
van onze welvaart in de toekomst.
Ook het recent gepubliceerde Draghi-rapport benadrukt het belang van het aanjagen
van productiviteitsgroei voor de lange termijn groei en welvaart in Europa, en de
noodzaak om daarin – ook in Europees verband – te investeren en samen te werken.7
De agenda
De uitwerking van de productiviteitsagenda zal ik vormgeven langs drie lijnen. Deze
zijn hieronder toegelicht. Over de uitwerking daarvan zal ik u voor de zomer van 2025
nader informeren.
1. Sectoraal beleid
Het kabinet heeft in het Regeerprogramma aangekondigd dat het, als onderdeel van de
bredere arbeidsmarktagenda, wil onderzoeken hoe op sectoraal niveau de productiviteit
verhoogd kan worden om zo de meest prangende arbeidsmarktkraptes op te lossen en bij
te dragen aan economische groei, bijvoorbeeld door toepassing van arbeidsbesparende
technologieën.8 Daarbij kunnen er ook andere factoren belemmerend zijn voor productiviteitsgroei,
bijvoorbeeld in het domein van financiering of de mate waarin mensen hun kennis en
kunde kunnen toepassen.
Het kabinet werkt op diverse manieren aan het vergroten van de arbeidsproductiviteit
in sectoren. Zo wordt er bijvoorbeeld met de zorgsector, als onderdeel van het Integraal
Zorgakkoord9, ingezet op het snel en effectief inzetten van bewezen innovatieve zorgprocessen
en werkwijzen en het gericht ondersteunen van zorgmedewerkers door passende inzet
van technologische toepassingen waaronder AI (digitale en hybride zorg). Daarnaast
is in het Regeerprogramma een integraal innovatieprogramma Robots naar de boerenpraktijk
aangekondigd, gericht op het besparen van arbeidskrachten en het verbeteren van de
arbeidsinzet in de land- en tuinbouw.10 Binnen het Actieplan Groene en Digitale Banen wordt gericht ingezet op het aanpakken
van arbeidsmarktkrapte in sectoren met banen die belangrijk zijn voor de klimaat-
en digitale transitie.11 Ook worden er beleidsexperimenten in de bouw- en metaalsector uitgevoerd, zodat het
brede mkb makkelijker innovaties kan toepassen die de arbeidsproductiviteit verhogen.
Ik zal, in nauwe samenwerking met de vakdepartementen, de verschillende trajecten
binnen de rijksoverheid nader in kaart brengen en daarbij onderzoeken voor welke (semi-)publieke
en private sectoren er meerwaarde is om nieuw sectoraal beleid ten behoeve van productiviteit
op te stellen. Ik zal hierbij onder meer kijken naar waar sprake is van grote arbeidsmarktkrapte,
er een groot potentieel is om de arbeidsproductiviteit te verhogen en waar meer generiek
sectoroverstijgend beleid (zie hieronder) onvoldoende effect sorteert.
Om specifiek de productiviteit van het mkb te bevorderen, zal het kabinet ook de aanbevelingen
van het Comité voor Ondernemerschap betrekken. Het Comité heeft onlangs in het Jaarbericht
«Staat van het mkb» 2024 aanbevelingen gedaan over het versterken van het ondernemingsklimaat
voor het mkb, waarbij aandacht is voor productiviteitsgroei.12 Het Comité wijst op het belang van productiviteitsgroei én op de achterblijvende
productiviteitsgroei, vooral bij het mkb. De randvoorwaarden van het mkb voor productiviteitsgroei,
op het terrein van dienstverlening aan bedrijven, de toegang tot talent en financiering,
en het gebruik van technologie zouden volgens het Comité moeten worden verbeterd.
2. Sectoroverstijgend arbeidsproductiviteitsbeleid
Naast gerichte sectorale inzet is sectoroverstijgend beleid van belang om de (arbeids)productiviteit
over de gehele linie van de economie te bevorderen. Dit beleid ziet erop toe dat de
juiste randvoorwaarden bestaan die nodig zijn voor burgers en ondernemers om kansen
te grijpen en daarmee Nederland productiever te maken. Hierover gaat het kabinet onder
meer in gesprek met ondernemers en andere belanghebbenden tijdens de top ondernemingsklimaat
en de arbeidsmarkttop. Het beleid met betrekking tot arbeidsproductiviteit zal nauw
op het arbeidsmarktbeleid aansluiten.
Productiviteitsgroei komt in de basis tot stand door vier factoren: 1) de mate waarin
mensen hun kennis en kunde kunnen toepassen, 2) kapitaal (materieel en immaterieel),
3) innovatie (waaronder sociale- en procesinnovatie) en 4) het efficiënter inzetten
van productiemiddelen. In mijn eerdere brief over de Staat van de Economie heb ik
het belang hiervan voor de economie reeds geschetst.13
De overheid speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van arbeidsproductiviteitsgroei,
onder andere met beleid op het gebied van onderwijs, leven lang ontwikkelen, digitalisering,
innovatie, onderzoek, ondernemingsklimaat en arbeidsmarkt. Zo streeft het kabinet
ernaar dat 3% van het bbp aan Research & Development wordt besteed door bedrijven,
overheden en kennisinstellingen. In het derde kwartaal van 2025 zal ik hierover een
beleidsplan met de Kamer delen. Ook zet het Kabinet in op extra talent met digitale
vaardigheden via het Actieplan Groene en Digitale Banen. Deze zijn cruciaal om de
digitalisering in andere sectoren te kunnen aanjagen en zowel de gehele economie als
bepaalde sectoren productiever te laten zijn. Daarnaast kan bepaalde wet- en regelgeving
vanuit de overheid productiviteitsgroei in de weg staan. Denk bijvoorbeeld aan wetgeving
die onnodige regeldruk veroorzaakt. Ik zal u over de verdere uitwerking van het sectoroverstijgende
beleid, als onderdeel van de bredere productiviteitsagenda, voor de zomer van 2025
informeren.
3. Kennisverdieping en institutionele borging
Om beleid te kunnen voeren met betrekking tot productiviteitsgroei, is gerichte kennis
nodig. Over de exacte oorzaken van de stagnerende productiviteitsgroei in ontwikkelde
landen bestaan in de wetenschappelijke literatuur nog veel vragen, en specifiek onderzoek
naar en aanbevelingen voor de Nederlandse situatie zijn beperkt. Het kabinet wil daarom
het onderzoek naar de productiviteitsontwikkeling in Nederland verstevigen, bijvoorbeeld
door te kijken naar de eventuele versterking van de National Productivity Board.
In september 2016 heeft de Raad van de Europese Unie de aanbeveling gedaan om Nationale
Productivity Boards (NPB’s) in te stellen.14 Negentien Europese landen hebben inmiddels zo’n NPB. De vorm en omvang verschilt
daarbij per land. Zo heeft onder andere het Verenigd Koninkrijk een Productivity Institute
dat jaarlijks rapporteert over productiviteitsontwikkeling en concrete aanbevelingen
uitbrengt aan de regering. Ook in Zweden, Oostenrijk en Denemarken zijn de laatste
jaren NPB’s opgericht, die onderzoek doen naar productiviteitsontwikkeling en beleidsaanbevelingen
uitbrengen.
Nederland heeft op dit moment een beperkt National Productivity Board belegd bij het
CPB. Het NPB krijgt ca. 1 fte gefinancierd voor haar werkzaamheden. Het overige onderzoek
komt uit de vaste formatie van het CPB en varieert tussen de 1 a 2 fte. Vanuit deze
functie monitort het CPB de productiviteitsontwikkeling in Nederland en brengt daarover
jaarlijks een publicatie uit.15 Het CPB verricht daarnaast onderzoek naar de relatie tussen productiviteit en bedrijvendynamiek
en bedrijfsnetwerken. Daarnaast werkt het CPB samen met andere NPB’s binnen de Europese
Unie aan methodologieontwikkeling met betrekking tot productiviteit.
Naar aanleiding van mijn toezegging richting de Tweede Kamer, zal ik een extern onderzoeksbureau
vragen om te onderzoeken hoe de kennis over productiviteit(sgroei) in Nederland kan
worden versterkt en beter institutioneel kan worden geborgd. Daarbij zal ik de onderzoekers
vragen om te kijken naar de inrichting en institutionele borging van NPB’s in andere
landen en welke keuzes daarbij zijn te maken. Ik betrek deze lessen en ervaringen
in mijn besluitvorming over de inrichting en versterking van het Nederlandse NPB.
Dit zal ik doen in samenspraak met het CPB. Bij besluitvorming zal ik bezien of de
NPB op periodieke basis (bijv. jaarlijks) concrete beleidsaanbevelingen richting het
kabinet kan geven om de productiviteit in Nederland te verhogen. Ook zal ik, conform
mijn toezegging richting de Tweede Kamer, bezien hoe de sociale partners betrokken
kunnen worden bij de adviezen die het NPB opstelt, en de mogelijkheden om de adviezen
in te bedden in de beleidscyclus. Over de uitkomsten van dit onderzoek zal ik u, als
onderdeel van de bredere uitwerking van de productiviteitsagenda, voor de zomer van
2025 informeren.
De Minister van Economische Zaken,
D.S. Beljaarts
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.S. Beljaarts, minister van Economische Zaken