Brief regering : Geannoteerde Agenda Raad voor Concurrentievermogen 28-29 november 2024
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 616 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 november 2024
Op 28-29 november 2024 organiseert het Hongaars voorzitterschap een formele Raad voor
Concurrentievermogen over de onderdelen 1) industrie en interne markt; 2) onderzoek
en innovatie; en 3) ruimtevaart. Met deze brief stuur ik u de geannoteerde agenda
met daarin een beschrijving van de discussiepunten en de Nederlandse inzet. De geannoteerde
agenda voor het onderdeel onderzoek en innovatie stuur ik u mede namens de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Ik ben voornemens deel te nemen aan het onderdeel
industrie en interne markt van deze Raad.
De Minister van Economische Zaken, D.S. Beljaarts
Inleiding
De Raad voor Concurrentievermogen (hierna: Raad) op 28 en 29 november aanstaande staat
in het teken van drie onderdelen: 1. Interne markt en Industrie, 2. Onderzoek en Innovatie
en 3. Ruimtevaart. Deze indeling wordt ook aangehouden in deze geannoteerde agenda.
Interne markt en industrie (28 november 2024)
Betere regelgeving in de Europese Unie
Beleidsdebat
Tijdens de Raad zal een beleidsdebat plaatsvinden over betere regelgeving in Europa.
Op het moment van schrijven zijn de discussievragen nog niet bekend.
Nederlandse Positie
Nederland verwelkomt de agendering van het onderwerp betere regelgeving tijdens deze
Raad. Het aanpakken van regeldruk is voor dit kabinet namelijk een topprioriteit,
zowel op nationaal als Europees niveau. Onnodige regeldruk zorgt voor één van de grootste
belemmeringen van ondernemers. Daarom werk ik op dit moment aan een Actieprogramma
Minder Druk met Regels waarin het kabinet inzet op het voorkomen van onnodige regeldruk
in nieuwe regelgeving en het aanpakken van onnodige regeldruk in bestaande regelgeving.
Daarbij richt ik me op zowel nationale- en EU- regelgeving.
Tijdens de Raad ligt de focus op het verbeteren en verminderen van Europese regelgeving.
De inzet van Nederland tijdens het beleidsdebat bouwt voort op het eerder gepubliceerde
non-paper over betere regelgeving dat Nederland samen met een aantal andere lidstaten heeft
gepubliceerd1. In dit non-paper komt een aantal van de belangrijkste suggesties en standpunten naar voren die ik
in de dialoog met de Europese Commissie (hierna: Commissie) en andere lidstaten verder
wil brengen.
Mijn belangrijkste punt is dat inzicht in de impact van EU-wetgeving vergroot moet
worden, met onder andere aandacht voor de territoriale effecten. Zo wordt inzichtelijk
waar een voorstel mogelijk voor Nederland kan knellen en we daarop kunnen sturen.
Daarom pleit ik voor het meer en beter uitvoeren van impact assessments door de Commissie.
Ook zal Nederland zelf vaker de effecten van EU-voorstellen in kaart moeten brengen
als impact assessments van de Commissie ontbreken, bijvoorbeeld via een mkb-toets
of eigen regeldruk-onderzoeken. Vervolgens is het belangrijk om die effecten ook nadrukkelijk
mee te wegen in de Nederlandse positiebepaling voor EU-onderhandelingen over wet-
en regelgeving. Verder zal ik uitdrukkelijk pleiten voor het verlagen van de regeldruk
op bedrijven, nationale toezichtinstanties en medeoverheden, zodat zij in staat zijn
EU-wetgeving uit te voeren. Het is cruciaal dat signalen van ondernemers over wat
zij ervaren als de grootste belemmeringen centraal staan zodat dit merkbare resultaten
voor ondernemers oplevert. Daarom zal ik pleiten voor een sterke rol van het Fit-for-Future-platform.
Dit platform bestaat uit maatschappelijke belanghebbende en vertegenwoordigers van
lidstaten en adviseert de Commissie over de aanpak van concrete knelpunten in bestaande
EU-regelgeving.
Krachtenveld
Regeldruk is niet alleen in Nederland een belangrijk onderwerp, ook binnen de EU is
het belang van het beperken van regeldruk toegenomen. Zowel in het Letta- als in het
Draghi-rapport was dit een substantieel onderwerp en ook de nieuwe Commissie beschouwt
het bestrijden van onnodige regeldruk als een zeer belangrijk thema. In de mission letters die Commissievoorzitter Von der Leyen aan de beoogde Eurocommissarissen heeft gestuurd
is dan ook nadrukkelijk benoemd dat zij beleid eenvoudiger moeten maken en administratieve
lasten moeten verlagen. Daarnaast is er een kandidaat-Commissaris voor onder andere
«vereenvoudiging» benoemd. Tot slot staat het onderwerp ook bij andere lidstaten hoog
op de agenda.
De Toekomst van het Europese concurrentievermogen
Aanname Raadsconclusies
Tijdens de Raad is het Hongaars voorzitterschap voornemens om Raadsconclusies aan
te nemen over concurrentievermogen. Op het moment van schrijven wordt er nog onderhandeld
over de Raadsconclusies. De Raadsconclusies leggen een duidelijk verband met het rapport
van Mario Draghi dat 9 september jl. is uitgekomen. Op 4 oktober jl. heeft het kabinet
de reactie op het Draghi-rapport met uw Kamer gedeeld.2 In de Raadsconclusies is er specifiek aandacht voor het versterken van de interne
markt en het verminderen van administratieve lasten voor bedrijven. Daarnaast gaan
de Raadsconclusies in op een aantal industrie-gerelateerde thema’s die belangrijk
zijn voor het kabinet zoals de door Commissievoorzitter Von der Leyen aangekondigde
Clean Industrial Deal en het belang van strategisch industriebeleid.
Nederlandse Positie
Het bewaken van het gelijke speelveld op de EU interne markt is het fundament voor
een gezonde economie. Daarnaast heeft Nederland zich in de Raad hardgemaakt voor het
duidelijker laten terugkomen van onderzoek, talent, innovatie en onderwijs in de Raadsconclusies.
Nederland sluit zich aan bij de oproep voor een nieuwe EU-industrie strategie. Voor
Nederland is het daarbij van belang dat het concurrentievermogen van de EU wordt versterkt
door gebruik te maken van het gehele EU-beleidsinstrumentarium en het staatssteuninstrument
niet te lichtvaardig wordt ingezet. Tevens heeft Nederland tijdens de onderhandelingen
aangegeven dat in de Raadsconclusies niet vooruit wordt gelopen op het Meerjarig Financieel
Kader (MFK) via deze Raadsconclusies.
Krachtenveld
Sommige lidstaten zien graag een verdergaande tekst over financiering, terwijl veelal
de noordelijke lidstaten terughoudender zijn op dit punt. Gelijkgestemde lidstaten
met Nederland op staatssteun zetten in op gerichte steun met oog voor het gelijkspeelveld.
Ten slotte willen enkele lidstaten in de passage over de klimaatdoelen graag de focus
verleggen naar de lange termijn, maar Nederland hecht er sterk aan om ook in te blijven
zetten op de doelen op kortere termijn conform de klimaatwet.
Diversenpunt
Er staat een diversenpunt op de agenda met betrekking tot het inkomend Poolse voorzitterschap.
De Poolse delegatie zal een toelichting geven over de prioriteiten van het voorzitterschap.
Ook zal de Commissie een update geven over lopende wetgevingstrajecten. Tevens zal
het jaarlijkse rapport van het SME-Envoy Network gepresenteerd worden door de Commissie.
Geannoteerde Agenda voor het onderzoeks- en innovatiedeel van de formele Raad voor
Concurrentievermogen op 29 november 2024 te Brussel
Dit deel van de Geannoteerde Agenda is mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap en gaat enkel over het onderzoeks- en innovatiedeel van de Raad.
Concurrentiekracht van de EU versterken en fragmentatie van de Europese Onderzoeksruimte
aanpakken op basis van de ERA-beleidsagenda (2022–2024)
Aanname Raadsconclusies
De Raad beoogt Raadsconclusies aan te nemen over het onderwerp «het versterken van
de concurrentiekracht van de EU en het aanpakken van de fragmentatie van de Europese
Onderzoeksruimte (ERA) op basis van de ervaringen met de uitvoering van de ERA-beleidsagenda
(2022–2024)». Deze Raadsconclusies kijken terug op de ERA-beleidsagenda die de afgelopen
jaren is uitgevoerd, mede ten behoeve van de gedachtevorming over de volgende ERA-beleidsagenda
(2025–2027).
De Europese onderzoeksruimte (ERA) is opgericht om in de gehele EU een enkele, grenzeloze
markt voor onderzoek, innovatie en technologie te creëren. Het vrije verkeer van onderzoekers
en kennis zorgt voor betere grensoverschrijdende samenwerking. Het helpt lidstaten
om effectiever samen te werken door hun onderzoeksbeleid en -programma's op elkaar
af te stemmen en het versterkt de concurrentiepositie van de Europese Unie als geheel.
Nederland is voorstander van de ERA en de mogelijkheden die de ERA biedt voor coördinatie
op Europees niveau en zet zich in voor een strategische volgende ERA-beleidsagenda.
De Raadsconclusies stippen veel uiteenlopende onderwerpen aan, waaronder het vraagstuk
rond verbreding van deelname van minder-presterende landen op het gebied van onderzoek
en innovatie (O&I), onder andere binnen het Europese kaderprogramma voor O&I. Nederland
heeft zich samen met andere lidstaten hard gemaakt voor Raadsconclusies met meer focus,
zodat deze meer richting kunnen geven aan het ERA-beleidsproces en bijvoorbeeld niet
vooruitlopen op het volgende kaderprogramma. Er wordt op het moment van schrijven
nog onderhandeld over de inhoud.
Conclusies over een potentieel Europees O&I-initiatief ter bevordering van duurzaam
beheer van natuurlijke hulpbronnen, veiligheid van voedselsystemen en de ontplooiing
van de bioeconomie, waarbij het potentieel van Midden- en Oost-Europa wordt benut
(bioeAST-initiatief)
Aanname Raadsconclusies
De Raad neemt naar verwachting Raadsconclusies aan over een potentieel initiatief
voor O&I op het gebied van duurzame natuurlijke hulpbronnen, het voedselsysteem en
de inzet van de bioeconomie (bioeAST). BioeAST kent zijn oorsprong binnen het Gemeenschappelijk
Landbouw Beleid.
De Raadsconclusies beschrijven het belang van samenwerking op het gebied van o.a.
voedselsystemen, voedselzekerheid en de bioeconomie en de stappen die tot nu toe zijn
gezet met een bestaand initiatief van lidstaten uit Midden- en Oost-Europa. De Raadsconclusies
roepen op tot meer samenwerking rond O&I op deze onderwerpen, mede om het concurrentievermogen
van Europa te versterken. De conclusies nodigen de Commissie uit te onderzoeken op
welke wijze het bestaande initiatief op pan-Europees niveau mogelijk het beste opvolging
kan krijgen.
Nederland is geen voorstander van geografisch afgebakende O&I-initiatieven en heeft
ingezet op brede en open samenwerking, op basis van excellentie en impact. Daarnaast
wilden Nederland en veel andere lidstaten niet vooruit lopen op het volgende kaderprogramma
en geen ongeïnformeerde keuze maken voor de vorm van Europees samenwerking, via een
partnerschap, zolang er geen analyse is gedaan naar de noodzaak, impact en uitvoerbaarheid
van een mogelijk opvolgingsinitiatief. Daarom wordt nu gesproken van een «mogelijk
initiatief» in plaats van een «partnerschap» zoals het in het eerste concept werd
benoemd. Met deze verbreding en een oproep voor nadere analyse goed verwerkt in de
tekst, kan Nederland instemmen met de Raadsconclusies.
Geavanceerde materialen
Aanname Raadsconclusies
De Raad zal naar verwachting Raadsconclusies aannemen over geavanceerde materialen.
De EU heeft de ambitie om middels strategische keuzes industrieel leiderschap te tonen
op dit gebied3. Daartoe is het noodzakelijk de EU-inspanningen te verhogen, allereerst door sterker
in te zetten op meer activiteiten over de gehele breedte van het O&I-spectrum. Zowel
onderzoeks- als technologie-infrastructuren dienen hierbij een grotere rol te spelen.
De Raadsconclusies benadrukken verder het belang van coördinatie tussen het Europese,
nationale en regionale niveau voor wat betreft de uit te voeren O&I-activiteiten.
Lidstaten en de Commissie zouden gezamenlijk prioriteitsgebieden moeten identificeren,
aldus de Raadsconclusies. De zogenaamde Technologieraad voor geavanceerde materialen,
waarin ook sectorale partijen zijn vertegenwoordigd, krijgt een verantwoordelijkheid
om nadere coördinerende acties te vervullen. Wat betreft het verbinden van relevante
partijen, zoals het bedrijfsleven en de wetenschap, zal het Europese kaderprogramma
voor O&I, en meer specifiek het nieuwe «Innovative Materials for EU»-partnerschap,
een belangrijke rol spelen. De Raadsconclusies benadrukken in het bijzonder de cruciale
rol van het mkb om innovatie rondom geavanceerde materialen te bewerkstelligen. Daarnaast
krijgt de rol van onderwijs toegespitst op geavanceerde materialen speciale aandacht.
Nederland kan instemmen met de Raadsconclusies. Naar verwachting zullen alle lidstaten
instemmen met de Raadsconclusies.
De bijdrage van onderzoek en innovatie aan het concurrentievermogen van de Europese
Unie: follow-up van de aanbevelingen uit het Draghi-rapport
Beleidsdebat
Nederland verwelkomt een beleidsdebat over het Draghi-rapport tijdens het O&I-deel
van de Raad voor Concurrentievermogen.
Zoals al in de kabinetsreactie4 aangegeven verwelkomt het kabinet op hoofdlijnen het rapport, de urgentie die het
uitstraalt en de aandacht voor het EU concurrentievermogen. In deze reactie staat
ook aangegeven dat het kabinet echter niet alle elementen kan steunen, zoals het aangaan
van gemeenschappelijke schulden voor nieuwe Europese instrumenten, als vermeld in
het regeerprogramma. Het kabinet wil niet vooruitlopen op het volgende Meerjarig Financieel
Kader, waar delen van het rapport aan raken.
Het kabinet wil met urgentie opvolging geven aan de positieve elementen en oplossingsrichtingen
in dit rapport om zo onze concurrentiepositie te versterkten. O&I wordt hierbij gezien
als de katalysator voor productiviteit en welvaart.
Het is daarbij van belang om in te zetten op het volledige spectrum van kennisontwikkeling:
van fundamenteel onderzoek tot toegepaste O&I en meer aandacht voor valorisatie en
maatschappelijke impact. Ook is het van belang dat de onderdelen van het rapport in
samenhang bezien worden en niet afzonderlijk. De precieze invulling en discussievragen
zijn op het moment van schrijven nog niet bekend. Nederland zal zijn interventie opstellen
in lijn met de eerder genoemde kabinetsreactie en de inzet voor de informele Europese
Raad van 8 november.
Diversenpunt
Er staat een diversenpunt op de agenda met betrekking tot het inkomend Poolse voorzitterschap.
De Poolse delegatie zal een toelichting geven op de prioriteiten van het voorzitterschap.
Ruimtevaart (28 november 2024)
De toekomst van het ruimtevaartbeleid van de Unie
Beleidsdebat
De Raad spreekt tijdens een beleidsdebat over de toekomst van het EU-ruimtevaartbeleid
en defensiesynergiën binnen civiele kaders. Ter verdere versterking van de weerbaarheid
van EU-ruimtevaartsystemen en voor het bereiken van synergie zet Commissie in op gezamenlijke
programmering tussen EU-programma's voor de continuïteit in de ontwikkeling van technologieën
en systemen.
Nederlandse Positie
Ruimtevaart speelt een steeds belangrijkere strategische rol en is vanuit geopolitiek
perspectief cruciaal voor de veiligheid, veerkracht en open strategische autonomie
van Europa. Om deze ruimtevaartdoelen te bereiken, is een gezamenlijke Europese aanpak
met gerichte investeringen noodzakelijk. Europese samenwerking is daarbij essentieel
om de kosten van onderzoek, testen en lanceringen delen ten behoeve van innovatie.
Nederland ondersteunt Europese autonome en betaalbare toegang tot en gebruik van de
ruimte en is daarom voor de optimale benutting van synergiën tussen civiel en militair
om zo de impact van EU-programma's te vergroten. Veel innovaties uit de defensie-
en ruimtevaartindustrie hebben immers een civiele toepassing gevonden en vice versa. Dit benadrukt het belang van een geïntegreerde benadering. Door een betere samenhang
te creëren bij investeringen in onderzoek en innovatie, kan de samenwerking tussen
diverse actoren en ecosystemen worden gestimuleerd. Daarnaast kan dit bijdragen aan
het vertalen van veiligheidsbelangen naar industriële capaciteiten en kennisontwikkeling.
Krachtenveld
Vrijwel alle lidstaten erkennen het belang van een strategische autonome Unie in de
ruimte en zien een rol voor intensievere samenwerking met derde landen en de NAVO.
Lidstaten willen echter duplicatie van activiteiten en structuren vermijden en pleiten
voor een geïntegreerde aanpak van EU-investeringen in zowel defensie als het civiele
ruimtevaartdomein.
De tussentijdse evaluatie van het ruimtevaartprogramma
Aanname Raadsconclusies
De Raad zal naar verwachting Raadsconclusies aannemen over de tussentijdse evaluatie
van het EU-ruimtevaartprogramma (EUSP) voor de periode 2021–2023. De Raadsconclusies
benadrukken de succesvolle implementatie van EU-systemen zoals Copernicus voor aardobservatie en Galileo voor satellietnavigatie die hoogwaardige en essentiële diensten voor diverse sectoren
binnen de EU leveren. Ook erkent de Raad de voortgang in initiatieven voor veilige
satellietcommunicatie die bijdragen aan Europese open strategische autonomie en weerbaarheid
in een steeds drukker en competitiever ruimtevaartlandschap. Tegelijkertijd leggen
de Raadsconclusies nadruk op dringende maatregelen om opkomende bedreigingen voor
de veiligheid en duurzaamheid van het ruimtevaartprogramma, zoals cyberveiligheid,
ruimteafval en geopolitieke spanningen, aan te pakken. Ruimtevaartsystemen en -diensten
hebben een essentiële rol voor de Europese economie, defensie-, veiligheids- en wetenschappelijke
ontwikkeling. Daarom is daarnaast aandacht voor behoud van een zelfstandige, veilige
en kostenefficiënte toegang tot de ruimte.
Nederlandse Positie
Nederland is voornemens in te stemmen met de Raadsconclusies.
Krachtenveld
Er is brede steun voor de Raadsconclusies, lidstaten zijn positief over de vooruitgang
sinds 2021 vanwege de integratie van verschillende EU-ruimtevaartprogramma’s in het
EUSP. Vanwege toenemende dreigingen benadrukten een aantal landen het belang van EUSP
voor een weerbare unie, met respect voor nationale competenties. Daarnaast vroegen
conform Nederlandse inzet een aantal landen aandacht voor open strategische autonomie.
Versterking van de Europese vaardigheden in de ruimtevaartsector
Aanname Raadsconclusies
De Raad zal naar verwachting Raadsconclusies aannemen over van Europees concurrentievermogen
en een integrale aanpak om Europese kennis en vaardigheden in de ruimtevaartsector
te verbeteren. Hiervoor is een brede basis nodig van technische kennis en vaardigheden
tot regelgeving en internationale samenwerking. Het vergroten van bekendheid met carrièremogelijkheden
in de ruimtevaart is essentieel om meer talent aan te trekken en te behouden, mede
door middel van het creëren van opleidingsprogramma’s en werkervaringsplaatsen. De
Raad benadrukt daarnaast het belang van het verminderen van de afhankelijkheid van
niet-Europese technologieën. Dit moet Europa in staat stellen om onafhankelijk te
opereren en innovatieve toepassingen te ontwikkelen die aansluiten bij Europese belangen.
Nederlandse Positie
Nederland is voornemens in te stemmen met de Raadsconclusies.
Krachtenveld
Er is brede steun voor de Raadsconclusies. Alle lidstaten benadrukken het belang van
vaardigheden voor de verdere ontwikkeling van een concurrerende Europese ruimtevaartsector.
Vrijwel alle lidstaten verwelkomen initiatieven zoals CASSINI binnen het EU-ruimtevaartprogramma,
die ondernemerschap stimuleren en nieuwe spelers in de Europese ruimtevaartsector
ondersteunen.
Indieners
-
Indiener
D.S. Beljaarts, minister van Economische Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.