Brief regering : Voortgang ten aanzien van een aantal moties en ontwikkelingen op het gebied van PFAS
35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS
Nr. 321
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 november 2024
Hierbij ontvangt u, mede namens de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, de
voortgang ten aanzien van een aantal moties en ontwikkelingen op het gebied van PFAS.
Verkenning gezondheidsonderzoeken Chemours en de Westerschelde
Op 20 september jl. is de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de verkenning
rondom de gezondheidsonderzoeken voor de regio’s rondom Chemours en de Westerschelde1. Daar zegde ik uw Kamer ook toe in het najaar de resultaten te sturen. Het RIVM heeft
inmiddels de resultaten van de verkenning gereed. In het belang van de regio’s kies
ik ervoor u via de bijgevoegde kennisnotitie al te informeren over de belangrijkste
conclusies en aanbevelingen. Daarmee kom ik ook tegemoet aan de toezegging die aan
het lid Van Kent is gedaan tijdens de begrotingsbehandeling op 10 oktober jl.2
Belangrijke signalen uit de regio’s
Uit de verkenning is duidelijk naar voren gekomen dat, naast behoefte aan onderzoek,
er een aantal andere behoeften sterk leeft. Zo roepen omwonenden op tot actie om de
PFAS-uitstoot en lozingen te verminderen en verontreiniging met PFAS te verwijderen
uit de leefomgeving. En ten slotte is er behoefte aan begrijpelijke, betrouwbare,
transparante en goed vindbare informatie over PFAS in de leefomgeving en de mogelijke
gezondheidseffecten.
Deze signalen neem ik ter harte. Het kabinet spant zich fors in voor de aanpak van
PFAS. Het heeft onze hoogste prioriteit om het gebruik en de productie van PFAS te
verbieden via het restrictievoorstel op Europees niveau. Waar mogelijk minimaliseren
we de emissies van PFAS. Daarnaast onderschrijf ik het belang van toegankelijke communicatie
en informatievoorziening op het gebied van PFAS. Zoals eerder vermeld3 informeer ik u begin 2025 over de invulling van de motie Grinwis c.s. die daartoe
oproept4. Bovendien werken we aan de motie Gabriëls die het kabinet oproept om voor de zomer
van 2025 de mogelijkheden van een nationaal verbod op het lozen van PFAS uit te werken5.
Adviezen voor onderzoek
Het RIVM heeft daarnaast een zestal adviezen voor vervolgonderzoek geformuleerd voor
de omgeving rond de Westerschelde en Chemours. De adviezen hebben betrekking op de
hoeveelheid PFAS in de omgeving, de blootstelling aan PFAS en gezondheidseffecten
en zijn in het onderstaande kader samengevat.
1. Meten en monitoren van de concentraties PFAS in de leefomgeving.
Het RIVM adviseert om gebieden met (vermoedelijk) grote hoeveelheden PFAS in de vorm
van concentratiekaarten in kaart te brengen en actief te publiceren. Met name in de
regio Westerschelde is hier grote behoefte aan.
2. Aansluiten op de biomonitoring uit het landelijk PFAS-onderzoeksprogramma.
Voor een eerste, globaal beeld van de hoeveelheid PFAS in het lichaam (gemiddelden
op groepsniveau) is het advies om de resultaten van het reeds lopende PFAS-onderzoeksprogramma
af te wachten waar apart aandacht is voor de regio’s rondom Chemours en de Westerschelde.
Hieruit zal een beeld volgen of mensen in deze regio’s gemiddeld meer PFAS in het
lichaam hebben dan mensen elders in Nederland. Een groot deel van de deelnemers geeft
aan vooral behoefte te hebben aan bloedonderzoek op groepsniveau. In het tweede kwartaal
van 2025 worden daar de eerste resultaten van verwacht. Op basis van die resultaten
kan dan gekeken worden of er aanleiding is voor vervolgonderzoek.
3. Actuele gezondheidssituatie in kaart brengen in relatie tot mogelijk PFAS-gerelateerde
gezondheidseffecten.
Het RIVM adviseert om de gezondheidssituatie die mogelijk samenhangt met PFAS rondom
Chemours en de Westerschelde in kaart te brengen. Het doel is te bepalen of bepaalde
ziektes vaker, vergelijkbaar of minder vaak voorkomen in deze regio’s in vergelijking
met de rest van Nederland. Het is daarbij het advies om zoveel mogelijk gebruik te
maken van bestaande data (zoals huisartsregistratie data). Ook wordt er geadviseerd
te kijken naar de hoeveelheid gerapporteerde aspecifieke gezondheidsklachten, die
bijvoorbeeld door stress veroorzaakt kunnen zijn.
4. Uitvoeren van literatuurstudie voor het in kaart brengen van de gezondheidsrisico’s
van PFAS.
De vraag wat mogelijke gezondheidseffecten van PFAS zijn, en wat de kans is dat deze
optreden, al dan niet gekoppeld aan specifieke blootstellingen of bloedwaarden op
groepsniveau, leeft sterk bij de omwonenden. Het RIVM adviseert om een literatuurstudie
uit te voeren waarin de huidige stand van kennis wordt samengevat en vervolgens op
begrijpelijke wijze van duiding wordt voorzien.
5. Aandeel Chemours aan PFAS-concentraties in de leefomgeving.
In de vragenlijst en groepsgesprekken werd regelmatig aangegeven dat mensen willen
weten welk aandeel van de PFAS-vervuiling van Chemours afkomstig is. Het RIVM adviseert
een pilotstudie te starten om te kijken of dit te achterhalen is, met de noot dat
dit complex kan zijn.
6. Vervolgfase: Verdiepend onderzoek.
Als uit de onderzoeken 1 t/m 3 blijkt dat de hoeveelheid PFAS in het lichaam van omwonenden
(gemiddeld op groepsniveau) rondom Chemours en de Westerschelde hoger is dan elders,
of dat er bepaalde ziekten of afwijkingen significant vaker optreden, is het advies
om een breder en langduriger onderzoek te starten. Het doel is om gedetailleerder
inzicht te verkrijgen in zowel de blootstelling aan PFAS, bij de omwonenden en werknemers
van Chemours en omwonenden van de Westerschelde, over de tijd als (de relatie met)
de gezondheid. Mocht er een biomonitoring rond Chemours daar in worden opgenomen,
dan is het advies om daarbij ook de oud-werknemers te betrekken en daar in de analyses
rekening mee te houden.
Vervolg
Ik heb veel begrip voor de zorgen die leven onder de inwoners van de regio’s rondom
Chemours en de Westerschelde. De PFAS-vervuiling heeft een grote impact op hun dagelijkse
leven. Ik ben dan ook blij dat het RIVM de afgelopen periode deze zorgen in beeld
heeft gebracht en met deze mensen in gesprek is gegaan.
De resultaten van het verkennend onderzoek laten ons zien dat er werk aan de winkel
is. Ik wil uw Kamer mede namens de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport dan
ook toezeggen dat we voor zowel de regio rondom Chemours als de Westerschelde zo snel
als mogelijk opdracht zullen verlenen voor een vervolg. We gaan zorgvuldig kijken
naar hoe dit gezondheidsonderzoek eruit komt te zien samen met het Ministerie van
VWS, het Ministerie van SZW, het RIVM en de regionale partners uit de begeleidingscommissie.
Dit zijn de gemeente Dordrecht, enkele gemeenten rondom de Westerschelde, de provincies
Zuid-Holland en Zeeland en de betrokken GGD’en. De begeleidingscommissie is sinds
de start van dit traject actief geweest. Mijn doel is u daar in het eerste kwartaal
van 2025 over te informeren.
Naast deze kennisnotitie publiceert het RIVM in het eerste kwartaal van 2025 het bijbehorend
achtergrondrapport waarin de aanpak, de inventarisatie van de zorgen en onderzoeksbehoeften
van omwonenden en werknemers, de analyse hiervan en de deskstudie in meer detail worden
beschreven. Het rapport geeft de achtergrondinformatie en zal geen nieuwe conclusies
of adviezen bevatten.
Betrokkenheid van de GGD
Gedurende dit proces hebben we regelmatig met de GGD Zuid Holland Zuid en de GGD Zeeland
gesproken over het verloop van het onderzoek en de ondersteuning vanuit de GGD hierin.
Zij zijn ook lid van de begeleidingscommissie van de gezondheidsonderzoeken. Vanuit
dat verband zullen wij ook in het vervolg van de onderzoeken voortdurend blijven afstemmen.
Daarbij kijken we ook naar andere maatregelen om zorgen van inwoners te adresseren.
Ik constateer daarmee invulling te hebben gegeven aan de motie Van der Graaf waarmee
wordt verzocht om in gesprek te gaan met de GGD Zuid-Holland Zuid om te komen tot
gerichte ondersteuning bij de gezondheidsvragen in deze regio.6
Interdepartementaal aanspreekpunt Chemours-problematiek
Gemeenten in de omgeving van Chemours hebben aangegeven behoefte te hebben aan een
interdepartementaal aanspreekpunt voor vragen over Chemours en PFAS. Ik stel daartoe
een coördinatorschap in voor de regio zoals eerder ook voor Zeeland is gedaan. Dat
betekent dat vanaf heden de directeur Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s van het
Ministerie van IenW het eerste aanspreekpunt is voor de regio. Deze Rijkscoördinator
zal zorgdragen voor het door de juiste personen beantwoorden van vragen en zal hierbij
waar nodig zorgen voor de interdepartementale afstemming. Hiermee geef ik invulling
aan de motie-Koekkoek c.s. waarmee wordt verzocht om een interdepartementaal aanspreekpunt
voor de Chemoursproblematiek.7
Het is aan de regio zelf om binnen de lokale verantwoordelijkheden goed te blijven
organiseren en afstemmen. Wat betreft voorlichting aan burgers gelden de gebruikelijke
routes vanuit de gemeente en de GGD, aangevuld met informatie van het RIVM.
Actieprogramma PFAS
Het actieprogramma PFAS is een samenwerkingsproject tussen het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat, VNO-NCW, MKB-Nederland en diverse kennisinstellingen zoals het RIVM.
In voorbereiding op de Europese restrictie van PFAS heeft het actieprogramma als doel
om samen met het bedrijfsleven in Nederland te werken aan bewustwording rond PFAS,
waar mogelijk het gebruik van PFAS versneld uit te faseren en de transitie naar duurzamere
en veilige alternatieven te stimuleren. Met deze brief wil ik u informeren over de
laatste stand van zaken van het actieprogramma.
Alternatieven
Er is sinds de start van het programma in 2021 veel in gang gezet. Veel bedrijven
en sectoren zijn actief bezig met het zoeken naar vervanging van PFAS in hun producten.
De afgelopen tijd zijn er gesprekken gevoerd met de volgende branches: papier, brandblusschuim,
rubber en kunststoffen, textiel en tapijt, cosmetica, waterzuivering, medische apparatuur,
elektronica en de doe-het-zelfbranche. Om te kunnen voldoen aan een aankomende wijziging
rondom PFAS in de POP-verordening, zijn er een aantal projecten gestart om de benodigde
transitie voor brandblusschuim te stimuleren. Zo is de geschiktheid van PFAS-vrije
blusmiddelen onderzocht. Hieruit volgde dat voor vrijwel alle type branden PFAS-vrije
alternatieven veilig gebruikt kunnen worden. Ook voor de textielsector geldt dat er,
om vet- en waterafstotende eigenschappen aan textiel te geven, goede alternatieven
zijn die al in de sector worden toegepast.
Afvalverwerking, recycling en hergebruik
In interviews die in het kader van het programma zijn afgenomen kwam naar voren dat
belanghebbenden vermoeden dat de aanstaande brede REACH-restrictie van PFAS zal leiden
tot een stijging van het aanbod van PFAS-houdend afval. Daarnaast zijn er vragen over
welke invloed de REACH-restrictie zal hebben op de mogelijkheden tot recycling en
hergebruik. Voor het einde van 2024 wordt een eerste overleg ingepland met het bedrijfsleven
en bevoegd gezag om vraagstukken rond PFAS in afvalstromen en circulaire economie
te bespreken. Het actieprogramma PFAS zal in nauwe samenwerking met kennisinstituten
en maatschappelijke partners extra aandacht besteden aan deze punten en de kennisontwikkeling
rondom de verwerking van PFAS.
Actualisatie van ZZS-lijst
Op 16 oktober jl. heb ik uw Kamer toegezegd om u verder te informeren over de gevolgen
van het besluit onder het OSPAR-verdrag8 om PFAS als groep als prioritaire stoffen aan te merken. Bijgaand treft u de toegezegde
duiding aan.
Het OSPAR-verdrag is een internationale samenwerking tussen 15 landen om het mariene
milieu in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan te beschermen. De «List
of Chemicals for Priority Action» (LCPA) van het OSPAR-verdrag bevat stoffen die worden
beschouwd als een bedreiging voor het mariene milieu. Alle landen aangesloten bij
OSPAR, zoals Nederland, hebben een verplichting om emissies te beperken als een stof
op de LCPA staat.
Eerder is onder OSPAR besloten om PFAS als groep te plaatsen op de LCPA en begin oktober
is het achtergronddocument gepubliceerd dat duidelijkheid geeft over de aanpak, onderbouwing
en exacte scope van dit besluit. Hieruit blijkt dat voor de groep PFAS de definitie
van de OECD9 wordt gebruikt. Het gaat hier om alle PFAS die zeer persistent zijn of afbreken tot
een andere zeer persistente PFAS. Daarmee worden al deze PFAS nu aangemerkt als prioritaire
stof onder OSPAR.
In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) wordt gedefinieerd welke stoffen worden
aangemerkt als Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS). Dit zijn stoffen die, bijvoorbeeld,
voldoen aan de criteria van artikel 57 van de Europese REACH verordening of die zijn
aangewezen als prioritair onder de Kaderrichtlijn Water of OSPAR (artikel 5.22a, Besluit
Activiteiten Leefomgeving)10. Deze stoffen hebben allen Europees wetenschappelijk bewezen ernstige risico’s voor
mens milieu.
Het OSPAR-besluit om PFAS als groep toe te voegen aan de LCPA betekent daarmee automatisch
dat deze groep PFAS ook wordt aangemerkt als ZZS. Het RIVM heeft de geactualiseerde
lijst ZZS gepubliceerd11.
Van nu af aan geldt voor alle stoffen die onder deze groep PFAS vallen, bedrijven
waar deze stoffen vrijkomen een minimalisatieplicht hebben voor emissies naar lucht
en water. Daarnaast moeten de bedrijven deze emissies rapporteren en een Vermijdings-
en Reductieprogramma (VRP) opstellen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
Ch.A. Jansen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat