Brief regering : Stand van zakenbrief moties en toezeggingen kerstreces 2024
36 600 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2025
Nr. 151
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARISSEN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2024
Hierbij sturen wij uw Kamer een stand van zaken van een divers aantal moties en toezeggingen.
In deze brief wordt aan een aantal moties en toezegging voldaan en wordt uw Kamer
geïnformeerd over de moties en toezeggingen die om verschillende redenen, nog niet
zijn afgehandeld. Ook worden met deze brief een aantal rapporten aangeboden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. Agema
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V. Maeijer
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V.P.G. Karremans
Stand van zaken moties en toezeggingen
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Toezegging te informeren de uitkomsten van het ZIN-traject en het onderzoek naar een
subsidieregeling
De toenmalig Minister van VWS heeft, op 9 oktober 2023 en op 22 januari 2024, toegezegd
uw Kamer nader te informeren over de uitkomsten van het ZIN-traject en het onderzoek
naar een subsidieregeling.1
In de schriftelijke antwoorden, op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de
begrotingsbehandeling op 23 oktober 2024, heeft de Minister van VWS aangegeven dat
de opschaling tot 1.150 IC-bedden nog niet is gerealiseerd. De betrokken partijen
moeten hier samen afspraken over maken. De Minister van VWS heeft Zorginstituut Nederland
gevraagd om het proces hiervoor te begeleiden. Daarover is zij nog in gesprek met
het Zorginstituut. De Minister van VWS verwacht uw Kamer, uiterlijk het eerste kwartaal
van 2025, nader te kunnen informeren.
Enkele moties met betrekking tot acute zorg en de toekomst van de 45-minutennorm
De Minister van VWS heeft in haar brief van 2 oktober jl. aangegeven dat de ambtelijke
verkenning van alternatieven voor de 45-minutennorm is afgerond en dat dit traject
is ingehaald door het regeerprogramma.2 Met deze brief beschouwt zij de volgende moties als afgedaan:
• Motie van het lid Bushoff over waarborgen dat bij het uitwerken van alternatieven
voor de 45 minutennorm de toegankelijkheid van acute zorg in Nederland niet verslechtert
maar verbetert;3
• Motie van de leden Den Haan en Paulusma over inzetten op communicatie over de ontwikkeling
van nieuwe normen voor toegankelijkheid en kwaliteit van acute zorg;4
• Motie van het lid Dijk over de 45 minutennorm niet versoepelen;5
• Motie van het lid Van den Berg over behoud van capaciteit van de zorg in de regio
door een bottom-up aanpak6 en
• Motie van de leden Drost en Tielen over aan de ROAZ’en vragen ook aandacht te besteden
aan het behoud van personeel voor de zorg als acute zorg sluit en om bij het opstellen
van nieuwe normen voor toegankelijkheid en kwaliteit te toetsen wat de gevolgen zijn
voor het behoud van zorgpersoneel.7
Motie Westerveld en Tielen over reageren op aangedragen bezwaren tegen besluiten over
de acute zorg door zorgaanbieders
De motie van de leden Westerveld en Tielen verzoekt de regering regelgeving aan te
scherpen en vast te leggen dat zorgaanbieders inhoudelijk gemotiveerd op aangedragen
bezwaren en naar voren gebrachte visies afzonderlijk moeten reageren en indien er
een negatief advies komt een vervolgoverleg te verplichten.8
De Minister van VWS zal deze motie betrekken bij de handreiking, die wordt gemaakt
voor besluitvorming over acute zorg, en bij de aanpassing van de regelgeving, die
op dit punt wordt aangekondigd in het regeerprogramma. Uw Kamer kan hierover in de
eerste helft van 2025 meer informatie over verwachten.
Gewijzigde motie Van den Berg en Bushoff over borgen dat bij ieder ROAZ-overleg een
regionale patiëntvertegenwoordiger kan deelnemen
De motie van de leden Van den Berg en Bushoff verzoekt de regering te borgen dat bij
iedere ROAZ overleg een regionale patiënten vertegenwoordiger zoals Zorgbelang deel
kan nemen. Ook wordt er verzocht te borgen dat professionals, zoals verpleegkundigen
en verzorgenden, betrokken worden bij het ROAZ (bijvoorbeeld in de werkgroepen), en
te verduidelijken dat de directeur publieke gezondheid informatie uit mag wisselen
met het college van B&W en het standpunt vanuit gemeenten mag inbrengen en hierover
helder te communiceren richting de ROAZ’en.9
De Minister van VWS heeft in de stand van zakenbrief, van 16 oktober jl., uw Kamer
geïnformeerd over de governance van de Regionale Overleggen Acute Zorgketen (ROAZ-en)
en de afspraken die daarover in het bestuurlijk overleg IZA van 3 juni 2024 zijn gemaakt.10 Deze afspraken hebben betrekking op de inbreng van patiënten en professionals in
het ROAZ.
Ten aanzien van het laatste verzoek van de motie wil de Minister van VWS, mededelen
dat de directeur publieke gezondheid (uiteraard) vrij is om in het ROAZ standpunten
van gemeenten in te brengen.
Hiermee beschouwt de Minister van VWS de motie als afgedaan.
Gewijzigde motie Van der Plas over gemeenten betrekken bij het ROAZ
De gewijzigde motie van het lid Van der Plas verzoekt het kabinet om in gesprek te
gaan met de Vereniging Nederlandse Gemeenten om te kijken hoe gemeenten beter betrokken
kunnen worden bij het ROAZ.11
In de stand van zakenbrief van 16 oktober jl. heeft de Minister van VWS uw Kamer geïnformeerd
over de governance van de Regionale Overleggen Acute Zorgketen (ROAZ-en) en de afspraken
die daarover in het bestuurlijk overleg IZA van 3 juni 2024 zijn gemaakt.12 Daarmee beschouwt de Minister van VWS deze motie als afgedaan.
Motie Van der Plas over inspraak van direct betrokkenen bij een eventuele sluiting
van een afdeling acute verloskunde
De motie van het lid Van der Plas verzoekt het kabinet een evaluatie uit te voeren
van de AMvB om uit te zoeken of de aanpak gewenst is of dat er aanvullend beleid nodig
is en expliciet te kijken of de inspraak van direct betrokkenen geborgd is.13
In de brief, van 21 december 2023, over acute zorg, is aangegeven dat het te vroeg
was voor de evaluatie van een AMvB, die pas in 2022 in werking is getreden.14 Intussen is er in het kader van het Integraal Zorgakkoord wel gesproken over de governance
van het ROAZ, waarbij de inbreng van professionals aan de orde is. Hierover heeft
de Minister van VWS uw Kamer geïnformeerd, met haar stand van zaken brief van 16 oktober
jl.15
In de handreiking voor de besluitvorming over het aanbod van acute zorg, die in het
regeerprogramma is aangekondigd, is de inbreng van professionals een belangrijk onderwerp.
De Minister van VWS zal uw Kamer hierover in de eerste helft van 2025 informeren.
Toezegging over stand van zaken uitvoering implementatieplan zorgcoördinatie
Begin dit jaar heeft de toenmalige Minister van VWS uw Kamer geïnformeerd over het
implementatieplan zorgcoördinatie.16 Daarbij is uw Kamer toegezegd nader geïnformeerd te worden, over de stand van zaken
van de implementatie van zorgcoördinatie.
Zorgcoördinatie bespaart zorgverleners veel tijd en moeite, door sneller en beter
inzicht in zorgcapaciteit. Daarnaast kan met zorgbemiddeling via zorgcoördinatie sneller
zorg worden ingezet, die past bij de behoeften van de patiënt. De afgelopen maanden
zijn de betrokken partijen in hun regio gestart, met de invoering van zorgcoördinatie.
Om de implementatie van zorgcoördinatie te laten slagen, moeten alle betrokkenen anders
naar de eigen organisatie gaan kijken. Het vraagt tijd, energie en geduld om te komen
tot goede gezamenlijke afspraken en werkwijzen. Regio’s starten vanuit verschillende
uitgangsposities en de tijdlijn is ambitieus, daarom kan het tempo van de invoering
per regio verschillen.
De Minister van VWS werkt toe naar 1 januari 2025 als ijkpunt waarop burgers in alle
regio’s toegang moeten hebben tot een vorm van zorgcoördinatie. De implementatie en
doorontwikkeling van zorgcoördinatie loopt door in 2025 en 2026. De komende periode
worden de volgende stappen gezet. Eind 2024 worden naar verwachting alle snelle toetsen
van de Regionale Overleggen Acute Zorg-regio’s (ROAZ-regio’s) goedgekeurd. In het
eerste kwartaal van 2025 wordt verwacht dat alle regio’s transformatieplannen hebben
ingediend. In de transformatieplannen worden de huidige stand van zaken van elke ROAZ-regio
toegelicht, evenals de gemaakte plannen waarnaar elke regio toewerkt. Op basis daarvan
zal worden bepaald welke stappen, de komende jaren, op landelijk niveau, nodig zijn
aanvullend aan de regionale plannen, om in 2027 zorgcoördinatie structureel te borgen.
De Minister van VWS zal uw Kamer in het voorjaar van 2025 nader informeren over de
voortgang en verdere stappen om zorgcoördinatie in te voeren.
Motie Claassen, Van der Plas en Nispen over de communicatie tussen meldkamers en hulpverleners
De motie van de leden Claassen, Van der Plas en Van Nispen verzoekt de regering ervoor
te zorgen, dat de spoedeisende communicatie tussen meldkamers en hulpverleners van
alle hulpdiensten, op elkaar wordt afgestemd, zodat hulpverleners altijd met elkaar
in verbinding staan om optimaal en veilig hun werk te kunnen uitvoeren.17
Voor het landelijke communicatiesysteem voor de hulpdiensten bestaat het C2000 systeem,
waardoor hulpdiensten en (regionale) meldkamers met elkaar zijn verbonden. Echter
maken de verschillende disciplines (politie en ambulancezorg) steeds meer gebruik
van zogenaamde Push-to-Talk applicaties (PTT-apps). De ervaringen met PTT-apps zijn
positief en daarom hebben de disciplines de wens uitgesproken om de PTT-apps te koppelen
aan de meldkamervoorzieningen. Dit met als doel om de voordelen van C2000 en die van
de PTT-apps te kunnen combineren en hybride gebruik mogelijk te maken.
In opdracht van het Ministerie van JenV wordt op dit moment een onderzoek uitgevoerd,
om te bekijken wat er nodig is, om de koppelingen tussen PTT-apps en de meldkamervoorzieningen
(veilig en betrouwbaar) mogelijk te maken. De uitkomsten van dit onderzoek worden
begin 2025 verwacht, waarna op basis van de uitkomsten bepaald wordt of er gekoppeld
kan worden en, zo ja, op welke wijze.
De motie wordt hiermee als afgedaan beschouwd.
Toezegging over de aansluiting van systemen tussen de meldkamers en zorgcoördinatie
Tijdens het commissiedebat Acute Zorg, op 3 april jl., is uw Kamer toegezegd een terugkoppeling
te ontvangen over hoe de communicatie en aansluiting van systemen, tussen de meldkamers
van het zorgcoördinatiecentrum en het landelijk meldsysteem, verbeterd kunnen worden
en te kijken naar uitbreidingmogelijkheden van de meldkamer in Apeldoorn. Dat laatste
doet de Minister van VWS samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV).18
Op 27 oktober 2023 hebben de toenmalige Ministers van JenV en VWS uw Kamer geïnformeerd
over de experimenteerruimte, om te onderzoeken hoe de toekomstige aansluiting tussen
meldkamer en zorgcoördinatie vorm moet krijgen.19 Er zijn verschillende regionale ambulancevoorzieningen die pilotvoorstellen hebben
ingediend, welke op dit moment een zorgvuldig proces doorlopen om tot een akkoord
te komen. Zo wordt er onder andere aandacht besteed aan het inrichten van fallback-scenario’s en de benodigde veiligheidswaarborgen, om de robuustheid van de systemen
gewaarborgd te houden. Specifiek voor de inrichting van de meldkamer in Apeldoorn,
en de aansluiting op zorgcoördinatie, is het Ministerie van VWS in gesprek met de
betreffende regionale ambulancevoorzieningen. Daarbij worden de mogelijkheden (binnen
de geldende wet- en regelgeving en de geboden experimenteerruimte) in de pilots verkend.
Uw Kamer wordt voor de zomer 2025 geïnformeerd over de voortgang van de pilots.
De toezegging wordt hiermee als afgedaan beschouwd.
Twee moties en een toezegging over vrouwspecifieke aandoeningen
Naar aanleiding van de toezegging om uw Kamer te informeren over de uitvoering van
het kennisprogramma Vrouwspecifieke aandoeningen, bericht de Minister van VWS uw Kamer
het volgende.20
Met het nieuw op te starten kennisprogramma bij ZonMw wordt ingezet op meer kennis
over, en meer aandacht voor, vrouwspecifieke aandoeningen en vrouwspecifieke somatische
gezondheidsproblematiek. Dit moet ervoor zorgen dat vrouwen eerder de benodigde hulp
zoeken en passende zorg krijgen voor vrouw specifieke gezondheidsproblemen. Het programma
wordt uitgewerkt rond drie programmalijnen. Daarnaast zal er een samenwerkingsverband/netwerk
worden opgezet waar kennis centraal samenkomt en kennisdeling/-uitwisseling gefaciliteerd
wordt.
In de bijlage bij deze brief treft uw Kamer de uitwerking van het programma en de
toezeggingsbrief aan. In het programma zal migraine worden meengenomen, waartoe de
motie van het lid Paulusma oproept.21 Ook zal er aandacht zijn voor vrouwspecifieke klachten zoals nicheklachten na een
keizersnede, waartoe de motie van het lid Slagt-Tichelman oproept.22
De Minister van VWS beschouwt hiermee de toezeggingen aan uw Kamer en de ingediende
moties als afgedaan.
Toezegging over het aansporen NZa bij verstevigen ingeslagen weg met hybride zorg
Tijdens het notaoverleg «Initiatiefnota van het lid Tielen, over Én Én: een verjongingskuur
voor de basiszorg»,23 van 18 maart 2024, heeft de toenmalige Minister van VWS aangegeven de NZa aan te
sporen om erop toe te zien, dat de ingeslagen weg met betrekking tot opschaling van
digitale en hybride zorg, verstevigd wordt.
Financiële prikkels via passende bekostiging helpen bij opschaling en transformatie
naar digitale en hybride zorg en ondersteuning. Hierbij wil de Minister van VWS opmerken
dat digitale en hybride zorg en ondersteuning geen doel op zich is, maar in veel gevallen
een andere variant van reguliere (fysiek geboden) zorg in een zorginstelling, -praktijk
of thuis. Als het gaat om varianten van zorg hoort overleg tussen zorgaanbieder en
patiënt over de vorm, en plek, van zorg en ondersteuning.
Het Ministerie van VWS heeft diverse gesprekken met NZa gevoerd over passende bekostiging,
ook voor digitale en hybride zorg, in context van de gemaakte afspraken in het Integraal
Zorgakkoord. Samen met de NZa, denkt de Minister van VWS na, over oplossingen voor
de (ervaren) knelpunten in de bekostiging binnen sectoren van Zvw en Wlz, en voor
sector- of domeinoverstijgende zorg en ondersteuning tussen Zvw en Wlz.
Ook in het kader van de afspraken in het regeerprogramma, voor de extra stimulering
van inzet van opschaling van digitale zorg in de wijkverpleging, verpleegzorg en gehandicaptenzorg,
is de Minister van VWS in gesprek met de Nza. Daarbij gaat het over de wijze waarop
er extra stimulering van hybride en digitale zorg, via bekostiging plaats kan vinden.
Toezegging over inkoop van medische hulpmiddelen patiënten uit Gaza in de regio van
Egypte
Zoals de toenmalige Minister van VWS uw Kamer heeft toegezegd in de brief «Medische
hulp aan patiënten uit Gaza in Egypte», van 12 december 2023, heeft het Ministerie
van VWS voor ongeveer € 1,5 miljoen aan medische hulpmiddelen ingekocht, bij leveranciers
in de geografische regio van Egypte, ten behoeve van patiënten uit Gaza.24 Deze medische hulpmiddelen zijn dit jaar geleverd aan ziekenhuizen in Egypte.
De toezegging wordt hiermee als afgedaan beschouwd.
Toezegging te informeren over veranderingen in de (tijdige) beschikbaarheid van geneesmiddelen
De toenmalige Minister voor Medische Zorg en Sport heeft toegezegd uw Kamer te informeren
wanneer er signalen zijn van veranderingen, in de (tijdige) beschikbaarheid van geneesmiddelen,
als gevolg van de wijziging in de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp). Dit betreft de
wijziging van de Wgp, waarbij Duitsland als referentieland voor het vaststellen van
maximumprijzen, is vervangen door Noorwegen.
Op dit moment worden de analyses afgerond en de resultaten samengevoegd in een evaluatierapport.
De Minister van VWS streeft ernaar het rapport in het eerste kwartaal van 2025 te
delen met uw Kamer.
Toezegging tot informeren voortgang van de Nederlandse Kanker Agenda
In de brief van de toenmalige Minister van VWS, verzonden op 18 december 2023, is
toegezegd dat uw Kamer, uiterlijk voor het einde van dit jaar, wordt geïnformeerd
over de relevante ontwikkelingen bij de uitwerking van de Nederlandse Kanker Agenda
en de inzet van het Ministerie van VWS daarop.25
Aangezien de Minister van VWS op 16 december een bestuurlijk overleg heeft met het
Nederlandse Kanker Collectief, zal deze Kamerbrief kort worden uitgesteld om een zo
volledig mogelijk beeld te kunnen schetsen van de huidige situatie rondom de aanpak
van kanker. Uw Kamer kan de brief begin 2025 tegemoet zien.
Toezegging over de resultaten ex durante (tussentijdse) evaluatie pandemische paraatheid
In opdracht van het Ministerie van VWS is er een ex durante (tussentijdse) evaluatie
uitgevoerd op het programma pandemische paraatheid. Daarop heeft op 6 juni 2024 uw
Kamer het rapport ontvangen.26 Daarbij is toegezegd om met een inhoudelijke reactie op de resultaten van de evaluatie
te komen in de voortgangsbrief pandemische paraatheid najaar 2024.
Aangezien er pas medio 2025 meer duidelijkheid gegeven kan worden over hoe het beleid
voor pandemische paraatheid vanaf 2026 verder wordt vormgegeven, zal de Minister van
VWS daarna met een inhoudelijke reactie komen op de ex-durante evaluatie.
Toezegging tot beleidsreactie op rapport «Met de stroom mee: naar een duurzaam en
adaptief stelsel van zorg»
In de stand van zakenbrief van oktober 2024 heeft de Minister van VWS toegezegd een
reactie op het rapport van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving «Met de stroom
mee: naar een duurzaam en adaptief stelsel van zorg en ondersteuning» voor het einde
van het jaar te versturen.27 De brief zal in het voorjaar 2025 aan uw Kamer worden verzonden.
Toezegging notitie met visie van dit kabinet op marktwerking in de zorg
De Minister-President heeft tijdens het debat over de regeringsverklaring, d.d. 4 juli
2024, uw Kamer toegezegd de visie van dit kabinet op marktwerking in de zorg toe te
sturen. In het regeerprogramma is opgenomen dit najaar 2024 de notitie met daarin
de visie op marktwerking in de zorg aan uw Kamer te verzenden.28 De brief zal begin 2025 aan uw Kamer worden verzonden.
Toezegging tot informeren over de voortgang ten aanzien van de implementatie fysieke
en digitale weerbaarheid
De toenmalige Minister van VWS heeft toegezegd uw Kamer in 2024 te informeren over
de voortgang van het beleid inzake het robuuster maken van de fysieke en digitale
weerbaarheid van de zorgsector.29 Daarna heeft de Minister van JenV, in de brief van 16 oktober 2024, uw Kamer geïnformeerd
over de gevolgen van niet tijdige implementatie van twee Europese richtlijnen, namelijk
de NIS2- en CER-richtlijn.30
De Minister van JenV voert, als coördinerend bewindspersoon voor de bescherming van
de vitale infrastructuur, de regie op de implementatie van genoemde richtlijnen, en
de vakdepartementen zijn verantwoordelijk voor hun sector, zoals de Minister van VWS
voor de sector zorg.
De NIS2-richtlijn richt zich op de digitale weerbaarheid en zal worden omgezet in
de Cyberbeveiligingswet (Cbw). De CER-richtlijn richt zich op fysieke weerbaarheid
en zal worden omgezet in de Wet weerbaarheid kritieke entiteiten (Wwke). In de Kamerbrief
van 16 oktober jl. is aangegeven dat het omzetten van de richtlijnen in nationale
wetgeving meer tijd vergt dan verwacht. Hieruit volgt dat de implementatiedatum van
17 oktober 2024 niet zal worden gehaald.
Al het nodige wordt gedaan om het (omvangrijke) implementatieproces vlot te laten
verlopen, waaronder de afstemming met het Ministerie van VWS voor de zorgsector. De
Minister van JenV verwacht beide wetsvoorstellen in het eerste kwartaal van 2025 voor
behandeling naar uw Kamer te sturen, zodat de wetten medio 2025 in werking kunnen
treden. De Minister van VWS zal uw Kamer in het vierde kwartaal van 2025 wederom informeren
over de voortgang en de consequenties voor de sector zorg.
Toezegging over E2E-beveiliging in de doorontwikkeling van de nationale visie en strategie
en het landelijke vertrouwensmodel
De toenmalige Minister van VWS heeft toegezegd om E2E-beveiliging en de eenduidige
afspraken over beveiliging van dataverkeer die in dat kader gemaakt moeten worden
mee te nemen in de ontwikkeling van het Landelijk Dekkend Netwerk (LDN).31
Voor de duidelijkheid merkt de Minister van VWS op dat de Nationale Visie en Strategie
(NVS) beschrijft wat er gedaan moet worden om tot veilige en betrouwbare gegevensuitwisseling
en databeschikbaarheid te komen. Terwijl het Landelijk Vertrouwensstelsel (LVS) alle
technologische, organisatorische en juridische afspraken omvat, die nodig zijn voor
veilige en betrouwbare gegevensuitwisseling en databeschikbaarheid in de gezondheidszorg.
Het LVS bevat daardoor ook alle afspraken die nodig zijn voor een werkend Landelijk
Dekkend Netwerk (LDN).
Om te komen tot een landelijk dekkend netwerk van infrastructuren, is het nodig om
met ICT-leveranciers en veldpartijen eenduidige afspraken te maken, over de beveiliging
van het dataverkeer. Op dit moment voert het Ministerie van VWS gesprekken met ICT-leveranciers
en veldpartijen, om deze afspraken vorm te geven. De optie om een vorm van E2E-beveiliging
hierin te betrekken ligt daarbij op tafel. In de LDN-Kamerbrief, die begin 2025 naar
uw Kamer zal worden verstuurd, wordt verwezen naar het transitieplan. In het transitieplan,
waarin het werken aan veilig netwerk is uitgewerkt, wordt dit onderwerp ook meegenomen.
Rapport «Diversiteit in het BIG-register»
Hierbij biedt de Minister van VWS uw Kamer het rapport «Diversiteit in het BIG-register»
aan, dat is opgesteld door onderzoekers verbonden aan het UMC Utrecht in opdracht
van het Ministerie van VWS.
Er is steeds meer aandacht voor diversiteit onder zorgvragers in Nederland. Echter,
er is nog relatief weinig grootschalig kwantitatief onderzoek gedaan, naar de diversiteit
onder zorgverleners zélf. Met behulp van kwantitatieve data kan in kaart worden gebracht
in welke mate zorgprofessionals een afspiegeling zijn van de maatschappij. Kennis
van geslacht, sociaal-demografische en migratieachtergrond zijn van meerwaarde voor
patiëntgerichte en passende zorg. Deze kennis kan ook mogelijke kansenongelijkheid
in de sector inzichtelijk maken, bijvoorbeeld rond selectieprocedures voor opleidingen
en specialisaties. Het Ministerie van VWS heeft daarom, door middel van dit onderzoek,
een nulmeting laten uitvoeren naar de huidige stand van zaken, van de diversiteit
onder zorgverleners, die een BIG-registratie hebben.
Het onderzoek maakt duidelijk dat de sociaaleconomische status en de migratieachtergrond
van alle BIG-geregistreerden, geen afspiegeling zijn van de samenleving. In meer detail
geldt dit ook voor gespecialiseerde artsen. Door het onderzoek in de toekomst te herhalen,
kunnen veranderingen in de representatie, binnen de BIG-beroepen, in beeld worden
gebracht. Dit kan helpen bij het ontwikkelen van beleid en het meten van de effectiviteit
ervan.
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke
Zorg
Motie Tielen over innovatie in de zorg praktijk helpen realiseren
De motie van het lid Tielen, van 20 oktober 2022, verzoekt de regering, om samen met
de beroepsgroepen, zorgverzekeraars en de zorgbestuurders, te komen tot een aanpak,
die innovatie sneller en breder in de praktijk helpt te realiseren.32
Mede in het licht van deze motie wordt op ruime schaal gewerkt aan een aanpak die
innovatie sneller en breder in de praktijk helpt te realiseren. Hierover zijn afspraken
gemaakt in het kader van het Integraal Zorgakkoord (IZA) van september 2022. Met name de onderdelen, waarbij het gaat over arbeidsmarkt
en ontzorgen van zorgprofessionals en digitalisering en gegevens uitwisseling, zijn
hierbij van belang (onderdeel H en I van het IZA). In het aanvullend zorg en welzijn
akkoord en het hoofdlijnenakkoord ouderenzorg is er ook aandacht voor innovatie, de
afspraken daarover worden nog nader uitgewerkt.
Ook zijn in het kader van het programma Wonen, Zorg en Ondersteuning voor Ouderen
afspraken gemaakt. Met name in actielijn 5 over arbeidsmarkt en innovatie. Aan beide
wordt volop uitvoering gegeven. Via een update over de uitvoering van deze akkoorden,
wordt uw Kamer hierover verder geïnformeerd.
De motie wordt hiermee als afgedaan beschouwd.
Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg
Motie Kuzu en Den Haan over doorlooptijden voor goedkeuring van indicaties van niet-gecontracteerde
wijkverpleegkundigen
In reactie op de motie van de leden Kuzu en Den Haan reageert de Staatssecretaris
Langdurige en Maatschappelijke Zorg graag als volgt.33
De NZa heeft over de betreffende doorlooptijden in het verleden meerdere signalen
gekregen en heeft daarnaar vervolgens onderzoek gedaan. De NZa hanteert, bij correct
ingediende aanvragen, het aantal van vijf werkdagen als een redelijke doorlooptijd
van machtigingen voor ongecontracteerde wijkverpleging. De NZa heeft individuele gesprekken
met zorgverzekeraars gevoerd, de betreffende systemen ter plekke ingezien, informatieverzoeken
gestuurd toen bezoeken in verband met corona niet mogelijk waren, en heeft individuele
terugkoppelingen naar zorgverzekeraars gestuurd. Bij enkele zorgverzekeraars waarover
opnieuw meldingen binnenkwamen, is vervolgonderzoek gedaan. Uiteindelijk zag de NZa
verbetering in de betreffende doorlooptijden.
Daarover heeft de NZa in de samenvattende rapporten Zvw van 202034, 202135 en 202236 gerapporteerd. In het Samenvattende rapport Zvw van 2020 (par. 4.6) constateerde
de NZa dat lange doorlooptijden veelvuldig voorkwamen. De NZa achtte dat onacceptabel.
Een van de aanbevelingen van de NZa, aan de zorgverzekeraars, was om te zorgen voor
een uitgebreid netwerk van gecontracteerde aanbieders en dat netwerk – en de voordelen
ervan – goed kenbaar te maken bij verzekerden. Ook is volgens het NZa voldoende personeelscapaciteit
bij de zorgverzekeraars belangrijk om de aanvragen binnen een redelijke termijn af
te handelen. Daarop aansluitend verwacht de NZa dat, als er aanvullende informatie
nodig is om een machtiging af te doen, de zorgverzekeraar dit snel en duidelijk richting
de aanvrager aangeeft.
In het Samenvattende rapport Zvw van 2021 (par. 4.5) herhaalde de NZa de aanbevelingen
aan de zorgverzekeraars en gaf aan dat ze in het najaar van 2021 een vervolg hebben
gegeven aan het onderzoek. Voorts gaf de NZa aan dat het onderzoek zou doorlopen in
2022.
In het Samenvattende rapport Zvw van 2022 gaf de NZa aan dat zij bij alle zorgverzekeraars
op controlebezoek is geweest. Aan de zorgverzekeraars heeft de NZa individueel de
bevindingen teruggekoppeld. Bij een tweetal zorgverzekeraars heeft de NZa een vervolggesprek
gevoerd. De NZa geeft ook aan in 2023 de doorlooptijden te blijven volgen. Doordat
zorgverzekeraars met de aanbevelingen van de NZa aan de slag zijn gegaan, is de NZa
van mening dat de interventie positieve gevolgen heeft gehad voor de doorlooptijden
en het aantal meldingen.
Zoals gezegd volgt de NZa het onderwerp nog steeds via signalen die bij hen binnenkomen.
De NZa heeft aangegeven dat er in 2023 twee signalen zijn binnengekomen: één signaal
over de afhandelingsduur van een machtiging bij een niet-gecontracteerde aanbieder
en één signaal over de afhandelingsduur van de aanvraag voor een PGB. Over 2024 zijn
er bij de NZa (tot nu toe) geen signalen binnengekomen. De NZa heeft gezien het gering
aantal meldingen, geen aanleiding gezien opnieuw onderzoek in te stellen. Gezien de
bevindingen van de NZa gaat de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg
ervan uit dat de afdoening van de aanvragen, op dit moment voor het grootste deel
binnen de vijf werkdagen ligt.
De Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg beschouwt de motie hiermee
als afgedaan.
Motie Bushoff en Mohandis over investeringen in de wijkverpleging
De motie van de leden Bushoff en Mohandis verzoekt de regering om, voor 1 januari
2024, met de betrokken zorgpartijen, gerichte afspraken te maken over investeringen
in de wijkverpleging en de Kamer hierover te informeren.37
De Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg is van oordeel dat de wijkverpleging
moet worden versterkt, om zo de vraag naar ziekenhuiszorg in te perken, en beter in
te spelen op de vergrijzende samenleving. De belangenorganisaties ActiZ, Zorgthuisnl
en Zorgverzekeraars Nederland hebben hierover in het Integraal Zorgakkoord (IZA) afspraken
gemaakt. Zij voeren deze afspraken op dit moment volop uit. Aanvullend op de inhoudelijke
afspraken zijn er ook financiële afspraken gemaakt, waarbij zorgverzekeraars incidenteel
€ 75 miljoen beschikbaar hebben gesteld via een IZA-fonds Wijkverpleging. Daarnaast
is afgesproken om IZA-conform te contracteren. Aanbieders in de wijkverpleging kunnen
de middelen gebruiken voor onder andere passende zorg (met bijvoorbeeld hulpmiddelen),
het versterken van lokale en regionale samenwerking in de zorgketen, het opleiden
van nieuwe medewerkers en het aanpakken van regeldruk. De aanvraagperiode voor het
IZA-fonds wijkverpleging is inmiddels gesloten. In 2024 worden de projecten uitgevoerd.38
Ook hebben zorgverzekeraars uitvoering gegeven aan de afspraak om de wijkverpleging
te versterken, de hiervoor beoogde structurele impuls van € 175 miljoen is grotendeels
gerealiseerd via, zowel verbeterde prijsafspraken, als andere contractverbeteringen.
Alle zorgverzekeraars hebben hieraan naar rato hun bijdrage aan geleverd.
Zorgverzekeraars Nederland heeft voor 2024, in samenwerking met werkgevers, het Opleidingsfonds
Wijkverpleging 2024 geopend. Per 2025 is structureel € 60 miljoen beschikbaar om werkgevers
te compenseren voor het opleiden in de wijkverpleging. Per 2025 zal hiervoor een subsidie
worden geopend. Om zorg- en onderwijsinstellingen te stimuleren te komen tot gezamenlijk
plannen, om meer en anders op te leiden, is de subsidieregeling Inrichten Opleidingsstructuur
Wijkverpleging geopend.
Desondanks is er nog sprake van een structurele onderschrijding van het budgettair
kader wijkverpleging. Dit heeft verschillende oorzaken, zoals de krappe arbeidsmarkt
en het feit dat de zorg in de wijkverpleging doelmatiger is geworden. Er is bijvoorbeeld
al jaren sprake van een daling van het aantal uren wijkverpleging (en ook kosten)
per client. Omdat partijen signalen hadden dat de toegankelijkheid van de wijkverpleging
onder toenemende druk zou staan, heeft de voormalig Minister van VWS een cliëntvolgend
onderzoek naar toegankelijkheid van wijkverpleging uit laten voeren.39 Hieruit blijkt dat het overgrote deel van de cliënten nog altijd snel toegang heeft
tot zorg. Wel moeten hiervoor regelmatig meerdere aanbieders benaderd worden. Een
kleine groep – veelal mensen met een complexe zorgvraag – moet echter langer wachten.
De Staatssecretaris zet zich daarom in voor voldoende zorgpersoneel en dat cliënten snel op
de juiste plek zorg kunnen ontvangen. Dat doet zij onder meer met het opleidingsfonds
wijkverpleging en door afspraken over landelijke implementatie van «herkenbare en
aanspreekbare wijkverpleging».
De Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg beschouwt de motie hiermee
als afgedaan.
Toezegging over ontwikkeling van een handreiking rond cultuursensitieve/inclusieve
zorg
De toenmalige Minister van VWS heeft in 2023 toegezegd een generieke handreiking cultuursensitieve
zorg te laten ontwikkelen, die in alle sectoren van de langdurige zorg toepasbaar
is. In opdracht van het Ministerie van VWS is een inventarisatie gemaakt van sectorspecifieke
leidraden en tools voor cultuursensitief en inclusief werken. Hieruit zijn werkzame
elementen voor de zorg in het algemeen gedestilleerd. Deze vormen gezamenlijk de generieke
handreiking «Inclusieve zorg».40
Met de ontwikkeling van deze handreiking wordt de toezegging als afgedaan beschouwd.
Motie Westerveld over het mogelijk beperken van stapeling van eigen bijdragen
In het plenair debat, van 3 april 2024, over de implementatie van het VN-verdrag Handicap,
heeft uw Kamer de motie Westerveld aangenomen.41 Daarin staat het verzoek te onderzoeken of de stapeling van eigen bijdragen kan worden
teruggebracht, door mensen met een beperking maximaal uit één wet een eigen bijdrage
te laten betalen.
De Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijk Zorg erkent dat het voor mensen
met een beperking complex is om hun zorg te organiseren. Het kabinet heeft daar zeker
oog voor. Daarom werkt het kabinet aan de uitwerking van een werkagenda om het VN-verdrag
Handicap te implementeren. De bedoeling is dat in 2025 wordt gestart met de uitvoering
van de werkagenda. Daarnaast geeft het regeerprogramma ruimte om het gesprek over
de vereenvoudiging van zorgwetten te voeren, waar deze groep absoluut baat bij zou
hebben. Deze opgave wordt op dit moment verder uitgewerkt en de Minister van VWS zal
uw Kamer hierover voor de komende zomer informeren.
Hoewel het sympathiek zou zijn om mensen, die zorg uit meerdere wetten ontvangen,
uit één wet een eigen bijdrage te laten betalen, is de betreffende motie niet uitvoerbaar.
Allereerst is de groep mensen met een beperking erg divers, ook in de mate waarin
zij zorg en ondersteuning nodig hebben. Die zorg kan inderdaad uit verschillende zorgwetten
geleverd worden. Er bestaat geen landelijke, sluitende definitie van personen met
een chronische ziekte of handicap. Daarnaast zou het nodig zijn een landelijke registratie
van personen met een chronische ziekte of handicap in het leven te roepen. Zo’n registratie
– en koppeling daarvan met gegevens van de uitvoerders van de zorgwetten – is nodig
als je wil besluiten, om enkel mensen met een beperking de eigen bijdragen uit één
wet te laten betalen. Afgezien van het feit dat het niet mogelijk is een definitie
van mensen met een chronische ziekte of beperking te geven, is het de vraag of een
landelijke database met dergelijke gegevens wenselijk is. De Staatssecretaris acht
dit vanuit het oogpunt van privacy niet het geval.
Het is daarom niet mogelijk om de eigen bijdragen tot één wet te beperken, enkel voor
mensen met een beperking. Wel zijn er algemene maatregelen om stapeling van eigen
bijdragen te beperken, de zogenaamde «anticumulatie» van eigen bijdragen. Als binnen
een huishouden, zowel zorg vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo 2015),
als de Wet Langdurige Zorg (Wlz) wordt ontvangen, wordt alleen de eigen bijdrage voor
de Wlz betaald.42 Dit geldt ook als gebruik gemaakt wordt van meerdere Wmo-voorzieningen: er wordt
dan één eigen bijdrage betaald voor de Wmo 2015. Deze bepalingen blijven ook van kracht
als het abonnementstarief in de Wmo 2015 wordt vervangen, door de inkomensafhankelijk
eigen bijdrage.
De Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke zorg beschouwt de motie hiermee
als afgedaan.
Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport
Stand van zaken abortuszorg via de huisarts
In december 2022 is het initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van de Wet afbreking
zwangerschap in verband met de «legale medicamenteuze afbreking van de zwangerschap
via de huisarts» aangenomen.43 Sindsdien is uw Kamer op verschillende momenten geïnformeerd over de voortgang van
de implementatie.44 De Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport informeert uw Kamer via deze weg graag
over de voortgang.
Op 1 januari 2025 zal de wetswijziging in werking treden. Het inwerkingtredingsbesluit
is op 29 november gepubliceerd in het Staatsblad.45 Op 3 december 2024 is de aanwijzing van twee rechtspersonen46 gepubliceerd in de Staatscourant.47
Sinds 1 november 2024 kunnen huisartsen de verplichte scholing volgen via de website
van Fiom. De beroepsgroepen van huisartsen en apothekers vullen in aanloop naar de
inwerkingtreding hun communicatiekanalen met zorginhoudelijke en praktische informatie
voor zorgverleners. Denk hierbij aan leidraden, patiëntfolders, en informatie over
de scholing, registratie bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en financiering.
Deze informatie zal voornamelijk vindbaar zijn op de websites van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) en de Huisarts Adviesgroep Seksuele
Gezondheid (SeksHAG).
Ten behoeve van de financiering van abortuszorg via de huisarts is de subsidieregeling
Publieke Gezondheid gewijzigd. De wijzigingsregeling is op 11 november 2024 gepubliceerd
in de Staatscourant.48 De gekozen financieringsconstructie is nader toegelicht in eerdere correspondentie
aan uw Kamer.49
Toezegging tot kabinetsreactie op advies van de RVS «Op onze gezondheid»
Op 23 mei 2023 is het advies van de Raad van Volksgezondheid en Samenleving (RVS),
«Op onze gezondheid», over de inrichting van het stelsel voor de publieke gezondheidzorg,
aangeboden aan de Tweede Kamer.50 In antwoord op Kamervragen van het lid Van Esch (PvdD) over het opnemen van gezondheidsdoelen
in de wet, van 28 augustus 2023, is aangegeven dat de reactie op het advies van de
RVSaan het volgende kabinet zal worden overgelaten.51
Op dit moment is de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport met veldpartijen in
gesprek over de toekomst van de publieke gezondheid. De inzichten die daaruit komen,
kunnen worden gebruikt voor verdere beleidsvorming rondom dit thema. De Staatssecretaris
zal uw Kamer in het eerste kwartaal van 2025 informeren met een kabinetsreactie. Daarbij
zal er specifiek worden ingegaan op de aanbeveling over een gezondheidscommissaris.
Motie lid Tielen over onderzoek naar mogelijke voorziening voor eenduidige en laagdrempelige
toegang tot preventie voor ouderen
De Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport wil dit vraagstuk bezien in het licht
van bredere vraagstukken, die spelen rond de inrichting van het stelsel van publieke
gezondheid. Daarom zal hij zijn reactie op deze motie verbinden aan de kabinetsreactie
op het RVS-advies «Op onze gezondheid».
Inwerkingtreding gewijzigde Wdkb
De Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport heeft besloten dat de gewijzigde Wet
donorgegevens kunstmatige bevruchting (Wdkb) op 1 april 2025 in werking zal treden
in plaats van 1 januari 2025.
De aanpassing van het registratiesysteem van de Stichting donorgegevens kunstmatige
bevruchting heeft vertraging opgelopen. Dit registratiesysteem is essentieel voor
de uitvoering van de wet en fertiliteitsklinieken zijn ervan afhankelijk. Een inwerkingtreding
op 1 april 2025 geeft klinieken voldoende tijd voor de voorbereidende werkzaamheden,
die nodig zijn voor een zorgvuldige implementatie van de wet.
Toezegging tot informeren uitnodigingsinterval bevolkingsonderzoek borstkanker
In de brief van 7 november 2024 heeft de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport
toegezegd uw Kamerdit jaar nog te informeren over de laatste stand van zaken met betrekking
tot het uitnodigingsinterval bij het bevolkingsonderzoek borstkanker.52 Zoals is vermeld in die brief was het interval op dat moment ongeveer 28 maanden
tussen twee uitnodigingen voor het bevolkingsonderzoek borstkanker.
Tijdens het Commissiedebat Medische Preventie op 21 november 2024 zijn er verschillende
aspecten van de bevolkingsonderzoeken naar kanker besproken. Toegezegd is op verschillende
van deze thema’s terug te komen in een brief aan uw Kamer begin 2025. De Staatssecretaris
Jeugd, Preventie en Sport zal in deze brief ook terugkomen op de laatste stand van
zaken omtrent het uitnodigingsinterval bij het bevolkingsonderzoek borstkanker.
Toezegging over mogelijke screening op Hepatitis C
In de Kamerbrief van 25 februari 2022 heeft de toenmalige Minister van VWS toegezegd
dat hij op basis van een doelmatigheidsstudie van het RIVM zou besluiten om Hepatitis
C (HCV) al dan niet toe te voegen aan het bloedonderzoek bij zwangere vrouwen, de
Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie (PSIE).53 Dit in reactie op een advies van de Gezondheidsraad uit 2016 om een dergelijke studie
uit te voeren.54
De doelmatigheidsstudie is inmiddels afgerond en toont aan dat HCV-screening onder
zwangere vrouwen effectief kan zijn, mits dit gevolgd wordt door behandeling van de
zwangere vrouw. Bij de screening via de PSIE kan geen onderscheid gemaakt worden tussen
verschillende risicogroepen. Daarnaast is de doelstelling van de PSIE het realiseren
van gezondheidswinst bij het ongeboren (en pasgeboren) kind. Ook is de behandeling
van HCV contra-geïndiceerd in de zwangerschap en is de kans dat een moeder met HCV
de ziekte overdraagt op het kind veel lager dan bij andere infectieziekten waarop
wordt gescreend met de PSIE. Gelet op de contra-indicaties tijdens zwangerschap, de
relatief lage kans op overdracht en de andere doelstellingen van de PSIE, ziet de
Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport op dit moment geen aanleiding om advies
te vragen aan de Gezondheidsraad om HCV-screening aan dit programma toe te voegen.
Dit besluit is in lijn met het advies van de programmacommissie PSIE van het RIVM-Centrum
voor Bevolkingsonderzoek, met daarin relevante beroeps- en patiëntenverenigingen,
en wordt ondersteund door het feit dat HCV-screening ook in andere Europese landen
niet wordt toegepast bij zwangere vrouwen.
Hiermee beschouwt de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport de genoemde toezegging
als afgedaan.
Rapportage Gecombineerde Leefstijlinterventie monitor december 2024
Uit de nieuwste monitor van de Gecombineerde Leefstijlinterventie (hierna: GLI), die
recent is gepubliceerd, blijkt de volwassenwording van de GLI in Nederland.55
Het aantal nieuwe personen dat jaarlijks deelneemt is stabiel en de gezondheidseffecten
die in eerdere monitors zijn gebleken zetten door. Deelnemers verliezen gemiddeld
3,8 kg (3,5%) van hun gewicht tijdens de behandelfase en dit groeit door tot 5,2 kg
(5%) in de onderhoudsfase van de GLI. Eenzelfde patroon is te zien bij de uitkomstmaat
BMI (-1,3 tijdens behandelfase en -1,8 tijdens de onderhoudsfase) en afname van buikomvang
(-4,2 cm tijdens de behandelfase tot 5,6 cm in de onderhoudsfase). Het feit dat ook
de kwaliteit van leven aanzienlijk toeneemt is positief: deze is 13 punten hoger dan
bij het begin van de GLI, op een schaal van 0 (meest ongezond) tot 100 (meest gezond).
Het is daarnaast goed om te zien dat deelname aan een GLI ook in gemeenten met relatief
lage sociaaleconomische scores goed op gang gekomen is.
Voor het eerst binnen de GLI-monitor is ook gekeken naar het effect van medicijnen
met een gewichtsverlagende werking die tijdens de GLI worden gebruikt. Het kan hierbij
gaan om medicijnen voor diabetes maar ook om medicijnen om af te vallen. Deelnemers
zonder deze medicijnen vielen gemiddeld iets minder af (4,4%) dan het gemiddelde van
alle deelnemers (5%), maar dit verschil is klein. Opvallend is dat de toename in kwaliteit
van leven tussen beide groepen vergelijkbaar is. Deelname aan de GLI hangt dus samen
met een flinke stijging van de kwaliteit van leven, onafhankelijk van het gebruik
van medicatie. Met het oog op de ontwikkelingen binnen de gewichtsverlagende medicatie
is het belangrijk dat het RIVM de combinatie met GLI-deelname en het effect daarvan
blijft monitoren.
Momenteel doet het RIVM ook verdiepend onderzoek naar de uitvalredenen tijdens een
GLI. Hier zal in het voorjaar 2025 over worden gerapporteerd. Deze uitkomsten zijn
voeding voor de optimalisatie van de GLI zelf, maar ook relevant voor het versterken
van de ketenaanpak daaromheen.
Toezegging over vervolgonderzoek deeltjes in de nanorange van het additief silicumdioxide
E551
De toenmalige Minister van VWS heeft in haar brief aangegeven uw Kamer te informeren
over de verdere voortgang van het vervolgonderzoek deeltjes in de nanorange van het
additief silicumdioxide E551 (SAS).56 De Europese Food Safety Authority (EFSA) heeft het additief onderzocht en de resultaten
van dit onderzoek zijn inmiddels beschikbaar.57 EFSA heeft geconcludeerd dat silicumdioxide E551 (SAS) bij de gerapporteerde toepassingen
en gebruiksniveaus geen veiligheidsrisico oplevert voor alle bevolkingsgroepen.
Deze toezegging kan hiermee als afgedaan worden beschouwd.
Start wetstraject herziening Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen
In 2022 heeft de toenmalige Minister van VWS uw Kamer geïnformeerd over de verkenning
en voorbereiding van de tweede herziening van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen
(WAS).58 Daarbij is toegezegd uw Kamer te infomeren indien de verkenning zou leiden tot nieuwe
regelgeving voor kartbanen, tokkelbanen en klimbossen. In 2023 heeft de toenmalige
Minister van VWS toegezegd uw Kamer te informeren zodra er concrete voorstellen zouden
liggen voor het verduidelijken van het onderscheid tussen sport en spel.59
Inmiddels is de verkenning afgerond en zijn er concrete voorstellen voor de herziening
van het WAS 2023. De voorstellen zijn in nauwe samenwerking met de NVWA opgesteld
en besproken met de aangewezen keuringsinstellingen en de sector. Het voornemen is
het wetstraject voor de aanpassing van het besluit en de regeling in 2025 te starten.
De belangrijkste voorstellen bij de herziening van het WAS 2023 zijn:
– Het reguleren van de veiligheid van klimbossen, tokkelbanen en recreatieve kartbanen.
Deze toestellen vallen niet onder de huidige regelgeving. Hierdoor is er geen (preventief)
toezicht, terwijl deze toestellen wel een risico op ernstig letsel kennen en worden
aangeboden voor spelen of vermaak. De zelfregulering biedt onvoldoende garanties voor
het preventief waarborgen van de veiligheid. Voor deze toestellen wordt een aparte
categorie «actieve toestellen» ingericht met een eigen keuringsstelsel, waarbij rekening
is gehouden met de huidige zelfregulering.
– Het verscherpen van het onderscheid tussen speel- en sporttoestellen. In de huidige
uitleg wordt het onderscheid bepaald aan de hand van het criterium of «toestellen
primair bestemd zijn voor spel of primair bestemd zijn voor sport». Dit onderscheid
is arbitrair. Er zal duidelijker gedefinieerd worden welke toestellen onder het WAS
vallen. Toestellen die gebruikt worden voor sportbeoefening blijven buiten het WAS
vallen.
– Er wordt meer maatwerk aangebracht in het stelsel, zodat de lasten voor de sector
meer proportioneel zijn. Eenvoudige speeltoestellen hoeven niet langer gekeurd te
worden door een aangewezen instelling. In serie geproduceerde speeltoestellen hoeven
niet langer van een merk van goedkeuring te worden voorzien. Deze verplichting gaat
wel gelden voor actieve toestellen en mobiele speeltoestellen, naast de al bestaande
verplichting voor attractietoestellen. Voor trampolineparken wordt een periodieke
keuringsplicht ingevoerd.60
– Aangewezen keuringsinstellingen (AKI) moeten verplicht geaccrediteerd worden door
de Raad voor Accreditatie en hun werkwijze moet worden vastgelegd in een schema, onder
leiding van een schemabeheerder. Dit is conform het Rijksbeleid.61
– Diverse overige wijzigingen, zoals het verscherpen en verduidelijken van verplichtingen
voor beheerders van toestellen, het stellen van eisen aan het productieproces bij
in serie geproduceerde toestellen en een beoordeling van het typecertificaat na 10 jaar
voor in serie geproduceerde speeltoestellen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport