Brief regering : Opzet periodieke rapportage arbeidsmarkt en opleidingen zorg en welzijn
29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector
Nr. 584
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 december 2024
De commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport verzocht mij op 1 oktober jl.1 om een aanvulling te geven op mijn brief over de opzet van de periodieke rapportage
arbeidsmarkt en opleidingen zorg en welzijn2. In deze brief beantwoord ik de vragen van de commissie.
1. In hoeverre wordt de beleidstheorie achter het thema arbeidsmarkt en opleidingen
zorg en welzijn getoetst in het onderzoek?
Met de evaluatie van het arbeidsmarkt- en opleidingsbeleid wil ik inzicht krijgen
in de doeltreffendheid en doelmatigheid van dat beleid. Een belangrijk element in
het bepalen van die doeltreffendheid en doelmatigheid is het vaststellen van de achterliggende
beleidstheorie. Daaronder versta ik een beschrijving van het beleid, de doelen van
het beleid en de middelen en activiteiten om deze doelen te bereiken, inclusief hun
onderlinge samenhang. Het achterhalen van de beleidstheorie is onderdeel van de opdracht.
Daarnaast ben ik niet alleen van plan om naar de beleidstheorie achter ieder beleidsinstrument
te kijken, maar wil ik ook een bredere blik werpen op het gehele palet aan beleidsinstrumenten
dat ik als Minister van VWS aanwend op gebied van de arbeidsmarkt en opleidingen.
Daarbij wil ik specifieke aandacht besteden aan de rol die het Ministerie van VWS
vanuit de economische theorie van marktfalen kan en hoort te spelen. Onderdeel van
de evaluatie is dan ook de ontwikkeling van een praktische tool aan de hand waarvan
ik voor toekomstige uitdagingen goed kan inschatten of een rol voor het Ministerie
van VWS is weggelegd en zo ja, welk beleidsinstrument daarvoor het meest geschikt
is.
2. Kunt u de hoofdvraag verder specificeren in deelvragen? Welke onderzoeksvragen
worden uitgevraagd bij een externe partij om te beantwoorden? En hoe wordt in de evaluatie
rekening gehouden met actuele onderwerpen van het huidige Kabinet?
Een extern onderzoeksbureau zal de hoofdvraag beantwoorden: «Op welke wijze kan de doeltreffendheid en doelmatigheid van het arbeidsmarkt- en
opleidingsbeleid worden vergroot, rekening houdend met de rol die het Ministerie van
VWS hierin kan en hoort te spelen?»
De rapportage waarin de hoofdvraag wordt beantwoord, zal in ieder geval de volgende
elementen bevatten:
– Inzicht in de rol die het Ministerie van VWS vanuit de economische theorie van marktfalen
kan en hoort te spelen ten aanzien van de arbeidsmarkt en opleidingen in de sector
zorg en welzijn.
– De belangrijkste externe factoren (buiten het Ministerie van VWS) die invloed hebben
op het effect van het beleid ten aanzien van de arbeidsmarkt en opleidingen in de
sector zorg en welzijn.
– Een beschrijving van de ingezette beleidsinstrumenten met hierbij een reconstructie
van de beleidstheorie(ën) achter het instrument en inzicht in of deze beleidstheorie(ën)
nog actueel zijn.
– Een beoordeling van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de samenhangende beleidsinstrumenten
en daarmee samenhangende uitgaven, en inzicht in welke elementen hierbij bepalend
waren. Daarbij is het belangrijk om niet alleen naar de beleidsinstrumenten afzonderlijk
te kijken, maar ook te analyseren of het gehele pallet aan beleidsinstrumenten nog
aansluit bij de probleemstelling.
– Aanbevelingen om de doeltreffendheid en doelmatigheid van toekomstig beleid te verbeteren,
met daarbij aandacht voor de succesfactoren van beleid dat als doeltreffend en doelmatig
wordt beoordeeld.
– Concrete vervolgstappen om de genoemde aanbevelingen te realiseren.
– Een praktische tool waaraan toekomstige activiteiten van het Ministerie van VWS ten
aanzien van de arbeidsmarkt en opleidingen in de sector zorg en welzijn getoetst kunnen
worden.
– Ten minste één doelmatige beleidsoptie waarmee een besparing van 20% op de budgettaire
grondslag van het beleidsthema arbeidsmarkt en opleidingen in de sector zorg en welzijn
kan worden gerealiseerd.
– De belangrijkste onderwerpen waarop meer kennis en inzicht nodig is om de doeltreffendheid
en doelmatigheid van het thema verder te verbeteren.
– Thema’s die kunnen bijdragen aan een doelmatig en doeltreffend VWS-beleid, maar die
hier nu niet of onvoldoende deel van uitmaken.
De periodieke rapportage focust op de inzet van relevante beleidsinstrumenten in de
periode vanaf 2016 tot en met het kabinet Rutte IV. Van recenter ingezette instrumenten
zijn de effecten nog niet voldoende in beeld om (volledig) mee te nemen in de evaluatie.
Het doel is om datgene wat geleerd kan worden uit de periodieke rapportage, te benutten
in nieuw in te zetten beleid.
3. Hoe worden de vragen over de doelmatigheid en doeltreffendheid van de ingezette
beleidsinstrumenten geoperationaliseerd in de periodieke rapportage?
Met de periodieke rapportage wil ik meer inzicht krijgen in de doeltreffendheid en
doelmatigheid van beleid op gebied van de arbeidsmarkt en opleidingen in de sector
zorg en welzijn. Doeltreffendheid betreft de mate waarin het beleid bijdraagt aan
het behalen van de beoogde doelen. Bij doelmatigheid gaat het om het realiseren van
de beoogde doelen tegen een zo beperkt mogelijke inzet van middelen. In de opdrachtomschrijving
voor deze periodieke rapportage vraag ik het onderzoeksbureau een onderbouwde beoordeling
te geven van de doeltreffendheid en doelmatigheid, zowel van de relevante beleidsinstrumenten
afzonderlijk als van het gehele palet aan samenhangende beleidsinstrumenten en uitgaven.
Daarbij vraag ik het onderzoeksbureau in kaart te brengen welke elementen bepalend
zijn voor de gerealiseerde doeltreffendheid en doelmatigheid.
4. In hoeverre is door het ministerie zelf, ter voorbereiding op deze geplande periodieke
rapportage, al gekeken welke evaluaties op dit terrein beschikbaar zijn en waar eventuele
kennishiaten zitten?
Door het ministerie is in voorbereiding op de opdracht aan een extern onderzoeksbureau
in beeld gebracht welke evaluaties reeds beschikbaar zijn en welke kennishiaten er
zijn. Deze informatie zal beschikbaar worden gesteld aan het onderzoeksbureau.
5. Wat gaat u doen indien er op onderdelen nog (te) weinig evaluaties beschikbaar
zijn?
Onderdelen van het arbeidsmarkt- en opleidingsbeleid die van substantiële financiële
omvang en invloed zijn en waarvoor een evaluatie ontbreekt zullen alsnog tijdig worden
geëvalueerd, zodat de uitkomsten gebruikt kunnen worden als input voor de periodieke
rapportage.
6. Hoe wordt de stuurgroep samengesteld en welke rol en bevoegdheden krijgen zij?
Wie wordt de methodologische en/of beleidsinhoudelijk onafhankelijk deskundige die
een oordeel geeft over de validiteit en betrouwbaarheid van de bevindingen van het
uitgevoerde onderzoek? Op welke wijze wordt deze deskundige bij het onderzoek betrokken?
De begeleidingscommissie zal de kwaliteit, waaronder de onafhankelijkheid, en de voortgang
van het onderzoek bewaken en heeft hierbij een adviserende rol. In deze begeleidingscommissie
zullen vertegenwoordigers van verschillende perspectieven zitting nemen. Ik denk hierbij
allereerst aan inhoudelijk experts vanuit kennis- en onderzoeksinstellingen en van
veldpartijen, als ook vertegenwoordigers vanuit de betrokken Ministeries van VWS,
OCW en SZW.
Ik voer momenteel nog het gesprek over wie de rol van onafhankelijk deskundige kan
vervullen. De onafhankelijk deskundige heeft idealiter methodologische deskundigheid
en inhoudelijke kennis, draagt geen verantwoordelijkheid voor het te onderzoeken beleid
en heeft geen significante rol gespeeld bij het evaluatieonderzoek dat ten grondslag
ligt aan de periodieke rapportage.
Deze deskundige wordt vanaf de start van het onderzoek regulier geïnformeerd en betrokken
(als toehoorder) bij de begeleidingscommissie, maar heeft geen directe invloed op
de uitvoering van het onderzoek. De deskundige zal op basis van het eindrapport van
het onderzoek een advies schrijven voor de opdrachtgever, die vervolgens ook aan uw
Kamer wordt verzonden.
7. Hoe verhoudt arbeidsmarktbeleid in de zorgsector zich tot actuele maatschappelijke
ontwikkelingen (vergrijzing, toenemende tekorten etc.)?
Onder andere door vergrijzing, toename van de algehele welvaart en technologische
vooruitgang neemt de vraag naar gezondheidszorg toe. Tegelijkertijd neemt de beroepsbevolking
af. De arbeidsmarkttekorten in zorg en welzijn kunnen daarom niet worden afgewend
door steeds meer mensen van buiten de zorg aan te trekken, daar zijn immers ook grote
tekorten. We zullen het moeten doen met de mensen die nu al in de zorg werken en de
natuurlijke aanwas. Het huidige kabinet zet daarom onder andere in op het verminderen
van tijd die zorgverleners besteden aan administratieve lasten, de juiste inzet van
medewerkers bijvoorbeeld door inzet van innovaties, het zorgen voor voldoende instroom
en doorstroom via opleiden en bij- en nascholing en behoud van zorgmedewerkers door
het vergroten van werkplezier.
8. In hoeverre worden de doelstellingen van kabinetsvoorstellen en beleid inzake de
arbeidsmarkt in de zorgsector geëvalueerd?
Voor de periode waarop de evaluatie betrekking heeft, namelijk 2016 tot en met het
kabinet Rutte IV, zal worden geëvalueerd hoe de doelstellingen van beleid passen binnen
de beleidstheorie. Om bij toekomstige kabinetsvoorstellen lessen uit de periodieke
rapportage te kunnen meenemen, vragen we het onderzoeksbureau om een praktische tool
te ontwikkelen die helpt bij het bepalen of activiteiten passen binnen de rol die
VWS kan en hoort te spelen bij het arbeidsmarkt- en opleidingsbeleid.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. Agema
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport