Brief regering : Appreciatie rapport onafhankelijk bestuurlijk aanjager slim met stroom
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie
32 813
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 527
BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 november 2024
Slim met de capaciteit van het elektriciteitsnet omgaan is essentieel om netcongestie
te verminderen, de kosten van netuitbreiding te beperken en de overgang te maken naar
het nieuwe energiesysteem. De onafhankelijk bestuurlijk aanjager slim met stroom,
de heer Gerard Schouw, is daarom gevraagd te komen met voorstellen voor het vergroten
van het flexibel vermogen, het vergroten van het bewustzijn van de noodzaak van die
flexibiliteit, en tevens om praktijkvoorbeelden over knelpunten en flexibiliteit op
te halen. Hij heeft de afgelopen periode samen met deskundigen en belanghebbenden
gewerkt aan het rapport dat nu aan het kabinet is aangeboden. Het rapport, dat als
bijlage bij deze brief is gevoegd, bestaat uit acht adviezen en een overzicht van
de resultaten van de georganiseerde doorbraaktafels op de thema’s wachtrijen, energiehubs
en financiële prikkels. Het kabinet is de bestuurlijk aanjager zeer erkentelijk voor
zijn werk. Met deze brief geeft het kabinet een appreciatie van de verschillende adviezen
en de geïdentificeerde uitvoeringsoplossingen en hoe deze opgepakt zullen worden.
De heer Schouw constateert in zijn rapport dat flexibel gebruik van het elektriciteitsnet
niet alleen nu nodig is om netcongestie tegen te gaan, maar ook in de toekomst als
onderdeel van een geëlektrificeerd energiesysteem. Deze constatering onderschrijft
het kabinet. In het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) werken Rijk, medeoverheden,
netbeheerders en marktpartijen samen om netcongestie zoveel mogelijk te beperken.
De acties in het LAN zijn gericht op sneller bouwen, beter benutten van het bestaande
netwerk en slimmer inzicht in het gebruik en de capaciteit van het netwerk. Hiermee
werken we aan het oplossen van de congestie en creëren we handelingsperspectief in
situaties waar netcongestie optreedt. Zo zorgen we ervoor dat de verduurzaming van
bedrijven en mobiliteit niet stilvalt, bevorderen we de groei van economie en werkgelegenheid
en maken we nieuwbouw van woningen mogelijk.
Advies 1 Energiehubs
Om tot meer flexibiliteit in het elektriciteitsnet te komen, adviseert de onafhankelijk
bestuurlijk aanjager in te zetten op energiehubs. Hij adviseert om als doel te stellen
om alle nieuwe bedrijventerreinen standaard als energiehub in te richten en nieuwe
woonwijken geschikt te maken om energie te delen. Daarmee zouden volgens de bestuurlijk
aanjager in 2030 500 energiehubs gerealiseerd kunnen zijn op bedrijventerreinen. Het
kabinet ziet het grote potentieel van energiehubs ook. Bij een energiehub maken bedrijven
afspraken over het gebruik van het net op basis van een groepstransportovereenkomst.
Het net blijft van, en beheerd door, de netbeheerder. Wanneer er sprake is van een
net dat niet door de netbeheerder wordt beheerd, gaat dit een stap verder en is er
sprake van een zogenoemd Gesloten Distributie Systeem (GDS).
Het kabinet is het volledig met de onafhankelijk bestuurlijk aanjager eens dat een
energiehub het net kan ontlasten én kan leiden tot meer transportcapaciteit door lokaal
vraag en aanbod goed te organiseren en transportcapaciteit slim op elkaar af te stemmen.
Bovendien is een meer decentrale afstemming van energievraag en -aanbod een belangrijk
element van het energiesysteem van de toekomst. Het kabinet heeft daarom, vooruitlopend
op de adviezen van de onafhankelijk bestuurlijk aanjager, het Stimuleringsprogramma
Energiehubs aangekondigd.1 Bij de uitwerking van dit stimuleringsprogramma zullen de adviezen en geïdentificeerde
knelpunten uit het rapport van de onafhankelijk bestuurlijk aanjager, zoals de behoefte
aan een samenhangende aanpak, worden opgepakt. Opschaling van energiehubs in Nederland
is een wenkend perspectief. De Topsector Energie heeft voor heel Nederland per regio
in kaart gebracht waar kansen zijn voor de ontwikkeling van een energiehub. In totaal
zijn dit 1.183 mogelijke hubs.2 De door de onafhankelijk bestuurlijk aanjager genoemde doelstelling van ongeveer
500 energiehubs voor 2030 lijkt echter vrij ambitieus. Het «inrichten» van woonwijken
en bedrijventerreinen als energiehub is in de praktijk lastig. Het succes van een
energiehub is niet alleen afhankelijk van de fysieke netinfrastructuur, maar vergt
investeringen in flexibiliteit door bewoners en bedrijven en het maken van samenwerkingsafspraken.
Verder beoordeelt de Autoriteit Consument en Markt (ACM) momenteel een codewijzigingsvoorstel
van de netbeheerders die groepstransportovereenkomsten mogelijk maken. Met deze contracten kunnen energiehubs gerealiseerd
worden. Vooruitlopend op deze codewijziging, die naar verwachting in 2025 verschijnt,
worden groepstransportovereenkomsten al kleinschalig aangeboden door netbeheerders.
Op dit moment is het enkel voor grootverbruiksaansluitingen mogelijk om een groepstransportovereenkomst met elkaar aan te gaan. Het kabinet herkent en begrijpt de wens,
die ook terecht door de onafhankelijk bestuurlijk aanjager gesignaleerd wordt, om
ook kleinverbruikers aan dergelijke overeenkomsten te kunnen laten deelnemen. De huidige
systematiek van grootverbruik en kleinverbruik is echter verschillend. Dat geldt niet
alleen voor tariefstructuren, maar ook voor de wijze waarop netbeheerders al dan niet
werken met verbruiksprofielen. Het kunnen toelaten van aangeslotenen met een kleinverbruikersaansluiting
tot een energiehub vraagt daardoor een dusdanig grote aanpassing, dat dit niet in
korte tijd te realiseren is. De netbeheerders hebben de keuze gemaakt om hun beperkte
capaciteit in te zetten op de ontwikkeling van andere contractvormen waar op korte
termijn meer effect van verwacht wordt.
Advies 2 Transparantie over de werking van het net
De onafhankelijk bestuurlijk aanjager adviseert om transparantie en kennis over de
werking van het net te bevorderen door van de netbeheerders te vragen een concrete
visie met implementatieplan op te leveren, medio 2025, over het inzichtelijk maken
van netcapaciteit, energieprofielen en thermische belasting. Het kabinet onderschrijft
de doelstelling en het belang van dit advies. Inzicht in het net is inderdaad cruciaal
om het elektriciteitsnet beter te benutten. Op deze punten gebeurt ook al veel. Netbeheerders
hebben in hoog- en middenspanningsnetten al goed zicht op de feitelijke belasting.
In laagspanningsnetten was dit zicht nog onvoldoende, maar zetten netbeheerders nu
grote stappen. Het kabinet heeft de Kamer hierover ook geïnformeerd in de Kamerbrief
netcongestie van 21 november jl.3 Slimmer Inzicht is één van de actielijnen binnen het LAN waar met name netbeheerders
aan werken. Omdat er al veel gebeurt lijkt een apart implementatieplan overbodig.
Vanuit het LAN werken de gezamenlijke netbeheerders aan het continu uitbreiden van
de capaciteitskaart.4 Deze kaart geeft een weergave van de congestie, hoeveel bedrijven op de wachtlijst
staan en hoeveel vermogen er gevraagd wordt. Hierbij wordt nauw samengewerkt met marktpartijen
om ook daadwerkelijk informatie te bieden die bedrijven en andere partijen nodig hebben.
Sinds deze maand geeft de kaart ook aan waar en wanneer uitbreidingen van het elektriciteitsnet
gepland zijn. Er wordt gewerkt aan verdere verbeteringen zoals wanneer er, op basis
van de geplande netuitbreidingen, weer transportcapaciteit beschikbaar komt. Verder
wordt er binnen het LAN gewerkt om vanaf 2025 inzicht te bieden in de uitrol van het
bemeteren van transformatorstations tussen midden- en laagspanningsnet. Gedurende
de uitrol komt steeds meer informatie over de belasting van het net beschikbaar.
Advies 3 Zwaarder belasten van het net
In het verlengde hiervan adviseert de onafhankelijk bestuurlijk aanjager in te zetten
op het optimaler belasten van het net. Optimaler of zwaarder belasten betekent eenvoudig
gezegd meer elektriciteit transporteren door dezelfde infrastructuur. Daarvoor is
het noodzakelijk mogelijkheden voor het zwaarder belasten van het elektriciteitsnet
te inventariseren, risico’s in kaart te brengen en het draagvlak voor optimalisatie
te creëren. Onderdeel hiervan zou het anders omgaan met risicomanagement zijn.
Het kabinet vindt het van belang om op een verantwoorde wijze zo veel mogelijk capaciteit
uit de bestaande infrastructuur te halen. De netbeheerders doen al onderzoek naar
het zwaarder belasten van het net en waar mogelijk wordt het net reeds zwaarder belast.
Zo wordt er bij netbelasting al rekening gehouden met temperatuurverschillen in de
zomer en de winter, die effect hebben op de maximale transportcapaciteit. Ook staan
de netbeheerders op sommige plekken toe de technische grens tot 150% te belasten,
mits er voldoende flexibiliteit in het elektriciteitsverbruik door gebruikers is.
Naar aanleiding van het advies van de onafhankelijk bestuurlijk aanjager, vindt het
kabinet het belangrijk om de mogelijkheden voor het zwaarder belasten verder te verkennen.
Zoals de heer Schouw terecht opmerkt, speelt hierbij een afweging tussen de betaalbaarheid
en betrouwbaarheid van het elektriciteitsnet, waarbij ook de impact van de wachtrij
goed moet worden meegewogen, een rol. Het kabinet wil daarom binnen het LAN, met de
ACM en netbeheerders kijken op welke manier de mogelijkheden in kaart gebracht kunnen
worden om op een verantwoorde manier de capaciteit verder maximaal benutten en welke
beleidsmatige of andere interventies hiervoor nodig en wenselijk zijn. Voor de objectivering
van de discussie zal hierbij ook externe expertise benut worden. Het kabinet zal de
Kamer vervolgens na de zomer van 2025 over uitkomsten van deze analyse informeren.
In dit verband is het relevant om op te merken dat binnen het LAN ook hard gewerkt
wordt aan het beter benutten van het net door flexibel netgebruik, binnen de bestaande
grenzen van het net, zodat meer partijen op hetzelfde net aangesloten kunnen worden.
Het afgelopen jaar is er vanuit het LAN een groot aantal instrumenten ontwikkeld die
een flexibel netgebruik mogelijk maken. Zoals in de Kamerbrief netcongestie is uiteengezet
zijn de afspraken rondom congestiemanagement verduidelijkt en aangescherpt en zijn
verschillende nieuwe contractvormen ontwikkeld.5
Advies 4 Opslagcapaciteit
Het vierde advies is om te sturen op de plaatsing en het gebruik van opslag, zoals
batterijen, om congestie te verminderen. Het advies richt zich specifiek op grootschalige
batterijen. De onafhankelijk bestuurlijk aanjager adviseert dat netbeheerders in kaart
brengen waar systeemopslag nodig is en op welke wijze opslagcapaciteit is aan te trekken
en eventueel te beheren is door netbeheerders zelf. Ook wijst de onafhankelijk bestuurlijk
aanjager op de behoefte aan meerjarige contractvormen voor opslagproducten. Er is
volgens het rapport behoefte aan een uniform afwegingskader binnen de bestaande Routekaart
Energieopslag. Volgens de heer Schouw zijn duidelijke doelen voor energieopslag, in
combinatie met stimulering, nodig. Het kabinet onderschrijft het belang van meer flexibiliteit
in het elektriciteitssysteem. Energieopslag is één van de vormen van flexibiliteit,
als buffer tussen fluctuerend aanbod en een maar deels anderszins te flexibiliseren
vraag. Voor de bouw van een decentraal energiesysteem is ook lokaal opslag nodig.
Batterijen en andere vormen van elektriciteitsopslag zullen daarom een belangrijke
rol spelen in het flexibele elektriciteitssysteem waarbij aanbod en vraag fluctueren.
Opslag speelt een rol op de onbalansmarkt, waarbij het van belang is dat de opslag
netcongestieneutraal wordt ingepast. Daarnaast kan opslag, onder de juiste voorwaarden,
oplossingen bieden voor netcongestie. Ook biedt het de mogelijkheid om opgewekte stroom
later in te voeden, waardoor deze niet verloren gaat in geval van invoedingscongestie.
Mogelijk zijn er voor de hand liggende locaties voor batterijen en andere vormen van
flexibiliteit binnen het elektriciteitsnet aan te wijzen. Het kabinet zal daarom,
in lijn met het advies, de netbeheerders vragen of zij in kaart kunnen brengen waar
elektriciteitsopslag en andere lokale flexibiliteitsopties zouden kunnen bijdragen
aan het verminderen van congestieproblematiek en de stabiliteit van het energiesysteem.
Over de ontwikkelingen rond thuisbatterijen verwijst het kabinet graag naar de Kamerbrief
netcongestie.6
Grootschalige batterijen komen momenteel al van de grond. Dit wordt verder bevorderd
door het nieuwe tijdsduurgebonden transportrecht (ATR85), dat interessant is voor
batterijexploitanten, waarbij aangeslotenen een korting krijgen op de nettarieven
(oplopend tot 65 procent) in ruil voor aanpassing van het netgebruik. Dit helpt om
congestieproblematiek op te lossen of te voorkomen. Op dit moment heeft TenneT 70 GW
aan aanvragen voor aansluitingen voor grootschalige batterijen, waarvan 3 GW in een
vergevorderd stadium zitten. Deze 3 GW aan batterijen wordt naar verwachting in de
komende drie jaar operationeel. Het stellen van specifieke doelen voor energieopslag
of het opzetten van nieuwe financieringsproducten is op dit moment daarom nu niet
nodig. Er moet ook voorkomen worden dat door het stellen van doelen of door stimulering,
opslag als flexibiliteitsoptie teveel wordt bevoordeeld ten opzichte van andere flexibiliteitsopties.
Dit omdat er (veel) verschillende opties en innovaties zijn die, juist door met elkaar
te concurreren, een positieve invloed hebben op de prijs van het energiesysteem.
Voor wat betreft de rol van netbeheerders bij het aantrekken en beheren van opslag,
benadrukt het kabinet dat netbeheerders voor het aantrekken van investeringen in flexibiliteit
en in elektriciteitsopslag, in eerste instantie marktpartijen moeten aanschrijven.
Het ligt voor de hand om dat te doen via het uitschrijven van een flexibiliteitstender
(een aanbesteding voor het aanbieden van flexibel vermogen voor piekmomenten), zoals
ook in het rapport is opgemerkt. Het bestaande juridisch kader is neergelegd in Europese
regels. Dit zal via het wetsvoorstel Energiewet, dat momenteel ter behandeling in
de Eerste Kamer ligt, ook in nationale wetgeving worden geïmplementeerd. Wanneer marktpartijen
niet of onvoldoende flexibiliteit of elektriciteitsopslag kunnen aanbieden, wordt
het ook mogelijk voor netbeheerders, op grond van het wetsvoorstel Energiewet, om
hier zelf investeringen in te doen.7 Het kabinet herkent dus de noodzaak niet om hiervoor een nieuw plan te ontwikkelen,
maar zal de ontwikkelingen volgen.
Advies 5 Sectordeals en advies 6 kennisdeling
De onafhankelijk bestuurlijk aanjager adviseert verder om door te gaan met het sluiten
van sectordeals en met het stimuleren van kennis en uitvoeringskracht bij bedrijven.
Vooruitlopend op dit advies heeft het kabinet aangekondigd in te zetten op een sectorale
aanpak om bedrijven te helpen met het flexibiliseren van hun elektriciteitsverbruik.8 Iedere sector kent zijn eigen uitdagingen om flexibel stroomgebruik te realiseren.
Daarom wil het kabinet samen met netbeheerders, brancheverenigingen en VNO-NCW/MKB-Nederland
per sector in kaart brengen met welke technieken en afspraken hun achterban het beste
geholpen is om het flexibel vermogen te vergroten. Om het succes van de eerste sectordeal
met de waterschappen te herhalen, lopen voor een tweede sectordeal, die wordt voorbereid
met de sector openbaar vervoer, de gesprekken tussen de sector, de Ministeries van
Klimaat en Groene Groei en Infrastructuur en Waterstaat en Netbeheer Nederland. De
inzet is om begin 2025 te komen tot bestuurlijke afspraken over de wijze waarop het
openbaar vervoer duurzaam kan groeien en kan helpen de netcongestie te beperken. Binnen
het LAN wordt ook onderzoek uitgevoerd naar de bijdrage van parallelle benutting van
OV-netten aan het oplossen van congestie in laagspanningsnetten. Het kabinet zal de
Kamer medio 2025 informeren over de uitkomsten hiervan. Ook is het kabinet het eens
met de heer Schouw dat ook kennisdeling, waaronder voor energiehubs, van groot belang
is. Het kabinet herkent dat er versnippering van informatie rondom netcongestie is
en heeft daarop opdracht gegeven aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voor
het opzetten van een centrale kennisfunctie netcongestie voor de doelgroep bedrijven
en medeoverheden. Vanuit deze kennisfunctie zal aansluiting gezocht worden bij initiatieven
rondom kennisdeling over energiehubs. In de Kamerbrief netcongestie is uiteengezet
hoe de in het rapport genoemde motie-Erkens9 wordt uitgevoerd om ondernemers te helpen om een energiehub op te zetten.10
Advies 7 Uniformeren van werkwijze van netbeheerders en aanpak wachtrijen
De onafhankelijk bestuurlijk aanjager gaat in zijn rapport verder in op het uniformeren
van de werkwijze van netbeheerders, zoals de aanpak van wachtrijen voor grootgebruikers
en rondom energiehubs. Op energiehubs is hierboven al ingegaan. Inzicht in de wachtrij,
de plek in de wachtrij en een verwachting wanneer een aansluiting op het net gerealiseerd
kan worden, geeft partijen perspectief over wanneer zij kunnen uitbreiden of zich
vestigen. Het kabinet roept de netbeheerders op om maximaal transparantie te bieden
en te blijven werken aan het uniformeren van de werkwijze, zodat ondernemers zoveel
mogelijk duidelijkheid en een uniforme klantreis kan worden geboden. Binnen het LAN
worden indien nodig concrete afspraken gemaakt en acties geformuleerd om op specifieke
onderdelen de werkwijze te verbeteren. Zo wordt bijvoorbeeld gewerkt aan een LAN-dashboard
waarin inzicht wordt gegeven in de gemiddelde doorlooptijden per provincie voor nieuwe
aansluitingen en verzwaringen. De aanbevelingen van de onafhankelijk bestuurlijk aanjager
worden meegenomen in deze aanpak.
Daarnaast geeft de heer Schouw ook nog enkele adviezen over het vergeven van capaciteit
aan partijen in de wachtrij. Het is aan de ACM en de netbeheerders om regels op te
stellen over het verkrijgen van toegang tot het net, het kabinet zal daarom de adviezen
aan hen doorgeleiden. Verder wordt in het rapport geadviseerd te onderzoeken hoe lokale
overheden schaarse transportcapaciteit in hun afweging bij lokale ontwikkelingen kunnen
meenemen. Het kabinet zal de observaties van de heer Schouw betrekken bij de gesprekken
die met lokale overheden gevoerd worden. In dit verband is het ook van belang om te
wijzen op de regionale Energyboards waar de actielijnen uit het LAN in terugkomen.
Binnen deze boards kunnen acties op het gebied van netcongestie besproken en afgestemd
worden. Ten slotte wijst de heer Schouw bij dit advies op lessen die geleerd kunnen
worden uit het buitenland voor wat betreft de wachtrijsystematiek. Het kabinet zal
samen met de netbeheerders verkennen welke ontwikkelingen in buurlanden toegepast
kunnen worden in Nederland.
Advies 8 Marktordening
Het achtste advies is om de werking van de marktordening rondom flexibiliteit te laten
onderzoeken. De marktordening van de elektriciteitssector is complex en bestaat uit
veel verschillende onderdelen. De reguliere markten voor productie, handel en levering
zijn grotendeels geliberaliseerde, vrije markten terwijl het beheer van de elektriciteitsnetten
is gereguleerd en staat onder toezicht van een toezichthouder, de ACM. Daarnaast is
er een markt voor congestiediensten ontstaan en zijn er in respons op de congestieproblematiek
diverse contractvormen tussen netbeheerders en aangeslotenen beschikbaar gekomen.
Deze hebben een rol in het congestiemanagement, maar kunnen tegelijkertijd ook van
invloed zijn op de reguliere markten. De inrichting van al deze markten is deels gebaseerd
op dezelfde principes, maar er zijn ook verschillen in de details en uitwerking. Zo
is de congestiemarkt een markt met een lokale focus, terwijl de reguliere energiemarkt
een (inter)nationaal functionerende markt is, die niet uitgaat van transportbeperkingen
binnen de biedzone. Het kabinet zal daarom het functioneren van de energiemarkt tijdens
de energietransitie en de werking van de verschillende contractvormen blijven monitoren.
Voor al deze markten geldt overigens dat het overkoepelende wettelijk kader daarvoor
niet is vastgelegd in nationale wet- en regelgeving, maar in Europese richtlijnen
en verordeningen. Het kabinet kan niet op korte of op middellange termijn de marktordening
vergaand aanpassen. Het kabinet ziet daarom op dit moment af van de door het rapport
voorgestelde oprichting van een onafhankelijke commissie van inhoudelijke experts
gericht op het aanpassen van de bredere marktordening. Wel zal het kabinet of de ACM,
naar aanleiding van concrete signalen, specifieke aspecten van de marktordening onderzoeken,
bijvoorbeeld als het gaat om «gaming» van elektriciteitsmarkten. Daarvoor heeft met
name de ACM als toezichthouder ook het mandaat en de instrumenten.
Financiële prikkels
Los van de acht adviezen, heeft de heer Schouw ook enkele uitvoeringsoplossingen op
het gebied van financiële prikkels geïdentificeerd. Hij noemt meer variabele nettarieven
en locatieprikkels. Prijsprikkels door middel van nettarieven kunnen inderdaad bijdragen
aan een efficiënter gebruik van het elektriciteitsnet, waardoor minder snel noodzaak
tot netverzwaring optreedt. In de Kamerbrief van 19 november jl.11 is het kabinet uitgebreid ingegaan op de ontwikkelingen van nettarieven en de verdeling
van de netkosten. Hierbij is ook ingegaan op variabele tarieven. Het is aan de ACM,
vanuit haar onafhankelijke bevoegdheid, om te besluiten over de nettarieven. Vanaf
1 januari 2025 wordt hier al een eerste stap in gezet met de invoering van tijdsafhankelijke
tarieven op het hoogspanningsnet.12 Voor wat betreft locatieprikkels merkt het kabinet op dat de ACM deze zomer een aantal
toekomstige wijzigingen van de tarievenstructuur voor nader onderzoek in kaart heeft
gebracht, waaronder de invoer van locatieafhankelijke nettarieven.13
Ook gaat de heer Schouw in op het belang van een transparante aanbestedingsmethodiek
voor het inkopen van flexibiliteit door netbeheerders. Deze zogenoemde flexibiliteitstenders
(of in het kort flextenders) zijn een van de instrumenten, naast (verplicht) congestiemanagement,
die de netbeheerders tot hun beschikking hebben om het elektriciteitsnet te balanceren.
Met een flextender kan de netbeheerder voor een langere periode op strategische plekken
flexibel vermogen uit de markt contracteren. Binnen het LAN wordt door marktpartijen
en netbeheerders gewerkt aan het vaststellen van een landelijk kader om de werking
van dit instrument te verbeteren. De observaties van de onafhankelijk bestuurlijk
aanjager worden hierbij meegenomen.
De heer Schouw noemt verder de uitbreiding van tijdsduurgebonden transportrechten
op regionale netten. Op dit moment zijn voor individueel aangeslotenen drie soorten
alternatieve transportrechten beschikbaar, het tijdsblokgebonden contract, het tijdsduurgebonden
contract en de non-firm ATO, een volledige variabel transportrecht (waarbij de gebruiker
alleen vermogen krijgt op het moment dat dit beschikbaar is).Afhankelijk van de ruimte
op het net en de mate waarin een netgebruiker zijn bedrijfsproces flexibel kan inrichten,
kan het afsluiten van een van deze contractvormen een mogelijke oplossing zijn om
toch transportrecht toegekend te krijgen ondanks netcongestie. Ook zijn er bedrijven
met een bestaande aansluiting die met deze alternatieve transportrechten ruimte voor
andere partijen op het elektriciteitsnet vrij kunnen maken. Op dit moment worden deze
nieuwe contractvormen door de netbeheerders geïmplementeerd, waarna deze in de loop
van 2025 breed kunnen worden aangeboden. Deze nieuwe contractvormen bieden nog geen
passende oplossing voor elke (nieuwe) netgebruiker. Ook zijn niet alle nieuwe contractvormen
die beschikbaar zijn voor een aangeslotene op het hoogspanningsnet ook toegankelijk
voor aangeslotenen op het regionale net. Het kabinet deelt in het verlengde hiervan
de mening van de heer Schouw dat een variant van het eerdergenoemde tijdsduurgebonden
transportrecht (ATR85), zeer interessant voor batterij-exploitanten, beschikbaar zou
moeten zijn voor de regionale netten. De netbeheerders zullen deze mogelijkheid gaan
verkennen. In samenwerking met de ACM worden op dit moment ook andere varianten van
alternatieve transportrechten verkend. Dit kan leiden tot het ontwikkelen van nieuwe
contractvormen. Hierbij is het wel van belang om op te merken dat de netbeheerders
niet de capaciteit hebben om een grote diversiteit aan nieuwe contractvormen gelijktijdig
op grote schaal te implementeren. Er is daarom gekozen om met de varianten die nu
beschikbaar komen te starten en die over tijd uit te breiden.
De heer Schouw pleit verder voor een beter overzicht van subsidie en financieringsmogelijkheden
die bijdragen aan het bestrijden van netcongestie. Dit is een terecht pleidooi en
het kabinet zal een analyse van het subsidie-instrumentarium uitvoeren met als doel
de impact en kansen van deze instrumenten voor het mitigeren van netcongestie te identificeren.
De laatste suggestie van de onafhankelijk bestuurlijk aanjager is om een hoofdstuk
«flexibilisering van het net» toe te voegen aan de investeringsplannen van netbeheerders.
In wet- en regelgeving wordt niet voorgeschreven uit welke hoofdstukken het investeringsplan
bestaat. Netbeheerders laten in hun investeringsplannen zien welke investeringen nodig
zijn voor uitbreiding en onderhoud van het net. Met het wetsvoorstel Energiewet worden,
mede vanuit Europese regelgeving, netbeheerders ook verplicht in hun investeringsplannen
de congestie- en systeembeheersdiensten op te nemen die zij inkopen om verzwaring
van het net te voorkomen.14 De toezichthouder ACM toetst deze investeringsplannen. De genoemde flexibiliteit
wordtdaarmee met de komst van de Energiewet reeds een verplicht onderdeel van het
investeringsplan.
Tot slot wil het kabinet de heer Schouw en zijn team danken voor zijn adviezen. Netcongestie
is een complexe uitdaging. We moeten alles in het werk stellen om ervoor te zorgen
dat we voldoen aan de randvoorwaarden voor een succesvolle energietransitie. Voldoende
capaciteit op het elektriciteitsnet is daarbij cruciaal. Het is goed dat de bestuurlijk
aanjager onafhankelijk heeft gekeken naar de mogelijkheden. Zijn waardevolle inzichten
dragen bij aan de uitwerking van korte- en lange termijn oplossingen voor netcongestie
en de impact daarvan op ons energiesysteem.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei