Brief regering : Voortgang van het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) en nationale energieprojecten
29 826 Industriebeleid
               31 239
                Stimulering duurzame energieproductie
         
               30 196
                Duurzame ontwikkeling en beleid
         
Nr. 217
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 december 2024
Met het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) werkt het kabinet
                  aan een energiesysteem waarin de juiste energie-infrastructuur aanwezig is. Met deze
                  energie-infrastructuur verbinden we de groeiende vraag naar duurzame energie met het
                  toenemende aanbod en maken we groene groei mogelijk. Nederland heeft deze duurzame
                  energie nodig voor het aansluiten van nieuwe woningen, voor elektrisch rijden en voor
                  het behouden en verduurzamen van onze industrie. In de eerder met u gedeelde Klimaatnota
                  en Energienota en de bijbehorende Beleidsagenda1 staan de stappen om dit nieuwe energiesysteem te realiseren.
               
Op basis van het regeerprogramma voert het kabinet stevig regie op de aanpak van netcongestie
                  en het toekomstbestending maken van het elektriciteitsnet. Met het Landelijke Actieprogramma
                  Netcongestie (LAN) richten we ons op het verhelpen en voorkomen van netcongestie op
                  de korte termijn. De Kamer wordt halfjaarlijks, in september en maart, over de algehele
                  voortgang van het LAN geïnformeerd2. Voor de langere termijn is het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) opgesteld. Het
                  NPE beschrijft de langetermijnvisie op het energiesysteem tot 2050.
               
In het Programma Energiehoofdstructuur (PEH) is in kaart gebracht welke infrastructuur
                  van nationaal belang voor dat energiesysteem van de toekomst nodig is en wat dit ruimtelijk
                  betekent. De ambitie van het PEH is dat er tijdig voldoende ruimte is voor de nationale
                  energiehoofdstructuur. Het PEH vormt een belangrijke bouwsteen binnen het programma
                  NOVEX en de nieuwe Nota Ruimte. Met het MIEK geeft het kabinet concrete invulling
                  aan de tijdige realisatie van de maatschappelijk belangrijkste energie-infrastructuurprojecten.
                  Voor de ruimtelijke inpassing van projecten van nationaal belang wordt hierbij de
                  projectprocedure onder de Omgevingswet gevolgd.
               
We staan bij de realisatie van energieprojecten voor een enorme uitdaging gezien de
                  complexe ruimtelijke inpassing, afnemend draagvlak in de regio, beperkte personele
                  capaciteit, geringe stikstofruimte en schaarste aan materialen. Tegelijkertijd neemt
                  het aantal projecten toe, ontvangen we meer zienswijzen en is er ook ruimte nodig
                  voor andere prioriteiten, zoals de bouw van meer passende en betaalbare woningen.
                  In dit verband wordt er een verkenning gedaan naar gebiedsinvesteringen, ter behoud
                  van het draagvlak voor de inpassing van nationale energie-infrastructuurprojecten.
                  Zoals ook beschreven in de Kamerbrief over de Klimaat- en Energienota d.d. 24 oktober
                  20243, wordt deze verkenning in de komende maanden in samenspraak met de netbeheerders
                  uitgevoerd.
               
Er lopen momenteel ruim zestig nationale energie-infrastructuurprojecten. Dit jaar
                  zijn er vier nieuwe projecten aan het nationale MIEK (nMIEK) toegevoegd en is één
                  nMIEK-project op verzoek van de indieners ontheven van de MIEK-status. Deze brief
                  beschrijft welke nieuwe projecten in 2024 zijn toegevoegd aan het MIEK, geeft een
                  update over de voortgang van de bestaande nationale energie-infrastructuurprojecten,
                  benoemt welke knelpunten daarbij spelen en welke maatregelen worden genomen om die
                  knelpunten te verhelpen en/of projecten te versnellen.
               
Overzicht en voortgang nationale projecten
Er wordt volop gewerkt aan de ruimtelijke inpassing van nieuwe grootschalige energie-infrastructuur
                  om het elektriciteitsnet uit te breiden. Zo is afgelopen jaar bij meerdere projecten
                  de concept- of definitieve Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) gepubliceerd.
                  In de NRD staat beschreven welke routes of locaties voor een project worden onderzocht
                  en op welke manier dit onderzoek zal plaatsvinden. Ook bij de nationale CO2-opslagprojecten zijn belangrijke mijlpalen bereikt. Zo is begin 2024 begonnen met
                  de aanleg van de infrastructuur voor het Porthos-project en zijn voor het Aramis-project
                  het ontwerpprojectbesluit, een aantal ontwerpbesluiten en het milieueffectrapport
                  (MER) gepubliceerd.
               
Een ander project waarin het afgelopen jaar belangrijke stappen zijn gemaakt, is het
                  project «Warmtesysteem Zuid-Holland». Dit warmtesysteem in de provincie Zuid-Holland
                  is van groot belang voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Voor de efficiënte
                  realisatie van energie-infrastructuur is het essentieel dat het warmtesysteem op een
                  integrale manier wordt geprogrammeerd met andere energiemodaliteiten, zoals elektriciteit
                  en duurzame gassen. Daarom blijft het warmtesysteem Zuid-Holland onderdeel van het
                  nMIEK, met de bijbehorende ondersteuning. Samen met de provincie Zuid-Holland stel
                  ik een projectdirecteur aan die samen met stakeholders zorgt dat het warmtesysteem
                  goed wordt geïntegreerd binnen het bredere provinciale energiesysteem. Daarnaast wordt
                  dit project gebruikt om van te leren voor nationaal beleid en de realisatie van warmteprojecten
                  in andere provincies en regio’s4.
               
Het is ook realiteit dat we vertraging oplopen in de voortgang van sommige nMIEK-projecten
                  als gevolg van knelpunten in de voorbereiding en realisatie van deze projecten. Later
                  in deze brief wordt toegelicht aan welke oplossingen we werken om deze knelpunten
                  te verhelpen. In de Kamerbrief over de investeringsplannen van de netbeheerders d.d.
                  21 mei 20245 staat vermeld dat 10 nMIEK-projecten, ondanks de prioritaire status, zijn vertraagd
                  ten opzichte van het investeringsplan (IP) van 2022. In deze Kamerbrief is ook het
                  ACM-verbetertraject van de investeringsplannen aangekondigd richting het IP van 2026.
                  De netbeheerders hebben in september hun verbeterplannen opgeleverd aan de ACM. In
                  het aankomende IP van 2026 zullen deze verbeteringen moeten worden verwerkt. Dit heeft
                  met name betrekking op transparantie en navolgbaarheid. Specifiek op het gebied van
                  prioritering van investeringen.
               
Na afstemming in het Bestuurlijk Overleg MIEK op 27 november 2024 heb ik besloten
                  om de volgende projecten nieuw op te nemen in het nMIEK als onderzoeksproject:
               
• Delta Schelde Connection: een CO2-buisleiding tussen Antwerpen, Moerdijk en Rotterdam;
• Multi-Utiliteiten Kruising Westerschelde: een project met meerdere buisleidingen onder
                        de Westerschelde door tussen de Kanaalzone (Zeeuws-Vlaanderen) en het Sloegebied (Midden-Zeeland);
                     
• Doorontwikkeling CO2-netwerk Noordzeekanaalgebied: een CO2-netwerk ten behoeve van transport en gebruik van CO2 in het Noordzeekanaalgebied.
En het volgende project als verkenningsproject:
• Pocket Noordoost-Brabant: het vormen van een nieuw deelnet in het hoogspanningsnet
                        van TenneT bij Wijchen en Oss.
                     
De opzet van deze nieuwe projecten en een toelichting op de fase waarin ze zich bevinden,
                  wordt samen met alle bestaande projecten in meer detail beschreven in het projectenboek
                  dat is bijgevoegd bij deze brief.
               
Naast dat er projecten zijn toegevoegd aan het nMIEK, is er dit jaar ook een project
                  ontheven van de nMIEK-status. Het H-vision waterstofproject is op verzoek van de initiatiefnemers
                  uit het nMIEK gehaald, met als reden dat er voor de verdere ontwikkeling van het project
                  geen MIEK-status nodig is.
               
CES en reflectie kennisinstellingen
De nieuwe nMIEK-projecten volgen voornamelijk uit de Cluster Energie Strategieën (CES’en)
                  die de industrieclusters dit jaar hebben opgeleverd. De CES’en bevatten de verwachte
                  vraag en aanbod van duurzame energie(dragers) van elk industriecluster en beschrijven
                  de energie-infrastructuur die nodig is om te verduurzamen. Ik heb kennisinstellingen
                  PBL, TNO en RVO gevraagd om een reflectie te doen op de opgeleverde CES’en. Het resultaat
                  van de reflectie vindt u in de bijlage bij deze brief.
               
De reflectie van de kennisinstellingen laat onder andere zien dat het opstellen van
                  de CES’en 3.0 heeft geleid tot een verbetering van de dialoog tussen bedrijven, netbeheerders
                  en overheden en dat de kwaliteit van de data in de CES 3.0 in het algemeen is verbeterd
                  ten opzichte van de vorige CES-rondes. Ondanks dat het Data Safe House (DSH) nog niet
                  in alle clusters een volwaardige rol heeft, zijn zowel de bedrijven als de netbeheerders
                  positief over de potentie van het DSH als centrale plek waar vertrouwelijke data kan
                  worden gedeeld.
               
De aangeleverde data over de verduurzamingsplannen van bedrijven laat zien dat ruim
                  60% van de beoogde emissiereductie in 2030 bereikt wordt door projecten die zich nog
                  in een beginnende fase bevinden. De kennisinstellingen stellen dat de plannen uit
                  de CES’en 3.0 waarschijnlijk niet voldoende zijn om de klimaatdoelstellingen voor
                  de industrie in 2030 te halen. De voorziene CO2- reductie in de CES’en 3.0 is ook aanzienlijk minder dan in de CES’en 2.0 (7 megaton
                  minder). Dit sluit aan bij het beeld dat naar voren komt in de Klimaat- en Energieverkenning
                  (KEV) 2024 die het Planbureau voor de Leefomgeving onlangs heeft gepubliceerd6. Verder wordt de behoefte naar energie-infrastructuur in de CES 3.0 herbevestigd
                  en adviseren de kennisinstellingen om een volgende CES-ronde voor de bedrijven lichter
                  in te steken om het draagvlak voor het proces te behouden.
               
De aanbevelingen van de kennisinstellingen worden momenteel geanalyseerd. De Kamer
                  wordt voor de zomer van 2025 geïnformeerd over of er een volgende CES-ronde zal plaatsvinden
                  en, zo ja, hoe dit proces eruit zal zien.
               
Tijdige realisatie van energie-infrastructuur met het MIEK
Met het MIEK voeren we als kabinet regie op de tijdige realisatie van de energie-infrastructuur
                  die nodig is voor een duurzaam en welvarend Nederland. Het MIEK programmeert projecten
                  die van groot maatschappelijk belang zijn voor de energietransitie en draagt bij aan
                  tijdige realisatie door vroegtijdig te starten en knelpunten weg te nemen. De beschikbare
                  instrumenten die ingezet kunnen worden voor tijdige realisatie van MIEK-projecten
                  zullen worden vastgelegd in de update van de MIEK-handleiding die begin 2025 wordt
                  gepubliceerd. Om de voortgang van projecten bij te houden, is afgelopen jaar een monitoringsaanpak
                  ontwikkeld. Met deze aanpak detecteren we vroegtijdig knelpunten in de realisatie
                  en kunnen we werken aan passende oplossingen.
               
In het MIEK werken we samen met onze partners. Om deze samenwerking en de werkwijze
                  van het MIEK te bekrachtigen, is 24 juni 2024 een samenwerkingsovereenkomst gepubliceerd7, die is ondertekend door de Ministeries van BZK en IenW, het IPO en de VNG, en netbeheerders
                  Gasunie en TenneT. In het najaar van 2024 zijn ook de regionale netbeheerders toegetreden
                  tot de samenwerkingsovereenkomst. Tegelijkertijd is gewerkt aan de vernieuwde handleiding
                  voor het nMIEK, de CES’en8 en voor het provinciale MIEK (pMIEK)9.
               
Voor het selecteren van nieuwe MIEK-projecten wordt gebruik gemaakt van een afwegingskader.
                  In de vorige Kamerbrief over het MIEK10 is onderzoek aangekondigd naar het meewegen van het criterium «maatschappelijk nut»
                  in het afwegingskader. Afgelopen jaar is het afwegingskader herzien en zijn nieuwe
                  criteria vastgesteld, te weten: maatschappelijk(e) doel en effecten, toekomstig energiesysteem,
                  inpassing in de fysieke leefomgeving, urgentie en schaalniveau. Met dit nieuwe afwegingskader
                  kan de toegevoegde waarde van een project aan brede welvaart beter worden afgewogen.
                  Het nieuwe afwegingskader geldt voor zowel het pMIEK als het nMIEK.
               
Het MIEK, inclusief de ontwikkeling van de CES’en, is hiermee onderdeel van het uitrolplan
                  voor de energie-infrastructuur van Nederland. Dit uitrolplan wordt gevormd door verschillende
                  onderdelen die samen integraal richting geven aan de ontwikkeling van de infrastructuur
                  voor elektriciteit, duurzame energiedragers en CO2. Waar het MIEK breed naar de sectoren kijkt, biedt de Routekaart NPVI een helder
                  overzicht van de mijlpalen en tijdlijnen specifiek voor het verduurzamen van de Nederlandse
                  industrie. Daarnaast is op initiatief van de LAN-actielijn «Slimmer Inzicht» gewerkt
                  aan het uitbreiden van de capaciteitskaart van de netbeheerders11. De kaart bevat nu informatie over waar er sprake is van congestie, de aanwezige
                  en benodigde transportcapaciteit, het aantal partijen in de wachtrij en hoeveel vermogen
                  er is aangevraagd. Ook geeft de kaart aan waar en wanneer uitbreidingen van het stroomnet
                  gepland zijn. Momenteel wordt gewerkt aan een functionaliteit om aan te geven wanneer
                  er hoeveel transportvermogen bij komt zodra de netuitbreiding is afgerond. Hiermee
                  kom ik tegemoet aan een toezegging aan het lid Thijssen tijdens het commissiedebat
                  Verduurzaming Industrie van 17 oktober 2024 (Kamerstuk 29 826, nr. 215).
               
Uitdagingen en versnellingsmaatregelen
Bij de realisatie van energie-infrastructuurprojecten, waaronder MIEK-projecten, zien
                  we verschillende knelpunten ten aanzien van vergunningsverlening en ruimtelijke inpassing.
                  Samen met netbeheerders en decentrale overheden wordt gewerkt aan verschillende mogelijkheden
                  voor versnelling, zoals juridische versnellingsmaatregelen en een verkenning naar
                  een bredere aanpak op stikstof en energie-infrastructuurprojecten.
               
Aanpak stikstof voor energie-infrastructuurprojecten
Energie-infrastructuurprojecten zijn randvoorwaardelijk voor de verduurzaming van
                  de industrie en zorgen daarmee voor het structureel verminderen van CO2 en stikstofoxiden. Dit blijkt uit het door mijn ambtsvoorganger gedeelde OSES-onderzoek12. Door de huidige staat van de natuur is het verkrijgen van een (natuur)vergunning
                  voor deze energie-infrastructuurprojecten echter (juridisch) onzeker en kost het veel
                  geld en tijd. Hierdoor staat de uitvoering onder druk.
               
De afgelopen periode zijn, mede n.a.v. de motie Flach c.s.13, de juridisch bruikbare routes voor versnelde stikstofvergunningen voor nationale
                  energie-infrastructuur en zo mogelijk voor andere energie-infrastructuur met het oog
                  op netcongestie onderzocht. De voorlopige resultaten van de verkenning, uitgevoerd
                  samen met IPO en LVVN, geven genoeg aanleiding tot het verder uitwerken van één van
                  de verkende opties, te weten een programma met toepassing van adc14. De adc-toets wordt ook nu al toegepast voor projecten met een dwingende reden van
                  groot openbaar belang.
               
Wat nieuw is in de voorkeursoptie is dat projecten gezamenlijk een programma vormen
                  en de compensatie ook programmatisch toegepast wordt, gericht op zekere depositiereductie
                  in de toekomst. Deze samenhang van een maatregel die positief uitwerkt voor de natuur,
                  een gezamenlijke beoordeling in een programma en ecologische beoordeling met adc-toets
                  biedt voldoende aanknopingspunten voor het verder onderzoeken van deze optie. Mocht
                  uit de onderzoeken blijken dat deze vorm juridisch haalbaar, praktisch uitvoerbaar
                  en bestuurlijk wenselijk is, dan voorzie ik minder stikstofproblemen voor energie-infrastructuurprojecten en wordt het risico op vertraging bij deze projecten kleiner.
               
Om de potentie van de voorkeursoptie te onderzoeken, is gestart met een actualisatie
                  van het OSES-onderzoek in samenwerking met netbeheerders en wordt binnenkort een onderzoek
                  gestart naar de ecologische impact van cumulatieve stikstofemissies van de energie-infrastructuurprojecten.
               
Uit de verkenning blijkt daarnaast dat een vrijstelling, waar de motie Flach c.s.
                  om vraagt, juridisch niet haalbaar is. De huidige verkenning geeft geen aanknopingspunten
                  om ook energie-opwekprojecten, zoals gevraagd in de motie, mee te nemen in een dergelijk
                  programma. Dit komt omdat de locaties van die projecten en daarmee de locaties van
                  de eventuele negatieve effecten voor Natura 2000-gebieden onvoldoende te voorspellen
                  zijn. Voldoende zekerheid daarover is nodig voor het kunnen onderbouwen van een vrijstelling
                  aan de hand van getroffen mitigerende of compenserende maatregelen. Het maakt bijvoorbeeld
                  veel verschil voor de depositie of de emissie op de Maasvlakte of juist in de Eemshaven
                  wordt gereduceerd. Hiermee doe ik de toezegging af die de Minister van LVVN heeft
                  gedaan in het commissiedebat Stikstof, NPLG en natuur op 4 september 2024 (Kamerstuk
                  30 252, nr. 172) om de Kamer te informeren over de mogelijkheden en de houdbaarheid van de vrijstelling
                  natuurvergunning en energieprojecten15.
               
Implementatie REDIII – vergunningen
De Renewable Energy Directive (REDIII) bevat een maatregelenpakket dat kan helpen
                  in het vergroten van de realisatiekracht voor de energietransitie. Een deel van de
                  REDIII gaat over natuur- en milieuvergunningen. Zo worden projecten die zich richten
                  op hernieuwbare energie geacht van hoger openbaar belang te zijn. Er wordt momenteel
                  gewerkt aan de implementatie van de REDIII, waarbij wordt ingezet op het maximaal
                  benutten van de mogelijkheden die deze richtlijn biedt. Het wetsvoorstel om de richtlijn
                  te implementeren wordt uitgewerkt en zal in het eerste kwartaal van 2025 ter internetconsultatie
                  worden voorgelegd.
               
Eén van de mogelijkheden binnen de REDIII is het aanwijzen van zogenaamde versnellingsgebieden,
                  waar hernieuwbare-energieprojecten versneld gerealiseerd kunnen worden door vereenvoudigde
                  vergunningsprocedures. Dit is een optie als uit de plan-milieueffectrapportage van
                  een betreffend gebied blijkt dat er geen significant negatieve milieueffecten te verwachten
                  zijn. De eerste inventarisatie van mogelijke gebieden waarvoor het voornemen is ze
                  aan te wijzen als versnellingsgebieden onder REDIII moet eind mei 2025 worden aangeboden
                  aan de Europese Commissie. De Tweede Kamer zal hiervan op de hoogte gehouden worden.
                  Gemeenten, provincies en andere bevoegde gezagen hadden tot 1 november 2024 om hiervoor
                  gebieden aan te dragen.
               
Ook bevat de REDIII de mogelijkheid tot het bieden van financiële compensatie bij
                  infrastructuurprojecten die natuur- of milieueffecten hebben die niet gemitigeerd
                  kunnen worden. Dit najaar wordt onderzocht hoe die financiële compensatie vorm zou
                  moeten krijgen. Voor de zomer van 2025 worden de resultaten verwacht.
               
Juridisch versnellingspakket – procedures
De Kamer is in het voorjaar van 2023 geïnformeerd over de versnellingsaanpak energietransitie
                  met daarin aandacht voor juridisch instrumentarium16. Hiervoor is een verkenning gedaan naar welke wettelijke aanpassingen er mogelijk
                  zijn om procedures te versnellen, en daarmee doorlooptijden te verkorten en/of vertraging
                  te voorkomen, voor energie-infrastructuurprojecten (waaronder MIEK-projecten). De
                  meest kansrijke opties zijn opgenomen in een juridisch versnellingspakket en worden
                  uitgewerkt in verschillende wet- en regelgevingstrajecten.
               
De juridische maatregelen zijn gericht op structurele en procedurele versnelling van
                  verschillende energiemodaliteiten, type projecten en projectfases. Hieronder worden
                  de opties en ook de voortgang in de analyse dan wel uitwerking hiervan toegelicht.
               
Versnelde procedure vanwege zwaarwegend maatschappelijk belang
Voor de procedurele versnelling van regionale elektriciteitsprojecten wordt gewerkt
                  aan de algemene maatregel van bestuur Besluit procedurele versnellingen elektriciteitsprojecten.
                  Dit besluit is gebaseerd op het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting, waarin
                  een grondslag is opgenomen voor aanwijzing van besluiten voor categorieën projecten
                  waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke
                  belangen. Dit wetsvoorstel ligt ter behandeling bij de Tweede Kamer. Het Besluit procedurele
                  versnelling elektriciteitsprojecten wijst besluiten voor bepaalde energie-infrastructuurprojecten
                  aan waarvoor een aantal versnellingen in de beroepsprocedure geldt, zoals beroep in
                  eerste en enige aanleg bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
                  Een aanwijzing kan leiden tot een versnelling van 1,5 jaar, door beroepsmogelijkheden
                  bij één instantie te leggen met verkorte termijnen. De internetconsultatie voor deze
                  maatregel is afgelopen zomer afgerond. Een belangrijke uitkomst hiervan is dat de
                  grenswaarde voor projecten die in aanmerking komen is verlaagd van 25kV naar 21kV.
                  Op deze manier komen vergelijkbare projecten op locaties waar netbeheerders dit lagere
                  spanningsniveau hanteren ook in aanmerking. De algemene maatregel van bestuur Besluit
                  procedurele versnellingen elektriciteitsprojecten wordt bij beide Kamers der Staten-Generaal
                  voorgehangen zodra het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting17 is aangenomen door de Tweede Kamer.
               
Wijziging van gedoogplicht in de ontwerpfase
Om de voorbereidingen van energieprojecten sneller uit te voeren, wordt gewerkt aan
                  de wijziging van de gedoogplicht in de ontwerpfase. Onder de Omgevingswet moet ook
                  voor werkzaamheden in de ontwerpfase een gedoogplichtbeschikking aangevraagd worden
                  bij de Minister van Infrastructuur en Waterstaat; een aanvraagprocedure die openstaat
                  voor bezwaar en beroep. Door een (her-)invoering van de gedoogplicht van rechtswege
                  wordt de doorlooptijd voor het kunnen uitvoeren van ontwerpwerkzaamheden in de gevallen
                  dat er geen overeenstemming kan worden bereikt met grondeigenaren aanzienlijk verkort
                  met 8 weken tot 1,5 jaar, afhankelijk van of in de huidige situatie bezwaar en/of
                  beroep wordt ingesteld. De internetconsultatie van de Verzamelwet KGG waarin deze
                  optie wordt meegenomen is in oktober afgerond. Momenteel worden de reacties verwerkt.
                  Het streven is om deze wijziging per 1 juli 2026 in werking te laten treden.
               
Wijziging van het bevoegd gezag voor het landelijke waterstofnet
Ook de aanleg van het landelijke waterstofnetwerk is gebaat bij snelheid en daarom
                  werkt het kabinet aan coördinatie vanuit het Rijk op de vergunningsprocedures bij
                  natuuraspecten. Hiervoor wordt een wijziging van het Omgevingsbesluit (een algemene
                  maatregel onder de Omgevingswet) voorbereid waarmee het landelijk transportnet voor
                  waterstof wordt aangewezen als object waarbij sprake kan zijn van een Natura 2000-activiteit
                  of flora- en fauna-activiteit van nationaal belang. De Staatssecretaris van LVVN wordt
                  daarmee het bevoegd gezag voor het afgeven van omgevingsvergunningen voor het natuurgedeelte
                  in deze gevallen. Op dit moment zijn de Gedeputeerde Staten hiervoor het bevoegd gezag.
                  Met de verschuiving van de bevoegdheid voor het landelijk transportnet voor waterstof
                  wordt dit gelijkgesteld aan de huidige bevoegdheid voor het landelijk aardgasnetwerk
                  en de hoogspanningsnetwerken. Het streven is om deze wijziging per 1 juli 2025 in
                  werking te laten treden.
               
Versnellingsopties binnen de projectprocedure
Voor energieprojecten van nationaal belang biedt de Omgevingswet al het instrument
                  van de projectprocedure. De projectprocedure biedt versnelling met onder andere het
                  bevoegd gezag bij de Minister van KGG, in overeenstemming met de Minister van VRO,
                  en beroep in eerste en enige aanleg bij de Raad van State. In het juridische versnellingspakket
                  zit een aantal opties voor het verder versnellen van de projectprocedure. Deze worden
                  momenteel nader onderzocht. Hierbij gaat het bijvoorbeeld over de procedurele stappen
                  in de verkenningsfase in relatie tot participatie en de rol van onafhankelijk advies.
                  Doorgaans wordt voor projecten die de projectprocedure volgen al in een vroege fase
                  participatie georganiseerd en enkele alternatieven getrechterd, waardoor meer maatwerk
                  mogelijk kan zijn. Naast het versnellen van de verkenningsfase wordt verkend hoe het
                  verlengen van de termijn van het voorbereidingsbesluit kan helpen in het voorkomen
                  van vertraging in energie-infrastructuurprojecten, doordat anders conflicterende ruimtelijke
                  ontwikkelingen tot stand kunnen komen op de betreffende (project)locatie.
               
Convenant met TenneT
Het voornemen is om begin 2025 een uitkoopbeleid vanuit het Rijk vast te stellen over
                  het bieden van keuzevrijheid aan omwonenden om de realisatie van nieuwe hoogspanningslijnen
                  te versnellen. De komende jaren zal een groot aantal nieuwe 380 kV-hoogspanningslijnen
                  aangelegd moeten worden om de capaciteit van het elektriciteitsnet te vergroten. Dit
                  kan leiden tot zorgen en weerstand bij omwonenden, met eventuele vertraging van de
                  projecten tot gevolg. Met netbeheerder TenneT is afgesproken dat zij de uitvoering
                  van dit uitkoopbeleid op zich neemt. Daartoe wordt met netbeheerder TenneT een convenant
                  afgesloten.
               
Door het invoeren van dit uitkoopbeleid en de afspraken in het convenant, krijgen
                  bewoners van woningen in de nabijheid van nieuw te realiseren bovengrondse hoogspanningslijnen
                  de mogelijkheid om zelf te kiezen of zij hier willen blijven wonen of niet. Woningeigenaren
                  die niet in de nabijheid van een nieuwe hoogspanningslijn willen wonen, krijgen een
                  aanbod om hun (bedrijfs)woning aan TenneT te verkopen tegen de actuele marktprijs
                  (waarbij de geplande hoogspanningslijn niet wordt meegewogen). Huurders ontvangen
                  een verhuiskostenvergoeding van TenneT als zij besluiten te verhuizen. Met TenneT
                  is besproken dat zij in beginsel de aangekochte woningen doorverkoopt op de vrije
                  markt, aan kopers die er geen moeite mee hebben in de nabijheid van een bovengrondse
                  hoogspanningslijn te wonen. Zo wordt voorkomen dat een substantieel deel van de woningen
                  aan de woningmarkt wordt onttrokken.
               
Tot slot
Er is afgelopen jaar met alle stakeholders hard gewerkt aan de realisatie van nationale
                  energieprojecten. Het is en blijft een complexe opgave waar we als maatschappij voor
                  staan. Doorlooptijden van projecten zijn lang doordat nieuwe grootschalige energieprojecten
                  een samenhangende ruimtelijke weging vergen, waarbij recht wordt gedaan aan de geldende
                  (milieu)regelgeving. Oftewel, dit moet zorgvuldig én voortvarend, in afstemming met
                  de medeoverheden gedaan worden, met voldoende oog voor de leefomgeving. Daarbij blijft
                  het kabinet volop sturen op het oplossen van knelpunten om de noodzakelijke energieprojecten
                  in Nederland tijdig te realiseren.
               
Zo start komend jaar het milieuonderzoek dat nodig is om een locatiebesluit te kunnen
                  nemen voor de bouw van nieuwe kerncentrales, wordt de verkenningsfase van een aantal
                  belangrijke uitbreidingen van het hoogspanningsnet afgerond en zullen enkele nieuwe
                  hoogspanningsprojecten starten met de procedure. Verder zal het project voor de realisatie
                  van het waterstofnetwerk Limburg worden opgestart.
               
Ook wordt er door de provincies hard gewerkt aan de pMIEK’s 2.0, die begin 2025 opgeleverd
                  worden. In de pMIEK’s selecteren de provincies, in samenwerking met onder andere gemeenten
                  en netbeheerders, nieuwe energieprojecten die op regionaal schaalniveau van groot
                  maatschappelijk belang zijn. Hiermee zorgen we ervoor dat de belangrijkste energie-infrastructuur
                  in de regio ook met prioriteit wordt gerealiseerd. Zo werken we op nationaal en regionaal
                  niveau samen aan een duurzaam energiesysteem dat groene groei mogelijk maakt.
               
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
