Brief regering : Toelichting over het instellen van hoger beroep door het IMG tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland
33 529 Gaswinning
Nr. 1263
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 november 2024
In het Wetgevingsoverleg Herstel Groningen op maandag 18 november jl., heb ik aan
uw Kamer toegezegd om voor de tweede termijn van dit debat uw Kamer uitgebreider te
informeren over de achtergrond van het recent door het IMG ingestelde hoger beroep
tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland.1 In deze brief ga ik in op de afweging die het IMG in dit verband gemaakt heeft en
hoe dit zich verhoudt tot het onder mijn ambtsvoorganger ingezette beleid om juridificering
in de schadeafhandeling een halt toe te roepen. Als Staatssecretaris kan ik hier niet
dieper ingaan op individuele casuïstiek, maar het mag duidelijk zijn dat de kwestie
mij aan het hart gaat en ik de situatie die zich nu voordoet zeer graag voorkomen
had gezien. Voor een ondernemer die jarenlang heeft gevochten voor zijn zaak en dacht
eindelijk verder te kunnen, is nieuwe onzekerheid een hard gelag. Ik ben me bewust
van de impact die dat heeft op een bedrijf en op de mensen erachter.
Op 6 maart 2023 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer medegedeeld dat het IMG in principe
niet langer in hoger beroep zal gaan tegen bewoners.2 Het IMG heeft toen ook alle op dat moment lopende hoger beroepen ingetrokken. De
brief vermeldde verder dat alleen in de uitzonderlijke situatie dat «de uitspraken
bredere consequenties hebben voor de schadeafhandeling en het voorkomen van verschillen
tussen bewoners», het IMG het instellen van een hoger beroep nog zal overwegen. Deze
situatie is nu voor het eerst aan de orde.
Betekenis van de uitspraak
De uitspraak die het betreft3 is uitzonderlijk en kan grote gevolgen hebben voor de bredere schadeafhandeling.
De uitspraak bevat namelijk fundamentele overwegingen4 die betrekking hebben op het beoordelingskader dat het IMG hanteert bij de afhandeling
van fysieke schade via een maatwerkprocedure. Dit beoordelingskader past het IMG toe
in iedere maatwerkbeoordeling en dient om de uniformiteit en voortgang in de schadeafhandeling
te waarborgen. De uitspraak van de rechtbank hieromtrent verhoudt zich naar het oordeel
van het IMG niet met de toepassing van het beoordelingskader zoals de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State (hierna: de Afdeling) dit in eerdere uitspraken heeft beoordeeld
en onderschreven.5
Bij instandhouding zou de uitspraak daarmee leiden tot onduidelijkheid en een precedent
scheppen voor toekomstige rechtszaken, wat een wezenlijk risico vormt voor de uniformiteit
en uitvoerbaarheid van de schadeafhandeling. Als het IMG naar aanleiding daarvan zijn
werkwijze zou moeten herzien, zou de schadeafhandeling bij een maatwerkprocedure vrijwel
alleen nog gebaseerd kunnen zijn op een individueel deskundigenoordeel, met het risico
van willekeur en een toename van onuitlegbare verschillen tot gevolg. Het effect hiervan
op de uitvoering van de schadeafhandeling kan bovendien verdergaande nadelige gevolgen
hebben voor bewoners in het gehele effectgebied van het IMG, dat meer dan 300.000
adressen beslaat.
De afweging die het IMG heeft gemaakt is er daarmee een tussen de belangen van een
individuele gedupeerde enerzijds en het waarborgen van een uitvoerbare, transparante
en gelijke schadeafhandeling voor alle inwoners van het effectgebied anderzijds.
De mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen
In de hiervoor genoemde Kamerbrief heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven dat het IMG
waar mogelijk gebruik maakt van de mogelijkheid6 om de rechtbank te verzoeken prejudiciële vragen te stellen, om een hoger beroep
te voorkomen. Het is nu echter niet meer mogelijk om prejudiciële vragen te stellen,
omdat de rechtbank al een uitspraak heeft gedaan. Het IMG heeft mij laten weten hier
tijdens de procedure niet om te hebben gevraagd, omdat daar geen aanleiding voor was.
Dat de uiteindelijke uitspraak zo verstrekkend zou zijn, was niet voorzien. Dit ook
omdat het onafhankelijk advies van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak, dat
de rechtbank zelf heeft ingewonnen, de conclusie van het IMG onderschreef. Nu de uitspraak
van de rechtbank er ligt, is een oordeel van de Afdeling alleen nog te verkrijgen
via het ingestelde hoger beroep.
Tot slot
De beslissing om een hoger beroep in te stellen kan het IMG als zelfstandig bestuursorgaan
eigenstandig nemen. Het IMG heeft deze afweging dan ook zelfstandig gemaakt. Ik kan
het IMG geen aanwijzingen geven over de omgang met individuele zaken. Dit maakt de
aard van het dilemma echter niet anders: ook het kabinet heeft het bredere belang
van een goede schadeafhandeling voor bewoners in het hele effectgebied in het oog
te houden. Mede op mijn verzoek is er grondig gekeken naar alternatieven voor het
instellen van hoger beroep. Het IMG ziet zich echter, juist in het belang van een
gelijke en voortvarende schadeafhandeling voor alle inwoners van het effectgebied,
genoodzaakt om deze stappen te ondernemen.
Op de uitkomst van het hoger beroep kan ik niet vooruitlopen. Ten algemene wil ik
benadrukken dat ik het belangrijk vind dat de gedupeerde hierdoor zo min mogelijk
wordt benadeeld. Ik heb ook het IMG gevraagd om hier aandacht voor te houden en ga
daarnaast in gesprek met het IMG over hoe dit soort situaties in de toekomst kan worden
voorkomen.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
E. van Marum
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties