Brief regering : Mediabegroting 2025
36 600 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025
Nr. 53 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 november 2024
Voor u ligt de jaarlijkse mediabegrotingsbrief. Deze brief bevat de nadere uitwerking
van en aanvulling op artikel 15 (media) uit de begroting 2025 van het Ministerie van
Onderwijs Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW). Verder wil ik de Kamer met deze brief
informeren over de stand van zaken van het mediabeleid.
Publieke en private media zijn essentieel voor een gezonde en goed functionerende
democratische rechtsstaat. Zij zorgen ervoor dat je altijd toegang hebt tot onafhankelijke
en gebalanceerde nieuwsvoorziening. Ze dragen bij aan een bruisend cultureel leven.
En ze zijn onmisbaar voor een maatschappij waarin mensen weten wat er speelt en waarin
ze mee kunnen doen. Het mediabeleid is altijd volop in beweging, ook het afgelopen
jaar.
Zo mocht ik onlangs het advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
(WRR) Aandacht voor media in ontvangst nemen.1 Twintig jaar na het WRR-rapport Focus op functies ligt er een nieuw, veelomvattend advies over het mediabeleid.
De WRR beschrijft de platformisering en de groeiende macht van de grote platformen.
Deze ontwikkelingen hebben de markt voor informatie en nieuws radicaal veranderd.
Dit zet verdienmodellen onder druk en heeft de aandacht van de consument enorm veranderd.
De implicaties voor de democratische opdracht van media zijn dan ook groot. Door de
platformisering staat de vindbaarheid van journalistieke content onder druk. Journalistieke
media worden nog wel goed vertrouwd en hebben daarmee een goede uitgangspositie, maar
er is volgens de WRR wel actie vereist om de risico’s in te dammen en verdere erosie
van het proces van democratische meningsvorming te stoppen.
De drie uitgangspunten die de WRR formuleert voor een hedendaags mediabeleid zijn:
democratische functies van het mediasysteem zijn leidend, om de adequate invulling
van de democratische functie van het mediasysteem te garanderen is overheidsinterventie
noodzakelijk en mediabeleid richt zich op meer dan de traditionele spelers en behelst
het hele spectrum aan relevante partijen binnen het mediasysteem.
De WRR doet vier aanbevelingen:
– zet in op de Europese wet- en regelgeving om een betrouwbare en veilige informatieomgeving
te realiseren,
– maak voor de democratie belangrijke informatie prominent zichtbaar en goed vindbaar,
– versterk de lokale en regionale journalistiek, en
– stimuleer dat gebruikers («gewone» gebruikers, maar ook zeker de institutionele zoals
politici en de overheid zelf) hun verantwoordelijkheid nemen voor hun rol en positie
in het mediasysteem.
Ik wil de WRR danken voor het doorwrochte advies. Ik ben blij met de focus op rechtsstaat
en democratie. Media hebben een belangrijke rol bij het beschermen van de rechtsstaat
en dit rapport helpt daar bij. De aanbevelingen van de WRR kan ik goed plaatsen en
met sommige – zoals de versterking van de lokale en regionale journalistiek – ben
ik al bezig. Ook werk ik aan een modernisering van het landelijke publieke omroepbestel
en een uitgebreide kabinetsreactie op het advies de WRR. Een goede inhoudelijke reactie
vereist eerst een dialoog met de sector en interdepartementale afstemming. Ik verwacht
de kabinetsreactie voor de zomer aan de Kamer te kunnen sturen.
In dezelfde week dat het WRR-rapport verscheen presenteerde het Commissariaat voor
de Media (hierna: het Commissariaat) een onderzoek over nieuwsgebruik door jongeren.2 Het Commissariaat concludeert op basis van uitgebreid enquêteonderzoek naar nieuwsgebruik,
perceptie en belangstelling onder jongeren, dat jongeren over het algemeen best geïnteresseerd
zijn in nieuws maar dat het nieuws vaak niet is op de plekken waar zij zijn. Ook deze
uitkomsten onderstrepen het belang van een brede blik op het mediabeleid. Het is goed
dat het Commissariaat deze ontwikkelingen in kaart heeft gebracht. Deze aanbevelingen
krijgen een belangrijke plek in de inrichting van het mediabeleid.
Opzet brief
Deze brief is opgedeeld in verschillende hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk gaat in
op de mediabegroting. Hoofdstuk twee gaat in op de landelijke publieke omroep, waaronder
de NPO begroting 2025 en de jaarlijkse terugblik van de NPO. In het derde hoofdstuk
van de brief komt de Regionale Publieke Omroep (RPO) aan bod. In het vierde hoofdstuk
wordt aandacht besteed aan de lokale publieke omroepen, waaronder de planning voor
het wetsvoorstel. Vervolgens gaat de brief in hoofdstuk vijf in op verschillende journalistieke
thema’s zoals onderzoeksjournalistiek, persvrijheid en persveiligheid, alsmede mediawijsheid.
Hoofdstuk zes bevat ten slotte enkele losstaande onderwerpen.
1. Mediabegroting
1.1. Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de jaarlijkse actualisatie van het beschikbare budget op de Mediabegroting
(artikel 15 van de OCW-begroting) ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2025. De oorzaak
hiervoor is de jaarlijkse actualisatie van de verwachte Ster-inkomsten die de Ster
na het verschijnen van de Ontwerpbegroting afgeeft. Ook wordt de verwachte stand van
de Algemene Mediareserve (hierna: AMr) toegelicht. De wijzigingen in de begrotingsstand
die voortvloeien uit deze actualisatie worden verwerkt bij Voorjaarsnota 2025.
1.2. Toelichting beschikbaar budget
Artikel 15 van de OCW-begroting gaat over de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten
op de Mediabegroting. De Mediabegroting wordt gevoed met OCW-middelen en de ontvangsten
vanuit de Ster-reclames op de aanbodkanalen van de landelijke publieke omroep.3
Onderstaande tabel maakt de aansluiting inzichtelijk tussen het totaal beschikbare
budget voor de Mediabegroting zoals gepresenteerd in de Ontwerpbegroting 2025 en het
totaal beschikbare budget op de Mediabegroting voor 2025 aangepast met de geactualiseerde
raming van de Ster-afdrachten. Voor het begrotingsjaar 2025 is hiermee een totaalbedrag
van € 1.264,7 miljoen beschikbaar voor de bekostiging van het mediabeleid. De voorgenomen
uitgaven en de resulterende mutatie in de Algemene Mediareserve worden toegelicht
in paragraaf 1.5.
Bedraqen x € 1.000
2025
Totaal beschikbaar budget conform Ontwerpbegroting 2025
1.272.025
Waarvan OCW-middelen
1.099.625
Waarvan Ster-afdrachten
172.400
Totaal Mutaties totaal beschikbaar budget
– 7.300
Waarvan actualisatie raming Ster-inkomsten
– 7.300
Actualisatie budget voor 2025
1.264.725
Waarvan OCW-middelen
1.099.625
Waarvan Ster-afdrachten
165.100
1.3. Ster-afdrachten
Ramingen Ster
De Ster doet conform artikel 2.105, eerste lid van de Mediawet 2008 jaarlijks vóór
15 september een opgave van de verwachte Ster-afdrachten in het lopende en in het
volgende kalenderjaar. Op basis van deze raming wordt bij Voorjaarsnota 2025 de ontvangstenraming
voor begrotingsjaar 2025 met € 7,3 miljoen verlaagd tot € 165,1 miljoen.
Ramingen van de verwachte Ster-inkomsten zijn gebaseerd op twee parameters, namelijk
de verwachte omvang van de markt voor spotzendtijd en het verwachte aandeel van de
Ster daarin. Dit laatste wordt onder andere bepaald door het zogenoemde kijktijdaandeel
van de publieke omroep.
De raming van de Ster-afdrachten zijn door de Ster gebaseerd op het voornemen om het
aandeel reclame- en telewinkelboodschappen per televisieprogrammakanaal van de landelijke
publieke omroep in 2025 niet verder te verlagen dan 8%. Dat voornemen vloeit voort
uit de besluitvorming van het vorige kabinet bij Voorjaarsnota 2023 en was bedoeld
om de toenmalige bezuiniging van € 24,3 vanaf 2025 te compenseren. Het Mediabesluit
waarin onder andere wordt geregeld dat het percentage van 8% niet verder wordt verlaagd
is bij uw Kamer voorgehangen en daar is schriftelijk overleg over gevoerd. Het verslag
van dit schriftelijk overleg is op 7 november 2024 door uw Kamer ter kennisgeving
aangenomen.4
Zoals ik in het verslag van het schriftelijk overleg ook heb aangegeven, wil ik het
bredere vraagstuk rondom reclame op de landelijke publieke omroep meenemen in de voorgenomen
hervorming van de landelijke publieke omroep. Om een goed onderbouwd besluit te kunnen
nemen zal ik hierbij ook een analyse naar de impact van mogelijke uitbreiding van
reclame bij de landelijke publieke omroep op de private mediapartijen meenemen. Uw
Kamer zal hier begin 2025 nader over worden geïnformeerd.
1.4. Uitgaven
Ten opzichte van de voorgenomen uitgaven uit de Ontwerpbegroting 2025 bevat deze brief
één wijziging. Dit betreft de overboeking vanuit de post dotatie/onttrekking AMr naar
de bekostiging van de landelijke publieke omroep ten behoeve van superevenementen
(€ 2,3 miljoen). Deze € 2,3 miljoen is onderdeel van de meerkosten voor de aankoop
van rechten van grote sportevenementen die voor deze erkenningperiode in totaal zijn
geraamd op € 87 miljoen. Het gaat hier om de (niet gedekte) rechtenkosten van de kwalificatiewedstrijden
van het Nederlands elftal. Omdat de kosten voor de aankoop van deze rechten onregelmatig
en onvoorspelbaar zijn, doet de NPO hiervoor per jaar een aanvraag in de begroting
die jaarlijks voor 15 september wordt ingediend. Deze overboeking ben ik voornemens
te muteren bij de Voorjaarsnota 2025.
Bedraqen x € 1.000
2025
Totaal beschikbaar budget conform Ontwerpbegroting 2025
1.272.025
Dotatie/onttrekking Algemene Mediareserve conform Ontwerpbegroting 2025
18.047
Totaal uitgaven conform Ontwerpbegroting 2025
1.253.978
Totaal uitgavenmutaties
2.329
Waarvan superevenementen
2.329
Totaal uitgaven 2025
1.256.307
Totaal beschikbaar budget 2025
1.264.725
Mutatie Algemene Mediareserve
8.418
1.5. Algemene Mediareserve
De AMr kan op grond van artikel 2.166, eerste lid van de Mediawet 2008 gebruikt worden
voor de opvang van dalende Ster-inkomsten, voor bijdragen in reorganisatiekosten als
gevolg van overheidsbesluiten en voorfinanciering van de door het Commissariaat aan
te houden rekening-courantverhouding voor betalingen aan de instellingen. De AMr vervult
hiermee een belangrijke rol in de bekostigingssystematiek van de Mediabegroting. De
Algemene Mediareserve is eerst en vooral een buffer voor de opvang van onverwachte
tegenvallers in inkomsten en uitgaven. De buffer in de AMr kan worden ingezet voor
uitgaven, mits deze uitgaven voortvloeien uit de mediawettelijke taken en incidenteel
van aard zijn.
Onderstaande tabel laat de verwachte ontwikkeling van de AMr zien voor 2024 en 2025.
Te zien is dat de AMr in zowel 2024 als 2025 naar verwachting toeneemt, tot € 238,7 miljoen
ultimo 2025.
Bedragen x € 1.000
Saldo liquide middelen AMr ultimo 2023
189.053
Dotatie/onttrekking AMr 2024 conform de Ontwerpbegroting 2025
31.659
Voorgenomen mutaties AMr in 2024 via de Mediabegroting
2.400
waarvan Actualisatie Ster-raming
2.400
Directe uitgaven en inkomsten AMr
7.142
Saldo liquide middelen AMr ultimo 2024
230.254
Dotatie/onttrekking AMr 2025 conform de Ontwerpbegroting 2025
18.047
Voorgenomen mutaties AMr in 2025 via de Mediabegroting
– 9.629
waarvan Actualisatie Ster-raming
– 7.300
waarvan Superevenementen
– 2.329
Directe uitgaven en inkomsten AMr
0
Saldo liquide middelen AMr ultimo 2025
238.672
1.6. Budget landelijke publieke omroep
Minimumbudget
Op grond van Artikel 2.148a, eerste lid van de Mediawet 2008 kan de landelijke publieke
omroep een beroep doen op het zogenaamde minimumbudget dat voorafgaand aan het begin
van iedere erkenningperiode wordt vastgesteld. Aan de landelijke publieke omroep moet
minimaal het minimumbudget worden verstrekt. Het minimumbudget voor 2025 bedraagt
€ 888,6 miljoen. Dit bedrag is exclusief de CPI-indexatietranche 2025.
Budget 2025 landelijke publieke omroep
Onderstaande tabel laat het totale budget zien dat aan de landelijke publieke omroep
wordt verstrekt in 2025. Conform de Mediawet 2008 moet het budget voor 1 december
voorafgaand aan het bekostigingsjaar worden vastgesteld. Het totaal vastgestelde budget
aan de landelijke publieke omroep voor 2025, inclusief het budget aan de Stichting
Omroep Muziek (SOM), het budget aan coproductiefonds Binnenlandse Omroep (CoBO) en
de meerkosten superevenementen, bedraagt € 981,8 miljoen. Dit bedrag wordt in het
lopende jaar nog bijgesteld met de wettelijk verplichte indexatie met de CPI 2025.
Het totaalbedrag dat aan de landelijke publieke omroep wordt toegekend is hoger dan
het wettelijk verplichte minimumbudget. Het verschil wordt met name verklaard doordat
over 2022 de niet wettelijk verplichte indexatie aan het budget is toegevoegd. Conform
Artikel 2.148a van de Mediawet 2008 moet het minimumbudget voor een nieuwe erkenningperiode
inclusief indexatie één jaar voorafgaand aan die periode zijn vastgesteld. Daardoor
is het noodzakelijk om voor het eerste jaar van de erkenningperiode een inschatting
van de indexatie voor dat jaar te gebruiken. Het gevolg daarvan is dat er in het eerste
jaar van een erkenningperiode altijd een verschil ontstaat tussen het budget zoals
dat via de reguliere begrotingssystematiek wordt geïndexeerd en het wettelijke minimumbudget
wanneer de ingeschatte indexatie afwijkt van de werkelijke indexatie. Dat verschil
is normaal gesproken relatief klein, maar door de hoge inflatie en de extra compensatie
voor de energielasten die in 2022 (het eerste jaar van de huidige erkenningperiode)
zijn toegekend is het verschil deze periode ruim € 63 miljoen.
Bedragen x € 1.000
2025
Budget landelijke publieke omroep inclusief CoBO conform Ontwerpbegroting 2025
958.093
Superevenementen
2.329
Stichting Omroep Muziek (SOM)
21.425
Totaal vast te stellen budget landelijke publieke omroep
981.847
Advies Commissariaat voor de Media op de NPO-begroting 2025
Het Commissariaat heeft conform artikel 2.148, eerste lid van de Mediawet 2008 zijn
opmerkingen bij de NPO-begroting aan de verantwoordelijke bewindspersoon gestuurd.
De volledige beoordeling van de begroting is als bijlage bij deze brief gevoegd. Het
Commissariaat ziet dat de NPO de verbeterslag van vorig jaar heeft doorgezet naar
2025. Keuzes zijn beter onderbouwd en de vorig jaar toegevoegde ijkpunten en normen
maken inzichtelijk wat de NPO wil bereiken komend begrotingsjaar. Het Commissariaat
merkt daarbij, net als in voorgaande jaren, op dat deze ijkpunten meer «smart» en
ambitieuzer kunnen worden geformuleerd, zodat de begroting nog beter kan dienen als
sturingsinstrument voor de publieke mediaopdracht. Ik ben het eens met deze constateringen
en ga concrete afspraken maken met de NPO over hoe ze hier voor de begroting 2026
opvolging aan gaan geven.
1.7 Budget regionale publieke omroep
Op basis van artikel 2.170, tweede lid van de Mediawet 2008 en artikel 4a van het
Mediabesluit wordt de regionale publieke omroep bekostigd uit de Mediabegroting. Ook
het budget voor de regionale publieke omroep wordt jaarlijks voor 1 december vastgesteld.
In 2025 is voor de Stichting Regionale Publieke Omroep (hierna: RPO) en de dertien
regionale publieke omroepen een bedrag van € 191,4 miljoen beschikbaar. In onderstaande
tabel staat weergegeven hoe dat bedrag is opgebouwd en wordt verdeeld over de Stichting
RPO en de regionale publieke omroepen. De onderlinge verdeling van het budget tussen
omroepen is conform artikel 4a van het Mediabesluit 2008.
De RPO heeft een sluitende begroting ingediend voor zijn werkzaamheden als stichting
in 2025. De begroting van de regionale omroepen bestaat naast de bijdrage van OCW
van € 182,4 miljoen ook uit eigen inkomsten van € 25,9 miljoen, waarvan de reclame-inkomsten
de belangrijkste zijn. De reclame-inkomsten staan onder druk maar laten een stabiel
beeld zien ten opzichte van 2024. In 2024 is de gezamenlijke verkoop van reclame voor
de lineaire aanbodkanalen ondergebracht bij de Ster. Naar verwachting wordt dit in
2025 aangevuld met de online aanbodkanalen.
Bedragen x € 1.000
2025
Totaal beschikbaar budget conform Ontwerpbegroting 2025
191.401
Waarvan Stichting RPO inclusief WaU-middelen
8.998
Waarvan regionale publieke omroepen
182.403
Advies Commissariaat voor de Media op de RPO-begroting 2025
Het Commissariaat heeft op basis van artikel 2.169b, tweede lid van de Mediawet 2008,
zijn opmerkingen bij de RPO-begroting aan de verantwoordelijke bewindspersoon gestuurd.
De volledige beoordeling van de begroting is als bijlage bij deze brief gevoegd. Het
Commissariaat concludeert dat in de begroting 2025 ruim aandacht is voor de plannen
die de RPO en de Regionale publieke media instellingen voor 2025 hebben opgesteld.
De begroting geeft een goed beeld van hun prioriteiten. Het Commissariaat merkt hierbij
op dat het van belang is dat duidelijk is wanneer doelstellingen zijn bereikt en welke
middelen hiervoor nodig zijn. Voor de volgende concessieperiode (2026–2030) verwacht
het Commissariaat hiervoor ambitieuze en meetbaar geformuleerde doelstellingen inclusief
een concreet tijdpad. Ik ben het eens met deze constateringen en neem deze mee in
gesprekken met de RPO.
1.8 Financiële gevolgen Hoofdlijnenakkoord
In het Hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat «de Nederlandse Publieke Omroep wordt hervormd,
zodat de journalistiek – inclusief het veelzijdige aanbod – kwalitatief hoogwaardig
vormgegeven en gewaarborgd wordt». Ook is afgesproken dat de rijksbijdrage voor de
NPO vanaf 2027 structureel met € 100 miljoen wordt verlaagd. Daarnaast is in het hoofdlijnenakkoord
rijksbreed een generieke taakstelling op subsidies afgesproken. Over de voorgenomen
invulling van die taakstelling is uw Kamer onlangs geïnformeerd.5 Als onderdeel van die invulling wordt de rijksmediabijdrage voor de landelijke publieke
omroep (€ 6,673 miljoen), regionale publieke omroep (€ 1,744 miljoen) en lokale publieke
omroep (€ 0,184 miljoen) vanaf 2027 structureel in totaal met € 8,6 miljoen verlaagd.
Tot slot is uw Kamer in de Ontwerpbegroting 2025 geïnformeerd over de uitwerking van
de maatregel uit het Hoofdlijnenakkoord om de groei van het apparaat van de Rijksoverheid
terug te draaien. Deze maatregel heeft ook impact op de zbo’s die via de mediabegroting
worden gefinancierd. Voor 2027 betekent dit in ieder geval een korting van in totaal
€ 65.000, verdeeld over de landelijke publieke omroep (€ 12.000), regionale publieke
omroep (€ 11.000), Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (€ 7.000) en Commissariaat
voor de Media (€ 35.000). Over de structurele uitwerking van deze maatregel vindt
op een later moment besluitvorming plaats.
Met name voor de landelijke publieke omroep ligt er een forse opgave. De wijze waarop
invulling wordt gegeven aan deze bezuiniging is aan de NPO en omroepen, zij zijn hierover
in gesprek. Over de voortgang van deze gesprekken word ik periodiek geïnformeerd.
Ik vind het van belang dat de NPO nadrukkelijk de omroepen betrekt bij de invulling
van deze taakstelling. De NPO is eindverantwoordelijk maar ik vind het wenselijk dat
de NPO en het College van Omroepen (CvO) tot een gezamenlijk gedragen voorstel komen
dat kan rekenen op zoveel mogelijk draagvlak onder de omroepen. Deze bezuiniging vindt
overigens plaats binnen het huidige bestel. De bezuiniging is ingeboekt vanaf 2027.
Dat betekent dat in 2026 door NPO en omroepen al zoveel mogelijk moet worden voorgesorteerd
op de besparing. Een hervorming waarbij het publieke omroepbestel wordt aangepast
kan op zijn vroegst op 1 januari 2029 ingaan (zie ook hoofdstuk 2 van deze brief).
De minimale hoogte van de rijksmediabijdrage is vastgelegd in de Mediawet 2008. Alle
hierboven genoemde verlagingen van de rijksmediabijdrage worden dan ook in de Mediawet
verwerkt. De rijksmediabijdrage zal voor 2027 middels de benodigde wetswijziging worden
verlaagd. Met het oog op artikel 2.148a lid 4 van de Mediawet 2008 kondig ik hierbij
aan dat dit ook betekent dat het minimumbudget vanaf 2027 naar beneden wordt bijgesteld.
2. Landelijke publieke omroep
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk ga ik in op een aantal thema’s met betrekking tot de landelijke publieke
omroep. Dit hoofdstuk gaat allereerst in op de terugblik van de NPO over 2023 en naleving
van de prestatieovereenkomst 2022–2026. Vervolgens ga ik in op de voorgenomen hervorming
van de publieke omroep en de daarvoor nodige verlenging van de concessie- en erkenningperiode.
Tot slot sta ik nog stil bij het onderwerp audiodescriptie.
2.2 Terugblik 2023 NPO
In de terugblik over 2023 maken de NPO en de omroepen inzichtelijk wat zij het afgelopen
jaar hebben gedaan om de doelen uit het concessiebeleidsplan, de begroting en de prestatieovereenkomst
te realiseren. De publieke omroep laat zien hoe ze de publieke mediaopdracht afgelopen
jaar heeft uitgevoerd en welke resultaten dat heeft opgeleverd. Voor een uitgebreide
toelichting op al deze onderdelen verwijs ik naar de terugblik zelf, die is bijgevoegd
bij deze brief.
De terugblik laat onder andere zien dat het publiek het aanbod van de landelijke publieke
omroep hoog waardeert als het gaat om publieke waarde (8,2 gemiddeld) en kwaliteit
(8,7 gemiddeld). Gemiddeld bereikte de publieke omroep in 2023 op weekbasis 81% van
de Nederlanders (13+). Deze cijfers laten zien dat de landelijke publieke omroep in
het leven van veel Nederlanders een belangrijke rol vervult met kwalitatief en waardevol
aanbod.
2.3 Naleving Prestatieovereenkomst NPO 2022–2026
Als bijlage bij de terugblik 2023, zijn de afspraken uit de prestatieovereenkomst
2022–2026, inclusief realisatie, opgenomen. Voor een uitgebreide toelichting verwijs
ik naar die bijlage. Uit de terugblik blijkt dat alle 32 afspraken uit de prestatieovereenkomst
in 2023 zijn nagekomen. Dat stemt mij tevreden en ik spreek de hoop uit dat deze lijn
ook in de rest van de looptijd van de prestatieovereenkomst kan worden doorgezet.
2.4 Status hervorming landelijke publieke omroep
In het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma is afgesproken dat de landelijke
publieke omroep wordt hervormd. De publieke omroep staat voor grote uitdagingen die
een hervorming noodzakelijk maken. Ik ben bezig met de uitwerking van de afspraken
uit het regeerprogramma en verwacht uw Kamer daarover begin 2025 te informeren. Daarbij
ga ik uiteraard in op de hervorming van het bestel, maar ook op de andere thema’s
uit het regeerprogramma zoals due prominence, journalistiek en toezicht.
Overigens zal deze Kamerbrief niet in de vorm van een bouwstenenbrief zijn. Dat was een toezegging van mijn ambtsvoorganger in een demissionaire periode.
Inmiddels zijn afspraken gemaakt in het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma
en zijn concrete voorstellen in voorbereiding. Over die voorstellen vindt overleg
plaats met de relevante spelers binnen de publieke omroep en daarbuiten.
2.5 Erkenningperiode landelijke publieke omroep
Het hervormen van de publieke omroep is urgent en tegelijkertijd complex. Het ontwikkelen
van voorstellen voor die hervorming vraagt om de nodige vaart maar moet ook zorgvuldig
gebeuren, met voldoende implementatietijd voor de partijen die het betreft. Er spelen
bij de hervorming veel verschillende thema’s die in samenhang bekeken moeten worden,
zoals de inrichting van het bestel en de gevolgen die dit heeft voor het duidelijker
beleggen van interne en externe toezichtstaken. Afhankelijk van de aard van de hervorming
zal mogelijkerwijs ook gekeken moeten worden hoe dit zich verhoudt tot Europese staatssteunregels.
Vanwege de complexiteit van een inhoudelijke hervorming is in het regeerprogramma
afgesproken dat de concessie- en erkenningperiode wordt verlengd. Die verlenging vraagt
een wetswijziging.
Ik ben tot de conclusie gekomen dat verlengen met één jaar6 niet genoeg tijd geeft om het bestel te hervormen voordat de huidige erkenningperiode
afloopt. Om deze reden heb ik, onder meer vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid en
goed bestuur, gekozen voor een verlenging van twee jaar.
Ook met een verlenging van twee jaar is het tijdpad om te komen tot een herziening
van het bestel, én de landelijke publieke omroep voldoende tijd te geven dit bestel
te implementeren, krap. Daarnaast is het zaak dat er zo snel mogelijk duidelijkheid
komt over deze verlenging zodat alle betrokkenen binnen de landelijke publieke omroep
weten waar ze aan toe zijn. Dat is vooral ook van belang omdat, in het geval dat er
toch niet verlengd zou worden, de voorbereidingen voor een nieuwe concessie- en erkenningperiode
in razend tempo opgestart moeten worden, bijvoorbeeld als het gaat om het moment van
peilen van de ledenaantallen van omroepen. Ik zou de Kamer via deze weg dan ook op
het hart willen drukken dit voorstel, zodra het is aangemeld, met urgentie te behandelen.
2.6 Audiodescriptie
Ik vind het belangrijk dat programma’s van de publieke omroep toegankelijk zijn voor
iedereen. Toegang tot media is van groot belang voor een goede informatiepositie en
een volwaardige deelname aan de maatschappij. Over de toegankelijkheid van het aanbod
van de NPO voor mensen met een beperking, staan afspraken in de prestatieovereenkomst
tussen OCW en de NPO. Hierin staan ook afspraken over het aanbod dat de NPO voorziet
van audiodescriptie. De NPO haalt de doelen die daarin zijn gesteld en heeft al mooie
stappen gezet om het aanbod toegankelijker te maken. In 2023 zijn meer dan 80 titels
(waaronder nieuwe seizoenen) met audiodescriptie uitgezonden op alle zenders van de
NPO. Hieronder vallen ook producties van het NPO Fonds en het coproductiefonds Binnenlandse
Omroep. De NPO heeft voor de jaren 2023 tot en met 2026 extra middelen ontvangen voor
het verzorgen van audiodescriptie. Hiervan zijn inmiddels (tot en met oktober 2024)
zo’n 150 nieuwe titels gemaakt, waaronder verschillende live-events. Hierbij geeft
de NPO aan dat audiodescriptie een instrument is dat technische uitdagingen kent en
gepaard gaat met hoge kosten.
De motie-Krul/Ceder verzoekt de Minister om vooruitlopend op een wijziging van de
mediawet afspraken te maken met de NPO over een minimaal aantal programma’s met audiodescriptie
op jaarbasis.7 Het kabinet zet zich blijvend in voor een toegankelijke samenleving en ik ben daarom
van plan om in overleg met de NPO tot nieuwe afspraken te komen over een toegankelijk
aanbod en een haalbaar streefdoel voor programma’s met audiodescriptie, voorafgaand
aan de ingang van een nieuwe concessieperiode. Daarnaast ben ik voornemens om in de
lijn van het amendement van het lid Werner8 de extra middelen die de NPO tot en met 2026 ontvangt voor het verzorgen van audiodescriptie,
te verlengen voor een periode van twee jaar zodat die middelen de gehele huidige erkenningperiode
beschikbaar zijn. Net als bij het oorspronkelijke amendement zal ik de middelen beschikbaar
stellen vanuit de post «dotatie/onttrekkingen Algemene media reserve (AMr)». Hiermee
doe ik de eerdergenoemde motie en de bijbehorende toezegging af.9
3. Regionale publieke omroep
3.1 Inleiding
De regionale publieke omroepen spelen, als tweede laag in het publieke omroepbestel,
een belangrijke rol in het verstrekken van informatie (nieuws), cultuur en educatie.
De omroepen zorgen voor binding en (regionaal) cultuurdragerschap. De RPO draagt hier
als samenwerkings- en coördinatieorgaan zorg voor. 2025 is het laatste begrotingsjaar
voor de RPO en de regionale publieke omroepen binnen de huidige concessieperiode (2020–2025).
Begin 2025 wordt de aanwijzingsprocedure voor de nieuwe concessieperiode 2026–2030
opengesteld.
3.2 Naleving prestatieovereenkomst RPO
Op basis van de Mediawet 2008 is voor de huidige concessieperiode (2020–2025) een
prestatieovereenkomst afgesloten tussen de Minister van OCW en de RPO. Deze overeenkomst
bevat afspraken over de doelen voor het media-aanbod en publieksbereik van de regionale
publieke omroepen en maatregelen bij niet-naleving van deze doelen. De overeenkomst
heeft geen betrekking op de inhoud van het media-aanbod van de regionale publieke
omroepen. Het Commissariaat ziet toe op de naleving van de prestatieovereenkomst en
rapporteert hierover.
Het Commissariaat concludeerde dat de RPO in 2023 volgens afspraak heeft gerapporteerd
en aan alle 14 prestatieafspraken heeft voldaan. De brief van het Commissariaat is
als bijlage bij deze brief gevoegd.
3.3 Ondertiteling bij de regionale publieke omroepen
De regionale publieke omroepen streven ernaar om het media-aanbod toegankelijk te
maken voor zoveel mogelijk doelgroepen. Omroepen gebruiken bijvoorbeeld een voorleesfunctie,
ondertiteling of een vertaalfunctie bij de content. De omroepen experimenteren ook
met het inzetten van kunstmatige intelligentie om content toe te snijden op verschillende
platforms voor verschillende doelgroepen.
De mate van toegankelijkheid van de programmering van de regionale omroepen voor doven
en slechthorenden verschilt per omroep. Hiertoe maken de omroepen zelf keuzes omtrent
het al dan niet ondertitelen van Nederlandstalige programmering op televisie. Ondertiteling
is dan ook geen vereiste. Het organiseren van ondertiteling is technisch mogelijk,
maar met hoge kwaliteit van ondertiteling zijn meer kosten gemoeid. In gesprek met
de RPO en de regionale publieke omroepen wil ik nagaan hoe hier voor de nieuwe concessieperiode
2026–2030 invulling aan kan worden gegeven.
3.4 Wettelijke borging van het Friestalig media-aanbod
De motie van het lid Bikker c.s. gaat over wettelijke borging van het Friestalige
media-aanbod en subsidiëring van Friestalige producties vanuit het Filmfonds en de
NPO.10 Onder deel III van het Europees Handvest voor regionale talen zijn op een aantal
gebieden de bescherming en bevordering van het Fries vastgelegd; waaronder voor media.
Op nationaal niveau is dat geregeld in de Mediawet 2008, het Mediabesluit 2008 en
de Mediaregeling 2008. Zo vereist de Mediawet 2008 dat ten minste 50% van het programma-aanbod
op landelijke of regionale zenders oorspronkelijk Nederlands- of Friestalig is.
Omrop Fryslân heeft een belangrijke rol in het behoud, de bevordering en zichtbaarheid
van het Fries door uit te zenden in de taal. De NPO ondersteunt, als landelijke publieke
omroep, Friestalige programmavoorstellen en financiert zo bijvoorbeeld documentaires
van Omrop Fryslân via Fryslân DOK. Per 1 januari 2024 geldt voor grote streamingdiensten
de verplichting om 5% van hun omzet te investeren in Nederlandse of Friestalige producties,
waarvan minstens de helft naar films, series en documentaires moet gaan. Eveneens
zijn er geen beperkingen voor het aanvragen van financiering voor Friestalige producties
via het Filmfonds.
Gelet op bovenstaande concludeer ik met het oog op de motie dat er op dit moment al
voldoende wettelijke borging van het Friestalig media-aanbod in de Mediawet- en regelgeving
zit en dat voldoende aanspraak gemaakt kan worden op subsidiëring van Friestalige
producties vanuit het Filmfonds en/of de NPO.
4. Lokale publieke omroepen
4.1 Inleiding
De lokale publieke omroepen zijn van vitaal belang voor de lokale democratie en samenleving.
Zoals ik schreef in mijn Kamerbrief over lokale journalistiek van 25 oktober 2024
verstevigt dit kabinet met een pakket aan maatregelen het fundament onder de lokale
publieke omroepen.11 Dit is een veelbelovende en belangrijke herziening van het stelsel. In dit hoofdstuk
ga ik hier nader op in, evenals op de financiering van de NLPO en de investeringen
die ik in 2025 voorzie in de sector.
4.2 Financiering NLPO
Vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid voor de lokale publieke omroepen financier
ik de NLPO. Dat betreft in 2025 een bedrag van € 1,9 miljoen. De NLPO fungeert als
het samenwerkings- en coördinatieorgaan voor de lokale publieke omroepen in Nederland.
De NLPO treedt daarbij op als belangenbehartiger en vertegenwoordiger van de sector
naar overheden en overige stakeholders. Daarnaast voert de NLPO collectieve taken
uit die de randvoorwaarden scheppen voor een goed functionerende lokale omroepsector
en een structurele bijdrage leveren aan de kwaliteit en continuïteit van de lokale
omroepen.
4.3 Stelselherziening en wetsvoorstel lokale publieke omroepen
Het kabinet ziet het belang van professionele lokale publieke omroepen als onmisbaar
onderdeel van een gezonde democratische rechtsstaat. Ik ben dan ook vastberaden de
reeds ingezette versterking van het stelsel van lokale omroepen voort te zetten. Ik
werk met het oog daarop hard aan het bijbehorende wetsvoorstel en streef ernaar om
dit eind 2024 te publiceren voor internetconsultatie. Dat gebeurt met betrokkenheid
van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de NLPO, de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Commissariaat.
Het wetsvoorstel bevat het volgende pakket aan maatregelen:
– overheveling van de financiering van lokale omroepen van Gemeentefonds naar het Rijk;
– voortzetten van de investering van het vorige kabinet van circa € 16 miljoen per jaar;
– de mogelijkheid voor gemeenten om in het nieuwe stelsel lokale omroepen aanvullend
te blijven bekostigen indien ze dat willen;
– meer robuustheid door schaalvergroting;
– een coördinerende rol voor de NLPO; en
– een aangescherpte aanwijzingsprocedure waarmee partijen worden aangewezen als lokale
publieke omroep voor een verzorgingsgebied.
Mijn ambtsvoorganger informeerde u in december 2023 over de verdere planning van het
wetsvoorstel en de stelselherziening. De inwerkingtreding van het wetsvoorstel was
destijds, bij akkoord van het parlement, voorzien per 1 januari 2026. De feitelijke
start van het nieuwe stelsel was, na één overgangsjaar, voorzien per 1 januari 2027.
Actuele inzichten en ontwikkelingen rond het wetsvoorstel maken dat ik de start van
het stelsel per 1 januari 2027 niet meer haalbaar acht. Ten eerste omdat er meer tijd
nodig is voor afstemming met de Europese Commissie. Dit is noodzakelijk om (juridisch)
vast te stellen dat het nieuwe stelsel voor lokale omroepen voldoet aan de Europese
staatssteunregels. Tijdens de afstemming met de Europese Commissie geldt de zogeheten
stand still-regel; dit betekent dat maatregelen niet mogen worden uitgevoerd voordat
er goedkeuring is van de Europese Commissie. Ten tweede moet ná inwerkingtreding van
het wetsvoorstel, maar vóór de start van het nieuwe stelsel, de aanwijzingsprocedure
voor alle maximaal 80 toekomstige lokale verzorgingsgebieden gelijktijdig doorlopen
worden. Dit is een zeer omvangrijke operatie voor alle betrokken partijen, waaronder
het Commissariaat. Gezien het belang van een zorgvuldige uitvoering hiervan acht ik
één overgangsjaar te kort. Daarom streef ik naar inwerkingtreding van dit wetsvoorstel
per 1 juli 2026. De feitelijke start van het stelsel voorzie ik vervolgens, na anderhalf
overgangsjaar, per 1 januari 2028. Zo borgen we dat er ruimte voor zorgvuldigheid
in de uitvoering van dit alles is, en zorgen we ervoor dat er een solide basis ligt
voor een robuust en toekomstbestendig stelsel voor de lokale omroepen.
Deze nieuwe planning blijft tot aan de start van het nieuwe stelsel om actieve betrokkenheid
van gemeenten vragen. Zij zijn tot dat moment verantwoordelijk voor de bekostiging
van lokale omroepen, en ontvangen daar geld voor via het Gemeentefonds. In veel gevallen
ondersteunen gemeenten lokale omroepen daarnaast ook bij de transitie naar het nieuwe
stelsel. Dat waardeer ik; gemeenten spelen op die manier als partner een cruciale
rol richting de start van het nieuwe stelsel, en ik hoop dat ze deze rol ook in 2026
en 2027 blijven pakken.
Daarnaast ga ik in het wetsvoorstel regelen dat gemeenten ook in het nieuwe stelsel,
vanaf 2028, de mogelijkheid behouden om financieel aanvullend bij te dragen aan hun
lokale omroep, indien daar lokaal behoefte aan is. Hiermee wil ik ruimte bieden voor
maatwerk, zodat gemeenten ook in het nieuwe stelsel kunnen blijven inspelen op specifieke
lokale omstandigheden en wensen.
Lokale omroepen werken al op veel plekken in heel Nederland hard aan professionalisering
en de voorbereidingen op het nieuwe stelsel. Ik vind het van onverminderd groot belang
om de sector te blijven ondersteunen hierbij – ieder jaar richting de start van het
nieuwe stelsel. Ook nu dat per 1 januari 2028 is. Er blijven daarom jaarlijks middelen
vanuit OCW voorzien voor professionalisering, begeleiding en voorbereiding. Die blijven
voorzien tot aan de start van het nieuwe stelsel. In 2025 is hiervoor een bedrag voorzien
van € 15,7 miljoen.
Eén van de belangrijkste instrumenten hierbij is de Regeling Professionalisering Lokale
Omroepen van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. Deze is specifiek voor lokale
publieke omroepen bedoeld en met uitgebreid advies van de NLPO ontwikkeld. De regeling
biedt deelnemende omroepen de mogelijkheid zich te professionaliseren. In 2024 deden
24 samenwerkingsverbanden en 14 individuele omroepen mee in deze regeling. In 2025
worden dat 30 samenwerkingsverbanden en 21 individuele omroepen. Het is mijn inzet
dat ieder jaar steeds meer lokale omroepen deel gaan nemen aan deze regeling, tot
aan het moment dat het nieuwe stelsel van start gaat.
Daarnaast blijven er voor de NLPO tot aan de start van het nieuwe stelsel middelen
beschikbaar voor een aanvullend ondersteunings- en begeleidingsprogramma voor lokale
omroepen, en ter voorbereiding op de invulling van haar toekomstige rol als samenwerkings-
en coördinatieorgaan. Belangrijk onderdeel is de inzet door de NLPO van kwartiermakers.
Zij begeleiden lokale omroepen bij het realiseren van duurzame afspraken en randvoorwaarden
voor samenwerkingen en zij helpen bij het verbeteren van condities voor bestuurlijke
en journalistieke kwaliteit, governance en bovenlokale samenwerking, ter voorbereiding
op de situatie na de stelselwijziging.
Samenwerking
De kwaliteit en professionaliteit van de lokale journalistiek verbetert indien lokale
omroepen en regionale omroepen samenwerken. Het komende jaar stel ik daarom eenmalig
€ 3 miljoen beschikbaar om het gezamenlijke project Bureau Lokaal van de NOS, RPO
en NLPO te continueren. Met dit project gaan de NOS, RPO en NLPO aan de slag met het
opzetten van «Bureaus Lokaal» op verschillende plekken in het land. Het doel hiervan
is om de samenwerking en contentuitwisseling tussen lokale, regionale en landelijke
omroepen op al die plekken steviger en effectiever te maken. Dit naar analogie van
Bureau Regio; de regionale redactie op de redactievloer van de NOS. Ik zie dat de
partijen de samenwerking voortvarend en enthousiast oppakken.
5. Journalistiek
5.1 Inleiding
Een vrije, onafhankelijke journalistiek is cruciaal voor de democratische rechtsstaat.
Journalisten controleren de macht, stellen maatschappelijke thema’s aan de kaak en
laten mensen aan het woord. Zo dragen zij bij aan een open maatschappelijk debat dat
gevoerd wordt op basis van feiten. Vanuit de overheid maken wij ons hard voor een
sterke journalistieke sector, waarbij de overheid afstand bewaakt en zich nooit mengt
in de inhoud.
In dit hoofdstuk ga ik in op het versterken van de (onderzoeks)journalistiek, daarbij
betrek ik ook het werk van de journalistieke fondsen. Vervolgens beschrijf ik kort
mijn inzet op persvrijheid en persveiligheid, waarover u nog separaat geïnformeerd
wordt voorafgaand aan het WGO Media. Ik ga daarna in op mijn inzet voor mediawijsheid
en het versterken van mediawijze vaardigheden, specifiek zal ik daarbij aandacht schenken
aan het project DichterBijNieuws van Netwerk Mediawijsheid. Ten slotte beschrijf ik
mijn inzet voor de versterking van de journalistiek in Caribisch Nederland.
5.2 Onderzoeksjournalistiek en journalistieke fondsen
Het belang van journalistiek, in het bijzonder onderzoeksjournalistiek, wordt steeds
groter in een wereld waar de hoeveelheid informatie en informatiestromen toenemen.
Daarbij zijn feiten en meningen niet altijd van elkaar te onderscheiden en kan informatie
grote maatschappelijke invloed hebben. Dit vraagt dan ook om duiding, achtergronden
en onderzoek.
Journalistiek speelt een cruciale rol in onze democratische rechtsstaat. Een sterke
en pluriforme pers is daarbij essentieel. Journalisten moeten veilig, onafhankelijk
en kritisch hun werk kunnen doen. Ruimte voor (diepgaand) onderzoek is belangrijk.
Sinds 2018 zet het kabinet in op het versterken van de journalistiek en de onderzoeksjournalistiek
in het bijzonder en daarom worden de journalistieke middelen ontzien bij de taakstelling.
Ik zet deze koers in volle omvang voort. Dit houdt in het versterken van zowel de
journalistieke infrastructuur als de positie van de journalist zelf. Dit doe ik via
twee beproefde instrumenten: het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (SvdJ) en
het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten (FBJP).
Voor het SvdJ markeert het begrotingsjaar 2025 de opbouw richting een kenniscentrum.
Naast de bestaande regelingen en programma’s om de journalistieke sector met kennis,
begeleiding en subsidie te ondersteunen richt het fonds zich op het stimuleren van
een gedeelde infrastructuur voor de journalistiek. Deze nieuwe koers richt zich op
de kennis, producten en diensten waar een groot aantal, zo niet alle, organisaties
in de journalistiek gebruik van kunnen maken. Dit betekent niet dat bestaande succesvolle
regelingen zullen verdwijnen. Zo blijft het fonds de activiteiten op het vlak van
private media, zoals het coachingstraject of het incubatorprogramma, voortzetten.
Er wordt komend jaar gewerkt aan de vorming van een publiek-private agenda voor de
lokale- en regionale journalistiek, het SvdJ is hier bij betrokken.12 Inzet is om samen met private en publieke partijen in de lokale en regionale journalistiek
een agenda vorm te geven met daarin concrete acties om de journalistiek te versterken.
Voor het SvdJ zelf wordt eind 2024 de zbo-evaluatie opgeleverd. De rapportage wordt
in het nieuwe jaar met uw Kamer gedeeld.
Waar het SvdJ zich met name richt op de journalistieke sector en de opbouw richting
een kenniscentrum, ondersteunt het FBJP specifieke journalistieke onderzoeksprojecten
en stimuleert het talentontwikkeling. Middels verschillende regelingen, journalistieke
residency’s, lokale en regionale traineeplekken draagt het FBJP bij aan het versterken
van de (onderzoeks)journalistiek. De opbrengsten van het fonds zitten in de realisatie
van journalistieke publicaties en de ontwikkeling die journalisten dankzij een subsidie
of beurs doormaken en het effect ervan in het veld. Door nauw in contact te staan
met de journalistieke sector werkt het fonds reactief; het is mogelijk om in een relatief
kort tijdsbestek nieuwe regelingen of programma’s op te zetten. Dit geldt ook voor
het SvdJ waar het om subsidieregelingen of programma’s gaat. In 2025 worden de resultaten
over de opbrengsten van de inzet van de journalistieke middelen gepresenteerd.
5.3 Persvrijheid en Persveiligheid
Het project PersVeilig functioneert als meldpunt voor journalisten die bedreigd worden,
voorziet journalisten van advies, geeft trainingen en adviseert over de nodige (beleids)inzet.
PersVeilig is een belangrijk onderdeel van de beleidsaanpak om de veiligheid van journalisten
te verbeteren.
In het afgelopen jaar is PersVeilig positief geëvalueerd door onderzoeksbureau Cebeon.
Uit de evaluatie blijkt dat PersVeilig goed functioneert en een positieve bijdrage
levert aan de het verbeteren van de positie van journalisten tegen agressie en geweld.
Bovendien is de organisatie «lean and mean»: de doelen worden behaald tegen lage kosten.
In de brief over persvrijheid en persveiligheid wordt uw Kamer hierover uitgebreider
geïnformeerd.
Vanaf 2025 wordt PersVeilig als structurele organisatie voortgezet als stichting PersVeilig.
De stichting heeft een bestuur waarin werkgevers, de Nederlandse Vereniging van Journalisten
(NVJ) en een vertegenwoordiger van de freelancers zitting hebben. De voorzitter is
onafhankelijk. Het bestuur is verantwoordelijk voor het financiële beheer en de kwalitatieve
toetsing van de resultaten. De inhoudelijke aansturing en het opstellen van een jaarplan
wordt gedelegeerd aan een stuurgroep, waarvan de NVJ, het Genootschap van Hoofdredacteuren,
het OM en de politie onderdeel uitmaken.
5.4 Mediawijsheid
Mediawijsheid blijft een belangrijk onderdeel binnen het mediabeleid. Het gaat om
het in staat stellen van de gebruikers van media om te kunnen profiteren van alle
kansen die (digitale) media ons bieden, maar ook dat we voldoende weerbaar zijn tegen
eventuele risico’s. «Iedereen mediawijs» is dan ook de passende missie van Netwerk
Mediawijsheid. Het Netwerk, bestaande uit vijf kernpartners en meer dan 1.200 partners,
vierde vorig jaar het vijftienjarig bestaan.
Ook merk ik dat het thema meer is gaan leven bij andere departementen, zoals bijvoorbeeld
BZK, VWS en SZW. Dit is een positieve ontwikkeling, omdat mediawijsheid uiteindelijk
aan een veelheid aan onderwerpen raakt. In de Kamer is ook de Vaste Kamercommissie
Digitale Zaken aangehaakt op dit thema.
Nieuw meerjarenplan van start
Het afgelopen jaar is er voor het eerst gewerkt met het nieuwe meerjarenplan. Daarin
staan vier maatschappelijke opgaven centraal: (1) plezier, grip en profijt bij een
leven in media, (2) digitale balans, (3) samen sociaal online, en (4) weerbaarheid
tegen desinformatie. De activiteiten van het Netwerk worden georganiseerd rond deze
opgaven.
De onlangs georganiseerde Week van de Mediawijsheid stond dit jaar in het teken van
«digitale balans». Daarbij is gekozen voor het thema «gezond schermgebruik». De week
was een succes te noemen: nog nooit hebben zoveel klassen in het primair onderwijs
meegedaan aan de serious game MediaMasters. Ook in 2025 en 2026 zal de Week van de Mediawijsheid nog in het teken
staan van digitale balans.
Activiteiten van het Netwerk in 2025
Het komend jaar wordt verder gewerkt aan de (verdere) vorming van deelnetwerken rond
de genoemde vier maatschappelijke opgaven. Doel van die deelnetwerken is om de grote
groep netwerkpartners nog nauwer en meer gericht te verbinden aan deze opgaven, om
de impact verder te vergroten en de verbinding met de achterban verder te bestendigen.
De deelnetwerken hebben tot doel om bestaande initiatieven te bundelen en te versterken
en ook leemtes bloot te leggen. Ook wordt er actief kennis gedeeld om zo gezamenlijk
een bijdrage te leveren aan de genoemde maatschappelijke opgaves. Er zijn nu deelnetwerken
gevormd rond educatie, digitale balans, samen sociaal online en weerbaarheid tegen
desinformatie.
De activiteiten worden vooral door het programmabureau georganiseerd maar altijd in
samenwerking met de vele partners. Met de vorming van de deelnetwerken wordt dat laatste
onderdeel verder benadrukt. In het activiteitenplan zijn er geen grote wijzigingen,
zo blijven de campagnes Week van de Mediawijsheid, de Media Ukkie-dagen, MediaMasters
en de informatieve websites overeind staan alsmede onderzoek zoals de jaarlijkse Iene
Miene Media monitor onder gezinnen met kinderen van 0–6 jaar.
DichterBijNieuws
Het project DichterBijNieuws, onder de vlag van Netwerk Mediawijsheid, is in volledige
uitvoering.13 Het doel van het project is om mensen meer bewust te maken van de werking en invloed
van nieuws op de samenleving. Met het project DichterBijNieuws werkt Netwerk Mediawijsheid
samen met tal van partners – van bibliotheken tot omroepen, en van wetenschappers
tot educatieve ontwikkelaars – om burgers en journalisten dichter bij elkaar te brengen
en zo een positieve bijdrage te leveren aan persveiligheid en persvrijheid. Het project
zet zich in voor het bevorderen van aandacht voor nieuwswijsheid in het onderwijs
en bij bibliotheken. Tevens zorgt het voor verbinding en kennisdeling door het stimuleren
van een dialoog tussen burgers en journalisten. De aanpak die wordt gebruikt is gelijk
aan de aanpak die Netwerk Mediawijsheid al jaren succesvol hanteert: het verbinden
van partijen aan elkaar zodat ze samen meer bereiken.
Voor de jaren 2023 en 2024 heeft de toenmalig Staatssecretaris van OCW hier geld voor
beschikbaar gesteld, in totaal € 945.000. Omdat het project met een relatief kleine
verlenging meer resultaat kan bereiken, heb ik besloten om het project met nog een
jaar te verlengen. Ik heb de middelen hiervoor, € 450.000, gevonden binnen de middelen
voor onderzoeksjournalistiek in het jaar 2025. Door deze verlenging kunnen de behaalde
resultaten bestendigd worden. Het doel is om de bereikte resultaten te verduurzamen
en te borgen binnen bestaande initiatieven en bij partijen te beleggen die al bezig
zijn met deze thematiek.
Het afgelopen jaar zijn door DichterBijNieuws verschillende onderzoeken uitgevoerd.
Onder meer naar de perceptie van burgers op journalistiek. Hieruit komt naar voren
dat ook burgers zich zorgen maken om de (online) veiligheid van journalisten. Zo vreest
een grote groep burgers dat het nieuws waar ze toegang toe hebben minder onafhankelijk
wordt doordat journalisten rekening houden met agressie of bedreiging. Uit het onderzoek
blijkt ook dat een grote groep burgers geïnteresseerd is om meer te leren over de
werking van nieuwsmedia. Bijvoorbeeld in de vorm van een gesprek.
Dat zo’n gesprek waardevol kan zijn, blijkt uit een reeks gevoerde burgerdialogen,
voor zowel volwassenen als jongeren. Voor zowel journalist als publiek waren dit inzichtvolle
ontmoetingen: het publiek weet beter hoe nieuws tot stand komt en kan gemaakte keuzes
beter volgen, de journalist kan beter inschatten hoe mensen het beste bediend worden.
Ook is het bestaande project Journalist in de Klas van NDP Nieuwsmedia verder ondersteund. Journalisten kwamen naar de klas toe, of
klassen bezochten een nieuwsredactie. Er zijn in totaal 90 workshops en rondleidingen
gehouden bij of door zo’n vijftig publieke en private journalistieke titels. Met een
bijdrage vanuit DichterBijNieuws kon het project verder opgeschaald worden. Er zijn
ook tips en tricks opgeleverd voor journalisten die met een klas in gesprek willen
gaan.14
Het doel van de activiteiten binnen het educatief programma van het project DichterBijNieuws
is om journalisten en jongeren dichter tot elkaar te brengen en door het vergroten
van de aandacht voor nieuwswijsheid en pro-sociaal gedrag in het onderwijs de persvrijheid
en persveiligheid te ondersteunen. Voor het onderwijs is niet het hoofddoel om nieuwe
lesprogramma’s of -pakketten te ontwikkelen, er is namelijk al veel aanbod beschikbaar
op het gebied van mediawijsheid, burgerschap en digitale geletterdheid. In het project
DichterBijNieuws is relevant aanbod gebundeld om het zo voor scholen en leraren eenvoudig
vindbaar te maken.15
Wel is er een lacune ontdekt in het aanbod voor het vmbo. Hiervoor is een les en een
docententraining ontwikkeld. Onderdeel van de les is een bezoek van een journalist
aan een klas. Dit onderdeel van het educatief programma zal landelijk worden uitgevoerd
door Beeld en Geluid. De effecten van de les en de docententraining worden gevolgd
om zo meer inzicht te kunnen krijgen in deze weinig bediende, maar wel belangrijke
doelgroep. Het onderzoek hiernaar wordt uitgevoerd door de Radboud Universiteit en
Wageningen University and Research. Hierbij worden zowel de leerlingen, docenten als
journalisten ondervraagd. Uit de reeds gevoerde jongerendialogen is al wel gebleken
dat een bezoek van een journalist aan een klas in algemene zin een grote impact heeft.
Ook bibliotheken spelen een belangrijke rol. Binnen het project wordt met de Koninklijke
Bibliotheek (KB) gewerkt aan een inspiratiegids, die begin volgend jaar verspreid
zal worden. Bibliotheken kunnen deze inspiratiegids gebruiken bij het maken van hun
programmering. Ook gaat een onderzoek van start naar de kennis en behoeften op het
gebied van nieuwswijsheid voor lees- en mediaconsulenten.
Netwerk Mediawijsheid heeft met het project DichterBijNieuws ingezet op een belangrijk
onderwerp binnen de samenleving. Voor het project zijn tal van nieuwe partners aangeboord.
Daarmee kan ook in de toekomst een duurzame band worden onderhouden.
5.5 Versterking journalistiek Caribisch gebied
De verkenner Journalistiek Caribisch Gebied is recent gestart met als doel de journalistiek
in het Caribisch gebied te versterken. Binnen een tijdsbestek van twee jaar zal hij
de behoeften van lokale journalisten op met name Bonaire, Saba en Sint Eustatius in
kaart brengen, met een focus op scholing en netwerkvorming. De verkenner zal bijeenkomsten
organiseren om deze kwesties te bespreken en praktische oplossingen voor de versterking
van de journalistieke infrastructuur te ontwikkelen. Hierbij fungeert hij als bruggenbouwer
tussen lokale journalisten, stakeholders en overheden. De verkenner staat eveneens
open voor samenwerking met Aruba, Curaçao en Sint Maarten, met inachtneming van hun
eigenstandige positie als land binnen het Koninkrijk.
6. Overige onderwerpen
6.1. Evaluatie Evenementenlijst
In de Mediawet is geregeld dat sport- en cultuurevenementen van aanzienlijk belang
voor de samenleving op een open televisieprogrammakanaal moeten worden uitgezonden.
Evenals andere EU-lidstaten kent Nederland een lijst met evenementen van aanzienlijk
belang voor de samenleving, de zogenoemde evenementenlijst. In deze evaluatie is ook
het punt van de toegankelijkheid meegenomen en de vraag of de definitie van het «open
net» in deze tijd nog passend is.
Het belangrijkste effect van de evenementenlijst is dat evenementen die voorkomen
op de lijst beschermd worden tegen plaatsing achter betaalsystemen. De lijst voorkomt
daarmee een exclusieve en daardoor beperkte verspreiding van die evenementen. De evenementenlijst
heeft echter ook een prijsdempend effect op de vergoeding voor de uitzendrechten en
daardoor voor de inkomsten van sportorganisaties. Dialogic concludeert dat het merendeel
van de gesproken partijen aangeeft dat de evenementenlijst in de afgelopen jaren doeltreffend
is geweest. Het (voort)bestaan van de evenementenlijst wordt door partijen niet ter
discussie gesteld. Wel is er behoefte aan een herziening van de lijst, zowel qua inhoud
als qua lengte, aldus Dialogic.
Ten aanzien van de definitie van het «open net» beveelt Dialogic aan dat aanpassing
hiervan in de rede ligt, omdat de definitie niet meer aansluit bij de huidige stand
van de technologie, marktontwikkelingen en het veranderd kijkgedrag van de consument.
Dialogic draagt hiervoor een aantal opties aan waarbij in ieder geval een grotere
rol is weggelegd voor het «online kijken» naast het traditionele tv-abonnement.
Mijn voorganger heeft de vervolgstappen van deze evaluatie overgelaten aan het nieuwe
kabinet. Ik ben mij op dit moment aan het beraden wat de vervolgstappen zullen zijn.
Ik zal uw Kamer daarover begin 2025 nader informeren.
6.2 Due prominence
In de EU Audiovisuele Mediadiensten Richtlijn (EU 2018/1808) is opgenomen dat lidstaten
maatregelen kunnen nemen om passende prominentie voor audiovisuele mediadiensten van
algemeen belang te waarborgen. De mogelijkheden hiertoe worden de laatste jaren verkend
door verschillende EU-lidstaten waarbij een aantal EU-lidstaten recentelijk (in concept)
nationale wetgeving heeft geïntroduceerd om dit te borgen. Het begrip prominentie
gaat over de mate waarin bepaald media-aanbod opvalt, op basis van vindbaarheid (het
relatieve gemak voor de gebruiker om wanneer de gebruiker zoekt toegang te krijgen
tot media-aanbod) en zichtbaarheid (de mate waarin de gebruiker het aanbod in beeld
krijgt zonder actief te zoeken).
Ook hier in Nederland worden de mogelijkheden voor due prominence onderzocht, een aantal jaar terug heeft Dialogic een eerste verkenning uitgevoerd
naar dit onderwerp.16 Recentelijk heeft het onderwerp hernieuwde aandacht gekregen door het WRR-rapport
Aandacht voor Media. Een van de vier aanbevelingen betreft het goed vindbaar en prominent zichtbaar maken
van informatie die van belang is voor de democratie. Ook het regeerprogramma spreekt
van het onderzoeken van het wettelijk verankeren van due prominence in het kader van
de hervorming van de landelijke publieke omroep om de digitale vindbaarheid en zichtbaarheid
van de publieke omroep te versterken. De komende tijd zal ik de mogelijkheden voor
het wettelijk verankeren van due prominence verder onderzoeken, daarbij gebruikmakend
van ervaring die is opgedaan door een klein aantal andere EU-lidstaten op dit vlak.
Ik wil zowel publieke als commerciële mediaorganisaties betrekken bij het verder onderzoeken
van mogelijke maatregelen. Ik zal dit onderwerp meenemen in de uitwerkingsbrief over
de hervorming van de landelijke publieke omroep.
Tot slot
Met deze brief heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitwerking van artikel 15 uit
de OCW-begroting 2025 en de stand van het mediabeleid. Ik kijk uit naar de bespreking
ervan met uw Kamer.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.E.W. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap