Brief regering : Beleidsagenda kinderopvang
31 322 Kinderopvang
Nr. 548
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2024
Inleiding
Een goed kinderopvangstelsel is van groot belang om ouders te kunnen laten werken.
Dankzij kinderopvang kunnen ouders financieel zelfstandig blijven en meer dagen werken.
Toegankelijke kinderopvang stelt ouders in staat de zorg voor hun kinderen te combineren
met hun baan. Als de opvang veilig en van goede kwaliteit is zullen ouders hun kinderen
met een gerust hart naar de kinderopvang brengen. En kinderen profiteren daar ook
van. Zo draagt de kinderopvang bij aan een goede start in het leven van bijna een
miljoen kinderen in Nederland.
De kinderopvangsector in Nederland staat er goed voor. De sector is nog relatief jong
en heeft de laatste jaren een enorme groei doorgemaakt. Dat is bijvoorbeeld te zien
aan het aantal kinderen dat naar de opvang gaat en het aantal medewerkers dat in de
opvang werkt. En ook aan de kwaliteit van de opvang. De kwaliteit van de kinderopvang
is namelijk over het algemeen goed, ook in internationaal perspectief.
Tegelijkertijd heeft dit kabinet een grote veranderopgave om het kinderopvangstelsel
verder te verbeteren, mede naar aanleiding van de kinderopvangtoeslagaffaire. Het
huidige financieringsstelsel van de kinderopvang kent fundamentele problemen. Werkende
ouders krijgen een onzeker voorschot aan kinderopvangtoeslag om een zekere rekening
voor de opvang van hun kinderen te betalen. Dit kabinet werkt aan een grondige aanpassing
van de financiering van de kinderopvang om dit op te lossen. De huidige kinderopvangtoeslag,
die uitbetaald wordt aan ouders, vervangen we door een nieuwe vorm van financiering
direct aan kinderopvangorganisaties. Gelijktijdig met deze brief stuur ik uw Kamer
de hoofdlijnenbrief over de uitwerking van het nieuwe financieringsstelsel (Kamerstuk
31 322, nr. 547).
Naast deze veranderopgave is de afgelopen jaren al veel werk verricht om de kwaliteit
van de kinderopvang te versterken en deze jonge sector verder te professionaliseren.
In deze brief zet ik uiteen wat er de afgelopen jaren met het kinderopvangbeleid al
bereikt is. Ook beschrijf ik welke uitdagingen ik nog zie, de dilemma’s die dit met
zich mee brengt en waar ik de komende tijd nog meer op wil inzetten. Dit alles voor
een sterke kinderopvang.
Belang van goede kwaliteit en toegankelijkheid van de kinderopvang
De laatste jaren is veel geïnvesteerd in de kinderopvang. Dit doe ik vanuit de twee
doelen die het kinderopvangbeleid kent: het bevorderen van de arbeidsparticipatie
van ouders en het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen. Om deze doelen te bereiken,
is van belang dat kinderopvang kwalitatief goed, toegankelijk en betaalbaar is.
Een van de speerpunten van dit kabinet is dan ook de voorgenomen herziening van het
financieringsstelsel kinderopvang. Vanaf 2027 investeert dit kabinet naar verwachting
nog eens structureel € 2,9 miljard extra in de vergoeding voor kinderopvang. Hierdoor
wordt de vergoeding voor kinderopvang onafhankelijk van het inkomen. Daarmee werkt
het kabinet aan betaalbaarheid van de kinderopvang, het versimpelen van het systeem
en het vergroten van de zekerheid voor werkende ouders.
Vorig jaar is het kinderopvangbeleid op het doel «stimuleren van de ontwikkeling van
het kind» geëvalueerd.1 Daarin kwam naar voren dat de kwaliteit van de kinderopvang in Nederland goed is,
ook in vergelijking met het buitenland. De beleidsinvesteringen, zoals de Wet Innovatie
en Kwaliteit Kinderopvang, hebben vruchten afgeworpen. Maar dit gaat niet vanzelf.
Ik blijf investeren om kwaliteit te behouden en verbeteringen door te voeren en om
kinderen een veilige basis te bieden van waaruit zij zich kunnen blijven ontwikkelen.
Ook blijf ik de kwaliteit van de kinderopvang nauwlettend volgen. Daarbij baseer ik
mij, naast toezichtinformatie van de GGD’en en gemeenten, op de Landelijke Kwaliteitsmonitor
Kinderopvang (LKK). Tevens monitor ik de komende jaren jaarlijks de kwaliteitseisen
voor kindercentra.
Uit de evaluatie van het kinderopvangbeleid kwam ook naar voren dat het gebruik van
kinderopvang gestegen is, en wel onder alle leeftijdsgroepen en inkomensgroepen. Begin
2024 maakten ongeveer 911.000 kinderen via de kinderopvangtoeslag gebruik van dagopvang,
peuteropvang, buitenschoolse opvang of gastouderopvang. Een toename van 10% ten opzichte
van 2019.2 Voor het vergroten van de toegankelijkheid hebben de afgelopen jaren meer groepen
ouders recht gekregen op kinderopvangtoeslag, is de kinderopvangtoeslag verhoogd en
zijn administratieve verbeteringen in de procedure van de kinderopvangtoeslag doorgevoerd.
Goede toegankelijkheid van de kinderopvang is voor ouders van belang om werk met de
zorg voor kinderen te kunnen combineren. En de evaluatie toonde nogmaals aan dat vooral
voor kinderen met een risico op achterstand kinderopvang van toegevoegde waarde is.
Dit onderstreept het belang van goede en toegankelijke kinderopvang.
Leeswijzer
Allereerst geef ik in hoofdstuk 1 een korte introductie in de sector aan de hand van
cijfers over de omvang van de kinderopvang. Vervolgens komen in deze brief de verschillende
onderwerpen van het kinderopvangbeleid aan de orde. Van de actuele beleidstrajecten
informeer ik uw Kamer over de resultaten of stand van zaken. Dit doe ik in hoofdstuk 2
over het vergroten van de toegankelijkheid van de kinderopvang en in hoofdstuk 3 over
het versterken van de kwaliteit.
1. Cijfers kinderopvang
De kinderopvangsector heeft de afgelopen jaren een groei doorgemaakt. Dit is goed
te zien aan de hand van onderstaande tabellen. Er gaan steeds meer kinderen naar de
opvang en gemiddeld doen zij dat ook meer uren per maand. Dit vind ik een mooie ontwikkeling.
Ook het aantal medewerkers in de kinderopvangsector groeit gestaag, evenals het aantal kinderopvanglocaties.
Het aantal gastouderlocaties daalt echter. Verderop in de brief ga ik hier verder
op in.
Tabel 1: Gemiddelde aantallen met kinderopvangtoeslag
2019
2020
2021
2022
2023
Kw.1 2024
Aantal kinderen (x 1.000)
Totaal
818
824
827
877
898
911
Kinderdagcentra
341
344
354
375
384
390
Buitenschoolse opvang
390
399
397
430
447
459
Gastouderopvang 0–3-jarigen
64
60
58
58
55
53
Gastouderopvang 4–12-jarigen
47
42
38
34
30
28
Uren per kind per maand
Totaal
59,2
61,1
63,8
65,5
65,4
65,8
Kinderdagcentra
81,6
84,8
88,0
90,4
90,6
91,1
Buitenschoolse opvang
37,9
39,2
40,8
42,2
42,0
42,6
Gastouderopvang 0–3-jarigen
65,4
66,5
68,0
69,7
71,7
77,4
Gastouderopvang 4–12-jarigen
36,3
37,1
37,9
38,2
38,7
39,5
Bron: Belastingdienst/Toeslagen, cijferbeeld april 2024, bewerking Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Tabel 2: Aantal kinderopvang- en gastouderlocaties
Jan. 2019
Jan. 2020
Jan. 2021
Jan. 2022
Jan 2023
Juli 2023
Okt. 2023
Jan. 2024
Apr. 2024
Dagopvang
9.003
9.029
9.066
9.139
9.183
9.224
9.256
9.257
9.283
Bso
7.152
7.384
7.569
7.655
7.815
7.876
7.962
7.973
8.022
Gastouders
27.881
25.237
22.675
20.578
18.459
17.966
17.252
16.805
16.576
Bron: DUO rapportage Landelijk Register Kinderopvang. De peildatum is de eerste maandag
van de maand.
Tabel 3: Aantal medewerkers in de kinderopvang
Q1 2020
Q1 2021
Q1 2022
Q1 2023
Q1 2024
Aantal medewerkers in de kinderopvang (circa 75% van de werknemers werkt als pedagogisch
medewerker)
103.700
109.200
115.900
123.300
125.800
Bron: CBS Statline; Werknemers met een baan in de zorg en welzijn.
2. Vergroten toegankelijkheid kinderopvang
Toegankelijkheid van kinderopvang kent verschillende elementen. Zo gaat het om het
recht op kinderopvangtoeslag voor werkende ouders, waarmee de overheid hen tegemoetkomt in de kosten van kinderopvang. Toegankelijkheid gaat
ook over ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag en over het
aanbod en de beschikbaarheid van kinderopvangplekken.
2.1 Verbeteringen in de kinderopvangtoeslag
Financiële toegankelijke kinderopvang is van groot belang, ook in de fase tot het
nieuwe financieringsstelsel is ingevoerd. Daarom blijven we verbeteringen doorvoeren
in de kinderopvangtoeslag. Ouders die werken of tot een specifieke doelgroep behoren
hebben recht op kinderopvangtoeslag. Deze ouders ontvangen een inkomensafhankelijk
percentage van het uurtarief dat hun opvang in rekening brengt, tot een maximumuurprijs.
De inkomensafhankelijkheid wordt komende jaren stapsgewijs afgebouwd, totdat iedereen
een percentage van 96% ontvangt. De eerste stap zet dit kabinet in 2025, door structureel
ruim € 500 miljoen uit te trekken voor het verhogen van de kinderopvangtoeslag.3
Ouders hebben recht op kinderopvangtoeslag als zij beiden werken. In sommige gevallen
kan deze eis juist strijdig zijn met de arbeidsparticipatie. Bijvoorbeeld als de partner
langdurig ziek is, waardoor de werkende ouder minder moet gaan werken of stoppen met
werken. Afgelopen jaren zijn er vanuit dit oogpunt verschillende doelgroepen aan de
kinderopvangtoeslag toegevoegd. Zo bestaat er nu ook recht op kinderopvangtoeslag
indien een partner een Wlz-indicatie heeft of tot een gevangenisstraf van langer dan
drie maanden is veroordeeld. Ik werk aan een wetswijziging waarmee recht op kinderopvangtoeslag
wordt geregeld voor alle typen promovendi en studenten technologisch ontwerper. Het
wetsvoorstel om Oekraïense ontheemden en ouders met een partner buiten de EU aanspraak
te geven op kinderopvangtoeslag is door de Tweede Kamer aangenomen en is nu in behandeling
bij de Eerste Kamer.4 Ook werk ik aan verduidelijking van het recht op kinderopvangtoeslag voor inburgeraars.
Bij de totstandkoming van de Wet inburgering 2021 zijn onbedoeld drie onderdelen van
het inburgeringstraject buiten het recht op toeslag gevallen. Dit herstel ik via een
wijziging van de Wet kinderopvang.
Ik monitor doorlopend de ontwikkeling van het gebruik van de kinderopvangtoeslag en
de werkelijke uurtarieven met de kwartaalrapportages kinderopvang.5 De werkelijke uurtarieven liggen vaak hoger dan de maximumuurprijs. Wel is het verschil
flink afgenomen, door de extra indexaties van de maximumuurprijs in 2023 en 2024.
Het kabinet heeft besloten om de maximumuurprijzen voor de kinderopvangtoeslag in
2026 niet te indexeren. Het kabinet hecht namelijk ook belang aan houdbare overheidsfinanciën.
Het kabinet acht het niet-indexeren in 2026 passend, vanwege de extra indexaties in
2023 en 2024. Daarnaast investeert het kabinet met de voorgenomen herziening van het
financieringsstelsel kinderopvang vanaf 2027 naar verwachting nog eens structureel
€ 2,9 miljard extra in de vergoeding voor kinderopvang. Hierdoor wordt de vergoeding
voor kinderopvang onafhankelijk van het inkomen. De laagste inkomensgroepen profiteerden
al van bijna gratis kinderopvang, daarnaast gaan zij ook profiteren van het nieuwe
financieringsstelsel, dat eenvoudiger is en ouders meer zekerheid biedt.
Ik zie dat het gebruik van kinderopvang nog steeds toeneemt. Vanaf dit jaar raadpleeg
ik ook data die kinderopvangorganisaties en gastouderbureaus aanleveren, naast de
data die ouders bij Dienst Toeslagen aanleveren. Hierdoor kan ik nog nauwkeuriger
de tariefontwikkeling in de sector monitoren.
2.2 Gemeentelijke regelingen
De positieve ontwikkeleffecten van kinderopvang zijn het grootst bij kinderen met
risico’s op ontwikkelachterstanden en peuters.6 Gemeenten kunnen via gemeentelijke regelingen een aanbod doen aan kinderen wiens
ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. De regelingen die via de
gemeenten lopen zijn de gemeentelijke peuteropvang, Voorschoolse Educatie (VE) en
Sociaal Medische Indicatie (SMI).
Gemeentelijke peuteropvang en VE zijn voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar. Daarbij is
VE specifiek voor kinderen die baat hebben bij extra ondersteuning in hun ontwikkeling.
De verantwoordelijkheid voor VE is belegd bij de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap met wie ik nauw samenwerk. Ook voor ouders die (tijdelijk) geen recht
hebben op kinderopvangtoeslag door sociale of medische problematiek is er een regeling;
de SMI. Gemeenten hebben beleidsvrijheid op SMI. Dit maakt maatwerk mogelijk, maar
zorgt soms ook voor ongewenste verschillen tussen gemeenten. Daarom werk ik samen
met gemeenten en de VNG aan het verkleinen van die verschillen. Ook verhoog ik het
SMI-budget in twee stappen met € 10 miljoen structureel.7
Aanvullend kunnen gemeenten nog voor specifiek in de Wet kinderopvang vastgelegde
doelgroepen8 de verplichte eigen bijdrage compenseren. Gemeenten vragen om verruiming van deze
regeling zodat zij ook voor werkende minima de eigen bijdrage mogen compenseren. Ik
verken samen met gemeenten en de VNG wat de effecten hiervan zijn en of dit haalbaar
is.
2.3 Beschikbaarheid kinderopvangplekken
De toegankelijkheid van de kinderopvang heeft ook mijn aandacht waar het gaat over
de beschikbaarheid van kinderopvang. Deze wordt in grote mate bepaald door het aanbod
aan personeel. De kinderopvang kampt momenteel met personeelstekorten. Dit zorgt voor
wachtlijsten, risico’s op een lagere kwaliteit en een beperking van de groei van de
sector.
De personeelstekorten stabiliseren zich momenteel rond de 6.000 personen, maar na 2027 voorzie ik een toename van het tekort. In het scenario van een stelselherziening
per 2027 wordt in 2033 een tekort van circa 42.000 personen verwacht door de toegenomen
vraag.
Samen met de sector neem ik maatregelen om de personeelstekorten in de kinderopvang
te verminderen. De huidige aanpak van het personeelstekort heeft drie pijlers:
• Instroom vergroten
○ via het Ontwikkelpad kinderopvang;
○ door de subsidieregeling voor groepshulpen.
• Personeel behouden, bijvoorbeeld via modern werkgeverschap.
• Meer uren werken stimuleren, bijvoorbeeld via het Groeifondsproject Meer uren werkt!.
In de aanpak van het tekort speelt altijd het dilemma tussen het borgen van de kwaliteit
van kinderopvang en het borgen van de toegankelijkheid voor ouders en kinderen. Uiteraard
blijven we altijd kijken en luisteren naar mogelijkheden voor (tijdelijke) maatregelen
die inzetten op het verhogen van de productiviteit, het verlagen van de vraag naar
personeel en de matching verbeteren tussen werk en werkzoekenden, zonder dat de kwaliteit
en de veiligheid van kinderen in het geding komen.
2.4 Hoge terugvorderingen voorkomen bij ouders via professionalisering sector
In het nieuwe financieringsstelsel zijn terugvorderingen bij ouders verleden tijd.
In aanloop daar naartoe blijf ik samen met Dienst Toeslagen en het Ministerie van
Financiën werken aan het verminderen van (hoge) terugvorderingen binnen het huidige
stelsel. De maandelijkse gegevenslevering van kinderopvangorganisaties is hiervoor
erg belangrijk. Deze gegevens gebruikt Dienst Toeslagen om verschillen tussen de aanvraag
van ouders en de opvanggegevens van kinderopvangorganisaties tijdig te signaleren.
Dienst Toeslagen wijst ouders vervolgens op de verschillen, met het verzoek hun aanvraag
zo nodig aan te passen. Er loopt een proef waarbij Dienst Toeslagen de aanvraag vervolgens
ambtshalve voor de burger wijzigt, als zij niet op de attendering reageren.
Dergelijke acties kan Dienst Toeslagen alleen ondernemen als de kwaliteit en betrouwbaarheid
van de gegevens van een zeer hoog niveau is. Daarom is het belangrijk dat kinderopvangorganisaties
correcte gegevens aanleveren. Dienst Toeslagen, het Ministerie van Financiën en ik
werken daarom aan een plan van aanpak om de kwaliteit van de gegevenslevering te verbeteren.
Dit kan bijvoorbeeld met aanvullende begeleiding van kinderopvangorganisaties.
In 2023 is onderzoek gedaan naar professionalisering van de financiële administratie
van de sector.9 In het onderzoeksrapport doen zij verschillende aanbevelingen om de administratie
te verbeteren. Eén aanbeveling is gericht op softwaregebruik door kinderopvangorganisaties.
Daarom kijken de sectorpartijen, Dienst Toeslagen en ik welke rol software kan spelen
bij de maandelijkse gegevenslevering. Ook benoemen de onderzoekers dat het Rijk kinderopvangorganisaties
zou kunnen steunen bij het opvragen van de benodigde gegevens van ouders. Hierom zijn
campagnes gestart waarin ouders worden gewezen op het belang van het aanleveren van
(correcte) geboortedata en burgerservicenummer.
3. Versterken van de kwaliteit van de kinderopvang
De kinderopvang in Nederland is van goede kwaliteit. Ik ben blij dat het de afgelopen
jaren is gelukt om deze kwaliteit vast te houden, ondanks de uitdagingen van de covidpandemie
en het personeelstekort. De afgelopen jaren is een aantal beleidstrajecten ingezet
om de kwaliteit van de kinderopvang verder te versterken. Naar aanleiding van de Wet
Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (Wet IKK) uit 2018 is een vervolgstap gezet voor
de dagopvang en BSO. Voor de gastouderopvang is dat een eigen verbetertraject, omdat
de gastouderopvang destijds niet was meegenomen in de Wet IKK. Een andere belangrijke
herziening is de kinderopvang in het Caribisch gedeelte van ons Koninkrijk. Er zijn
grote stappen gezet om hier een kwalitatief en toegankelijk kinderopvangstelsel neer
te zetten. Daarnaast zijn er nog andere beleidstrajecten om de kwaliteit van de kinderopvang
te versterken, zoals verbeteringen in toezicht en handhaving en in de samenwerking
tussen kinderopvang, onderwijs en jeugd.
3.1 Verder verbeteren kwaliteit dagopvang en bso
Sinds 1 juli 2024 biedt de regelgeving meer ruimte voor de inzet van beroepskrachten
in opleiding (als vast gezicht voor kinderen) en gelden aanpassingen voor de bso.
Doel van deze herijking van de kwaliteitseisen is om de wettelijke kwaliteitseisen
effectiever te laten aansluiten bij de praktijk en ruimte te bieden om het activiteitenaanbod
op de bso te verrijken.10
In het kader van deze herijking zijn ook onderzoeken uitgevoerd. Over de afronding
van één onderzoek is uw Kamer reeds geïnformeerd.11 In aanvulling daarop bied ik u met deze brief twee onderzoeken aan over kwaliteitskenmerken
voor kinderopvang. Een rapport is een verdiepende analyse op de LKK-data en gaat in
op kenmerkende verschillen tussen hoge en lage kwaliteit van dagopvang en bso. Het
andere onderzoek is een verkenning van welke kenmerken van de kinderopvang bij kunnen
dragen aan de kwaliteit. Daarvoor zijn Europese beleidskaders en/of wetenschappelijk
onderzoek geraadpleegd.12 Mede op basis van deze onderzoeken zal ik bezien welke verbeteringen in de kwaliteitseisen
verder mogelijk zijn. Dat gebeurt in overleg met sectorpartijen en wetenschappers.
Per 1 januari 2025 geldt de taaleis voor pedagogisch medewerkers. Deze is in 2017
aangekondigd met de Wet IKK. Naar aanleiding van knelpunten en mede in verband met
het personeelstekort heeft mijn voorganger enkele aanpassingen aangebracht in de taaleis.13 Deze aanpassingen zijn inmiddels in de regelgeving verwerkt.14 De implementatie hiervan blijf ik volgen.
Tot slot werk ik aan een meldplicht voor ernstige incidenten in de kindercentra en
gastouderopvang. Dit moet bijdragen aan het leren van incidenten om herhaling te voorkomen.
Ook draagt het bij aan de informatiepositie van de toezichthouder en levert het op
landelijk niveau beleidsinformatie.
Ik heb besloten om meer tijd te nemen voor de uitwerking van de meldplicht, na het
ontvangen van kritische adviezen, uitvoeringstoetsen en de internetconsultatie.15 Dit betekent dat de meldplicht later dan de eerdergenoemde datum (1 januari 2026)
inwerking treedt.
3.2 Verbeteren kwaliteit gastouderopvang
Een noodzakelijke verbetering betreft de kwaliteit van de gastouderopvang. De kwaliteit
is gemiddeld goed en vergelijkbaar met kindercentra.16 Maar er zijn uitschieters naar boven én naar beneden. De huidige kwaliteitseisen
in wet- en regelgeving bieden onvoldoende waarborg voor toezichthouders en handhavers
om te kunnen ingrijpen waar nodig. Het wetsvoorstel met verbetermaatregelen is tot
stand gekomen in samenspraak met sector- en toezichtpartijen. Uw Kamer heeft op 1 oktober
2024 ingestemd met dit wetsvoorstel. Zoals toegezegd tijdens de wetsbehandeling kom
ik in het voorjaar van 2025 bij uw Kamer terug op de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel.
Naast het verbeteren van de kwaliteit van de gastouderopvang maak ik mij hard voor
het vergroten van het aanbod. Het aantal voorzieningen voor gastouderopvang daalt
namelijk al jaren. Op dit moment laat ik onderzoek doen naar de redenen van uitstroom
van gastouders. Daarnaast heb ik subsidie verleend aan KinderopvangWerkt om de gastouderopvang
mee te nemen in de lopende wervingscampagne voor de kinderopvang «Kleine stappen,
grote dromen».
3.3 Versterken toezicht en handhaving
Voor het bewaken en bevorderen van de kwaliteit en veiligheid van de kinderopvang
is een goed werkend systeem van toezicht en handhaving essentieel.
De uitvoering van toezicht en handhaving is decentraal belegd. Gemeenten zijn opdrachtgever
van GGD’en die het toezicht op locaties uitvoeren. Op basis van hun bevindingen geven
GGD’en een handhavingsadvies aan gemeenten. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de
inzet van handhavingsinstrumenten. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op
de uitvoering van de taken door gemeenten. Uit recente onderzoeken17 blijkt dat dit systeem van toezicht en handhaving werkt, maar dat er ook ruimte voor
verbetering is.
Zo is het huidige toezicht sterk gericht op controle op naleving van de regelgeving.
Er is daarbij weinig ruimte voor (innovatieve) werkwijzen die niet voldoen aan de
regelgeving maar wel zorgen voor verantwoorde en veilige kinderopvang. Ook zijn er
verschillen in de uitvoering van toezicht en handhaving. Hier kunnen goede redenen
voor zijn, maar er zijn ook onwenselijke verschillen. Daarbij gaat het om verschillende
interpretatie van regelgeving. Ook zijn er verschillen met negatieve gevolgen voor
het speelveld van de aanbieders. Verder is de reflectieve functie18 van toezicht en handhaving in de kinderopvang nog niet ontwikkeld.
Eind 2024 informeer ik uw Kamer nader over mijn visie op toezicht en handhaving en
de maatregelen waarop ik de komende jaren wil inzetten.
3.4 Verbeteren kwaliteit en financiële toegankelijkheid kinderopvang BES
Naar aanleiding van veel armoedeproblematiek, risico op onderwijsachterstand, de hoge
kosten van kinderopvang en het ontbreken van beleid voor vve, is in 2019 het programma
BES(t) 4 kids van start gegaan. Sindsdien werken de openbare lichamen Bonaire, Saba
en Sint Eustatius en de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties samen aan het opzetten van een stelsel voor kwalitatief goede,
veilige en (financieel) toegankelijke kinderopvang in Caribisch Nederland, zodat kinderen
(0–12 jaar) een perspectief op een betere toekomst hebben en ouders naar hun werk
kunnen.
De afgelopen jaren zijn belangrijke resultaten geboekt, waaronder de invoering van
een tijdelijke subsidieregeling voor kinderopvang, waarbij de ouderbijdrage aanzienlijk
is verlaagd en de subsidie substantieel is verhoogd om zo de kwaliteit van de kinderopvang
te verbeteren. Daarnaast is het opleidingsniveau van pedagogisch medewerkers sterk
verbeterd: 60% is nu gekwalificeerd en 36% volgt een opleiding. Ook zijn er huisvestingsprojecten
opgestart en pilots opgezet om de kinderopvang inclusiever te maken voor kinderen
met extra ondersteuningsbehoeften. De Inspectie van het Onderwijs ziet sinds aanvang
van haar toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang ook kwaliteitsverbetering. Ook
zijn de basisregels voor de kinderopvang in Caribisch Nederland wettelijk vastgelegd
in de Wet kinderopvang BES (hierna: Wko BES) die op 4 juni jl. is gepubliceerd. Het
streven is dat de Wko BES per 1 januari 2026 in werking treedt. Doel van de wet is
de kwaliteit en de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang in Caribisch Nederland
te verbeteren zodat de kinderopvang in Caribisch Nederland van dezelfde kwaliteit
is als in Europees Nederland.
In Caribisch Nederland zijn de voorzieningen voor kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte
beperkt. Om die reden hebben de openbare lichamen erop aangedrongen om in Caribisch
Nederland inclusieve kinderopvang in de Wko BES op te nemen en plusopvang mogelijk
te maken. Bij deze brief treft u het onderzoek aan naar de kosten voor plusopvang
in Caribisch Nederland. Het onderzoek wijst uit dat de kosten voor plusopvang hoger
liggen dan het beschikbare budget. Met de eilanden ben ik in gesprek over het vervolg.
In de tussentijd worden de bestaande pilots voor plusopvang gecontinueerd.
3.5 Meer zicht op ouderparticipatie in de kinderopvang
Ouderparticipatie is van belang, omdat het kan helpen de kwaliteit van de kinderopvang
te vergroten. Wanneer ouders ontevreden zijn, kunnen ze vanwege wachtlijsten vaak
niet makkelijk overstappen naar een andere aanbieder. Dat maakt het des te belangrijker
dat ouders in staat worden gesteld inspraak te hebben.
Op grond van de Wet kinderopvang is het in principe voor ieder kindercentrum en ieder
gastouderbureau verplicht een oudercommissie te hebben.19
In opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is onderzocht
hoe ouderparticipatie in de praktijk werkt. Dit onderzoek richt zich onder meer op
wat oudercommissies doen, hoe vaak ze voorkomen, welke knelpunten ze ervaren en welke
alternatieve vormen van ouderparticipatie er zijn. Daarnaast doet de Inspectie van
het Onderwijs dit jaar onderzoek naar toezicht en handhaving op het gebied van ouderparticipatie
in de kinderopvang. De uitkomsten van beide onderzoeken bezie ik in samenhang. Mijn
reactie en de onderzoeken stuur ik u nog dit jaar toe.
Een onderwerp dat hiermee samenhangt, is het pedagogisch partnerschap, ofwel de contacten
en samenwerking tussen ouders en pedagogisch professionals. Samen met eindgebruikers
en experts vindt een verkenning plaats naar versterking van het pedagogisch partnerschap
in de kinderopvang. Ook dit draagt bij aan de kwaliteit van de kinderopvang en daarmee
aan de ontwikkeling van kinderen.
3.6 Moderniseren registers kinderopvang
Tot slot kan ik u de voortgang van het project modernisering registers kinderopvang
melden. Eerder is uw Kamer geïnformeerd over de melding aan de autoriteit persoonsgegevens
en andere signalen ten aanzien van privacy.20 GGD’en en gemeenten gebruiken de registers bij hun werkzaamheden om de kwaliteit
van de kinderopvang te borgen. Samen met de betrokken partijen DUO, GGD GHOR NL en
VNG heb ik verkend in welke mate de registers voldoen aan de regels voor privacy en
informatiebeveiliging. Het beeld is dat sinds de inrichting van de registers al veel
maatregelen zijn genomen. Wel zijn er een aantal risico’s gesignaleerd die aanvullende
maatregelen vergen. De komende periode wegen we deze risico’s en werken we de mogelijke
maatregelen verder uit. De verwachting is dat we komend voorjaar 2025 kunnen starten
met het vervolg. Ook hebben we al enkele maatregelen genomen die op korte termijn
mogelijk waren. Om de privacy van vraagouders beter te waarborgen, worden die adressen
niet meer getoond in het openbare deel van de registers. Ook zijn uit de downloadbare
bestanden voor gemeenten en GGD’en de Burgerservicenummers verwijderd.
3.7 Versterken samenwerking kinderopvang, onderwijs en zorg
Ik ga samen met mijn collega-bewindspersonen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
en Volksgezondheid en Sport door met het versterken van de samenwerking tussen kinderopvang,
onderwijs en zorg.
Veilig, ontspannen en inclusief opgroeien, met perspectief op een goede toekomst,
dat recht heeft elk kind. Met veel kinderen gaat het goed. Tegelijkertijd is de druk
in de keten van onderwijs, zorg en kinderopvang voor kinderen met een extra ondersteuningsvraag
toegenomen, zoals onderzoek uit 2023 laat zien.21 Hierdoor missen kinderen ontwikkelkansen en ouders kunnen niet of minder werken.22 Binnenkort ontvangt uw Kamer van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport, mede namens mij en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
een reactie op dit onderzoek.
Door kennis en goede praktijkvoorbeelden te delen, stimuleer ik samen met de Ministeries
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de doorontwikkeling
van inclusieve vormen van kinderopvang.23 Daarnaast leren we samen met het veld in de Verbindingsroute onderwijs-opvang-zorg
om anders samen te werken en de pedagogische basis voor kinderen te versterken. We
gaan ook samen belemmeringen die de samenwerking in de weg staan oplossen. Zo moet
het eenvoudiger worden om (jeugd)zorgpersoneel in de kinderopvang in te zetten en
is er meer bso voor kinderen in het speciaal (basis)onderwijs nodig. De stip op de
horizon is dat in 2040 ieder kind welkom is op de kinderopvang en op school.24
Daarnaast hebben begin 2023 de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap knelpunten en oplossingsrichtingen in de samenwerking
tussen kinderopvang en onderwijs in kaart gebracht.25 Het betreft een inventarisatie van op korte termijn haalbare acties. Zo is een handreiking
gepubliceerd over de btw-afdracht bij de uitleen van personeel tussen kinderopvang
en onderwijs.26 Per 1 juli 2024 is geregeld dat werknemers in het onderwijs kunnen volstaan met een
VOG kinderopvang. Daarnaast verkent het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
of periodieke en continue screening (de standaard in de kinderopvang) ook voor het
onderwijs kan gelden, waardoor het uitwisselen van personeel nog eenvoudiger wordt.27
Ook zet ik zoals reeds aangekondigd een experiment op naar gemengde peuter-kleutergroepen.28 In de praktijk bestaat bij een deel van de kinderopvangorganisaties en scholen de
behoefte voor deze nieuwe pedagogisch-didactische manier van werken. Ook kan deze
vorm van samenwerking in krimpgebieden helpen om voldoende aanbod in stand te kunnen
houden. In het onderzoek zal onder meer worden bekeken wat de gevolgen zijn van deze
peuter-kleutergroepen voor de kinderen en welke randvoorwaarden bepalend zijn voor
de kwaliteit op deze groepen. Dit onderzoek zal worden uitgevoerd op basis van een
nog op te stellen experimenteerbesluit.
Voor peuters met risico’s op achterstanden is er VE. Dit valt onder de beleidsverantwoordelijkheid
van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Net als het programma School
& Omgeving dat naschools aanbod stimuleert in kwetsbare wijken. Samen met de Staatssecretaris
Funderend Onderwijs en Emancipatie bekijk ik hoe de bso en het programma School &
Omgeving zo goed mogelijk op elkaar kunnen aansluiten. Uw Kamer heeft gevraagd om
een overzicht van de regelingen die bij de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap liggen. In de bijlage is dit schematisch weergegeven
en hiermee beschouw ik de toezegging uit het Commissiedebat Kinderopvang van 11 april
2024 (Kamerstuk 31 322, nr. 541) als voldaan.
Ik ga in gesprek met de sectorpartijen en GGD GHOR NL en VNG om tot een plan van aanpak
te komen om overbodige regels te schrappen en de administratieve lastendruk te verlagen.
Dit naar aanleiding van de motie Welzijn c.s.29
4. Afsluiting
Zoals in het begin van deze brief aangegeven staat de kinderopvang in Nederland er
goed voor. Dat is te danken aan al die mensen die zich elke dag inzetten voor de kinderopvang,
pedagogisch professionals in het bijzonder. Dankzij hen kunnen ouders werk en gezin
combineren. Ouders waarderen dit in grote mate.30 Ik wil dan ook iedereen – die zich inzet voor en binnen de kinderopvangsector – bedanken
voor hun inzet.
Tegelijkertijd ligt er een grote veranderopgave en kan de voorgenomen taakstelling
van het aantal ambtenaren tot prioritering leiden. Maar ik ben vastbesloten om met
alle betrokkenen in de kinderopvang de uitdagingen aan te gaan. Voor een sterke kinderopvang.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid