Brief regering : Wijziging van Bijlage III bij de op 25 november 1986 te Brussel gesloten Overeenkomst inzake de terbeschikkingstelling en exploitatie van installaties en diensten voor het luchtverkeer door EUROCONTROL in het Luchtverkeersleidingscentrum Maastricht (Overeenkomst van Maastricht) (Trb. 1987, 18), zoals gewijzigd op 17 december 2020 te Brussel (Trb. 2021, 1); Maastricht, 19 oktober 2023
36 599 Overeenkomst tot wijziging van de op 25 november 1986 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst inzake de terbeschikkingstelling en exploitatie van installaties en diensten voor het luchtverkeer door EUROCONTROL in het Luchtverkeersleidingscentrum Maastricht (Overeenkomst van Maastricht); Brussel, 17 december 2020
A/ Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
13 november 2024.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt
onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden
van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven
uiterlijk op 13 november 2024.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2024
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van
de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb
ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de wijziging van
Bijlage III bij de op 25 november 1986 te Brussel gesloten Overeenkomst inzake de
terbeschikkingstelling en exploitatie van installaties en diensten voor het luchtverkeer
door EUROCONTROL in het Luchtverkeersleidingscentrum Maastricht (Overeenkomst van
Maastricht) (Trb. 1987, 18), zoals gewijzigd op 17 december 2020 te Brussel (Trb. 2021, 1); tot stand gekomen te Maastricht op 19 oktober 2023 (Trb. 2024, 102).
Een toelichtende nota bij deze wijziging treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor het Europese deel van Nederland gevraagd.
De Minister van Buitenlandse Zaken, C.C.J. Veldkamp
Toelichtende nota
1. Inleiding
Op 25 november 1986 is te Brussel de Overeenkomst inzake de terbeschikkingstelling
en exploitatie van installaties en diensten voor het luchtverkeer door EUROCONTROL
in het Luchtverkeersleidingscentrum Maastricht, met Bijlagen (hierna: Overeenkomst
van Maastricht) gesloten. De Overeenkomst van Maastricht is ondertekend door de Bondsrepubliek
Duitsland, het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der
Nederlanden (hierna: de vier Staten) en de Europese Organisatie voor de veiligheid
van de luchtvaart (hierna: EUROCONTROL) (Trb. 1987, 18). De Overeenkomst van Maastricht is gewijzigd door de op 17 december 2020 te Brussel
gesloten Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst inzake de terbeschikkingstelling
en exploitatie van installaties en diensten voor het luchtverkeer door EUROCONTROL
in het Luchtverkeersleidingscentrum Maastricht, ondertekend op 25 november 1986 (Overeenkomst
van Maastricht) (Trb. 2021, 1) (hierna: Overeenkomst van Maastricht, zoals gewijzigd). De Overeenkomst van Maastricht,
zoals gewijzigd, is op 1 juli 2022 in werking getreden voor het Europese deel van
Nederland (Trb. 2022, 90). Op 19 oktober 2023 zijn de vier Staten en EUROCONTROL overeengekomen Bijlage III
bij de Overeenkomst van Maastricht, zoals gewijzigd, te herzien.
EUROCONTROL werd opgericht bij het op 13 december 1960 te Brussel gesloten Internationaal
Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart «EUROCONTROL»,
zoals meermalen gewijzigd (Trb. 1961, 62). Het Verdrag is op 1 maart 1963 in werking getreden (Trb. 1963, 57). Daarbij zijn door de inwerkingtreding op 1 januari 1986 van het op 12 februari
1981 te Brussel gesloten Protocol tot wijziging (Trb. 1981, 182 en Trb. 1986, 10) thans eenenveertig Staten Partij.1
De Overeenkomst van Maastricht bepaalt dat de vier Staten de terbeschikkingstelling
en exploitatie van installaties en diensten voor het luchtverkeer voor het en route
luchtverkeer boven vluchtniveau 245 in de Hannover UIR (Upper Information Region), de Brussel UIR (Upper Information Region) en de Amsterdam FIR (Flight Information Region) toevertrouwen aan EUROCONTROL. De precieze omvang van dit totale luchtruim en de
grenzen daarvan zijn weergegeven in Bijlage I bij de Overeenkomst van Maastricht,
zoals gewijzigd. De vier Staten behouden hierbij hun regelgevende bevoegdheden en
verplichtingen met betrekking tot het luchtruim boven hun respectieve grondgebieden
en de aangewezen delen op volle zee.
De uitvoering van de exploitatie van installaties en diensten voor het luchtverkeer
geschiedt door het Maastricht Upper Area Control Centre (hierna: MUAC) – dat in de Overeenkomst van Maastricht wordt aangehaald als Centrum
Maastricht – dat een integraal onderdeel van EUROCONTROL is. De Overeenkomst van Maastricht,
zoals gewijzigd, voorziet erin dat de kosten voor MUAC door de vier Staten worden
gefinancierd.
De huidige verdeelsleutel voor elk van de vier Staten is in principe gebaseerd op
het verwachte aantal personeelsleden van de luchtverkeersleiding (luchtverkeersleiders)
in een sectorgroep op 1 januari van het jaar waarin de verdeelsleutel van toepassing
is (primaire verdeelsleutel). Daar de sectorgroepen van het MUAC echter niet consistent
zijn met de heffingszones, wordt deze methode aangevuld met extra berekeningen (secundaire
verdeelsleutel) die variëren per sectorgroep.
De vier Staten zijn het erover eens dat de huidige kostenverdelingsmethodologie, zoals
uiteengezet in Bijlage III van de Overeenkomst van Maastricht, zoals gewijzigd, herzien
dient te worden en zijn daarom een nieuwe kostenverdelingsmethodologie overeengekomen.
Beoogd wordt deze van toepassing te laten zijn vanaf 1 januari 2025. De belangrijkste
redenen voor de veranderingen van de huidige kostenverdelingsmethodologie is de wens
om de berekeningsmethodologie over het gehele MUAC te stroomlijnen en nauwkeurigere
weerspiegeling van het huidige verkeer en de gerelateerde inzet van luchtverkeersleiders
in het luchtruim van een Staat te garanderen, in plaats van slechts gebaseerd te zijn
op het aantal luchtverkeersleiders (ATCO’s) dat is toegekend aan dat luchtruim. Daarbij
zal er met de nieuwe kostenverdelingsmethodologie een balansmechanisme worden toegepast
op de vier Staten in het geval van onvoorziene verkeersverschuivingen en om de werkelijke
inzet van luchtverkeerleiders achteraf in balans te brengen in de kostenverdeling.
De nieuwe wijze van verrekenen heeft geen gevolgen voor de Rijksbegroting. De kosten
voor de luchtverkeersleiding aan de civiele luchtvaart worden verhaald via de tarieven
die luchtvaartmaatschappijen hiervoor betalen. Over het geheel is dit kostenneutraal
voor de luchtvaartmaatschappijen, want de totale kosten van MUAC veranderen niet door
het nieuwe kostenverdelingsmethodologie. Defensie (CLSK) heeft een contract met MUAC
voor luchtverkeersleiding aan militaire luchtvaart. De waarde van dit contract verandert
niet door de nieuwe kostenverdeling. De nieuwe verdeling betreft alleen de kosten
voor de civiele luchtvaart.
Om deze nieuwe kostenverdelingsmethodologie tussen de vier Staten een rechtsgrondslag
te geven, dient Bijlage III bij de Overeenkomst van Maastricht, zoals gewijzigd, dienovereenkomstig
te worden herzien. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in de artikelen 1–6
enkele technische details aan te passen (bijvoorbeeld een verwijzing naar bijzondere
bijlage) die niet rechtstreeks te maken hebben met de wijziging van de kostenverdelingsmethodologie.
De belangrijkste elementen van de nieuwe kostenverdelingsmethodologie zijn als volgt:
a. De verdeling van de MUAC-kosten tussen de vier Staten zal gebaseerd zijn op het aantal
uitgevoerde ATCO-uren (werkelijke schermuren van luchtverkeersleiders) bij het MUAC
(primaire verdeelsleutel) per MUAC sectorgroep (Brussel, DECO2 en Hannover).
b. Aangezien de MUAC-sectorgrenzen niet geheel samenvallen met de nationale grenzen wordt
hiervoor een correctie toegepast op basis van de oppervlakte (km2) om zodoende kosten over te kunnen hevelen (secundaire verdeelsleutel). De nationale
grenzen worden toegepast bij het in rekening brengen van de kosten aan de luchtruimgebruikers
via route heffingen. Deze correctiemethode wordt heden gebruikt om de kostenverdeling
van Nederland en Duitsland in de DECO-sectorgroep te berekenen en wordt met de nieuwe
kostenverdelingsmethodologie toegepast op het gehele MUAC-luchtruim.
c. De methodologie zal transparant, stabiel en nauwkeurig zijn, en zal geen complexe
berekeningen vereisen.
d. De methodologie zal worden toegepast op het gehele MUAC-luchtruim.
e. De methodologie zal van toepassing zijn vanaf 1 januari 2025.
f. Met de methodologie kan achteraf balans worden aangebracht tussen de vier Staten als
het vooraf berekende bijdrageniveau niet overeenkomt met de werkelijke schermuren.
Artikel 12 van de Overeenkomst van Maastricht, zoals gewijzigd, voorziet erin dat
Bijlage III daarbij kan worden gewijzigd door een uitwisseling van brieven tussen
de vier Staten en de Directeur-Generaal van het Agentschap, zolang deze wijziging
niet de rechten en plichten van de Organisatie en die van de vier Staten onder de
artikelen 1 tot 15 van de Overeenkomst wijzigen. De Directeur-Generaal zal de wijziging
van Bijlage III namens EUROCONTROL goedkeuren onder voorwaarde dat hij hierover ruim
van tevoren de Permanente Commissie informeert. Daar de beoogde wijziging van Bijlage III
alleen de maatregelen voor kostenverdeling betreffen, die, volgens artikel 8 van de
Overeenkomst van Maastricht, zoals gewijzigd, rechtstreeks overeengekomen dienen te
worden tussen de vier Staten zelf, heeft de wijziging van Bijlage III geen invloed
op de rechten en plichten van de respectievelijke vier Staten onder de artikelen 1
tot 15 van de Overeenkomst. Als gevolg daarvan kan de wijziging van Bijlage III overeengekomen
worden tussen de vier Staten en de Directeur-Generaal van EUROCONTROL.
De in briefwisselingen vastgelegde wijziging van Bijlage III bij de Overeenkomst van
Maastricht, zoals gewijzigd, betreft besluiten met een verdragskarakter en behoeft
parlementaire goedkeuring.3 De regeling van de financiering van de investeringskosten en de aanwijzing van de
daartoe aan te wenden begrotingsmiddelen, vervat in de artikelen 1 tot en met 5 van
Bijlage III valt namelijk niet aan te merken als een bijlage van uitvoerende aard,
die op grond van artikel 7, aanhef, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking
verdragen geen goedkeuring zou behoeven. Daarnaast zal in het licht van de beoogde
toepassingsdatum voor de nieuwe kostenverdelingsmethodologie vanaf 1 januari 2025,
in het geval de parlementaire goedkeuringsprocedure niet is afgerond voor 31 december
2024, de wijziging van Bijlage III bij de Overeenkomst van Maastricht, zoals gewijzigd,
voorlopig worden toegepast vanaf 1 januari 2025. Zodra de goedkeuring is verkregen
zal het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van het Europese deel van Nederland,
overgaan tot een briefwisseling met de Directeur-Generaal van EUROCONTROL.
2. Reikwijdte
De wijziging van Bijlage III bij de Overeenkomst is, evenals de Overeenkomst van Maastricht,
zoals gewijzigd, uitsluitend van toepassing op het Europese deel van Nederland. Geografisch
betreft dit het luchtruim boven het grondgebied van Nederland en het aangewezen deel
op volle zee (in casu de Noordzee) waar Nederland op basis van het Regionaal Luchtvaartnavigatieplan voor
het gebied Europa van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (International Civil Aviation Organisation (ICAO)) verantwoordelijk is voor het luchtruim boven vluchtniveau 245. Het gehele luchtruim
waarvoor Nederland verantwoordelijk is, wordt – zoals in de inleiding is vermeld –
aangeduid als de Amsterdam FIR.
3. Een ieder verbindende bepalingen
De wijziging van Bijlage III bij de Overeenkomst, zoals gewijzigd, betreft verplichtingen
tussen de vier Staten en EUROCONTROL. Aan de artikelen 5 (personeelskosten) en 6 (pensioenrechten)
van Bijlage III, kunnen in de zin van artikel 94 en 94 van de Grondwet, naar het oordeel
van de regering, rechten worden ontleend door of verplichtingen worden opgelegd aan
het (voormalig) personeel van MUAC. De wijziging van deze artikelen is van technische
aard en maakt duidelijk dat deze kosten onderdeel zijn van het in artikel 3 van Bijlage III
vastgestelde deel van de begroting van EUROCONTROL.
4. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
De verwijzing naar een bijzondere Bijlage in Deel III van de begroting van de Organisatie
over de aan investeringen gerelateerde kapitaalkosten met betrekking tot het MUAC
is vervangen door een meer algemene verwijzing naar het Deel van de begroting van
de Organisatie dat gericht is op het Centrum Maastricht.
Artikel 2
Dit betreft een aanpassing die het gevolg is van de wijziging van artikel 1: het schrappen
van de verwijzing naar een «bijzondere Bijlage» waarnaar verwezen wordt in artikel 1.
Net als in het voorgaande artikel wordt in het aangepaste artikel 2 daarom verwezen
naar de aan investeringen gerelateerde kapitaalkosten.
Artikel 3
De verwijzing naar een bijzondere Bijlage in Deel III van de begroting van de Organisatie
over de exploitatie/uitgaven met betrekking tot het MUAC is ook in dit artikel vervangen
door een meer algemene verwijzing naar het Deel van de begroting van de Organisatie
dat gericht is op het Centrum Maastricht.
Artikel 4
Dit betreft onder meer een aanpassing die het gevolg is van de wijziging van artikel 3:
het schrappen van de verwijzing naar een «bijzondere Bijlage» waarnaar verwezen wordt
in artikel 3. Verder wordt een verwijzing ingevoegd naar de kostenverdelingsformule,
die omschreven is in artikel 7 van Bijlage III bij de Overeenkomst van Maastricht,
zoals gewijzigd. Daarnaast wordt de verwijzing naar het «militaire deel van de operationele
kosten» vervangen door speciale bijdragen met betrekking tot de controle van «operationeel
luchtverkeer». Dit is het gevolg van een mandaat dat in 2017 is gegeven aan EUROCONTROL
om het operationele luchtverkeer in Duitsland en Nederland vanaf het MUAC te controleren.
Met dit mandaat is de berekening van de kosten voor militaire partners niet langer
gebaseerd op een vast percentage van de algemene begroting, maar in plaats daarvan
op de werkelijke kosten die het MUAC maakt voor de controle van operationeel luchtverkeer.
Artikelen 5 en 6
In deze artikelen worden de verwijzingen naar «bijzondere Bijlage» vervangen met het
doel voor consistentie te zorgen met de wijziging in artikel 3.
Artikel 7
Artikel 7 weerspiegelt het nieuwe kostenverdelingsmechanisme tussen de vier Staten,
waarmee de kosten met betrekking tot de controle van algemeen luchtverkeer (GAT) op
het MUAC verdeeld worden tussen de vier Staten.
Als tegenwicht voor het algemene kostenverdelingsbeginsel tussen de vier Staten dat
uiteengezet is in het eerste lid van artikel 7, bepaalt dat het tweede lid van artikel 7
van Bijlage III bij de Overeenkomst van Maastricht, zoals gewijzigd, dat wanneer ontvangsten
die door het MUAC worden gegenereerd rechtstreeks bijdragen aan een of meer specifieke
Staat/Staten, deze alleen worden toegekend aan de relevante Staat/Staten.
Het derde lid van artikel 7 bepaalt de nieuwe kostenverdelingsformule die overeengekomen
is door de vier Staten voor het vaststellen van hun respectievelijke delen in de financiering
van de MUAC-begroting op basis van de volgende beginselen:
a. De methode om de kosten voor het MUAC te verdelen tussen de vier Staten zal gebaseerd
zijn op het aantal uitgevoerde ATCO-uren (werkelijke schermuren) bij het MUAC (primaire
verdeelsleutel);
b. De methode die heden gebruikt wordt om de kostenverdeling van Nederland en Duitsland
in de DECO-sectorgroep (oppervlaktegebied in km2) te berekenen, wordt toegepast op het gehele MUAC-luchtruim om kosten over te hevelen
wanneer MUAC-sectorgrenzen nationale grenzen kruisen (secundaire verdeelsleutel).
Het vierde lid van artikel 7 bepaalt het a priori verdeelsleutelconcept.
Het vijfde lid van artikel 7 geeft het Maastricht Besluitvormingsorgaan (MDMB) de
bevoegdheid andere gegevens te gebruiken wanneer de in het vierde lid van artikel 7
genoemde gegevens niet als representatief worden beschouwd.
Het zesde lid van artikel 7 maakt het het MDMB mogelijk om in uitzonderlijke gevallen
de a priori verdeelsleutel te herzien.
Het zevende lid van artikel 7 geeft aan dat de a priori verdeelsleutel jaarlijks door
het MDMB wordt vastgesteld en overeengekomen als onderdeel van het goedkeuringsproces
van de MUAC-begroting.
Het achtste lid van artikel 7 is het voormalige vierde lid van artikel 7 van Bijlage III
van de Overeenkomst van Maastricht, zoals gewijzigd. Het artikel bepaalt dat de delen
die worden toegekend aan het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg, als
één geheel beschouwd, tussen deze Staten worden verdeeld.
Het negende tot en met het twaalfde lid van artikel 7 bepalen het afstemmingsmechanisme
en de toepassing ervan waarmee de bijdragen tussen de vier Staten in balans kunnen
worden gebracht.
Het dertiende lid van artikel 7 bepaalt dat het MDMB beslissingen neemt over het al
dan niet toepassen van het afstemmingsmechanisme. Dit stelt de MDMB in staat om te
besluiten de bijdragen tussen de vier Staten niet in balans te brengen in het geval
de afwijkingen marginaal zijn.
5. Koninkrijkspositie
Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden zal de wijziging van Bijlage III bij de
Overeenkomst, evenals de Overeenkomst van Maastricht, zoals gewijzigd, uitsluitend
gelden voor het Europese deel van Nederland.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, B. Madlener
De Minister van Buitenlandse Zaken, C.C.J. Veldkamp
De Staatssecretaris van Defensie, G.P. Tuinman
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.