Brief regering : Reactie op verzoek commissie om kabinetsreactie op brief Stichting Verleden in Zicht
31 265 Adoptie
Nr. 132
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 november 2024
Hierbij stuur ik u de reactie op het verzoek (2024D27126)1 van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid. De vaste commissie verzoekt om
een kabinetsreactie op de brief van Stichting Verleden in Zicht (VIZ) van 26 juni
2024 betreffende de inzage van de afstands- en adoptiedossiers van de Raad voor de
Kinderbescherming die zich bij het Nationaal Archief bevinden. Hoewel het verzoek
van de vaste commissie is gericht aan de (toenmalige) Minister voor Rechtsbescherming,
ben ik beleidsverantwoordelijk voor de Archiefwet en het daarmee samenhangende inzagebeleid
bij het Nationaal Archief. Daarom heb ik de beantwoording overgenomen, op verzoek
van de Staatssecretaris Rechtsbescherming.
In haar brief formuleert VIZ een aantal zorgen over de wijze van inzageverlening in
deze afstands- en adoptiedossiers door het Nationaal Archief, mede in het licht van
de motie van de leden Van Nispen en Ellian2. Deze motie verzoekt de regering onder meer «ervoor te zorgen dat er voor de betrokken afgestane en afstandsmoeder gezamenlijk
onbeperkte en volledige toegang is tot zowel het eigen afstands- als adoptiedossier,
en slechts indien nodig hiervoor een wetswijziging voor te bereiden». VIZ geeft in haar brief aan dat het Nationaal Archief geen onbeperkte en volledige
toegang geeft tot afstands- en adoptiedossiers, en hiermee afwijkt van het reguliere
beleid bij inzage.
Belang afstands- en adoptiedossiers
Het Nationaal Archief streeft naar maximale informatieverstrekking voor betrokkenen
binnen de juridische kaders. Dat is dan ook het uitgangspunt geweest voor de ontwikkeling
van het inzagebeleid voor deze dossiers.
Het belang van informatie voor betrokkenen over de eigen afstand en adoptie is onnoemelijk
groot. Zowel ikzelf als het Nationaal Archief onderkennen dan ook de bijzondere aard
van dit archief. Om die reden heeft het Nationaal Archief in de aanloop naar de overbrenging
van het archief van de Raad voor de Kinderbescherming en het begin van de dienstverlening
in juni uitgebreid kennisgemaakt met zowel afstandsmoeders, geadopteerden en adoptieouders.
Deze betrokkenen zijn eveneens uitgenodigd als klankbord voor tekst en beeld zoals
dat gebruikt is in de externe communicatie en de aanvraagprocedure. Ook zijn informatieavonden
georganiseerd om betrokkenen te informeren over het proces van aanvraag tot inzage.
Ik realiseer me terdege dat afstands- en adoptie-informatie, die in verschillende
dossiers van meerdere instanties gevonden kan worden, beladen en zeer gevoelig kan
zijn. Betrokkenen lezen over zichzelf, zoeken vaak al lang naar informatie en de inhoud
van de dossiers raakt hen direct. De impact zal voor iedereen anders zijn, maar feit
blijft dat deze vaak ingrijpend en emotioneel is.
Overbrenging dossiers 1956–1970 naar het Nationaal Archief
In het voorjaar van 2024 heeft het Nationaal Archief afstands- en adoptiedossiers
uit de periode 1956–1969, gevormd door de Raad voor de Kinderbescherming, overgebracht
gekregen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De dossiers zijn overgebracht
met een beperking aan de openbaarheid met het oog op de eerbiediging van de persoonlijke
levenssfeer van de personen die in het dossier voorkomen.
Het betreffen gezinsdossiers waarin informatie staat over geadopteerden die geboren
zijn vóór 1970. Omdat een dossier veelal meerdere personen betreft, kan het niet worden
beschouwd als een «eigen» afstands- en adoptiedossier. Er komen ook altijd andere
personen in het dossier voor, zoals afstandsmoeders, afstandskinderen, geadopteerden
en adoptieouders.
Sinds 17 juni 2024 kunnen aanvragen voor inzage in de afstands- en adoptiedossiers
bij het Nationaal Archief worden ingediend. Over de voorgenomen wijze van inzage heeft
op 2 mei 2024 een informerend gesprek plaatsgevonden tussen het Nationaal Archief
en het bestuur van VIZ. Het Nationaal Archief voelt een grote verantwoordelijkheid
om zorgvuldig om te gaan met de mensen die een aanvraag doen voor inzage in dossiers
die gaan over afstand en/of adoptie.
Inzage in afstands- en adoptiedossiers
Het Nationaal Archief beheert meerdere archieven naast die van de Raad voor de Kinderbescherming,
die gaan over voogdij, afstand en/of adoptie. Bij het verzamelen van alle informatie
uit deze archieven over een afstandsmoeder of geadopteerde en de inzage in die informatie,
dient het Nationaal Archief zich te houden aan de geldende wetgeving en jurisprudentie.
Algemeen uitgangspunt bij het verlenen van inzage in dossiers door het Nationaal Archief
is dat inzage wordt gegeven in het volledige dossier.3 Dit uitgangspunt geldt uiteraard ook voor de afstands- en adoptiedossiers. Zoals
de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming in zijn reactie4 op de bovenvermelde motie reeds aangaf, dient bij het verlenen van inzage rekening
te worden gehouden met de toepasselijke wet- en regelgeving, zoals de Archiefwet 1995
en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), en nationale en Europese jurisprudentie.
Specifiek over het recht op afstammingsinformatie van een geadopteerde versus het
recht op privacy van de afstandsmoeder bestaat al sinds zo’n dertig jaar jurisprudentie.
Ook in de rapportage van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed5 en in het advies van de Commissie Informatiehuishouding van het Ministerie van Justitie
en Veiligheid wordt op deze jurisprudentie gewezen. Zo wijst de Inspectie Overheidsinformatie
en Erfgoed erop dat een betrokken afgestane en/of geadopteerde geen absoluut recht
heeft op onbegrensde inzage in zijn afstand- en/of adoptiedossier: «Recht op informatie versus recht op privacy moeten bij een verzoek om inzage worden
afgewogen, mede in het licht van de omstandigheden van het geval. Bij toepassing van
de Archiefwet moet rekening worden gehouden met deze uitspraken van zowel de Nederlandse
rechter als het EHRM.».6 En: «Blijkens de relevante jurisprudentie (...) is de standaard werkwijze van het Nationaal
Archief bij het verlenen van inzage in archieven onvoldoende zorgvuldig voor het verlenen
van inzage met gewogen eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in deze casus.».
7
Het Nationaal Archief heeft niet de ruimte om af te wijken van deze jurisprudentie,
die de mogelijkheden tot onbeperkte inzage in dossiers beperkt. Zoals gezegd streeft
het Nationaal Archief binnen dit kader naar maximale informatieverstrekking en dat
is dan ook het uitgangspunt geweest voor de ontwikkeling van het inzagebeleid voor
deze dossiers.
Afstammingsinformatie
Tot afstammingsinformatie wordt dus zoveel mogelijk onbeperkte en volledige toegang
verleend. Het recht op afstammingsinformatie weegt zwaar, maar is niet absoluut. Op
sommige aspecten kan het (eveneens niet absolute) recht op privacy van de afstandsmoeder
(mits deze nog in leven is) zwaarder wegen. Het Nationaal Archief dient daarom op
basis van de informatie in het dossier een belangenafweging te maken tussen het recht
van de afgestane en/of geadopteerde op zijn of haar afstammingsinformatie en het recht
op privacy van de afstandsmoeder (mits deze nog in leven is). Hiervoor kan intern
overleg, waar VIZ in haar brief aan refereert, noodzakelijk zijn. De uitkomst van
deze belangenafweging wordt schriftelijk vastgelegd en gedeeld met de verzoeker.
Gezinsdossiers
Behalve de belangenafweging tussen het recht op afstammingsinformatie en het recht
op privacy van de afstandsmoeder dienen de persoonlijke levenssfeer en de bescherming
van persoonsgegevens van derde betrokkenen die in het dossier voorkomen te worden
gerespecteerd. Omdat sprake is van gezinsdossiers bevatten deze veelal ook informatie
over de afstand en adoptie van andere kinderen en derhalve ook (bijzondere) persoonsgegevens
van personen waarmee een verzoeker geen afstammingsrelatie heeft. Bijvoorbeeld de
medische achtergrond van de biologische moeder van een eveneens geadopteerde (dus
niet biologische) broer of zus, of strafrechtelijke gegevens van (de biologische familie
van) een eveneens geadopteerde broer of zus.
Ook dit kan ertoe leiden dat bepaalde informatie uit het dossier niet ter inzage wordt
gegeven aan een verzoeker8, dan wel tot het afschermen of afscheiden van bepaalde informatie over derden in
documenten die wel ter inzage gegeven worden. Dit gebeurt niet voor namen van bloedverwanten
of informatie over de ontstaansgeschiedenis van een betrokkene, tenzij jurisprudentie
dat in specifieke casussen tegenhoudt.
Elk opgevraagd dossier wordt afzonderlijk beoordeeld. In het kader van transparantie
wordt in het inzagebesluit dat de verzoeker ontvangt vermeld welke informatie om welke
reden niet ter inzage wordt gegeven. Als de verzoeker het niet eens is met dat besluit,
dan kan hij/zij bezwaar indienen.
Tot slot
Ik begrijp dat het onverteerbaar kan zijn voor verzoekers dat informatie wordt afgeschermd.
De uitleg over de reden hiervoor kan waarschijnlijk al snel zakelijk en ongevoelig
overkomen, ook al is dat niet de bedoeling. Ik wil benadrukken dat ik me verantwoordelijk
voel voor álle betrokkenen bij deze dossiers. Omdat de dossiers niet over één persoon
gaan, maar over gezinnen, is het belangrijk om met al deze informatie zorgvuldig om
te gaan, zeker omdat de informatie zo persoonlijk en gevoelig kan zijn.
De brief van VIZ is geschreven op 26 juni jl., negen dagen nadat het archief van de
Raad voor de Kinderbescherming opvraagbaar werd bij het Nationaal Archief. Ruim vier
weken later, in de week van 22 juli, hebben de eerste inzagen in dit archief plaatsgevonden.
Sindsdien wordt dus niet alleen vanuit theorie, maar ook vanuit de praktijk duidelijk
of en welke informatie afgeschermd wordt. Elk dossier is uniek en iedere inzage vergt
maatwerk.
Het Nationaal Archief heeft in gesprek met de bestuursleden van VIZ aangegeven dat
het inzagebeleid niet in beton is gegoten en heeft hiervoor begrip en tijd gevraagd.
Veranderingen in wet- en regelgeving en jurisprudentie kunnen van invloed zijn op
het beleid ten aanzien van de archivering van en de inzage in afstands- en adoptiedossiers.
VIZ stelt in haar brief dat het Nationaal Archief betrokkenen aanmoedigt om bezwaarschriften
in te dienen en meerdere keren een inzageverzoek te doen. Een belanghebbende heeft
altijd het recht om bezwaar aan te tekenen tegen een inzagebesluit, maar het inzagebeleid
is beslist niet ingericht om bezwaren aan te moedigen of belanghebbenden niet maximaal
ten dienste te zijn bij een inzageverzoek. Belanghebbenden kunnen bovendien altijd
opnieuw een aanvraag indienen bij nieuw binnengekomen archief; dit kan immers nieuwe
informatie opleveren. Ook kan een wijziging in wet- en regelgeving of jurisprudentie
hiertoe aanleiding zijn.
Het Nationaal Archief heeft tot nu toe ruim 100 verzoeken tot inzage in een afstands-
en adoptiedossier van de Raad voor de Kinderbescherming behandeld. Overigens leiden
niet al deze verzoeken (direct) tot een inzage, soms zien verzoekers daar vooralsnog
vanaf. Een verzoeker wordt na inzage op de studiezaal verzocht zijn of haar ervaringen
over de behandeling van het inzageverzoek en de inzage in het dossier anoniem te delen
met het Nationaal Archief middels een enquêteformulier, opdat de dienstverlening zo
goed mogelijk kan worden ingericht. Er zijn tot nu toe 23 reacties ontvangen en deze
zijn overwegend positief tot zeer positief.
Het Nationaal Archief blijft zich inzetten om de inzage optimaal en binnen de kaders
van wet- en regelgeving te laten verlopen, zodat maximaal recht wordt gedaan aan het
recht op afstammingsinformatie. Ik moedig dan ook alle betrokkenen die dat willen
aan om voor inzage in deze informatie naar het Nationaal Archief te gaan.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap