Brief regering : Ruimte voor Landbouw en Natuur
36 600 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2025
Nr. 66 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 november 2024
Nederland heeft een waardevol landelijk gebied. Er wordt op een efficiënte manier
voedsel geproduceerd, de landschappen zijn divers waarin boeren de hoeders zijn van
ons Nederlandse cultuurlandschap en het landelijk gebied herbergt grote delen van
de biodiversiteit van Nederland. Maar in het landelijk gebied moet ook worden gewerkt
aan een nieuw toekomstperspectief voor de landbouw en aan het voldoen aan wettelijke
doelen op het gebied van natuur, water en klimaat. Om aan die doelen te voldoen is
het nodig om de uitstoot van stikstof en broeikasgassen terug te brengen, drukfactoren
op de natuur te verminderen, koolstof vast te leggen in de bodem, het verminderen
van de uitstoot van broeikasgassen uit de bodem, en te blijven werken aan de vermindering
van de uit- en afspoeling van nitraat, fosfaat en gewasbeschermingsmiddelen naar ons
oppervlaktewater en grondwater.
Een vitale agrarische sector is het fundament voor een vitaal landelijk gebied. Boeren
werken samen met de natuur om voedsel te produceren en kennen de lokale problematiek
goed. Boeren moeten bij het werken aan de doelen voor natuur, water en klimaat in
staat zijn om een goede boterham te verdienen. Daarvoor is samenhangend beleid nodig.
Niet alleen om de doelen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR), de Natuurherstelverordening
(NHV), de Kaderrichtlijn Water (KRW) en de (Europese) Klimaatverplichtingen te behalen,
maar ook om toekomst te bieden voor de agrarische sector.
Hoofdlijnen van het kabinetsbeleid
Het kabinet heeft zich gecommitteerd aan het halen van de doelen. Het kabinet vindt
het van essentieel belang dat het werken aan de wettelijke doelen gepaard gaat met
perspectief voor de agrarische sector. Het werken aan onze wettelijke verplichtingen
doen we ook om weer ruimte te bieden aan de PAS-melders en voor hen zo snel als mogelijk
tot een oplossing te komen. Over de aanpak van het Rijk om te komen tot oplossingen
heb ik u geïnformeerd in een aparte brief. Ik wil op een andere manier gaan werken
aan de doelen en dit perspectief. Een paar veranderingen in het beleid voor het landelijk
gebied (ook breder dan deze nieuwe aanpak) licht ik graag toe, voordat ik inga op
de contouren van de aanpak Ruimte voor Landbouw en Natuur (RLN).
We zetten de boer aan het roer. De kern van dit beleid is dat dit overgaat van depositie- naar emissiebeleid in de
landbouw. Sturen op de reductie van emissies wordt, waar dat kan, de basis voor bijvoorbeeld
de inzet op innovatie, de opkoopregelingen en het opstellen van bedrijfsspecifieke
emissiedoelen. De inzet van het kabinet om tot bedrijfsspecifieke emissiedoelen te
komen biedt duidelijkheid aan boeren over de benodigde emissiereductie voor hun agrarisch
bedrijf. Hiermee zet ik de boer meer aan het roer. Bij de ontwikkeling van de bedrijfsspecifieke
emissiedoelen let ik erop dat deze verduurzaming ondertussen niet stilvalt. De stappen
die boeren nu zetten om te werken aan de doelen, tellen straks mee voor doelbereik
op bedrijfsniveau.
Daarnaast zet ik in op meer focus in het beleid: niet meer alles overal doen, maar prioriteren op belangrijke gebiedsspecifieke opgaven
en oplossingen. Op die manier werken we efficiënt aan doelbereik. Daarnaast komt er
meer aandacht voor bijvoorbeeld het borgen van de voedselzekerheid en de sociaaleconomische
effecten op de (lokale) samenleving, nu en in de toekomst.
Als laatste: minder praten, meer doen en praktisch aan de slag gaan. Daarvoor is voor de ontwikkeling van de landbouw een
ander budget beschikbaar dan voorheen. Het budget wordt gerichter ingezet. Zo is er
meer structurele financiering beschikbaar voor ondersteuning van de boer. Iedere euro
wil ik efficiënt inzetten voor het werken aan natuur, water en klimaatdoelen. Daarbij
ligt de nadruk vooral op een uitvoeringsgerichte aanpak, om zo stappen te zetten voor
de ontwikkeling in het landelijk gebied. Het beschikbare budget moet zo veel mogelijk
direct worden geïnvesteerd in maatregelen die bijdragen aan het behalen van de doelen.
Generiek en gebiedsspecifiek beleid zijn in samenhang nodig om te voldoen aan de (inter)nationale
doelstellingen op het gebied van natuur, water en klimaat. Deze doelen en het beleid
scheppen de randvoorwaarden om goed te boeren en het landelijk gebied te ontwikkelen.
Boeren, natuurbeheerders, medeoverheden, de rijksoverheden en andere partijen blijven
samenwerken aan het behalen van de doelen. Voor blijvende boeren zet ik in op haalbare
bedrijfsspecifieke emissiedoelen en innovatie, zoals managementmaatregelen. Met de
omslag naar doelsturing komen boeren zelf aan het roer. Daarnaast is er algemeen landelijk
beleid zoals de brede beëindigingsregeling om stoppen te faciliteren. Hiermee wil
het kabinet een grote stap zetten in het reduceren van broeikasgas- en stikstofemissies.1 Dit draagt bij aan het verminderen van de stikstofdeken en het realiseren van de
klimaatdoelen.
Aanpak Ruimte voor Landbouw en Natuur
In specifieke gebieden zal generiek beleid onvoldoende zijn. In deze gebieden zal
daarom, naast generiek beleid, aanvullende inspanning nodig zijn via gebiedsgericht
beleid, met het oog op de doelen voor natuur, water en klimaat. Op die plekken wil
ik extra inzetten en boeren die blijven ondernemen in dat gebied extra ondersteunen
om samen te werken aan de lokale omstandigheden. Dat is de focus van de aanpak RLN.
De langjarige middelen voor agrarisch natuurbeheer spelen hierbij een belangrijke
rol. Met de aanpak RLN richt ik mij met name op veenweidegebieden, de beekdalen, de
gebieden rondom kwetsbare Natura-2000 gebieden, de gebieden waar gewerkt moet worden
aan de vermindering van de uit- en afspoeling van nitraat, fosfaat en gewasbeschermingsmiddelen
uit de landbouw naar het grondwater en gebieden met een stapeling van ruimtelijke
opgaven. Bovenal wil ik werken met meer focus, regie en efficiëntie.
In de volgende paragrafen ga ik verder in op de aanpak RLN. Bij het ontwerpen hiervan
was voor mij met name belangrijk dat:
• Er voor de korte- en lange termijn zoveel mogelijk duidelijkheid en perspectief gegeven
wordt aan de land- en tuinbouw;
• De Rijksoverheid meer regie voert op de ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk
gebied en hier ook haar eigen gronden voor benut;
• Boeren meer ruimte krijgen in hoe zij met hun bedrijfsvoering kunnen bijdragen aan
de doelen;
• Het beschikbare budget efficiënt en effectief wordt ingezet en de uitvoering waar
mogelijk wordt versneld. De aanpak richt zich op het slim, gecombineerd inzetten van
bestaande financiële rijksmiddelen, zoals eerder gefinancierde maatregelpakketten, de middelen
uit het hoofdlijnenakkoord (HLA) voor Agrarisch Natuurbeheer en de middelen uit de
HLA-envelop. De aanpak zoekt ook verbinding met andere middelen, bijvoorbeeld middelen
die waterschappen hebben gereserveerd voor groot onderhoud en de inzet van provincies.
Daarnaast is met deze aanpak capaciteit van het Rijk gemoeid voor de rijksinzet in
gebieden. Additionele financiële middelen voor deze aanpak zijn nu niet voorzien.
De provincies gaan verder met de uitvoering van de maatregelpakketten waarvoor middelen
beschikbaar zijn gesteld en het Rijk ondersteunt hen daarbij. Ik wil samen met boeren,
medeoverheden en maatschappelijke partijen voortvarend verder werken. De afgelopen
tijd hebben zij al een grote inspanning geleverd om plannen te maken voor het landelijk
gebied. Met de uitvoering van die plannen kan met het beschikbaar gekomen budget (2,02
mrd euro) worden doorgegaan met het uitvoeren van de maatregelpakketten. Hierbij zullen
we in nauw overleg met andere overheden de voortgang monitoren.
De maatregelpakketten bevatten allerlei maatregelen die doorgaan. Zo zijn provincies
in 2023 gestart met maatregelen gericht op techniek en management op landbouwbedrijven
waar komende jaren bijna € 260 mln. beschikbaar is, zoals bijvoorbeeld de Noord Nederlandse
Stikstof aanpak die de aanschaf van onder andere laagdrempelige innovaties in bestaande
stalsystemen zoals spoelsystemen voor water of mineralenmengsel mogelijk maakt en
die direct bijdragen aan de reductie van stikstofemissie. Het merendeel van de provincies
hebben ook middelen beschikbaar om maatregelen voor doelsturing en prestatiegericht
belonen uit te werken in de melkveehouderij en de akker- en tuinbouw. Brabant is hier
onder meer mee aan de slag via verduurzaming agrarisch grondgebruik door het project
Brabantse Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij uit te breiden naar Akker- en Tuinbouw.
Voor natuurherstel is circa € 320 mln. beschikbaar gesteld voor negen provincies,
zoals functieverandering en inrichting (Utrecht) en bosrevitalisering (Gelderland).
Er wordt bijna € 100 mln. beschikbaar gestemd voor maatregelen voor verhoging van
grondwaterstanden en vernatting van gronden, die bijdragen aan de klimaatopgaven.
Doelstellingen Aanpak Ruimte voor Landbouw en Natuur
Met de aanpak RLN zorg ik ervoor dat er gericht gewerkt wordt aan wettelijke doelen
en dat er toekomstperspectief komt voor de landbouw; dat er nationale ruimtelijke
keuzes gemaakt worden voor ontwikkeling van landbouw en natuur; en dat er meer samenhang
in rijksbeleid voor het landelijk gebied komt.
Gericht werken aan doelen en toekomstperspectief
In het landelijk gebied wonen, werken en recreëren mensen. Het is een gebied waarin
volop geïnnoveerd wordt, en waar op een steeds efficiëntere manier voedsel geproduceerd
wordt. Ik committeer me aan het bereiken van de internationaal verplichte doelen voor
natuur, water en klimaat. Daarbij vind ik het belangrijk dat de uitvoering hiervan
wel op een haalbare wijze gebeurt. Waarborging van de sociaal-economische vitaliteit
van het landelijk gebied en voedselzekerheid zijn hiervoor van belang. De aanpak RLN
ondersteunt boeren in het werken aan de doelen in gebieden waar dit uitdagender is.
In deze gebieden is de opgave het grootst of het meest urgent en zal generiek beleid
ontoereikend zijn om boeren in staat te stellen om hun bijdrage te leveren aan het
halen van de doelen.
Welke doelen?
In de aanpak RLN breng ik alle staande doelen voor natuur, water en klimaat, samen.
Ik beperk me daarbij tot de doelen die betrekking hebben op de landbouw en het landgebruik
in het landelijk gebied.
Dat zijn emissiereductieopgaven aan de ene kant, bijvoorbeeld voor stikstof- of broeikasgassen,
en areaalopgaven aan de andere kant, bijvoorbeeld meer agrarische natuur. Deze doelen
komen voort uit de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR), de Natuurherstelverordening (NHV),
de Kaderrichtlijn Water (KRW, nutriënten, gewasbeschermingsmiddelen en grondwaterkwantiteit)
en de klimaatverplichtingen zoals de Klimaatwet en het internationale Klimaatakkoord
van Parijs. De urgentie op deze internationale verplichtingen is hoog. De deadline
voor de KRW ligt in 2027, voor de NHV liggen belangrijke deadlines in 2030, en voor
klimaat hebben we een reductiedoel richting 2030 en streven we daarna naar klimaatneutraliteit
in 2050.
De aanpak RLN heeft met name een gebiedsgerichte focus. Met het oog op deze scope
bekijk ik welke doelen ik met de aanpak RLN centraal stel. Hierbij sluit ik aan bij
de internationale verplichtingen, zonder nationale koppen. Ook in relatie tot het
generieke beleid, zoals de bedrijfsspecifieke emissiedoelen.
Het kabinet zet zich vol in voor een landelijk gebied dat toekomstbestendig en veerkrachtig
is. Daarom maken een sociale actielijn en een regionaal-economische actielijn onderdeel
uit van deze aanpak.
Nationale ruimtelijke keuzes voor ontwikkeling van landbouw en natuur
Het gaat zowel om het beschermen van en zorgvuldig omgaan met hoogwaardige landbouwgrond
en voedselzekerheid als om ruimte voor natuur. De verbinding tussen beide is cruciaal.
In het landelijk gebied moet ruimte zijn voor beide functies en wordt er gekeken naar
multifunctioneel ruimtegebruik. De ruimte in Nederland is namelijk schaars. Bij het
maken van ruimtelijke keuzes houden we rekening met het bodem- en watersysteem. Dit
maakt de keuzes robuuster op de lange termijn. Dat biedt zekerheid aan boeren en andere
belanghebbenden in het landelijk gebied.
Meer samenhang in beleid voor het landelijk gebied
Door meer samenhang in beleid aan te brengen wil ik zorgen dat doelen en beleid voor
de agrarische sector goed op elkaar aansluiten. Burgers, boeren, natuurbeheerders
en bedrijven mogen van de overheid verwachten dat beleid met voldoende samenhang wordt
ontwikkeld. Het Rijk gaat het goede voorbeeld geven waar het eigen gronden betreft.
Denk aan financiële regelingen die nu niet goed op elkaar aansluiten, of gedetailleerde
voorschriften die tegenstrijdig zijn aan elkaar of uitblijvende beleidskeuzes. Dat
wil ik zo veel mogelijk voorkomen. Dat vraagt om een goede verbinding met de praktijk
en om beleid waar nodig aan te passen.
Uitvoering van de aanpak Ruimte voor Landbouw en Natuur
Samen met partijen uit het veld en de medeoverheden werk ik de komende tijd de contouren
van de aanpak RLN verder uit. Dat doe ik langs drie sporen. In het eerste spoor draag ik er zorg voor dat er gebiedsgerichte en ruimtelijke beleidsinstrumenten
ontwikkeld zullen worden; het tweede spoor richt zich met name op ondersteuning van
aanpak RLN in de gebieden met de grootste opgave (beekdalen, gebieden rondom kwetsbare
Natura 2000-gebieden, de veenweiden en de gebieden waar gewerkt moet worden aan de
vermindering van de uit- en afspoeling van nitraat, fosfaat en gewasbeschermingsmiddelen
uit de landbouw naar het grondwater) en met het derde spoor zorg ik ervoor dat de
lessen die geleerd worden ook daadwerkelijk gebruikt worden voor bijsturing van de
instrumenten en ondersteuning. De sporen en doelstellingen zijn hieronder schematisch
weergegeven.
Spoor 1: gebiedsgericht en ruimtelijk beleid
We voelen met elkaar een grote verantwoordelijkheid om de agrarische sector te helpen
ontwikkelen, de biodiversiteit te versterken, klimaatverandering tegen te gaan en
voor voldoende en schoon water te zorgen. De ruimte daarvoor staat echter onder druk.
Daarvoor is aanvullende sturing vanuit de Rijksoverheid nodig om zorgvuldig met de
ruimte voor landbouw en natuur om te gaan.
Al jaren neemt de hoeveelheid landbouwareaal af. Er is minder grond beschikbaar voor
boeren en de grondprijs is gestegen. Dit zet het bereiken van doelen en het voeren
van een stabiel, duurzaam bedrijfsmodel onder druk. Boeren hebben voldoende ruimte
nodig voor de ontwikkeling van hun bedrijfsvoering. Hiermee conflicterende ruimtelijke
claims, met nog hogere grondprijzen tot gevolg, zet de grondmobiliteit onder druk.
Ook voor de natuur is voldoende ruimte voor het bereiken van een gunstige staat van
instandhouding noodzakelijk. Daar waar nodig moet de natuur robuuster, omvangrijker
en andere functies moeten meer worden verweven met natuur. Drukfactoren die het bereiken
van een gunstige staat van instandhouding beperken moeten worden weggenomen. Het water
heeft meer ruimte nodig en de kwaliteit van het water moet beter. We houden daarom
bij het maken van keuzes rekening met water en bodem. Goede water- en bodemanalyses
zijn hierbij van belang. Het gaat daarbij zowel om het in beeld brengen van de feiten,
als het maken van bestuurlijke afwegingen en keuzes. Een goede samenwerking tussen
waterschappen en provincies is hierbij essentieel.
Doelen voor natuur, waaraan onder andere met het stelsel van Agrarisch Natuurbeheer
wordt gewerkt, binnen de aanpak RLN geven deels invulling aan het Natuurherstelplan
(NHP) en dragen daarmee bij aan de doelstellingen van de Natuurherstelverordening
(NHV). Daarom stemmen we beide goed op elkaar af. Denk aan het realiseren van landschapselementen
op agrarische gronden, emissiereductie en natuurherstel in veenweidegebieden en Agrarisch
Natuurbeheer. De ruimtelijke uitwerking van de natuurherstelopgave zal verbonden zijn
met de aanpak RLN om de samenhang tussen ruimtelijke vraagstukken voor natuur en landbouw
te behouden en multifunctioneel ruimtegebruik te stimuleren.
Het Rijk wil zorgvuldig omgaan met de ruimte in het landelijk gebied. De ruimtelijke
keuzes die voor landbouw en natuur nodig zijn worden meegenomen in de Nota Ruimte.
Het kabinet neemt hierin zelf de regie. Binnen de aanpak RLN werken we daarvoor duidelijke
keuzes uit die richting geven aan de ontwikkeling van het landelijk gebied en worden
ondersteund met generiek beleid en gebiedsgerichte maatregelen.
Binnen dit spoor wordt gewerkt aan zes onderwerpen.
1. Regie op ruimte voor landbouw en natuur: ruimtelijke keuzes
Het kabinet maakt ruimtelijke keuzes voor het landelijk gebied; om boeren de ruimte
te kunnen blijven bieden en te werken aan onze natuur. De aanpak RLN bevat deze keuzes.
Ze gaan bijvoorbeeld over het beschermen van hoogwaardige landbouwgrond en het omgaan
met de ruimte die benodigd is voor nieuwe natuur of agrarische natuur. De structurele
middelen die beschikbaar zijn voor het stelsel van Agrarisch Natuurbeheer (ANB) zijn
hier belangrijk voor (zie blok 2).
De keuzes moeten nader worden uitgewerkt. Voor het beschermen van hoogwaardige landbouwgrond
geldt bijvoorbeeld dat de waarde van voedselproductie en de landbouwkundige waarde
moet worden afgewogen ten opzichte van andere ruimtelijke functies (zoals woningbouw,
defensie, energie, etc.). Daarvoor wordt een afwegingskader gemaakt; «beschermen hoogwaardige
landbouwgrond», dat toegepast moet worden bij functiewijzigingen.
Met de provincies maak ik afspraken over de uitvoering van de ruimtelijke keuzes voor
landbouw en natuur. Ik trek daarvoor samen op met de Minister van VRO die het proces
rond NOVEX en Nota Ruimte coördineert. In de Nota ruimte en het programma NOVEX worden
de integrale ruimtelijke afwegingen gemaakt. Voor de zomer van 2025 werken we toe
naar ruimtelijke arrangementen, waarin Rijk en provincies afspraken maken over beleid,
maatregelen en uitvoering in het fysieke domein. Via het nationale beleid en de ruimtelijke
arrangementen maken we afspraken over de doorwerking van het beleid naar provincies,
gemeenten en waterschappen. Op dit moment voorzie ik niet het gebruik van instructieregels
om de doorwerking juridisch te borgen.
2. Agrarisch Natuurbeheer
Via het stelsel van Agrarisch Natuurbeheer (ANB) stimuleren we bedrijven om zich in
te zetten voor de opgaven in het landelijk gebied door hen concurrerend en langjarig
te belonen voor maatschappelijke prestaties die relateren aan Europese doelen voor
natuur, water en klimaatdoelen. De investeringen in ANB zullen zich zoveel als mogelijk
focussen in de veenweidegebieden, beekdalen, gebieden rondom kwetsbare Natura 2000,
de gebieden waar gewerkt moet worden aan de vermindering van de uit- en afspoeling
van nitraat, fosfaat en gewasbeschermingsmiddelen uit de landbouw naar het grondwater
gebieden, en maatregelen die effectief bijdragen aan doelbereik. Boeren spelen daarmee
een belangrijke rol in het beheren van ons landschap en de natuur en het is mijn voornemen
hen daar langjarig voor te belonen.
De ANB-middelen, waarvoor structureel 500 miljoen euro per jaar beschikbaar is, worden
dus gebiedsgericht ingezet om zo bij te dragen aan de doelen voor natuur, water en
klimaat. De ANB-middelen en de aanpak RLN zijn nauw met elkaar verweven. Gelijktijdig
met de ontvangst van deze brief ontvangt uw Kamer daarom de ANB-contourenbrief waarin
dit instrument en de besteding van middelen nader is uitgewerkt.
3. Gebiedsgerichte inzet innovatie
Innovatie is een essentieel onderdeel van de inzet voor het bereiken van de doelen.
Tegelijkertijd zien we dat uitdagingen waar innovatieve oplossingen voor bedacht moeten
worden steeds vaker gebiedsspecifiek zijn. De gebiedsopgaven met betrekking tot water-
en bodemkwaliteit, waterbeschikbaarheid, stikstof en natuur zorgen ervoor dat boeren
voor toekomstig verdienvermogen houdbare oplossingen nodig hebben die passen bij de
uitdagingen van het gebied. Waar veehouders in de Peel of Gelderse Vallei de emissies
uit stallen willen reduceren hebben akkerbouwers op de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden
te maken met beperkte beschikbaarheid van zoetwater.
Het Ministerie van LVVN heeft landelijke innovatie-regelingen voor boeren zoals de
regeling Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal en managementmaatregelen
(Sbv) en er wordt gewerkt aan een programma gericht op robotisering, waar de focus
op het vinden van oplossingen voor landelijke uitdagingen ligt. Er zijn daarnaast
ook regelingen en projecten die inspelen op de regionale omstandigheden, zoals de
experimenteerlocaties waar boeren en kennisinstellingen samenwerken aan innovaties
die aansluiten op de praktijk van het boerenerf en het gebied. Ook wordt de sociaaleconomische
begeleiding ingericht met regionale knooppunten. De GLB/NSP regeling Samenwerking
aan Innovaties-EIP heeft bijvoorbeeld zowel nationale als provinciale openstellingen.
Met deze regelingen faciliteert het Rijk gebiedsspecifieke oplossingen en werken we
nauw samen met provincies. Daarnaast zijn er aanvullend hierop ook provinciale regelingen
die kunnen worden benut.
4. Gebiedsgerichte regels
Doelsturing op bedrijfsniveau, innovatie, inzet van ANB, gebiedsgericht natuurherstel
en het benutten van verschillende beëindigingsregelingen gaan in combinatie naar verwachting
zorgen voor substantiële stappen richting doelbereik. Met dit beleid en financiële
middelen ben ik ervan overtuigd dat er effectief en met draagvlak gewerkt kan worden
aan doelbereik.
Toch kan ik niet geheel uitsluiten dat het stellen van ondersteunende, gebiedsgerichte
regels noodzakelijk kan zijn om voldoende bij te dragen aan doelbereik. Bij voorkeur
stel ik mij terughoudend op met het instellen van deze nieuwe regels. De komende tijd
zal ik bezien wat hier noodzakelijk en wenselijk is. Ik ga daarover in gesprek met
de medeoverheden, maatschappelijke partijen en de sector.
5. Sociaaleconomische actielijnen voor een toekomstbestendig landelijk gebied
Een vitaal landelijk gebied betekent een landelijk gebied waarin je goed kunt wonen,
werken, recreëren en ondernemen: een plek waar het goed leven is en blijft. Het halen
van de doelen op het gebied van natuur, water en klimaat heeft sociaaleconomische
impact. Er veranderen dingen, en dat betekent wat voor mensen. Ik zet me ervoor in
dat gevoerd beleid goed aansluit bij de verschillende belangen in het landelijk gebied
en ik werk daarom aan een regionaal-economische actielijn en een sociale actielijn
voor een toekomstbestendig landelijk gebied. Hierbij zoek ik de samenwerking op met
mijn collega’s en de verschillende trajecten die van belang zijn voor het landelijk
gebied, zoals de bredere kabinetsinzet vanuit Elke Regio Telt! om de verschillen tussen
de regio’s te verkleinen.
Met de regionaal-economische actielijn vind ik het belangrijk dat bij uitwerking van
beleid aandacht wordt besteed aan het behoud en ontwikkeling van een rurale economische
structuur die in balans is met de leefomgeving. Deze actielijn richt ik met name op
de gebieden waar het behalen van de doelen flinke gevolgen kan hebben voor het werken
en ondernemen in die gebieden. Met de sociale actielijn wil ik aandacht hebben voor
wat er speelt in het landelijk gebied en hiermee mijn aanpak versterken. Centraal
staan het horen van de stem van het platteland en waardering van de kracht en schoonheid
ervan. Over een nadere uitwerking van beide actielijnen informeren wij uw Kamer begin
2025, conform het Regeerprogramma waarin de concretisering van dit thema is toegezegd.
6. Grondfaciliteit
Het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van grond is een belangrijke succesfactor
voor doelbereik en de uitvoering van maatregelen op regionaal niveau. Zo is voor jonge
en startende boeren agrarische grond erg kostbaar en is voor een goede toekomst van
de blijvende agrarische bedrijven vaak extra grond nodig. Ook vraagt het voldoen aan
internationale verplichtingen in het landelijk gebied om inzet of aangepast gebruik
van grond. De (rijks)overheid kan dit proces faciliteren: te denken valt aan actief
grondbeleid, bekendheid vergroten van bestaande instrumenten, inzet van eigen grond,
herwaardering van gronden en kennisuitwisseling.
1. Verkennen actief grondbeleid
en grondprijzen – De Nationale Grondbank (NGB) van LVVN doet (onder andere) op verzoek van provincies
aankopen van (stoppende) boeren en kan deze gronden beschikbaar stellen voor een gebiedsspecifieke
aanpak. De NGB reageert nu passief, d.w.z. wanneer een verzoek tot aankoop van grond
wordt gedaan. Bij de verkenning wordt bepaald in hoeverre het tegengaan van grondprijsstijging
mogelijk is, of een actiever grondbeleid wenselijk is en vervolgens hoe dit vorm te
geven. Daarbij kan gedacht worden aan een voor de Nationale Grondbank in overleg met
provincies, gerichtere aankoopstrategie in gebieden met bijvoorbeeld een grote opgave.
De verworven grond kan, eventueel na herwaardering, weer beschikbaar worden gesteld
voor deze gebiedsspecifieke aanpak, bijvoorbeeld voor jonge boeren of grond voor blijvende
agrarische bedrijven.
2. Bekendheid van instrumenten vergroten – De instrumenten vrijwillige kavelruil en wettelijke herverkaveling zijn beproefde
instrumenten die de laatste jaren weinig meer zijn toegepast, waarvan de bekendheid,
en daarmee mogelijkheid van toepassing, vergroot kan worden.
3. Inzet rijksgronden – De inzet van rijksgrond kan bijdragen aan de realisatie van (inter)nationale verplichtingen.
Hiervoor dient de samenwerking tussen LVVN en rijkspartijen met grondeigendom (vooral
Rijksvastgoedbedrijf, Staatsbosbeheer, ProRail, Defensie en Rijkswaterstaat) te worden
gestimuleerd ten behoeve van de gebieden met grote uitdagingen.
4. Herwaardering van gronden – Ook herwaardering van gronden kan bijdragen aan de ruimtelijke grondpuzzel. Zo
kan bijvoorbeeld grond van de Nationale Grondbank van LVVN, na herwaardering als gevolg
van de invoering van gebruiksbeperkingen, voor een lagere prijs beschikbaar worden
gesteld.
Spoor 2 Uitvoering van de aanpak Ruimte voor Landbouw en Natuur in gebieden
Het kabinet kiest ervoor om het zwaartepunt van de Rijksinzet met de aanpak RLN te
concentreren op gebieden met extra uitdagingen: de veenweiden, gebieden rondom kwetsbare
Natura 2000-gebieden, de beekdalen en de gebieden waar gewerkt moet worden aan de
vermindering van de uit- en afspoeling van nitraat, fosfaat en gewasbeschermingsmiddelen
uit de landbouw naar het grondwater. Door met de aanpak RLN het zwaartepunt te richten
op deze gebieden gaan we te werk daar waar de opgaven en urgentie voor het realiseren
van de doelen het grootst zijn. Dit betekent dat de inzet niet overal gelijk zal zijn.
Daarnaast is Rijksinzet voorzien voor gebieden met een stapeling van opgaven.
Ik ga met medeoverheden in gesprek om deze gerichte Rijksinzet te concretiseren. Dat
moet uiteraard in combinatie worden bekeken met ander beleid. Natuurlijk blijven boeren
en de medeoverheden zelf verantwoordelijk voor de regie op het erf en in het gebied.
Het Rijk faciliteert, steunt en jaagt aan. En het Rijk ontwikkelt en past instrumenten
aan of biedt maatwerk om oplossingen dichterbij te brengen.
De rijksinzet is hierbij ondernemersgericht, gebiedsgericht of een combinatie daarvan,
waarbij de omvang behoorlijk kan verschillen per gebied. Zo kan het rijk bijvoorbeeld
enkele tot grote groepen boeren ondersteunen, inzet plegen van de grondfaciliteit
of Rijksgronden, een beperkte of grotere deelname hebben in project- of stuurgroep
of ondersteuning bieden in experimenteergebieden.
Het Rijk ondersteunt de provincies met afspraken over onder meer de werkwijze voor
doelsturing, duidelijkheid over de ruimte voor toepassing en effecten van innovatieve
stalsystemen, en met de Nationale Grondbank. Daarnaast staan zoals benoemd in de Kamerbrief
van 14 oktober2 de subsidieregelingen onder het «trappetje Remkes» (innoveren, extensiveren, omschakelen,
verplaatsen en vrijwillig beëindigen) de komende tijd nog open.
Samen met provincies monitort het Rijk op dit moment de uitvoering van de maatregelen
op de bereikte resultaten gericht op de natuur-, water- en klimaatdoelen. Zo wordt
het leren van elkaar bevorderd, worden knelpunten in de uitvoering gesignaleerd en
wordt gezamenlijk gezocht naar oplossingen. Ook in de aanpak RLN zal nauw worden samengewerkt
met de medeoverheden. Met deze brief stuur ik u ook een rapportage toe over de stand
van zaken van de uitvoering van deze provinciale maatregelpakketten en de generieke
maatregelen die het Rijk uitvoert.
In het voorjaar van 2025 zal ik uw Kamer informeren over de gedetailleerde werkwijze
die ik hiervoor wil hanteren. Naast focus en differentiatie neem ik als uitgangspunt
dat de aanpak RLN vooral concreet en praktisch bij moet dragen aan de opgaven waar
boeren in gebieden mee te maken hebben.
De Rijksinzet kan bestaan uit:
• Samen met medeoverheden de uitvoering van maatregelen versnellen met het oog op doelrealisatie
in het landelijk gebied, waarvoor tot 2028 € 2 mld. beschikbaar is gesteld.
• Zaakbegeleiding op het boerenerf bij complexe opgaven waarbij keuzes tussen meerdere
regelingen (van gemeente, provincie en Rijk, waaronder het «trappetje van Remkes»)
op de boer afkomen en/of wanneer het gaat om ingrijpende keuzes op het boerenerf (bijv.
deelname aan een beëindigingsregeling). De zaakbegeleider luistert naar de ondernemer,
informeert en denkt mee over beschikbare ondersteuning en mogelijkheden en speelt
een verbindende rol als schakel tussen de verschillende overheden en omgevingsdiensten.
• Beschikbaar stellen van generieke Rijksinstrumenten en middelen die beschikbaar zijn
of komen voor onder meer Agrarisch Natuurbeheer, innovatie, verdienvermogen, doelsturing
en mogelijk een brede beëindigingsregeling. Ik wil per instrument bij de vormgeving
ook kijken of de effectiviteit verhoogd kan worden door differentiatie per gebied.
Daarbij wil ik kijken naar de opgaven en de ambities van boeren in een gebied. Over
de invulling wordt besloten in het voorjaar van 2025.
• Gericht maatwerk waar dit door de omvang van de opgaven noodzakelijk is. In de eerdergenoemde
gebieden kan de opgave vragen om combinaties van innovatie, Agrarische Natuurbeheer,
bundeling van financieringsbronnen, herbestemming, herinrichting van het watersysteem
en andere type maatregelen. In gebieden werken overheden en gebiedspartners samen
toe naar het vinden van oplossingen, het doorbreken van impasses en het maken van
keuzes, concrete resultaten, besluiten, projecten en financiële afspraken.
• Regie op lopende acties van meerdere overheden (waaronder het Rijk): vaak handelen
overheden vanuit eenzelfde bedoeling en kunnen beleid en uitvoering van partijen naar
instrumenten en tijdlijnen beter op elkaar afgestemd worden om tot effectieve uitvoering
te komen. Dit omvat ook kennisdeling en het oppakken van uitvoeringsvraagstukken.
• Ondersteuning aan vraag-gestuurde experimenteerlocaties. Onder meer via een nationale
subsidieregeling waarmee we een landelijk netwerk van experimenteerlocaties ondersteunen
en daarnaast een nationaal platform experimenteerlocaties om kennisdeling en lering
tussen verschillende experimenteerlocaties te waarborgen. Op deze manier wordt gedane
kennis over werkende oplossingen beschikbaar gesteld voor boeren om gebiedseigen opgaven
aan te pakken. Ook kunnen knelpunten worden geagendeerd en zorgen we dat van praktijkproeven
op experimenteerlocaties nationaal, en waar mogelijk ook internationaal wordt geleerd.
Door het inspelen op de concrete voorstellen van boeren wil ik borgen dat alle gepleegde
inzet zo volledig en navolgbaar mogelijk bij de boer terecht komt. Door de boer centraal
te stellen krijgt die de regie in eigen hand, evenals (financiële) ondersteuning om
te komen tot diens toekomstperspectief. In de praktijk wordt ervaren dat de aansluiting
tussen de opgaven voor de boer en de gebiedsspecifieke aanpak essentieel is. De deelname
van een boer aan één of meerdere regelingen omvat vaak aanpassingen van het ruimtegebruik.
Tegelijkertijd is het voor andere gebiedspartijen essentieel om te weten wat de plannen
zijn van individuele boeren. Het is daarom van belang dat het centraal stellen van
de blijvende boeren en hun toekomst gebeurt met het oog op het ontwikkelperspectief
van een gebied.
Spoor 3 Beleid en uitvoering in verbinding
Beleid heeft verbinding met de uitvoering. Zo kan langjarig helderheid worden gegeven
aan boeren en kunnen de opgaven effectief worden aangepakt. Wie zijn oor in het land
te luister legt haalt tal van voorbeelden op van beleid dat weliswaar met goede bedoelingen
is ontworpen, maar in de praktijk niet goed uitpakt. Denk aan regels die zorgen voor
minder stikstofemissies, maar op hun beurt leiden tot omschakeling en het telen van
gewassen. Dat kan leiden tot nieuwe problemen op het gebied van de waterkwaliteit.
Of denk aan regelingen voor beëindiging en/of verplaatsing die door een verschillend
toepassingsbereik niet goed gecombineerd kunnen worden ingezet. Dan wordt het ene
probleem voor het andere ingeruild en wordt publiek geld niet doelmatig besteed.
Er zijn ook frequent voorbeelden te vinden van boeren die door de ene bestuurslaag
de ene kant worden uitgestuurd, en door de andere een andere kant. Bijvoorbeeld een
melkveehouder die wil blijven en daarvoor kiest te extensiveren en met zijn plannen
voor agrarische nevenactiviteiten (zorg, recreatie, kleinschalig wonen of een boerderijwinkel)
aanloopt tegen verouderd ruimtelijk beleid. Of denk aan boeren die geen nieuwe investeringsbeslissingen
kunnen nemen, omdat er tussen verschillende bestuurslagen een patstelling bestaat
over strategische keuzes, zoals over de realisatie van zoetwatertoevoer in een gebied.
Deze situaties illustreren dat een integrale blik, eenduidig beleid en besluitvorming
van overheden nodig zijn.
Ik wil bestaande knelpunten of lacunes in regelingen waar mogelijk wegwerken en bestuurlijke
patstellingen doorbreken. Ook dat is een manier om meer te doen met minder middelen.
Contact met de individuele ondernemer is hierbij van belang. Door de persoonlijke
begeleiding van zaakbegeleiders aan ondernemers binnen de aanpak piekbelasting heeft
LVVN weer rechtstreeks contact met ondernemers. Ik zorg ervoor dat zaakbegeleiders
gestructureerd hun ervaringen met knellende regelgeving terugkoppelen en neem vervolgens
maatregelen om knelpunten waar mogelijk weg te werken. Daarnaast ga ik ook in gesprek
met sectoren om dergelijke voorbeelden te herkennen. In een brief die uw kamer in
het voorjaar van 2025 ontvangt zal ik verder ingaan op eventuele aanvullende acties.
Ook voor de in uitvoering zijnde maatregelen blijf ik een vinger aan de pols houden.
Zowel op hoe de uitvoering van de maatregelen verloopt als op wat de brede effecten
van deze maatregelen zijn in de praktijk. Door intensief contact te onderhouden met
agrarische- en andere maatschappelijke partijen kan het beleid goed worden vormgegeven
en waar nodig worden bijgestuurd.
Monitoring en evaluatie spelen een belangrijke rol bij het genereren van inzicht in
de effecten van beleid. Ze helpen ook bij het op tijd bijsturen van beleid als de
gewenste effecten niet (op tijd) bereikt worden. Het uitwerken van een systeem voor
monitoring en evaluatie van de aanpak RLN maakt deel uit van de verdere uitwerking
van dit spoor.
Samen met medeoverheden
Voor het oppakken van de uitdagingen in het landelijk gebied hebben alle overheidslagen
hun eigen taken en bevoegdheden. Interbestuurlijke samenwerking is nodig op drie niveaus:
(1) bij het maken van de grotere ruimtelijke keuzes voor landbouw en natuur en de
doorwerking daarvan; (2) bij de (door-)ontwikkeling van nieuwe instrumenten, zoals
het ANB-instrumentarium; en belangrijkst (3) een gecombineerde inzet in het gebied
zelf, om blijvende boeren een toekomst te kunnen bieden. Denk aan een melkveehouder
met uitbreidingsplannen nabij een Natura 2000-gebied, waar andere melkveehouders stoppen.
Deze situatie vraagt om bedrijfsbeëindiging, verplaatsing, de inzet van ANB-instrumenten,
het samenvoegen van vergunningen en bijvoorbeeld de aanleg van een gezamenlijk biogasnetwerk.
Het zal daarnaast mogelijk vragen om de combinatie van verschillende financiële regelingen
en cofinanciering.
Voor een goede verbinding van al deze elementen is regie nodig. Als overheden moeten
we daarom samen werken, aanvullen op elkaar en tijdig knopen doorhakken. Ik wil met
de medeoverheden afspraken maken over de rolverdeling in diverse type gebieden, om
daarmee ook de beschikbare capaciteit vanuit het Rijk goed in te kunnen zetten.
Dat doen we ook om vaart te blijven maken met de uitvoering. Medeoverheden hebben
de afgelopen jaren, onder regie van de provincies, veel werk verzet. Daaruit zijn
concept-gebiedsprogramma’s voortgekomen die ook de basis hebben gelegd voor de concrete
maatregelen die nu in uitvoering zijn. Deze gebiedsprogramma’s behouden hun waarde.
Ze kunnen gebruikt worden voor de ruimtelijke inbreng in de arrangementen van de NOVEX.
Ook bij het besteden van middelen (waaronder vanuit het Rijk) is het nuttig dat er
een dergelijk samenhangend plan beschikbaar is.
Daarom wil ik ook de samenwerking tussen de verschillende ministeries verder intensiveren.
Ik zal in mijn rol als Minister van LVVN regelmatig het initiatief nemen om met de
Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening gezamenlijk ons beleid af te stemmen voor het landelijk gebied. De uitwerking
van de aanpak RLN doe ik samen met deze Ministers.
Vervolgstappen
De komende tijd werk ik op basis van deze contourenbrief de aanpak RLN verder uit.
Dit doe ik samen met maatschappelijke partners en medeoverheden om te komen tot een
aanpak die aansluit op de praktijk. Met oog voor de boer, diens omgeving, natuur,
water en klimaat.
De uitwerking van de aanpak RLN gebeurt in verschillende stappen. De eerste stap ligt
in het voorjaar van 2025. Dan zal ik uw Kamer informeren over de ruimtelijke keuzes
die worden ingebracht bij de nota ruimte, over de doelen die het kabinet nastreeft
via de aanpak RLN en over de wijze van de rijksinzet in spoor 2. Deze voortgangsbrief
in het voorjaar van 2025 is een moment waarop ik de contouren van de aanpak RLN verder
gevuld wil hebben en met uw Kamer bespreek.
Ter voorbereiding op deze voortgangsbrief ga ik geregeld in overleg met medeoverheden,
maatschappelijke sectoren en andere partijen. Ik besef namelijk dat de contouren van
de aanpak RLN nog verder moeten worden uitgewerkt. Dit is de eerste inzet van het
kabinet en het is nog niet in beton gegoten. Bovenal moet de aanpak RLN gaan werken
in de praktijk van het landelijk gebied. Samen met de sector, medeoverheden en andere
betrokken partijen ga ik graag het gesprek aan om te bezien hoe we de aanpak RLN tot
een succes kunnen maken.
Parallel loopt de uitvoering op het boerenerf en in de gebieden door. We kunnen daar
nu al veel doen met de instrumenten die we nu al hebben. Zo zijn er middelen beschikbaar
voor maatregelen, zetten we de grondfaciliteit in en hebben we de bestaande regelingen
voor vrijwillige opkoop, verplaatsing, extensivering en innovatie. Daarnaast hebben
medeoverheden zoals de waterschappen eigen middelen gereserveerd om stappen te kunnen
zetten. De komende periode breiden we dat instrumentarium verder uit met o.a. de regelingen
voor ANB en innovatie.
De komende tijd werk ik verder aan het vormgeven van de aanpak RLN, en het vullen
van de sporen met concrete maatregelen en instrumenten. Daarmee geef ik invulling
aan de eerdergenoemde doelstellingen van de aanpak RLN. Met de aanpak RLN wil ik een
bijdrage leveren aan het behalen van onze internationale verplichtingen. Samen met
alle betrokken partijen gaan we nu op volle snelheid verder met de uitvoering. Juist
in die gebieden waar dat extra nodig is. Boeren verdienen daarbij onze steun.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Indieners
-
Indiener
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur