Brief regering : IAO Aanbeveling R208 over leerwerkplekken van hoge kwaliteit ("Quality Apprenticeships")
29 427 ILO-verdragen
31 524
Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
Nr. 130
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 november 2024
Veel landen, waaronder Nederland, staan voor grote maatschappelijke opgaven die onder
andere ook impact zullen hebben op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld in de zorg en door
de klimaat-, energie- en digitale transitie. Hiervoor zijn er voldoende en goed opgeleide
vakmensen nodig. Het Nederlandse beroepsonderwijs staat in het buitenland goed aangeschreven.
Een stelsel van beroepsonderwijs van hoge kwaliteit is echter niet in alle landen
vanzelfsprekend, terwijl het belangrijk is om wereldwijd werknemers goed voor te bereiden
op een veranderende arbeidsmarkt.
Daarom heeft de Internationale Arbeidsconferentie (IAC) in juni 2023 de Aanbeveling
«Quality Apprenticeships» aangenomen (hierna: de Aanbeveling).1 Conform artikel 19 van de constitutie van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO)
doe ik u hierbij mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
deze Aanbeveling toekomen.2 Hieronder vindt u de appreciatie van de Aanbeveling van het kabinet op hoofdlijnen.
Daarbij is nagegaan of de Aanbeveling aanpassingen van het Nederlandse beleid of regelgevend
kader vergt. Een artikelsgewijze analyse van het kabinet is bijgevoegd in de bijlage.
Zoals gebruikelijk zijn de organisaties van werkgevers (VNO-NCW/MKB-Nederland) en
werknemers (FNV, CNV en VCP) geconsulteerd en is hun reactie onderaan deze brief opgenomen.
Gezien de Aanbeveling over leerbanen gaat zijn ook de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs
Bedrijfsleven (SBB) en de MBO Raad informeel geraadpleegd.
De Aanbeveling roept op tot het ontwikkelen van een stelsel voor leerwerkplekken van
hoge kwaliteit waarbij studenten relevante vaardigheden leren in de beroepspraktijk,
fatsoenlijke arbeidsomstandigheden genieten en een erkende kwalificatie ontvangen.
Het kabinet onderschrijft dit doel.
In de Aanbeveling is een definitie opgenomen van apprenticeships. De IAO heeft zich bij het opstellen van de Aanbeveling beperkt tot werkend leren,
waarbij het grootste deel van het leren op de werkvloer plaatsvindt. In het kader
van de Aanbeveling verstaan we in Nederland hieronder leerwerkplekken onder de beroepsbegeleidende
leerweg (bbl) binnen het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Hoewel ook voor de beroepsopleidende
leerweg (bol) en de derde leerweg de kwaliteit van leren op de werkplek belangrijk
is, evenals de voorwaarden waaronder, vallen deze buiten de werkingssfeer van de Aanbeveling.
Met de bbl heeft Nederland een systeem van leerwerkplekken dat goed gereguleerd is
en aansluit op de behoeften van de arbeidsmarkt. Sociale partners en onderwijsinstellingen
zijn vertegenwoordigd in de door de overheid gefinancierde Samenwerkingsorganisatie
Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) die onder andere verantwoordelijk is voor het
erkennen en begeleiden van leerbedrijven, het ontwikkelen van de kwalificatiestructuur
en het leveren van stage- en arbeidsmarktinformatie. Het Ministerie van OCW en SBB
zijn regelmatig met elkaar in gesprek ten behoeve van een zo optimaal mogelijke samenwerking
tussen onderwijs en bedrijfsleven. In overeenstemming met de Aanbeveling wordt het
stelsel gereguleerd met participatie van sociale partners.
De Aanbeveling roept ook op tot het beschermen van studenten door het bieden van fatsoenlijke
arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. Nederland voldoet aan de Aanbeveling, omdat
bbl-studenten in Nederland met een arbeidsovereenkomst eveneens werknemers zijn en
om die reden bescherming genieten die voor elke werknemer in Nederland geldt.
Uit de Aanbeveling volgt dat apprenticeships meegenomen dienen te worden in het beleid
over (beroeps)onderwijs, werkgelegenheid en leven lang ontwikkelen. In het kabinetsbeleid
wordt ingezet op kwalitatieve leerbanen voor jongeren, werkenden en werkzoekenden.
De bbl kent een lange historie en heeft een belangrijke plek binnen het Nederlandse
beroepsonderwijs. Blijvend wordt gewerkt aan het verbeteren van de kwaliteit. In 2023
is bijvoorbeeld het Stagepact MBO 2023–2027 ondertekend door vertegenwoordigers van
studenten, mbo-scholen, docenten, werknemers, werkgevers en overheden. Daarin staan
afspraken om er samen voor te zorgen dat alle studenten een stage of leerbaan krijgen
met de juiste begeleiding en goede randvoorwaarden. In de Werkagenda mbo is ook opgenomen
dat er een bbl-offensief wordt ontwikkeld. Dit wordt in samenwerking met onderwijs
en bedrijfsleven nader uitgewerkt om samen gericht de bbl te versterken.3
Daarnaast wordt in het kabinetsbeleid ook ingezet op een breder gebruik van de bbl
in combinatie met de derde leerweg. Zo werken de Ministeries van SZW en OCW samen
met tekortsectoren aan sectorale ontwikkelpaden. Deze bestaan uit opeenvolgende functies
waaraan opleidingen zijn gekoppeld om het makkelijker te maken voor mensen om in te
stromen in een sector, door te stromen of breder inzetbaar te zijn binnen de eigen
sector of over te stappen naar een andere sector.
Samenvattend ben ik van oordeel dat de inhoud van deze Aanbeveling in lijn is met
het huidige overheidsbeleid en de geldende wet- en regelgeving. Aanpassing van wet-
en regelgeving als gevolg van de aanname van deze Aanbeveling is daarom niet nodig.
Voor een uitgebreide appreciatie van de Aanbeveling verwijs ik naar de bijlage.
Zoals gebruikelijk zijn de organisaties van werkgevers (VNO-NCW/MKB-Nederland) en
werknemers (FNV en CNV) geconsulteerd in het kader van deze brief. Hieronder volgt
hun reactie op de aan hen voorgelegde conceptbrief.
Reactie FNV en CNV
«Wij kunnen ons op hoofdlijnen vinden in deze brief, maar missen nog een paar aspecten
die ook onderdeel zijn van de ILO-aanbeveling en in het Nederlandse beleid dienen
te worden uitgewerkt en uitgevoerd.
De aanbeveling bevat een sterke oproep om eerder opgedane leer- en werkervaring formeel
te erkennen, wat moet leiden tot vrijstellingen en verkorte trajecten. Dit komt in
de praktijk nog maar zeer moeizaam van de grond o.a. door prikkels in de bekostiging.
Zo wordt een EVC-certificaat [Erkenning verworven competenties] afgegeven door een
erkende EVC-aanbieder door veel examencommissies niet erkend. Het is voor scholen
voordeliger om hele trajecten aan te bieden. Bovendien maakt wet- en regelgeving het
lastig om maatwerk te bieden aan volwassenen en kwetsbare doelgroepen, dit kan alleen
via de privaat gefinancierde derde leerweg.
De aanbeveling roept ook op om de arbeidsvoorwaarden en omstandigheden van apprenticeships
goed te regelen. De meeste bbl-ers ontvangen in Nederland een arbeidscontract, waardoor
dit goed is gedekt, maar het is niet 100% geborgd. De verplichting voor een arbeidscontract
voor een bbl-er is in Nederland niet vastgelegd in de wet. Wel is hier een aanbeveling
over opgenomen in het Stagepact. Vakbonden FNV en CNV zijn van mening dat een opleiding
in de bbl niet kan zonder een arbeidsovereenkomst en roepen daarom op om dit ook juridisch
te verankeren.
Voorts roept de aanbeveling lidstaten op om maatregelen te nemen de capaciteit van
overheidsinstanties, werkgevers- en werknemersorganisaties en onderwijs- en opleidingsinstellingen
voortdurend te ontwikkelen en te versterken;
versterking van de opleidingscapaciteit van de gastondernemingen;
het vergroten van de bekwaamheden van leerkrachten, opleiders, interne opleiders en
andere deskundigen die betrokken zijn bij leerlingplaatsen.
Hoewel OCW de SBB tegemoet is gekomen met een bedrag van 2,3 mln. Euro ten behoeve
van het loongebouw, dekt dit niet het totale tekort van SBB. De toegenomen complexiteit
van de taken vraagt om meer expertise, waardoor de kosten navenant stijgen. Het budget
is dan ook ontoereikend zoals blijkt uit het onderzoeksrapport van Oberon «Toereikendheid
financiering SBB». Uit dit onderzoek blijkt dat er een structureel tekort is voor
het uitvoeren van de wettelijke taken. SBB en OCW zijn hierover in gesprek. Voor continuering
is het van belang dat de middelen in verhouding zijn met de kosten voor het uitvoeren
van de taken.
Dit is conform de aanbeveling van de ILO. De richtlijn roept ook op om de capaciteit
van werknemers- en werkgeversorganisaties te versterken om hun betrokkenheid bij het
beroepsonderwijs ook daadwerkelijk handen en voeten te kunnen geven. In Nederland
dragen deze organisaties via de samenwerking in de SBB bij aan goed beroepsonderwijs
dat aansluit op de arbeidsmarkt en studenten opleidt tot een duurzame baan. Dit kunnen
zij echter alleen blijven doen als zij hiertoe voldoende worden gefaciliteerd middels
vacatiegelden en middelen voor deskundigheidsbevordering. Indien hier geen extra middelen
voor beschikbaar komen, gaat deze waardevolle samenwerking verloren.»
VNO-NCW/MKB-Nederland heeft aangegeven geen aanleiding te zien om op de brief te reageren.
De standpunten van de werkgevers zijn bij de raadpleging van SBB naar voren gebracht.
Reactie op de sociale partners
Ik dank de sociale partners voor hun reactie op conceptbrief en heb hiervan kennisgenomen.
Hieronder volgt daarop een reactie.
Wat betreft het argument met betrekking tot het formeel erkennen van eerder opgedane
leer- en werkervaring merkt het kabinet het volgende op. Examencommissies hebben de
wettelijke ruimte om deze eerdere opgedane kennis en ervaringen te toetsen aan de
kwalificatie-eisen en op basis daarvan een vrijstelling te verlenen. In de praktijk
blijkt dat examencommissies nog beperkt vrijstellingen verlenen op basis van (externe)
bewijsstukken van relevante werkervaring en gevolgde (non-formele) cursussen. De ruimte
die de wet biedt, kan beter benut worden. Om die reden wordt ingezet op samenwerking
en ketenafspraken tussen onderwijsinstellingen en partijen die EVC-certificaten, skills
paspoorten en branchecertificaten afgeven over het verlenen van vrijstellingen. Aanpassing
van de wet- en regelgeving is vanwege de bestaande wettelijke ruimte voor het geven
van vrijstellingen niet nodig. Er zijn geen bekostigingsprikkels die hen of instellingen
ervan weerhouden om gebruik te maken van een EVC-certificaat als bewijsstuk. Verder
is binnen zowel bekostigde als niet-bekostigde mbo-opleidingen maatwerk mogelijk voor
volwassenen en kwetsbare doelgroepen.
In het Stagepact 2023–2027 is afgesproken dat alle bbl-studenten een arbeidsovereenkomst
en loon ontvangen. Uit data van het CBS blijkt dat het 97% van de bbl-studenten begin
2023 loon ontving en daarmee waarschijnlijk een arbeidsovereenkomst heeft. Het is
onbekend waarom de overige 3% geen inkomsten had.4 Het kabinet gaat jaarlijks volgen of het aantal bbl-studenten dat inkomsten ontvangt
toeneemt of afneemt naar aanleiding van het Stagepact en of het wettelijk verplichten
wenselijk is.
Zoals benoemd in de reactie van de werknemersverenigingen, is OCW in nauw gesprek
met SBB over de financiële middelen benodigd voor uitvoering van de wettelijke taken.
Ik verwelkom deze Aanbeveling die een rol kan spelen in het verbeteren van de kwaliteit
van het beroepsonderwijs op mondiaal niveau.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid