Brief regering : Scope en vervolg Delta Rhine Corridor
29 826 Industriebeleid
               30 196
                Duurzame ontwikkeling en beleid
         
Nr. 216
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 december 2024
Voor het behalen van de energie- en klimaatdoelen van Nederland is tijdige realisatie
                  van energie-infrastructuur cruciaal. De Delta Rhine Corridor (hierna: DRC) is één
                  van deze cruciale infrastructuurprojecten. Op 27 juni jl. bent u door het vorige kabinet
                  geïnformeerd1 over de voortgang en de vertraging van het project. Sindsdien is er meer duidelijkheid
                  gekomen over de uitdagingen om dit ambitieuze en belangrijke project te realiseren.
                  Doorgaan met de huidige aanpak en procedure, zou voor het kabinet tot onacceptabele
                  extra vertraging van alle modaliteiten (waterstof, CO2, ammoniak en gelijkstroomkabels) leiden. Om toch tot een spoedige realisatie van
                  twee op de korte termijn belangrijke modaliteiten voor de verduurzaming van onze industrie
                  te komen, heeft het kabinet een besluit genomen over het vervolg. Deze brief stuur
                  ik u mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Volkshuisvesting
                  en Ruimtelijke Ordening.
               
Stand van zaken zomer 2024
Op 27 juni jl.2 is de Kamer geïnformeerd over vertraging in de voortgang van het DRC-project. Op
                  basis van de individuele planningen van de initiatiefnemers, welke ook extern getoetst
                  waren, bleek dat het project vertraging opliep. In plaats van de eerder gecommuniceerde
                  2028 als realisatiedatum, bleek dat de waterstofleiding pas in 2032 of zelfs later
                  gerealiseerd zou worden. De andere modaliteiten zouden nog later in de tijd volgen.
                  De vertraging was gebaseerd op de verschillende individuele planningen. In deze brief
                  is verder gemeld dat het vorige kabinet het DRC-project voortzette in een gezamenlijke
                  projectprocedure, in ieder geval tot en met de voorkeursbeslissing.3 Inzet was om daarna toe te werken naar afzonderlijke projectbesluiten per modaliteit.
                  De scope bleef ongewijzigd; waterstof, CO2, ammoniak en gelijkstroomkabels maakten deel uit van de scope. Daarnaast is in de
                  Kamerbrief de wil aangegeven om samen met de provincies, de markt uit te dagen om
                  met een voorstel te komen voor de aanleg van een herbruikbare buisleiding. Daarbij
                  zou met de provincie Noord-Brabant nogmaals de economische haalbaarheid van een herbruikbare
                  buisleiding voor o.a. lpg onderzocht worden. Ook is aan Gasunie gevraagd om tegelijkertijd
                  buiten de DRC-strook een alternatief tracé te verkennen om op andere wijze het cluster
                  in Rotterdam te verbinden met het landelijk transportnet van waterstof en de waterstofopslag
                  in het noorden van Nederland.
               
Ontwikkelingen sinds de zomer
Deze zomer is op initiatief van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei de initiatiefnemers
                  verzocht om na het overleggen van individuele planningen, alsnog een betrouwbare integrale
                  planning op te leveren. Die planning was nog niet opgeleverd ten tijde van de Kamerbrief
                  in het voorjaar. De verwachting was, dat de tijdslijnen uit de zomer zouden verkorten
                  na een kwaliteitsslag op de planningen. Deze kwaliteitsslag heeft echter het tegenovergestelde
                  laten zien. De integrale planning toont aan dat het voortzetten van een gezamenlijke
                  procedure met de vier modaliteiten, veel meer tijd lijkt te gaan vergen dan in de
                  brief van 27 juni is aangenomen. De realisatie van de modaliteiten zou substantiële
                  vertraging oplopen en in verschillende scenario’s die er waren, kunnen oplopen tot
                  2040 of verder.
               
Deze vertragingen komen vooral voort uit de complexiteit van het project met meerdere
                  modaliteiten en verschillende initiatiefnemers. De belangrijkste oorzaken liggen in
                  de tijd benodigd voor het organiseren en operationaliseren van de samenwerkingsvorm
                  tussen de initiatiefnemers en de afhankelijkheid in de procedure van nog nader te
                  bepalen regelgeving, veiligheidskaders en normeringen. Ook is uit een analyse van
                  de initiatiefnemers gebleken dat de gezamenlijke onderzoeklast veel omvangrijker is
                  dan initieel ingeschat. Dit heeft vooral te maken met het te verwachten beslag op
                  de gereserveerde ruimte in de buisleidingenstrook waar de DRC gebruik van maakt. Na
                  het gezamenlijk plannen van de modaliteiten in de strook, werd zichtbaar dat de combinatie
                  van buisleidingen en kabels op een groot aantal plekken buiten de gereserveerde strook
                  zullen treden. Dat maakt de onzekerheid over de ligging groter en daarmee de onderzoeklast.
                  Ook de benodigde mate van afstemming neemt toe, zowel onderling als met bevoegde gezagen
                  en de circa 4000 perceeleigenaren.
               
Besluit tot aanpassing van de projectscope
Dit alles tezamen, maakt dat de realisatie van de modaliteiten in een gezamenlijke
                  procedure in de DRC, zoals beoogd in de Kamerbrief van 27 juni jl., ver uitloopt in
                  de tijd. Hierdoor komen de doelstellingen van dit kabinet om de industrie tijdig te
                  verduurzamen in gevaar. Daarom is samen met de initiatiefnemers gekeken, hoe het traject
                  van procedure tot realisatie minder complex kan worden gemaakt en onzekerheden kunnen
                  worden weggenomen. Gasunie had in de zomer al gekeken naar alternatieve routes voor
                  de waterstofleiding. Ook TenneT is gevraagd om naar alternatieven te kijken buiten
                  de DRC. In gezamenlijke sessies tussen het Ministerie van Klimaat en Groene Groei
                  en de initiatiefnemers, is intensief samengewerkt en gekeken welke scenario’s er zijn
                  om complexiteit te verminderen en onzekerheden weg te nemen. Uiteindelijk lagen er
                  twee scenario’s op tafel waartussen gekozen is. De consequenties, voor- en nadelen
                  van beide scenario’s zijn daarbij zorgvuldig gewogen.
               
Samen met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Volkshuisvesting
                  en Ruimtelijke Ordening is het volgende besluit genomen. Besloten is om de scope van
                  de DRC te beperken tot de modaliteiten waterstof en CO2. Door de keuze van deze twee modaliteiten blijft perspectief behouden voor tijdige
                  verduurzaming van de industrie op basis van deze modaliteiten. Het besluit moest genomen
                  worden, omdat doorgaan met een gezamenlijke procedure met alle modaliteiten in de
                  DRC zou leiden tot te grote vertraging van alle modaliteiten.
               
Dit besluit is gericht op het zo snel mogelijk realiseren van waterstof en CO2 in de Delta Rhine Corridor. De consequentie van dit besluit is wel dat er voor de
                  diepe aanlanding van windenergie van zee naar een andere route gezocht moet worden,
                  met grote consequenties. Ammoniak maakt niet langer deel uit van de scope van de DRC-procedure.
                  Een herbruikbare buisleiding wordt niet toegevoegd aan de scope. Deze beide modaliteiten
                  zijn onvoldoende uitgewerkt om ze mee te nemen in het project. In de strook blijft
                  nog ruimte voor toekomstige buisleidingen.
               
Alternatieve afwegingen
Het kabinet heeft een alternatief scenario overwogen, waarin waterstof via een alternatief
                  tracé buiten de DRC loopt, de buisleiding voor CO2 slechts tot Moerdijk in de DRC te realiseren en ten oosten van Moerdijk de gelijkstroomkabels
                  in de DRC-strook te leggen. Daarmee belemmeren de verschillende modaliteiten elkaar
                  ruimtelijk niet en er kan ook snelheid worden gerealiseerd. De waterstofleiding zou
                  dan in 2033 gerealiseerd kunnen worden en de kabels rond 2035.
               
Voor dit scenario is niet gekozen, omdat het ingewikkeld werd om het landelijk transportnet
                  voor waterstof sluitend te krijgen tussen het cluster Rotterdam en Zuidwest-Nederland
                  (Noord-Brabant en Zeeland). Ook zou de verbinding van de CO2-buisleiding met Duitsland en Limburg dan niet tot stand komen. Verder zou de toekomstbestendigheid
                  van de buisleidingenstrook binnen het DRC-tracé na Moerdijk onder druk komen te staan.
                  Voor mogelijke toekomstige leidingen met gevaarlijke stoffen, waaronder ook ammoniak,
                  zou er dan onvoldoende ruimte beschikbaar zijn.
               
Motivatie van het genomen besluit
De belangrijkste afweging voor het genomen besluit om de scope in de DRC te beperken
                  tot waterstof en CO2, is om de vraag naar waterstof- en CO2-infrastructuur vanuit de markt met grotere urgentie te realiseren in de DRC. Dat
                  heeft grote voordelen voor het tijdig realiseren van de CO2 en waterstof infrastructuur. Het besluit draagt bij aan de realisatie van het landelijk
                  transportnet voor waterstof. Deze buisleidingen heeft de industrie nodig om op korte
                  termijn te verduurzamen. Vanuit de Tweede Kamer is er aangedrongen op snelheid en
                  een spoedig besluit. Ook draagt dit besluit bij aan de ontwikkeling van de Rotterdamse
                  Haven als waterstofhub en vormt het een solide basis voor de businesscase van CO2 opslag in Aramis. Met dit besluit ontstaat zekerheid voor de markt en kan de projectorganisatie
                  snel verder met de projectprocedure voor deze modaliteiten.
               
Als uitgegaan wordt van waterstof en CO2 in de DRC-procedure blijkt uit de gedetailleerde planningen van Gasunie dat de waterstofleiding
                  tot Boxtel, met dit besluit gerealiseerd kan worden tussen 2031–2032,4 waarbij de betrokken partijen versnellingsopties onderzoeken. In Boxtel wordt aangesloten
                  op de bestaande infrastructuur van Gasunie. Realisatie van de CO2 leiding tot Venlo zal naar verwachting in 2032–2033 plaatsvinden. Met Chemelot wordt
                  door Gasunie nog gesproken over de te verwachten volumes CO2. Afhankelijk daarvan kan de connectie van de CO2-buis met Chemelot en de Clauscentrale nog meegenomen worden in een ruimtelijke procedure.
               
Bij het weer opstarten van de DRC-procedure zal er actief worden gezocht naar zo veel
                  mogelijk integratie tussen waterstof en CO2. Indien blijkt dat dit voor één van de modaliteiten tot teveel vertraging leidt,
                  zal in afstemming tussen de initiatiefnemer en het Ministerie van Klimaat en Groene
                  Groei bekeken worden welke aanpassing in procedure of uitvoering mogelijk is voor
                  een optimale voortgang van het project. Hierbij staat tijdige realisatie van beide
                  modaliteiten voorop, conform dit besluit. Een andere reden voor dit besluit is de
                  toekomstbestendigheid van de DRC-strook. De waterstofleiding en CO2-leiding passen grotendeels in de DRC-strook, waarbij er ruimte overblijft voor toekomstig
                  transport van gevaarlijke stoffen per buisleiding, zoals ammoniak, waarvoor de buisleidingenstrook
                  initieel ook bedoeld was. In het Programma Energie Hoofdinfrastructuur (PEH), is de
                  mogelijkheid opgenomen om te onderzoeken of gelijkstroomkabels in de buisleidingenstrook
                  opgenomen kunnen worden. Dit alleen bij uitzondering en onder de voorwaarde dat het
                  veilig kan. Uit recent onderzoek door Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) blijkt
                  dat voor een veilige aanleg, waarschijnlijk een substantieel ruimtebeslag nodig is
                  vanwege veiligheidsafstanden tussen buizen en kabels. Hierdoor kan de toekomstbestendigheid
                  van de strook onder druk komen te staan als kabels in de DRC-strook zouden worden
                  aangelegd. Het lopende onderzoek hiernaar heeft nog niet geleid tot een definitieve
                  conclusie over de minimale veilige afstand tussen kabels en leidingen.
               
Het project is vanaf de start een internationaal project geweest met de bedoeling
                  om een Noordwest-Europese markt voor o.a. waterstof en CO2 te creëren. Met betrekking tot Duitsland is het van belang te melden dat de Duitse
                  Minister Habeck van het Bundesministerium für Wirschaft und Klimaschutz (BMWK) en
                  de Duitse Minister Neubaur van Ministerium für Wirtschaft, Industrie, Klimaschutz
                  und Energie (MWIKE) uit Noordrijn-Westfalen hun zorgen over de voortgang van de DRC
                  aan Nederlandse zijde met het kabinet hebben gedeeld. Zij hechten grote waarde aan
                  tijdige koppeling van met name de waterstofinfrastructuur tussen beide landen, maar
                  hebben ook alle verbindingen naar CO2-opslag in buurlanden hard nodig. Door dit besluit blijft Nederland een betrouwbare
                  partner voor Duitsland. Duitsland is inmiddels gestart met de aanleg van zijn waterstofkernnetwerk
                  en maakte in het afgelopen jaar vorderingen met zijn beleidsvorming op het gebied
                  van CO2-afvang, -transport en -opslag.
               
Met dit besluit blijft ook de verbinding met Zuidwest-Nederland en België in stand.
                  Verder blijft aansluiting op het landelijk waterstofnetwerk van industrieclusters
                  en centrales langs de route realiseerbaar, met name in de provincies Noord-Brabant
                  en Limburg. Met de provincie Noord-Brabant is recentelijk nog onderzoek gedaan naar
                  de clusters die perspectief bieden op een verbinding met de hoofdinfrastructuur. Met
                  Gasunie zal afgestemd worden hoe deze al in de ontwerpfase kunnen worden meegenomen.
                  Dit geeft de mogelijkheid aan alle betrokken provincies om hun industrie tijdig te
                  verduurzamen.
               
Consequenties voor een ammoniak- en herbruikbare buisleiding
Het initiatief om te komen tot een ammoniakbuisleiding bevindt zich in een relatief
                  vroege (verkennende) fase. Voordat de stap kan worden gezet richting uitvoering –
                  zoals bij de buisleidingen voor CO2 en waterstof – dient de huidige initiatiefnemer stappen te zetten in de uitwerking
                  van hun onderlinge samenwerking en in het uitwerken van het concrete ontwerp van een
                  veilige ammoniakbuisleiding. Daarnaast is meer duidelijkheid gewenst over het beleidskader
                  voor ammoniaktransport in Duitsland. Om vertraging voor de andere buisleidingen te
                  voorkomen is het besluit genomen dat de ammoniakbuisleiding geen onderdeel meer uitmaakt
                  van de scope van de DRC. Op basis van het voorliggende besluit blijft in de DRC-strook
                  wel ruimte beschikbaar voor een toekomstige ammoniakbuisleiding, mochten initiatiefnemers
                  op een later moment alsnog besluiten tot aanleg daarvan. Zoals beschreven in de onlangs
                  uitgebrachte kabinetsvisie waterstofdragers, is een buisleiding de preferente vervoersmodaliteit
                  voor grootschalig ammoniaktransport door Nederland. Het kabinet is bereid om (toekomstige)
                  initiatieven op dit vlak te faciliteren. In de kabinetsvisie wordt aangegeven dat
                  de mogelijk effecten en de beheersbaarheid bij een voorval of ongeval bij het vervoer
                  van ammoniak rechtvaardigen dat het kabinet zich inzet voor het volgende. Ten eerste
                  door nieuwe structurele stromen ammoniak over het spoor zoveel mogelijk te beperken.
                  Ten tweede door eventueel ammoniakvervoer per spoor – met name vanaf Rotterdam – te
                  laten plaatsvinden via de Betuweroute.5 Het kabinet blijft ook gecommitteerd om met de industriële partijen verder te werken
                  aan veiligheidsvraagstukken met betrekking tot het transport van ammoniak per buisleiding.
               
De herbruikbare buis (die in eerste instantie gebruikt zou worden voor lpg) wordt
                  niet toegevoegd aan de scope van de procedure, onder andere omdat er nog geen initiatiefnemer
                  is die de bereidheid heeft om deze buis aan te leggen en te beheren en het planningsproces
                  op zich kan nemen. Daarnaast is er ook nog geen zicht op een solide businesscase.
                  Ook bij deze buisleiding zijn er te grote onzekerheden, waardoor opname in de scope
                  de procedure voor andere modaliteiten zou vertragen. De mogelijkheid om in een latere
                  fase alsnog een herbruikbare buisleiding te realiseren in de buisleidingenstrook blijft
                  ook hier bestaan.
               
Consequenties voor de gelijkstroomkabels
Naast het scope besluit om de ammoniak- en de herbruikbare buisleiding niet op te
                  nemen in de DRC heeft het besluit nog een substantiële consequentie. De gelijkstroomkabels
                  die nodig zijn voor de diepe aanlandingen van windenergie op zee, vallen nu niet meer
                  binnen de scope van de DRC. Met het wegvallen van deze aanlandopties komt het tijdig
                  beschikbaar hebben van voldoende groene energie in Nederland en energieonafhankelijkheid
                  verder onder druk te staan. Dit kan ook consequenties hebben voor toekomstige netcongestie
                  en de mogelijkheden van (industriële) elektrificatie in met name Limburg op langere
                  termijn. Dit is voor de betrokken provincies belangrijk. Het is van belang voor de
                  diepe aanlandingen met spoed naar alternatieve routes te kijken. Het zal geen eenvoudige
                  opgave zijn om nieuwe tracés aan te wijzen, omdat op basis van eerdere en lopende
                  studies blijkt dat er weinig fysieke ruimte is voor het realiseren van (diepe) aanlandingen
                  van wind op zee. Een nieuwe procedure voor het vinden van een alternatief tracé voor
                  gelijkstroomkabels vergt naar alle waarschijnlijkheid een nieuwe plan-studie. Naar
                  inschatting van TenneT wordt de aanleg van de kabels dan pas vanaf 2040 gerealiseerd.
                  In overleg met TenneT kijkt het Ministerie van Klimaat en Groene Groei of dit via
                  een andere procedure eerder kan.
               
Het is zeer waarschijnlijk dat dit besluit extra kosten met zich meebrengt voor TenneT.
                  Dit heeft onder andere te maken met: de aanloopkosten, de extra onderzoekslast, stijgende
                  bouwkosten, betrekken van de (brede) omgeving en kosten of gederfde inkomsten voor
                  niet-getransporteerde elektriciteit (redispatchkosten) door opstoppingen op het transportnet.
                  Samen met TenneT, de initiatiefnemer van de gelijkstroomkabels, gaat het Ministerie
                  van Klimaat en Groene Groei het traject zo snel mogelijk opstarten. Daarvoor wordt
                  de komende tijd verkend hoe een alternatief traject in te steken en hoe dit zich verhoudt
                  tot het lopende programma Verbindingen Aanlanding Wind op Zee 2031 – 2040 (VAWOZ)
                  dat kansrijke alternatieven voor aanlanding van wind op zee in beeld brengt. Er wordt
                  met prioriteit – en in afstemming met TenneT – verkend hoe het alternatief traject
                  voor diepe aanlandingen van wind op zee vorm kan krijgen.
               
Betrokkenheid onderzoeken
Naast het genomen besluit over de scope van de DRC zijn er nog enkele (eerder) genoemde
                  onderzoeken en zaken die door de projectorganisatie zijn opgepakt.
               
Het kabinet is voornemens om, los van de DRC-procedure bij deze onderzoeken betrokken
                     te blijven.
                  
• Er wordt aan een veiligheidskader voor transport van ammoniak per buisleiding gewerkt
                           om voldoende inzicht te krijgen in het handelingsperspectief in het onverhoopte geval
                           van een calamiteit, en daardoor aan het te eisen strenge maatregelenpakket voor de
                           leiding.
                        
• Daarnaast loopt het onderzoek van NEN naar de wederzijdse beïnvloeding, onderlinge
                           afstanden en het effect van beheersmaatregelen van gezamenlijke ligging van gelijkstroomkabels
                           en buisleidingen in een strook. Dit onderzoek moet leiden tot normering. Het Ministerie
                           van Klimaat en Groene Groei blijft samen met het Ministerie van Infrastructuur en
                           Waterstaat betrokken bij de verdere uitwerking hiervan met het oog op mogelijke ontwikkelingen
                           in de toekomst. Vanuit het Rijk blijft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
                           betrokken bij verder onderzoek naar herbruikbare buisleidingen en de mogelijkheden
                           voor het realiseren van de modal shift van spoor naar buis.
                        
• Het Rijk blijft ook betrokken door samen met de sector en andere bevoegde gezagen
                           te kijken naar beheer en optimaal gebruik van bestaande buisleidingenstroken.
                        
• Tot slot is in oktober 2024 een studie toekomstbestendige passage Hollandsch Diep
                           door Rijkswaterstaat opgeleverd. Het Rijk blijft betrokken bij de opvolging voor de
                           mogelijkheden van een tweede buisleidingentunnel onder het Hollandsch Diep.
                        
Openstaande moties
Tot slot wil het kabinet de Kamer informeren over de motie Grinwis c.s.6 en de motie Erkens c.s.7 In de motie Erkens wordt de regering o.a. verzocht om ervoor te zorgen dat de benodigde
                  infrastructuur zoals de DRC, zo spoedig mogelijk wordt gerealiseerd en al het mogelijke
                  te doen om deze cruciale randvoorwaarden tijdig te realiseren en versnelling te verwezenlijken.
                  Verder is de regering verzocht om ook ontbundeling van projecten te overwegen indien
                  dit de snelheid ten goede komt en om de Kamer te informeren over hoe zij dit beoogt
                  te realiseren. Met deze brief beschouwt het kabinet de motie Erkens c.s. voor wat
                  betreft de DRC als afgedaan.
               
Met betrekking tot de motie Grinwis c.s. worden in het project DRC raakvlakprojecten
                  en meekoppelkansen in het projectgebied geïnventariseerd en vindt afstemming daaromtrent
                  plaats met de regio. Bij meekoppelkansen wordt verkend of realisatie samen met het
                  DRC-project haalbaar is. Dit is mogelijk als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.
                  Zo zijn de initiatiefnemers van de meekoppelkansen zelf verantwoordelijk voor tijdige
                  beschikbaarheid en aanlevering van de benodigde informatie, tijdige besluitvorming
                  en de nodige financiering. Als dit geheel binnen de DRC-projectplanning haalbaar blijkt,
                  kan een meekoppelkans meegenomen worden in de aanbesteding voor de realisatie. Anders
                  wordt teruggevallen op samenwerking om afspraken te maken over de wijze waarop het
                  DRC-project en het raakvlakinitiatief beide in de toekomst apart van elkaar zo efficiënt
                  mogelijk kunnen worden gerealiseerd. In het kader van participatie biedt het DRC-project
                  transparantie in de inventarisatie van raakvlakinitiatieven en meekoppelkansen evenals
                  de bijbehorende afstemming, afweging en besluiten. Zo is met de provincie Noord-Brabant
                  nog recentelijk onderzoek gedaan naar de clusters die perspectief bieden op een verbinding
                  met het waterstofnetwerk in de DRC. Naast Moerdijk (als onderdeel van cluster Rotterdam-Moerdijk)
                  gaat het om verbindingen in Tilburg/Dongen/Oosterhout, regio Eindhoven en Meierijstad.
                  Vervolgafspraken worden hierover gemaakt door de initiatiefnemer in de ruimtelijke
                  procedure van de DRC. Hiermee is de motie Grinwis c.s. afgedaan.
               
Met dit besluit kunnen de initiatiefnemers voortvarend verder werken aan de realisatie
                  van de verschillende modaliteiten en wordt duidelijkheid gegeven aan marktpartijen
                  om te investeren in verduurzaming. Het kabinet is zich ervan bewust van dat dit besluit
                  ook consequenties heeft. Bij een transitie waarin je aanloopt tegen problemen in de
                  uitvoering, hoort ook dat je keuzes maakt. Vervolgens moet gekeken worden hoe de consequenties
                  zo goed mogelijk worden ondervangen. Daar blijft het kabinet zich samen met alle initiatiefnemers
                  voor inzetten. Verder zal het kabinet met de betrokken provincies en andere bevoegde
                  gezagen blijven optrekken bij de realisatie van dit project.
               
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
