Brief regering : Reactie op het NSC pamflet "een offensief voor bestaanszekerheid"
36 600 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2025
36 600
XXII Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening (XXII) voor het jaar 2025
Nr. 10 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN VOLKSHUISVESTING
EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 november 2024
Deze brief betreft een reactie op het pamflet «Een offensief voor bestaanszekerheid» van Nieuw Sociaal Contract zoals door de Minister-President tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen is toegezegd.
Inleiding
De overheid draagt zorg voor bestaanszekerheid. Die opdracht is vastgelegd in de Grondwet.
Het is een opdracht die het kabinet zwaar weegt. Bestaanszekerheid is dan ook een
kernonderdeel van het Regeerprogramma. Daarin zet het kabinet een aantal belangrijke
stappen om bestaanszekerheid te verbeteren. Met een fors koopkrachtpakket dat de inkomens
van zowel kwetsbare groepen als werkende middeninkomens ondersteunt. En met voorbereidingen
voor de hervorming van het stelsel van inkomensondersteuning, waarbij ook gekeken
wordt naar de relatie met het minimumloon. Want inkomen uit werk is een belangrijke
bron van bestaanszekerheid. Maar ook met maatregelen op het gebied van werkzekerheid,
betaalbaar wonen, energiearmoede en toegankelijke publieke voorzieningen werkt het
kabinet aan het verbeteren van bestaanszekerheid. Want bestaanszekerheid gaat over
meer dan geld alleen.
De opdracht uit de Grondwet is er niet een die je na een Regeerprogramma kunt afvinken.
Bestaanszekerheid vraagt blijvende aandacht. Vanuit het kabinet, vanuit de Kamer en
vanuit de samenleving. Initiatieven zoals het pamflet van NSC worden dan ook gewaardeerd.
Het pamflet sluit op hoofdlijnen aan bij het Regeerprogramma. Het kabinet herkent
en onderschrijft het belang van de verschillende onderwerpen die NSC inbrengt: wonen,
toegankelijke sociale zekerheid, het terugdringen van niet-gebruik, werkzekerheid,
een transparante overheid en een toekomstbestendig pensioenstelsel. Daarnaast bevat
het pamflet op deze onderwerpen verschillende concrete voorstellen en verzoeken in
aanvulling op het Regeerprogramma. In het vervolg van deze brief1 zullen we die voorstellen puntsgewijs van reactie voorzien.
1. Wonen
Onze woning is de basis waarop we ons leven bouwen. Helaas is wonen voor steeds meer
mensen juist een bron van zorgen en onzekerheid. Het woningtekort is inmiddels opgelopen
tot ruim 400.000 woningen. En dat aantal neemt toe. Dat raakt een brede groep mensen.
Bijvoorbeeld jongeren die geen betaalbare woning kunnen vinden en daarom wachten met
het stichten van een gezin. Of ouderen die behoefte hebben aan een kleinere woning
zonder drempels en trappen.
Het terugdringen van het historisch hoge woningtekort is topprioriteit voor het kabinet.
Er is jarenlang te weinig gebouwd om de groeiende vraag die het gevolg is van demografische
ontwikkelingen en de veranderende samenstelling van huishoudens te kunnen bijbenen.
Vooral voor mensen met een laag inkomen of middeninkomen is het erg moeilijk om een
betaalbare woning te vinden.
Daarom zet het kabinet in op de bouw van meer passende en betaalbare woningen. Het
doel is 100.000 woningen erbij per jaar. Daarbij bouwen we meer betaalbare woningen
voor mensen met een laag of middeninkomen. Ook bouwen we meer middenhuurwoningen en
vergroten we het aanbod voor ouderen en specifieke doelgroepen, zoals jongeren, kleinere
huishoudens en dak- en thuislozen.
Daarnaast organiseren we eind 2024 een Woontop waar we concrete, landelijke afspraken
maken met onder andere medeoverheden, investeerders, marktpartijen en woningcorporaties.
1.1 NSC vraagt het kabinet voor elk jaar aan te geven hoe veel (van de beoogde 100.000) woningen gebouwd gaan
worden.
De jaren 2022 en 2023 waren vanwege een stijgende rente en stijgende bouwkosten economische
moeilijke jaren voor de woningbouw. De gevolgen daarvan werken met vertraging door
in de realisatie van nieuwe woningen. Hierdoor zal naar verwachting het aantal gerealiseerde
woningen in dit en volgend jaar lager liggen dan het aantal in 2023. Dat terwijl 2023
juist een stijging liet zien (88.156 gerealiseerde woningen) De economische omstandigheden
zijn nu voor de woningbouw weer gunstiger. ABF Research verwacht dan na 2025 een sterk
herstel en per 2027 een realisatie van (meer dan) 100.000 woningen. Zie tabel 1 hieronder,
hierin is de prognose van ABF Research weergegeven. De cijfers betreffen een prognose.
Hoeveel woningen daadwerkelijk gebouwd zullen worden is uiteraard vooraf niet zeker.
Het is de inzet van het kabinet om het herstel sneller te doen verlopen dan ABF in
haar prognose verwachtte.
jaar
woningbouw in aantal
2024
78.400
2025
77.000
2026
92.800
2027
104.100
2028
100.800
2029
102.300
2030
102.300
2031
96.600
2032
92.200
2033
88.100
2034
82.900
1.2 NSC vraagt het kabinet ervoor te zorgen dat de 30.000 sociale huurwoningen ook echt gebouwd gaan worden en
daarover aparte en afdwingbare afspraken te maken met corporaties en de medeoverheden.
In juni 2022 zijn de eerste Nationale prestatieafspraken (NPA) gesloten met Woonbond,
Aedes en de VNG. Met deze partijen zijn nu gesprekken gaande over de herijking en
actualisatie van de NPA. Voor de nieuwe afspraken wordt ingezet op 30.000 nieuwe sociale
huurwoningen per jaar. De NPA krijgen doorvertaling in de lokale prestatieafspraken
tussen gemeenten, woningcorporaties en huurdersorganisaties. Die zijn afdwingbaar
via de geschilbeslechting prestatieafspraken vanuit de Woningwet.
1.3 NSC vraagt het kabinet per jaar aan te geven welke concrete aantallen woningen gesplitst, opgetopt en getransformeerd
worden.
Het CBS meldt in 2022 1.590 splitsingen en in 2023 1.395 splitsingen. (Het gaat hier
om het saldo van splitsingen minus samenvoegingen.) Het CBS meldt in 2022 9.565 transformaties
en in 2023 9.180 transformaties. Het gaat om het transformeren van een pand zonder
woonbestemming naar een pand met een woonbestemming. Het CBS voert momenteel een onderzoek
uit naar de mogelijkheid om woningen gerealiseerd door optoppen te tellen via de basisregistraties
adressen en gebouwen (BAG). Voorlopig is hier geen data over beschikbaar.
1.4 NSC vraagt het kabinet om een data science team binnen het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ontwikkeling in te
richten.
Het Ministerie van VRO en haar voorgangers hebben reeds enige decennia een datateam
voor het verzamelen en analyseren van volkshuisvestingsdata. In de afgelopen periode
zijn de werkzaamheden uitgebreid en wordt de data ook gericht op het versnellen van
de woningbouw. Het data team werkt samen met het CBS, Kadaster, commerciële partners
en de mede overheden. Om de informatievoorziening ten dienste van beleidsontwikkeling
en -monitoring ook naar de toekomst zeker te stellen is gestart met de verder systematiseren
en completeren van het datafundament voor de volkshuisvesting.
1.5 NSC vraagt het kabinet om het voor woningbouwcorporaties makkelijker te maken om betaalbare middenhuurwoningen
te bouwen door aanpassing van Europese regelgeving te bedingen in Brussel.
Het klopt dat de corporaties met geborgde leningen meer middenhuurwoningen kunnen
creëren. Zonder die borging kan de sector op dit moment in totaal 26.000 middenhuurwoningen
financieren. Met borging zouden dat er 67.000 zijn. Conform het Hoofdlijnenakkoord
en het regeerpogramma zet Nederland in Brussel dan ook in op wijziging van de regels
om staatssteun voor woningen bestemd voor middeninkomens mogelijk te maken.
1.6 NSC vraagt het kabinet om binnen een jaar met een wetsvoorstel te komen dat een derde sector mogelijk maakt:
coöperatief wonen.
Het kabinet wil werk maken van coöperatief wonen als derde sector. Het is nu ook al
mogelijk om een coöperatief initiatief te starten, maar deze komen nog lastig van
de grond Dat heeft vooral met financiële belemmeringen en behoefte aan ondersteuning
te maken. Zo is het voor initiatieven van niet-professionele partijen door beperkingen
vanuit banken vaak lastig de financiering rond te krijgen. Het kabinet start daarom
met een revolverend fonds om die initiatieven te helpen financiering gemakkelijker
rond te krijgen. Het doel is om met dit fonds meer vertrouwen in de markt te creëren
zodat deze coöperaties steeds meer een reguliere partij worden en zichzelf steeds
beter zelfstandig kunnen financieren. Het kabinet werkt verder samen met gemeenten
om coöperatieve initiatieven (extra) ondersteuning te geven. Bijvoorbeeld bij het
vinden van een locatie.
1.7 NSC vraagt het kabinet te bezien of de hospitaregeling verruimd kan worden om de kamernood te ledigen. Daarbij vraagt NSC het kabinet gebruik te maken van de voorstellen uit de Kamervragen van de leden Welzijn, Van Vroonhoven
en Omtzigt van 30 augustus 2024 over een plan om het verhuren van een kamer aan studenten
veel gemakkelijker te maken.
Binnenkort zal de Minister van VRO de beantwoording van de gestelde vragen over hospitaverhuur
en de kamerverhuurvrijstelling naar de Tweede Kamer sturen. Daarin zal het kabinet
onder andere aangegeven dat het Ministerie van BZK samen met het Ministerie van Financiën
de komende tijd gaat verkennen of er op dit moment obstakels zijn bij de kamerverhuurvrijstelling.
Daarbij wil het kabinet ook het gebruik van en ervaringen met hospitaverhuur beter
in beeld brengen. Dit doen we onder meer via een peiling die op dit moment loopt waarbij
onder andere hospitaverhuurders worden bevraagd.
Kamerverhuurvrijstelling betekent echter niet dat inkomsten uit kamerverhuur worden
vrijgelaten voor de hoogte van een eventuele uitkering, zoals een bijstandsuitkering.
Om de prikkel naar werk en uitstroom uit de bijstand te vergroten kent de Participatiewet
een vrijlating van inkomsten uit arbeid, dit is een beperkte en tijdelijke vrijlating
om een armoedeval te voorkomen. Een eventuele vrijlating van inkomsten uit hospitaverhuur
of andere huuropbrengsten draagt immers niet bij aan de arbeidsinschakeling van de
betrokkenen. Bovendien leidt een dergelijke vrijlating van permanente aard tot een
ongewenste ongelijkheid ten opzichte van bijstandsgerechtigden met een tijdelijke
vrijlating van inkomsten uit arbeid.
1.8 NSC stelt voor het krijgen van huurtoeslag ook mogelijk te maken voor studenten die niet in een studio
wonen maar op kamers.
Het openstellen van huurtoeslag voor onzelfstandige eenheden kost naar verwachting
€ 925 miljoen tot € 1,3 miljard per jaar. Dit is exclusief de kosten die gepaard gaan
met het registreren van onzelfstandige woonruimtes.
Daarnaast zijn er complexe uitvoeringstechnische en juridische belemmeringen. De hoge
kosten en de praktische bezwaren maken dat het kabinet het voorstel niet haalbaar
vindt.
NSC verwijst verder naar een voorstel van Platform 31. Daarin wordt de huurtoeslag
voor studenten in een zelfstandige woning verlaagd. Van de uitgespaarde uitgaven wordt
vervolgens objectsubsidie verleend voor de bouw van onzelfstandige eenheden. Hiermee
zou tegemoet gekomen kunnen worden aan de financiële bezwaren tegen de invoering van
huurtoeslag voor onzelfstandige woonruimtes. Huurtoeslag wordt op dit moment verschaft
om mensen met een laag inkomen in staat te stellen betaalbaar te wonen. Door de huurtoeslag
voor zelfstandige woningen te verlagen voor studenten, wordt de betaalbaarheid van
dergelijke woningen voor deze doelgroep verslechterd. Het kabinet vindt dat niet wenselijk
en ziet dit voorstel daarom niet als een oplossing. Daarnaast zijn er juridische belemmeringen
om een doelgroep binnen de huurtoeslaggerechtigden een lagere toeslag te verlenen.
Dit neemt niet weg dat het kabinet de mogelijkheden voor financiële compensatie voor
onzelfstandige woonruimtes momenteel nader verkent. Maar dit heeft vooralsnog geen
oplossing op de korte of middellange termijn opgeleverd.
1.9 NSC vraagt het kabinet te onderzoeken hoe woningdelen beter mogelijk gemaakt kan worden in huurwoningen,
en vraagt het kabinet daar ook de kostendelersnorm bij te betrekken.
Het kabinet wil inzetten op het beter benutten van bestaande gebouwen en bijbehorende
omgeving. Op 18 oktober hebben wij een brief aan uw Kamer gestuurd over hoe wij dat
willen gaan doen.2 In die brief geven we onder andere aan welke maatregelen we nemen om woningdelen
beter mogelijk te maken. Onderdeel daarvan is de in het Regeerprogramma aangekondigde
verkenning naar de kostendelersnorm.
2. Niet gebruik
Nederland kent een uitgebreid stelsel van inkomensondersteunende regelingen. Deze
regelingen vervullen een belangrijke rol in het bieden van financiële bestaanszekerheid
aan mensen die (tijdelijk) niet zelf in voldoende inkomen kunnen voorzien. Het is
belangrijk dat mensen ook daadwerkelijk gebruik maken van de inkomensondersteunende
regelingen waar zij recht op hebben. Om armoede en schulden te voorkomen en om bestaanszekerheid
te borgen. Daarom zet het kabinet in op het terugdringen van niet-gebruik van inkomensondersteunende
regelingen. Onder andere door vereenvoudiging van het stelsel van inkomensondersteuning
voor te bereiden. En met het wetsvoorstel proactieve dienstverlening SZW. Daarmee
krijgen UWV, SVB en gemeenten de bevoegdheid om, met verwerking van persoonsgegevens,
mensen gericht te informeren over onbenutte aanspraken in de sociale zekerheid. En
om vervolgens aanvragen te faciliteren.
2.1 NSC stelt voor om de actuele inkomensgegevens uit de polisadministratie te gebruiken om de toeslagen
gedurende het jaar aan te passen. Zo zouden grote terugvorderingen kunnen worden vermeden.
Een groot deel van de terugvorderingen door Dienst Toeslagen komt doordat het inkomen
anders is dan waarmee rekening is gehouden bij het vaststellen van het voorschot.
Het toekennen op basis van actuele inkomensgegevens zou een belangrijke bijdrage kunnen
leveren aan het zo goed mogelijk vaststellen van het voorschot. En om dat gedurende
het jaar waar nodig aan te passen. Daarvoor is een actueel inkomensregister nodig.
De polisadministratie is een belangrijke gegevensbron. In de polisadministratie staan
inkomensgegevens van werknemers en uitkeringsontvangers. Dit betekent dat een fors
deel van de inkomens van Nederlanders hierin is opgenomen.
De polisadministratie wordt nu al gebruikt door uitvoerders van inkomensondersteunende
regelingen. Het UWV baseert hierop haar uitkeringen. De inkomensgegevens uit de polisadministratie
worden ook door Dienst Toeslagen al gebruikt. Als Dienst Toeslagen op basis van inkomensgegevens
afwijkingen constateert, dan wordt een brief ter attendering aan de burger gestuurd
met het verzoek het inkomensgegeven te wijzigen. Tegelijkertijd weten we dat niet
iedere burger op een dergelijk verzoek reageert. Daarom is Dienst Toeslagen dit jaar
met een proef begonnen om de inkomensgegevens in een aanvraag ambtshalve te wijzigen,
als een burger op een attendering niet reageert. Begin 2025 zullen de resultaten van
deze proef met uw Kamer worden gedeeld. Ten slotte worden inkomensgegevens uit de
polisadministratie waar mogelijk gebruikt bij de jaarovergang. Het laatst bekende
inkomen wordt geïndexeerd op basis van loonontwikkeling en inflatie om het risico
te beperken dat in het komende jaar met een te laag inkomen wordt gerekend en er een
(hoge) terugvordering ontstaat.
Tegelijkertijd zitten er ook beperkingen aan het gebruik van de polisadministratie.
Ten eerste zit er ook bij deze gegevens een zekere vertraging op de beschikbaarheid.
De polisadministratie wordt gevuld door werkgevers, UWV, gemeenten en pensioenfondsen,
waarbij de gegevens niet direct beschikbaar zijn voor Dienst Toeslagen. Aangezien
een toeslagvoorschot vooraf wordt verstrekt, kan er ook bij het gebruik van het gegeven
van de polisadministratie al een te hoog voorschot zijn uitgekeerd. Ten tweede zijn
de gegevens niet beschikbaar voor de gehele populatie toeslaggerechtigden. Voor mensen
die (deels) als zelfstandige werken, die (deels) in het buitenland werken of die veel
wisselingen hebben in inkomen biedt de polisadministratie geen sluitend beeld voor
de inkomensvaststelling. Ook is er geen inzicht in heffingskortingen en aftrekposten
die ook van invloed kunnen zijn op de hoogte van toeslagen. Tot slot zijn de gegevens
in de polisadministratie foutgevoelig en worden de inkomensgegeven niet op een uniforme
manier door werkgevers aangeleverd. Niet alle inkomensgegevens in de polisadministratie
kunnen daardoor optimaal worden benut.
Het kabinet is het met deze leden van NSC eens dat het gebruik van inkomensregisters
kan bijdragen aan het terugdringen van terugvorderingen. Dit kabinet zal daarom, zoals
in het Regeerprogramma is aangekondigd, een verkenning uitvoeren naar een betere inkomensregistratie.
2.2 NSC stelt voor mensen de mogelijkheid te geven om toeslagen via de belastingaangifte aan te vragen.
Inkomstenbelasting en toeslagen zijn juridisch en uitvoeringstechnisch van elkaar
gescheiden systemen. De aangifte inkomstenbelasting ziet op het inkomen en het vermogen
van mensen. Toeslagen hebben daarnaast andere grondslagen, zoals het huren van een
huis, zorg dragen voor de kinderen of zorgverzekerd zijn. De Belastingdienst beschikt
bij de aangifte inkomstenbelasting niet over deze grondslagen. Als mensen uitsluitend
op basis van hun inkomen en vermogen zouden worden gewezen op een mogelijk recht op
toeslagen, kunnen bij deze burgers onjuiste verwachtingen worden gewekt. Het kabinet
werkt aan het voorbereiden van een hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel.
2.3 NSC stelt voor om het voor mensen die een UWV uitkering onder het sociaal minimum krijgen mogelijk
te maken om al op het aanvraagformulier voor de moederwet ook de toeslagenwet aan
te vragen.
De geautomatiseerde WW-aanvraag kent al de mogelijkheid om, gelijktijdig met de WW-uitkering,
een aanvraag op grond van de Toeslagenwet te doen. In het aanvraagproces van de WW
vindt een (voor-) berekening plaats van het WW-dagloon van de aanvrager. Wanneer dit
dagloon onder een bepaald bedrag is, wordt de aanvrager doorgeleid naar de mogelijkheid
om aanvullende informatie te verstrekken om de aanvullende toeslag aan te vragen.
Het gebruik van de WW-gegevens voor een ander doel (beoordeling TW-recht) kent op
dit moment geen geldige grondslag. Deze werkwijze wordt door het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid gedoogd, mede in aanloop naar de inwerkingtreding van het
wetsvoorstel proactieve dienstverlening SZW.
Andere werknemersverzekeringen en de Wajong-uitkering kunnen weliswaar ook digitaal
worden aangevraagd, maar kennen (nog) geen mogelijkheid om de hoogte van de uitkering
in die fase vast te stellen en daarmee een gerichte aanvraag van de aanvullende toeslag
mogelijk te maken. UWV dient voor deze wetten verschillende «handmatige» beoordelingen
te doen om het recht op uitkering vast te stellen. Daarom wijkt het aanvraagproces
van de wetten af van die van de WW-uitkering. Wanneer iemand recht heeft op een uitkering
van UWV wordt diegene in de toekenningsbrief gewezen op de mogelijkheid van het aanvragen
van een aanvullende toeslag en de aanvraagmogelijkheid op de website van UWV.Om in
te schatten of iemand recht heeft op een aanvullende toeslag, moet immers de hoogte
van de uitkering bekend zijn, evenals iemands leefvorm en eventuele andere (partner-)inkomsten.
Wanneer verzekerden gevraagd zal worden of zij gelijktijdig met een andere uitkering
een TW-aanvraag willen indienen, is de kans dat zij hiervan afzien. Mogelijk kunnen
zij niet op dat moment inschatten of zij voor de aanvullende toeslag in aanmerking
komen op grond van de diverse criteria (hoogte gezinsinkomen, leefvorm etc).
Momenteel vindt een verkenning plaats naar mogelijke vereenvoudigingen aan de Toeslagenwet.
Aanpassen van de geldende criteria voor het recht op de aanvullende toeslag maken
onderdeel uit van deze verkenning. In het begin van 2025 wordt de Kamer geïnformeerd
over de resultaten van deze verkenning. Daarnaast kan de onbekendheid met de Toeslagenwet
en de term «toeslag» ertoe leiden dat mensen geen aanvraag doen. Naar beweegredenen
waarom mensen geen TW-aanvraag doen is tot op heden geen onderzoek gedaan.
Overigens geldt dat specifiek bij de WIA-uitkering meespeelt dat de hoogte van de
uitkering gedurende de looptijd kan wijzigen, waardoor een recht op aanvullende toeslag
op een later moment kan ontstaan. Als er zich een verandering in de persoonlijke situatie
van de uitkeringsgerechtigde voordoet, kan hierdoor recht op de aanvullende toeslag
ontstaan. Daarom is het ook mogelijk om op dat moment een TW-aanvraag in te dienen.
2.4 NSC vraagt het kabinet de aangenomen motie Mohandis/Palmen over het proactief toekennen van gemeentelijke
minimaregelingen (Kamerstuk 34 352, nr. 317) verder uit te werken.
Onder proactief toekennen wordt begrepen het ambtshalve – dus zonder voorafgaande aanvraag door of namens de belanghebbende – toekennen van
inkomensondersteunende en inkomensafhankelijke regelingen of andere voorzieningen.
Dat zal het niet-gebruik van deze regelingen vermoedelijk sterk verminderen. Daarmee
komt het ten goede aan de bestaanszekerheid van mensen.
In de Kamerbrief van 12 september 20243 is uw Kamer in reactie op de motie Mohandis/Palmen geïnformeerd over wat er mogelijk
is voor wat betreft ambtshalve toekennen van gemeentelijke minimaregelingen en welke
stappen het kabinet heeft genomen en neemt om dit verder mogelijk te maken. Om niet-gebruik
tegen te gaan werken we aan het wetsvoorstel proactieve dienstverlening. Dat maakt
het bijvoorbeeld mogelijk om een fysiek of digitaal loket in te richten voor ondersteuning
met informatie en advies aan mensen. Het wetsvoorstel proactieve dienstverlening SZW
maakt nieuwe ambtshalve toekenning van uitkeringen en voorzieningen niet mogelijk.
Daarvoor zijn ingrijpende veranderingen in regelingen nodig. Zie de reactie onder
3.6. voor nadere toelichting en overwegingen daarbij.
2.5 NSC stelt voor artikel 20 van de Grondwet als grondslag voor gegevensdeling te gebruiken.
Als (overheids-)partijen gegevens van mensen verwerken vormt dat een inbreuk op de
persoonlijke levenssfeer. Dat geldt ook voor het delen van gegevens. De Algemene Vordering
Gegevensbescherming (AVG) stelt verschillende eisen aan rechtmatig verwerken van persoonsgegevens.
Voor een betrokkene moet het kenbaar zijn welke partij(en) zijn gegevens verwerken,
hoe dit gebeurt en voor welk doel verwerking plaatsvindt. Dit is het beginsel van
transparantie en rechtszekerheid.
Ook mogen gegevens alleen worden verwerkt voor een vooraf bepaald, uitdrukkelijk omschreven
doel (beginsel van doelbinding). Verwerking van persoonsgegevens kan op basis van
wetgeving plaatsvinden. Dat is in verreweg de meeste gevallen zo als overheidsinstanties
persoonsgegevens verwerken. Maar ook in die gevallen moet aan de beginselen van de
AVG worden voldaan.
Artikel 20 in de Grondwet bepaalt dat de overheid zorg draagt voor bestaanszekerheid.
Dat artikel is zodanig breed dat geen sprake is van een uitdrukkelijk omschreven verwerkingsdoel.
Ook is uit het artikel niet af te leiden welke partij gegevens verwerkt of deelt.
En ook niet op welk moment dat gebeurt en onder welke voorwaarden. Laat staan dat
hier enige begrenzing uit volgt. Als artikel 20 van de Grondwet als basis voor gegevensdeling
gebruikt zou worden, zou dat ruimte geven voor ongebreidelde, onvoorspelbare en oncontroleerbare
gegevensverwerkingen. Dit verdraagt zich niet met het recht op bescherming van de
persoonlijke levenssfeer, dat ook in de Grondwet en internationale verdragen is vastgelegd.
3. Toegankelijke sociale zekerheid
Het stelsel van inkomensondersteuning is gegroeid tot een complexe verzameling van
een groot aantal regels. Die complexiteit maakt het stelsel minder toegankelijk, en
zorgt bij sommige groepen juist voor onzekerheid. Met bijvoorbeeld terugvorderingen,
schulden of niet-gebruik als gevolg. Het kabinet wil de sociale zekerheid, toeslagen
en inkomstenbelasting hervormen. Daarvoor wordt een hervormingsagenda met drie doelen
opgesteld: inkomensondersteuning moet zekerheid bieden, makkelijk te begrijpen zijn
en (meer) werken moet lonen. Uw Kamer wordt nader geïnformeerd over het proces van
deze hervormingsagenda middels een brief voor de SZW begrotingsbehandeling.
3.1 NSC vraagt het kabinet dit voorjaar een tijdspad aan voor de hervormingen van het belasting- en toeslagenstelsel
te geven.
De Kamer is onlangs geïnformeerd over de taakopdracht voor het voorbereiden van een
hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel. Deze taakopdracht bevat de voorgestelde
aanpak en een afbakening voor de hervorming en is de eerste stap richting een eenvoudiger
stelsel, dat beter aansluit bij mensen. In het tijdpad is onder meer opgenomen dat
het kabinet in het voorjaar 2025 komt met een eerste inhoudelijke brief met enkele
varianten en keuzeopties. Naast deze langetermijn-hervorming werkt het kabinet ook
stapsgewijs aan verbeteringen van het toeslagenstelsel. Bij de taakopdracht is een
bijlage aan uw Kamer gevoegd met een planning voor de verbeteringen op korte, middellange
en lange termijn. Hierbij gaat het onder meer om een wetsvoorstel op korte termijn
(2025) waarmee specifieke knelpunten in het toeslagenstelsel worden opgelost, en de
vervanging van de kinderopvangtoeslag door een directe, inkomensonafhankelijke financiering
op de middellange termijn.
3.3 NSC vraagt het kabinet de aanbevelingen van de commissie rechtsstaat voor de hervorming van de Sociale Zekerheid
integraal over te nemen.
Het kabinet onderschrijft de aanbeveling van de Staatscommissie Rechtsstaat over vereenvoudiging
van inkomensondersteuning. Net als de Staatscommissie ziet het kabinet de noodzaak
voor hervormingen voor verbetering van de inkomenszekerheid voor mensen. Zoals in
het Regeerprogramma aangegeven, wil het kabinet de sociale zekerheid, toeslagen en
inkomstenbelasting hervormen. Hiervoor wordt een hervormingsagenda inkomensondersteuning
opgesteld met drie doelen: inkomensondersteuning moet zekerheid bieden en makkelijk
te begrijpen zijn. En (meer) werken moet lonen. De afhankelijkheid van aanvullende
inkomensregelingen als toeslagen en gemeentelijke regelingen is te groot geworden.
Het kabinet wil de balans herstellen. In lijn met de aanbevelingen van de Staatscommissie
Rechtsstaat wordt er binnen de hervormingsagenda inkomensondersteuning door verschillende
departementen, uitvoeringsorganisaties en lokale overheden stapsgewijs gewerkt aan
vereenvoudigingen, hervormingen en aan uitvoerbaar beleid. We benutten daartoe het
grote aantal adviezen en rapporten dat de afgelopen jaren is verschenen en bewaken
de samenhang tussen de lopende vereenvoudigingstrajecten binnen het stelsel van inkomensondersteuning.4 Het perspectief van mensen staat voorop. Het kabinet maakt gebruik van de kennis
van onder andere ervaringsdeskundigen, maatschappelijke organisaties publieke dienstverleners
en lokale overheden.
Met de hervormingsagenda inkomensondersteuning werken we voorstellen uit voor vereenvoudiging
en hervorming op de korte, middellange en lange termijn. Het primaat ligt altijd bij
de individuele vereenvoudigingstrajecten, waar de uitwerking moet plaatsvinden. De
desbetreffende vakbewindslieden zijn daarmee zelf verantwoordelijk voor de voortgang
en ontwikkelingen binnen hun eigen vereenvoudigingstrajecten. De Minister van SZW
is verantwoordelijk voor het inkomensbeleid. Vanuit die verantwoordelijkheid houdt
de Minister de inhoudelijke samenhang van de verschillende trajecten in het oog en
zorgt ervoor dat de trajecten inhoudelijk op elkaar aansluiten. Als coördinerend bewindspersoon
behoud de Minister van SZW daarom het overzicht en bewaakt hij de samenhang én voortgang
binnen de hervormingsagenda.
In de hervormingsagenda wordt samengewerkt met verschillende departementen (FIN, OCW,
SZW, VRO,VWS), uitvoeringsorganisaties (Belastingdienst, Dienst Toeslagen, DUO, SVB
en UWV) en de lokale overheid (VNG en Divosa). Vereenvoudiging betekent het maken
van lastige keuzes, en daarbij is er altijd sprake van afruilen. Het vereenvoudigen
en hervormen van het stelsel van inkomensondersteuning vraagt daarom om politieke
keuzes van het kabinet (volgende kabinetten) en van de Tweede Kamer.
Deze keuzes wil het kabinet maken met uw Kamer en met de publieke dienstverleners,
sociale partners, lokale overheden, maatschappelijke organisaties en de mensen om
wie het gaat. Bijvoorbeeld via de ingestelde tijdelijke commissie voor de herziening
van het belasting- en toeslagenstelsel gecombineerd met de vaste Kamercommissie SZW.
Over de hervormingsagenda inkomensondersteuning ontvangt u nog voor de SZW begrotingsbehandeling
een brief. Daarin zal ook nog nader in worden gegaan hoe met de agenda invulling wordt
gegeven aan de aanbevelingen over vereenvoudiging inkomensondersteuning van de Commissie
rechtstaat.
3.4 NSC vraagt het kabinet om met vereenvoudiging te beginnen bij de WIA, waar de problemen het grootste lijken. NSC verzoekt het kabinet daarbij ook de uitwerking van het OCTAS-rapport te betrekken en werkt te maken van
het eerste spoor hardheden aanpakken).
Zoals in het Regeerprogramma aangegeven, wil dit kabinet aan de slag met het verbeteren
en vereenvoudigen van de WIA. Daartoe komt het met concrete voorstellen, geïnspireerd
door de aanbevelingen van de OCTAS. In OCTAS staan ook meer fundamentele ideeën die
inspiratie bieden voor de langere termijn. In het regeerprogramma staat dat het kabinet
ook aan de slag wil met die meer fundamentele ideeën. Bijvoorbeeld met het idee van
een stelsel dat aanvankelijk gericht is op re-integratie en minder op de (medische)
beoordeling. En met het idee om regelingen voor verschillende groepen werkenden in
meer of mindere mate te harmoniseren. De afgelopen periode is door het Ministerie
van SZW gewerkt aan de uitwerking van het OCTAS rapport. In het najaar wordt de Kamer
geïnformeerd over deze uitwerking.
OCTAS geeft ook aan dat het arbeidsongeschiktheidsstselsel niet alleen gaat over de
inkomensondersteuning en re-integratie van mensen die langdurig ziek zijn of een arbeidsbeperking
hebben. Nog belangrijker is het om te voorkomen dat mensen ziek worden. Dat onderschrijft
dit kabinet. OCTAS doet hiertoe geen specifieke aanbevelingen, maar onderdeel van
het nadenken over verbetering van het stelsel voor ziekte- en arbeidsongeschiktheid,
is ook het nadenken over het versterken van preventie. Het kabinet werkt verder aan
de Arbovisie 2040. De missie van de Arbovisie 20405 is dat er geen mensen meer overlijden door slechte arbeidsomstandigheden en dat het
aantal arbeidsongevallen en zieken door en op het werk significant daalt. Daarbij
speelt preventie een belangrijke rol.
3.5 NSC vraagt het kabinet ervoor te zorgen dat de WIA voldoet aan ILO-verdrag 121 en verzoekt het kabinet daarover te rapporteren aan de kamer.
De ILO-experts hebben aangegeven dat de WIA op specifieke punten, waaronder de regeling
voor personen die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, naar hun inzicht in strijd
is met de verdragsverplichtingen. Hier bestaat nog wel discussie over; zo kent Nederland
ook andere regelingen (buiten de WIA) die de doelgroep ondersteunen.
Toegezegd is dat in de uitwerking van OCTAS de effecten van verlaging van de drempel
naar 25% (zoals geadviseerd in OCTAS) en ook naar 15% in beeld gebracht zullen worden.
Daarnaast is bij het commissiedebat arbeidsongeschiktheid (24 april 2024) de motie
Patijn (GroenLinks/PvdA) aangenomen (Kamerstuk 26 448, nr. 769). Die roept op om in kaart te brengen wat er nodig is om het arbeidsongeschiktheidsstelsel
in overeenstemming te brengen met het ILO-verdrag. Daarbij moet ook worden gedacht
aan de budgettaire consequenties, en consequenties voor in- en uitstroom van de WIA,
de druk op de uitvoering, en arbeidsmarktprikkels. Uw Kamer wordt hier nader over
geïnformeerd.
3.6 NSC vraagt het kabinet te komen tot proactieve toekenning met de garantie dat men niet terug hoeft te betalen
(tenzij fraude is vastgesteld).
Momenteel wordt een beperkt aantal (onderdelen van) regelingen ambtshalve toegekend.
Het gaat dan om situaties waarbij de overheid al op voorhand beschikt over alle gegevens
die voor definitieve toekenning nodig zijn en die (zeer) eenvoudige voorwaarden kennen,
zodat er niet tot nauwelijks kans bestaat dat de belanghebbende ontvangen gelden terug
moet betalen. Een voorbeeld is de ambtshalve toekenning van kinderbijslag door de
SVB voor kinderen volgend op het eerste kind.
De meeste inkomensondersteunende regelingen zijn echter zeer gericht vormgegeven en
kennen diverse, soms ingewikkelde, voorwaarden. In sommige gevallen bestaat een systematiek
van bevoorschotting en verrekening, bijvoorbeeld bij fluctuerende inkomsten naast
een uitkering. Voor de uitvoering en vaststelling zijn vaak specifieke gegevens nodig
over de situatie van betrokkene, en soms ook de partner of (samenstelling van) het
huishouden. De overheid beschikt zelf meestal niet over alle benodigde gegevens. Voor
ambtshalve toekenning, met het (grotendeels) uitsluiten van terugbetaling, is dan
ook meer nodig dan enkel de aanvraag uit regelgeving en procedures te schrappen. Het
vergt een drastische vereenvoudiging en vermindering van de voorwaarden die aan regelingen
zijn verbonden. Voor ten minste een deel van de regelingen zou dit betekenen dat de
fundamentele uitgangspunten, opzet en (financiële) uitwerking opnieuw moeten worden
overwogen en ontworpen. Het realiseren van ambtshalve toekenning, al dan niet met
garantie dat dit niet gepaard gaat met terugvordering (tenzij fraude wordt vastgesteld),
kan onderdeel zijn van een fundamentele heroverweging van sociale regelingen. In het
programma Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor Mensen (VIM) wordt gewerkt aan
scenario’s voor de lange termijn waarin ambtshalve toekenning is opgenomen.
4. Vast/Flex
Duidelijk is dat met ruim 40 procent6 flexibel werk (flexibel werknemerschap en zzp) in Nederland de arbeidsmarkt uit balans
is. Het gemiddelde in de EU ligt nu op minder dan 30 procent (flexibel werknemerschap
en zzp).7 Dat is de afgelopen jaren ook door verschillende rapporten onderbouwt.8 In deze rapporten en adviezen komt onder meer naar voren dat werkenden behoefte
hebben aan meer zekerheid en tegelijk ondernemingen voldoende wendbaar moeten kunnen
blijven.
4.1 NSC vraagt het kabinet om binnen een jaar met een concreet plan komen om vaste contracten te bevorderen. NSC stelt voor dat het streven daarbij moet zijn om ongeveer op het Europees gemiddelde uit te komen
van vaste en flexibele banen?
Het kabinet zet met het arbeidsmarktpakket de nodige concrete stappen om de balans
op de arbeidsmarkt te herstellen. Zowel door voorstellen op het gebied van flexwerkers
als zelfstandigen. Bijvoorbeeld met het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers. In
dit wetsvoorstel zijn verschillende maatregelen opgenomen die tot een verbetering
van de werk en inkomenszekerheid van flexwerkers leiden en het concurrentieverschil
tussen flexibele arbeid en het vaste contract verkleint. De voorstellen rondom verduidelijking
en handhaving van regels rond het zelfstandig ondernemerschap en het verplicht stellen
van een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen moeten leiden tot verbetering
van de (inkomens)zekerheid van zelfstandigen. Het kabinet wil door het herstellen
van de balans op de arbeidsmarkt het werken met en als zelfstandige(n) toekomstbestendiger
maken. Om dit te bereiken zet het kabinet in op drie lijnen:
1) het realiseren van een gelijker speelveld tussen contractvormen. Onder andere met
fiscale maatregelen en het verplicht stellen van een arbeidsongeschiktheidsverzekering
voor zelfstandigen,
2) een betere werking van de arbeidsmarkt. Onder andere door meer duidelijkheid te bieden
over de vraag wanneer gewerkt wordt als werknemer dan wel als zelfstandige.
3) verbetering van handhaving op schijnzelfstandigheid. Onder andere door het opheffen
van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 6 november jl. advies uitgebracht
over het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers en het wetsvoorstel Verduidelijking
beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden met daarin enkele aandachtspunten waar
rekening mee moet worden gehouden voor indiening bij de Tweede Kamer. De beoogde inwerkingtreding
van beide wetsvoorstellen is op zijn vroegst 1 januari 2026
Bij het arbeidsmarktpakket is het EU gemiddelde aan flexibele arbeid het streven.
5. Openheid over bestaande problemen
De NSC-fractie wijst op het belang van openheid over dilemma’s en knelpunten en op
het belang van oog voor de uitvoerbaarheid en haalbaarheid van beleid. Dit kabinet
herkent en onderschrijft dit. Dit kan en moet beter. In het Regeerprogramma geeft
dit kabinet dan ook uitwerking aan de ambitie om beleid meer en meer uit te werken
met het oog voor uitvoerbaarheid en haalbaarheid. En meer samen met de publieke dienstverlening
en medeoverheden. Tegelijkertijd herkent het kabinet zich niet in alle kwalificaties
die de NSC-fractie maakt.
5.2 NSC vraagt het kabinet binnen een maand volledige openheid te geven over de problemen bij het UWV met de
WIA-vaststelling.
In de genoemde brief van 4 september jl.9 aan uw Kamer heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd over de situatie bij UWV. Die
openheid blijft de norm. In de brief van 4 september is aangegeven dat UWV op dit
moment werkt aan een verbeterplan. Dit geeft een meer compleet beeld van de aard en
omvang van onjuiste vaststellingen van WIA-uitkeringen na 2020. Daarnaast omvat het
plan de voorgenomen maatregelen om onjuistheden te corrigeren, en een aanpak om ervoor
te zorgen dat toekomstige beoordelingen weer aan alle kwaliteitseisen voldoen. Dit
verbeterplan is naar verwachting deze maand gereed en zal met uw Kamer gedeeld worden.
Ook is in de Kamerbrief van 4 september een onafhankelijk (extern) onderzoek toegezegd
op de sturing binnen UWV en de sturings- en informatierelatie tussen UWV en SZW. Dit
onderzoek is naar verwachting in het voorjaar van 2025 klaar. Ook dit zal na afronding
gedeeld worden. De Minister van SZW zal uw Kamer daarnaast periodiek informeren over
de laatste stand van zaken.
5.3 NSC vraagt het kabinet om middels een algehele uitvraag te in beeld te brengen waar er nog meer grote problemen
zijn en dat binnen twee maanden aan de Kamer te melden. NSC vraagt daarbij speciale aandacht voor de (gesloten) jeugdzorg en DUO (algoritmes).
Dit kabinet heeft zoals gezegd oog voor de uitvoerbaarheid en haalbaarheid van zowel
staand als nieuw beleid. De NSC-fractie wijst terecht op een aantal voorbeelden waarbij
dat fout is gegaan. Dat wil dit kabinet zo veel als mogelijk voorkomen. Het kabinet
werkt aan herstel van de verhouding met de uitvoering. Het kabinet zet in op een goede
samenwerking met beleid, uitvoering en toezicht om te komen tot goed uitvoerbaar beleid.
Op verschillende manieren wordt hieraan gewerkt. Bijvoorbeeld door bij ontwerp van
nieuwe wetten breed het gesprek te voeren met uitvoerders, door gebruik te maken van
het Beleidskompas en door de uitvoerders te vragen een uitvoeringstoets op te stellen.
En ook bij staand beleid houdt het kabinet een vinger aan de pols. Met invoeringstoetsen,
knelpuntenbrieven en de Staat en standen van de uitvoering signaleren publieke dienstverleners,
waaronder ook DUO en medeoverheden zoals de gemeenten, hoe beleid in de praktijk uitpakt.
Met de Ministeriële Commissie Publieke Dienstverlening houdt dit kabinet oog voor
de uitvoerbaarheid van het beleid. Publieke dienstverleners, medeoverheden en toezichthouders
hebben zitting in deze commissie en zijn continu in gesprek met het kabinet over haar
beleid.
Er is hierbij zeker ruimte voor verbetering. Daarom wil dit kabinet in aanvulling
op bovenstaande blijvend werken aan de knelpunten die gesignaleerd worden in de standen
van de uitvoering. Hiermee denkt het kabinet tegemoet te komen aan de wens van de
NSC-fractie om een vinger aan de pols te houden. De Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid zal in zijn rol als coördinerend bewindspersoon op het programma Werk
aan Uitvoering de Staat van de Uitvoering verzoeken een nadere analyse van de Standen
van de Uitvoering te maken en daarover te rapporteren. Daarbij zal ook bezien worden
welke knelpunten zijn opgelost, welke niet, en wat mogelijke belemmeringen zijn in
het oplossen ervan. Via het programma Werk aan Uitvoering wordt vervolgens ondersteuning
geboden voor het verder oplossen van de knelpunten. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd.
Ook werkt het kabinet aan het verbeteren van de samenwerking tussen beleid en uitvoering
langs het programma Werk aan Uitvoering. Dat doen we onder andere door meer oog te
houden voor het uitvoeringsperspectief, het verbeteren van de uitvoeringstoets en
het organiseren van dialogen en reflectie tussen beleid en uitvoering. Uw Kamer wordt
jaarlijks geïnformeerd over de voortgang van het programma Werk aan Uitvoering.
5.4 NSC vraag het kabinet binnen twee maanden aan te geven welke aanbevelingen uit de initiatiefnota over de
bescherming van klokkenluiders alsnog overgenomen worden.
De initiatiefnota van het lid Omtzigt over voorstellen ter aanmoediging van het melden
van misstanden en ter verbetering van de bescherming van klokkenluiders dateert van
14 april 2022. Nadien is het nodige gebeurd. Zo is op 18 februari 2023 de wet ter
implementatie van de EU-klokkenluidersrichtlijn in werking getreden. In die wet (Wet
bescherming klokkenluiders) is het grootste deel van de voorstellen uit de initiatiefnota
reeds gerealiseerd, deels door nota’s van wijziging en deels door aangenomen amendementen.
Voor een enkel voorstel (over toezicht op interne en externe meldkanalen) geldt dat
dit anders wordt ingevuld/voorgesteld dan het aangenomen amendement, dat ook gesteund
is door het lid Omtzigt. Dit vraagt om een nadere afweging. De Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 30 oktober een brief aan uw Kamer gestuurd met
daarin de stand van zaken van het klokkenluidersdossier en de voorbereidingen voor
het volgende wetsvoorstel.10
5.5 NSC vraagt het kabinet voldoende aandacht te houden voor digitale grondrechten, zoals bij risicoselectie
op basis van algoritmen.
Het borgen van digitale grondrechten bij het gebruik van algoritmen door de overheid
is voor dit kabinet van groot belang. Algoritmen moeten niet alleen voldoen aan bestaande
wetgeving. We maken ook werk van meer transparantie en betere rechtsbescherming bij
de inzet van algoritmes.
Dit doen we onder meer door het vullen van het Algoritmeregister, het inzichtelijk
en praktisch maken van bestaande eisen in het Algoritmekader, het versterken van het
toezicht op het gebruik van algoritmes bij de overheid en door opvolging te geven
aan de internetconsultatie Algoritmische besluitvorming.
6. Pensioenen
Momenteel werkt de uitvoering hard aan de transitie naar het pensioenstelsel, dit
is een omvangrijke opgave. Het kabinet richt zich daarbij op het bieden van duidelijkheid
aan de sector zodat zij de transitie op ordentelijke wijze kunnen doorlopen. Het Ministerie
van SZW houdt haar ogen en oren goed open voor signalen uit de samenleving en het
parlement om te zorgen dat de stelselherziening voor burgers goed verloopt. Het kabinet
stuurt bij wanneer dit noodzakelijk is, zoals recent ook met het voornemen om de uiterste
indieningsdatum voor de implementatie- en communicatieplannen aan te passen na het
tussentijdse advies van de regeringscommissaris transitie pensioenen. Daarbij blijft
gelden dat in deze fase van belang is om heldere,
voorspelbare kaders te bieden aan alle in de stelselherziening betrokken partijen.
6.1 NSC vraag het kabinet te reflecteren op de modellen gebruikt voor pensioencommunicatie bij invaren.
Bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel beoordelen pensioenfondsen de evenwichtigheid
voor alle deelnemers. Daarvoor maken zij gebruik van wettelijke voorschriften zoals
de standaardregel voor invaren. Daarnaast worden modellen, de scenariosets, gebruikt
als hulpmiddel bij enerzijds de fondsbesluitvorming en anderzijds voor communicatie
aan de deelnemers. Pensioenfondsen maken eigenstandig een afweging op basis van alle
daarvoor benodigde middelen, waarvan de scenariosets er één is. Voor de cijfers die
gecommuniceerd worden met de deelnemers, is de context en uitleg van groot belang.
Het Servicedocument Transitiecommunicatie, zoals opgesteld door de Pensioenfederatie,
laat zien hoe fondsen hieraan vorm denken te geven. Voorafgaand aan de publicatie
is de inhoud van dit Servicedocument door de Pensioenfederatie met AFM besproken.
Ook kan het bij deelnemercommunicatie nodig zijn om in bepaalde gevallen doelgroepspecifieke
toelichtingen op te nemen. Dit is één van de vijf uitgangspunten die de AFM begin
dit jaar heeft geformuleerd over transitiecommunicatie, naar aanleiding van het platform
Pensioentransitie waarin DNB en AFM met vertegenwoordigers van de pensioensector over
vraagstukken rondom de transitie spreken. De uitgangspunten zijn begin dit jaar ook
gedeeld met de pensioensector. Deze doelgroep afhankelijke toelichtingen, waaronder
een toelichting afhankelijk van de leeftijd of beleggingshorizon, moeten helpen om
de risico’s individueel inzichtelijk en voor deelnemers relevant te maken.
De leden Joseph en Omtzigt (NSC) hebben gewezen op de zogenaamde rentedip en de gevolgen
daarvan voor de pensioencommunicatie aan bijna gepensioneerden. Deelnemers worden
door hun pensioenuitvoerder periodiek geïnformeerd over de in de toekomst te verwachte
pensioenuitkering. Bij de berekening van pensioenverwachtingen in verschillende scenario’s
wordt gebruik gemaakt van wettelijk voorgeschreven economische-scenariosets.
In deze set zat een rentedip. Als gevolg van deze rentedip viel de ingeschatte pensioenuitkering
van een bijna-gepensioneerde lager uit dan de werkelijke pensioenuitkering. Eind juli
jl. is DNB gestart met een onderzoek in de scenariosets de impact van de rentedip
te beperken. Hierover is de Tweede Kamer destijds geïnformeerd, naar aanleiding van
vragen van de leden Joseph en Omtzigt.11 DNB heeft een oplossing gevonden om de rentesprongen te beperken door een gerichte
aanpassing door te voeren vanaf het vierde kwartaal van 2024, zonder hierbij afbreuk
te doen aan de andere belangrijke eigenschappen van de scenariosets. DNB heeft hierover
op 22 oktober een nieuwsbericht gepubliceerd. Met deze aanpassing van DNB is ook de
inschatting van de pensioenuitkering van bijna-gepensioneerden weer de meest realistische
inschatting. De impact voor andere deelnemers was in de regel al beperkt.
6.2 NSC vraag het kabinet of invaren op 1 januari 2025 wel verantwoord is.
Het is zeker mogelijk en verantwoord om in te varen in 2025. Zoals al eerder geschreven,
is de scenarioset slechts één middel voor de afweging van pensioenfondsen voor een
evenwichtige transitie. Scenariosets worden gebruikt om de informatie die er wel is,
over de onzekere toekomst, met elkaar te verbinden. De modellen kunnen goed gebruikt
worden om individuele bedragen te berekenen voor de voorgeschreven transitie-informatie.
Dit is in het belang van goede communicatie over de pensioentransitie. De communicatiemodellen
gebruiken de voorgeschreven scenarioset die DNB elk kwartaal publiceert en waar op
22 oktober jl. een gerichte aanpassing voor de rentedip is doorgevoerd. De uitkomsten
die de wiskundige modellen laten zien zijn daarmee logisch gezien mogelijke uitkomsten
in de toekomst.
Bij de uitkomsten van berekeningen dienen bestuurders en sociale partners zelf juiste
duiding en context en eventueel andere zaken die relevant zijn mee te nemen. De berekeningen
definiëren daarmee niet de evenwichtigheid en risicohouding zelf.
6.3 NSC vraagt het kabinet te reageren op de juridische analyse van de parlementair advocaat.
Op 23 oktober heeft de Tweede Kamer het advies van de parlementair advocaat gepubliceerd
(Kamerstuk 32 043, nr. 664). Het kabinet heeft de reactie op dat advies afgelopen week met uw Kamer gedeeld
Tot slot
Bestaanszekerheid is een van de kerntaken van de overheid en een van de topprioriteiten
van dit kabinet. Wij danken Nieuw Sociaal Contract dan ook voor deze constructieve bijdrage en kijken er naar uit over dit belangrijke
onderwerp nog vaker met uw Kamer van gedachten te wisselen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
Indieners
-
Indiener
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Medeindiener
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening