Brief regering : Vijfde voortgangsbrief over de stand van zaken van de invoering van de vrachtwagenheffing
31 305 Mobiliteitsbeleid
Nr. 478
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 november 2024
Met deze vijfde halfjaarlijkse voortgangsbrief wordt de Kamer geïnformeerd over de
stand van zaken van de invoering van de vrachtwagenheffing. De invoering van de vrachtwagenheffing
heeft twee doelen. Ten eerste het laten betalen van binnen- en buitenlands vrachtverkeer
voor het gebruik van de weg, door de omzetting van vaste belastingen (motorrijtuigenbelasting
en Eurovignet) naar een variabele heffing waarbij betaald wordt per gereden kilometer.
Het tweede doel is het innoveren en verduurzamen van de vervoerssector. Hiervoor wordt
het tarief van de vrachtwagenheffing gedifferentieerd naar de uitstoot van het voertuig
én worden de netto-opbrengsten van de vrachtwagenheffing ingezet voor innovatie en
verduurzaming van de vervoerssector.
Deze voortgangsbrief gaat in op de stand van zaken met betrekking tot de realisatie
van het heffingssysteem, de financiën, de maatregelen voor innovatie en verduurzaming
van de vervoerssector en het juridisch kader voor de vrachtwagenheffing.
Realisatie heffingssysteem
RDW, Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), Rijkswaterstaat (RWS) en de Inspectie
Leefomgeving en Transport (ILT) realiseren in opdracht van IenW het heffingssysteem
voor de vrachtwagenheffing. Daarbij heeft de RDW, als centrale uitvoeringsorganisatie,
de leiding over de realisatiewerkzaamheden. De realisatie van het heffingssysteem
verloopt volgens planning. Naar verwachting start de vrachtwagenheffing medio 2026.
Volgend jaar zal er een definitieve startdatum worden bepaald.
Aanbesteding hoofddienstaanbieder
Binnen de uitvoering van de vrachtwagenheffing hebben toldienstaanbieders een belangrijke
rol. Deze dienstaanbieders zijn verantwoordelijk voor de inning van de heffing bij
houders van een vrachtwagen en de afdracht aan de overheid. De afgelopen periode zijn
belangrijke stappen gezet om ervoor te zorgen dat de dienstaanbieders ruim voor de
start van de heffing kunnen starten met het sluiten van dienstverleningsovereenkomsten
en het distribueren van de benodigde boordapparatuur. Houders van een vrachtwagen
kunnen hiervoor terecht bij de hoofddienstaanbieder (HDA) of een EETS1-aanbieder. De HDA is een toldienstaanbieder met speciale verplichtingen. De HDA is
verplicht om iedere gebruiker die zich meldt als klant te accepteren. Hiermee is verzekerd
dat elke houder van een vrachtwagen over een contract en boordapparatuur kan beschikken,
en daarmee aan de verplichtingen van de wet Vrachtwagenheffing kan voldoen. RDW heeft
de aanbesteding van het HDA-contract afgerond. Op 10 oktober 2024 is met het consortium
Triangle2 een overeenkomst gesloten voor 10 jaar. De gunning van het HDA-contract is een belangrijke
mijlpaal op weg naar de start van de vrachtwagenheffing.
Accreditatie EETS-dienstaanbieders
Houders van een vrachtwagen kunnen er ook voor kiezen om een overeenkomst te sluiten
met een EETS-aanbieder. Dat is een toldienstaanbieder die, op grond van de EETS-richtlijn3, in meerdere lidstaten zijn diensten aanbiedt. Dat maakt het mogelijk dat een houder
bij slechts één aanbieder een contract hoeft te sluiten en zo met één boordapparaat
door toldomeinen in verschillende EU-lidstaten kan rijden en hiervoor één factuur
krijgt.
De RDW is gestart met het proces om EETS-aanbieders toe te laten, ook wel accreditatie
genoemd. De doorlooptijd hiervan – van aanmelding tot de start van de dienstverlening
– is ongeveer 12 maanden. Deze toelating vindt plaats op basis van de EETS-gebiedsverklaring
vrachtwagenheffing.4 Dit document bevat de algemene en commerciële voorwaarden en specifieke verplichtingen
voor EETS-aanbieders om hun diensten aan te bieden voor de vrachtwagenheffing in Nederland.
Inmiddels hebben zich zes EETS-dienstaanbieders formeel aangemeld voor de accreditatie.
Met deze partijen zijn voorbereidende gesprekken gestart.
RDW voorziet begin volgend jaar de eerste overeenkomsten met EETS-dienstaanbieders
af te sluiten. Hierna start een testproces. Als de testen succesvol zijn doorlopen
kan de betreffende EETS-dienstaanbieder starten met het sluiten van overeenkomsten
met houders van vrachtwagens. De verwachting is dat de zes dienstaanbieders die zich
al hebben aangemeld, ruim voor de start van de vrachtwagenheffing kunnen starten met
hun dienstverlening.
Realisatie waarneming
De tweede aanbesteding die RDW heeft afgerond betreft de inkoop van waarnemingsapparatuur
met de bijbehorende backoffice. Het contract hiervoor is op 28 juni 2024 gegund aan
VITRONIC voor een periode van 10 jaar. Deze dienstverlening maakt het mogelijk om
vrachtwagens waar te nemen met wegkantapparatuur. Dit is nodig om toe te zien op de
naleving van de verplichtingen uit de Wet vrachtwagenheffing. RDW is gestart met de
eerste testen van de apparatuur. Op dit moment worden de voorbereidingen getroffen
voor het installeren van de waarnemingsapparatuur op portalen.
Financiën
Voor de vrachtwagenheffing is een nieuw begrotingsartikel ingericht in de Rijksbegroting.
Dit betreft artikel 15 in de (ontwerp)begroting van het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat voor het jaar 2025, zoals aangeboden aan de Kamer op Prinsjesdag 2024.
In dit artikel zijn de opbrengsten en uitgaven van de vrachtwagenheffing overzichtelijk
op één plek in de begroting weergegeven. In de ontwerpbegroting 2025 zijn de budgetten
voor vrachtwagenheffing opgenomen voor de periode 2026 tot en met 2029.
De raming van de ontvangsten en de fiscale derving, zoals verwerkt in de begroting,
is door het Centraal Planbureau gecertificeerd.5 De raming is gebaseerd op de tarieven, zoals opgenomen in het wetsvoorstel voor de
wijziging van de Wet vrachtwagenheffing (zie onder het kopje «Juridisch kader» van
deze voortgangsbrief voor een verdere toelichting).
In de ontwerpbegroting voor 2026 zal het begrotingsartikel worden uitgebreid met beleidsindicatoren
en subdoelstellingen. In de Voorjaarsnota 2025 worden de budgetten voor de verschillende
(subsidie)regelingen in het artikel opgenomen. Zoals toegelicht in de Kamerbrief van
4 oktober 2024 zal bij deze budgettaire verwerking van het meerjarenprogramma bezien
worden of bijstelling van de budgetten nodig is.
Uitgaven
Naar verwachting kunnen de uitgaven voor de exploitatie van de vrachtwagenheffing
volledig gedekt worden uit de beschikbare budgetten zoals opgenomen in de ontwerpbegroting
2025. De jaarlijkse exploitatiekosten voor de uitvoering en het onderhoud van het
heffingssysteem zijn geraamd tussen € 100 en € 125 miljoen per jaar (prijspeil 2018).
Deze raming wordt de komende periode door RDW herijkt, mede op basis van de aanbestedingsresultaten.
Naast de uitgaven aan het heffingssysteem zijn in de begroting ook budgetten opgenomen
voor de uitvoering van de subsidieregelingen door RVO in het kader van de innovatie
en verduurzaming (zie voor een verdere toelichting onder het kopje «Innovatie en verduurzaming
van de vervoerssector»). Verder omvatten de uitgaven onder andere de terugbetaling
van het stimuleringspakket 2024–2025 en de terugbetaling van de invoeringskosten van
de vrachtwagenheffing aan het Mobiliteitsfonds. Het totale budget voor de invoering
van de vrachtwagenheffing is € 400 miljoen (prijspeil 2021). De verwachting is dat
de invoeringskosten volledig gedekt kunnen worden uit dit beschikbare budget.
Taakstelling
In het Hoofdlijnenakkoord is een structurele generieke taakstelling van € 1 miljard
op subsidies opgenomen. Of en in hoeverre dit gevolgen heeft voor de subsidiemaatregelen
voor innovatie en verduurzaming, die gefinancierd worden uit de opbrengsten van de
vrachtwagenheffing, wordt bij de Voorjaarsnota 2025 bekend gemaakt.
Innovatie en verduurzaming van de vervoerssector
Conform de Wet vrachtwagenheffing worden de netto-opbrengsten van de vrachtwagenheffing
ingezet om (subsidie)maatregelen te bekostigen voor de innovatie en verduurzaming
van de vervoerssector, de zogenoemde terugsluis. In de jaren 2026–2030 gaat het om
ruim € 1,6 miljard. Het grootste deel (ruim € 1,4 miljard) hiervan wordt ingezet voor
de elektrificatie van vrachtwagens. De maatregelen zijn uitgewerkt in een meerjarenprogramma
voor de jaren 2026–2030. Het meerjarenprogramma is op 4 oktober 2024 aan de Kamer
aangeboden.6 Dit programma is in nauwe samenwerking met de vervoerssector tot stand gekomen. Uit
de internetconsultatie bleek dat er brede steun voor is.
Het meerjarenprogramma beschrijft vijf maatregelen die de verduurzaming en innovatie
van de transportsector stimuleren:
− De aanschafsubsidieregeling zero emissie trucks (AanZET);
− De subsidieregeling private laadinfrastructuur bij bedrijven (SPriLa);
− De subsidieregeling waterstof in mobiliteit (SWIM), voor waterstofvrachtwagens en
waterstoftankstations;
− Het project Electric Road Systems (ERS), een onderzoek naar de haalbaarheid van het
al rijdend opladen van een elektrische vrachtwagen door middel van een bovenleiding;
− De stimulering van logistieke efficiëntie.
Meer informatie over de maatregelen en de verdeling van de netto-opbrengsten daarover,
kunt u vinden in het meerjarenprogramma.7
Maatregelen in 2024 en 2025
Zoals eerder gemeld zijn in de begroting van het Mobiliteitsfonds voor de jaren 2024
en 2025 al middelen gereserveerd om de verduurzaming van het vrachtvervoer te versnellen.
Deze middelen worden na de start van de vrachtwagenheffing vanuit de heffingsopbrengsten
terugbetaald aan het Mobiliteitsfonds. De middelen zijn en worden voornamelijk ingezet
voor de aanschafsubsidie voor emissievrije vrachtwagens (AanZET) en de subsidieregeling
voor private laadinfrastructuur (SPriLa).
Er is veel animo voor de subsidies en deze waren dan ook snel overtekend. Voor AanZET
was in 2024 aanvankelijk een bedrag van € 45 miljoen beschikbaar. Dat budget was op
de derde dag van de openstelling ruim overtekend met in totaal meer dan 750 subsidieaanvragen.
In de Voorjaarsnota 2024 zijn aanvullende middelen voor AanZET opgenomen. AanZET is
zodoende op 1 oktober 2024 nogmaals opengesteld met een budget van ruim € 22 miljoen.
Ook deze tweede ronde kon rekenen op veel belangstelling en het budget was op de tweede
dag overtekend.
Op 24 september konden ondernemers voor het eerst subsidie aanvragen voor de realisatie
van, of advies over, laadinfrastructuur (SpriLa). Al na de eerste dag waren de budgetten
voor diverse onderdelen uitgeput. Met name voor de subsidie voor laadstations was
veel animo.
In 2025 worden deze beide subsidieregelingen opnieuw opengesteld.
Logistieke efficiëntie
De maatregelen voor het stimuleren van logistieke efficiëntie worden de komende periode
verder uitgewerkt. De logistieke efficiëntie kan worden verbeterd door de volledige
laadcapaciteit (in tonnen) beter te gebruiken en/of door minder met een lege vrachtwagen
(in volume) te rijden. Een van de mogelijke oplossingen om dat te realiseren is de
inzet van de Super-Ecocombi (SEC), een lange voertuigcombinatie van een trekker met
twee opleggers. Iedere SEC verricht het werk van twee vrachtwagens en dat scheelt
in uitstoot van CO2, stikstof en fijnstof. Ook scheelt het in drukte op de weg, helpt het bij het verminderen
van het tekort aan chauffeurs en biedt het kansen voor multimodaal transport.
Met geld vanuit de terugsluis wordt onderzocht of de SEC ook toegelaten kan worden
op de Nederlandse weg en zo ja, onder welke voorwaarden. Hierbij wordt gekeken naar
voertuigveiligheid, verkeersveiligheid en logistieke inpasbaarheid. Het onderzoek
wordt gedaan in samenwerking met RDW, RWS, evofenedex, RAI, Port of Rotterdam en TLN.
Het streven is dat in 2025 de eerste proef met een SEC op de Nederlandse openbare
weg wordt uitgevoerd. In Scandinavië, Spanje en Duitsland wordt deze extra lange vrachtwagen
al beproefd.
Juridisch kader
Wet vrachtwagenheffing
In 2022 is de Wet vrachtwagenheffing aangenomen en in de jaren daarna gedeeltelijk
in werking getreden. Voor de start van de vrachtwagenheffing moet de wet gewijzigd
worden. Dit is nodig vanwege gewijzigde Europese tolheffingsregels.8 Bij de realisatie van het heffingssysteem wordt geanticipeerd op de wijzigingen.
De belangrijkste wijziging betreft de tariefstructuur. De tarieven moeten op basis
van de gewijzigde richtlijn ook gebaseerd worden op de CO2-emissieklasse van het voertuig. Het gemiddelde tarief blijft echter ongewijzigd ten
opzichte van de huidige Wet vrachtwagenheffing (uitgezonderd inflatiecorrectie). Dit
bedraagt 16,7 cent per kilometer (prijspeil 2023).
Naar aanleiding van de hiervoor genoemde nieuwe Europese tolregels is een wetsvoorstel
opgesteld voor de wijziging van de Wet vrachtwagenheffing. In dit wetsvoorstel is
de voorkeursvariant voor de tarieven verwerkt, waarover de Kamer op 29 november 2023
werd geïnformeerd.9 Op 3 oktober 2024 is het wetsvoorstel ingediend bij de Kamer.10
Om te voldoen aan de gewijzigde Europese tolheffingsregels en om duidelijkheid te
geven aan de uitvoerende organisaties is het wenselijk om de parlementaire behandeling
in 2025, ruim voor de start van de vrachtwagenheffing, af te ronden.
Onderliggende regelgeving
Onderliggende regelgeving bij de Wet vrachtwagenheffing moet een effectieve toepassing
van de wet in de praktijk mogelijk maken. Hiervoor zijn het Besluit vrachtwagenheffing11 en de Regeling vrachtwagenheffing12 opgesteld.
Op 1 januari 2024 is het Besluit vrachtwagenheffing in werking getreden. In dit besluit
zijn regels met betrekking tot het verlenen van een ontheffing, het toezicht op de
naleving van de Wet vrachtwagenheffing en de verwerking van persoonsgegevens opgenomen.
Ook is in het besluit vastgelegd welke voertuigdocumenten een houder bij het sluiten
van een dienstverleningsovereenkomst moet overleggen aan een dienstaanbieder.
Omdat met de eerdergenoemde wijziging van de Wet vrachtwagenheffing de tarieven mede
gebaseerd worden op de CO2-emissieklasse van een vrachtwagen, is een wijziging van het Besluit vrachtwagenheffing
op dit punt in voorbereiding. Daarnaast worden enkele andere wijzigingen aangebracht
in het besluit die bijdragen aan een goede uitvoering van de vrachtwagenheffing. De
wijziging van het besluit is voorgelegd in een internetconsulatie.13 Ook zijn de wijzigingen voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens en ATR voor
een advies. Daarnaast zijn RDW en CJIB gevraagd om een uitvoeringstoets. De planning
is erop gericht om het aangepaste besluit ruim voor de start van de vrachtwagenheffing
te publiceren.
Tot slot
Het afgelopen halfjaar zijn weer belangrijke stappen gezet op weg naar de start van
de vrachtwagenheffing. Zo is het Meerjarenprogramma voor de innovatie en verduurzaming
van de vervoerssector vastgesteld. Ook heeft RDW twee belangrijke aanbestedingen voor
de realisatie van het heffingssysteem afgerond en is RDW gestart met het accrediteren
van toldienstaanbieders. Tot slot is het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet
vrachtwagenheffing aangeboden aan de Kamer. In het voorjaar van 2025 kunt u de volgende
voortgangsbrief verwachten.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
B. Madlener
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat