Brief regering : Europese jaarbegroting 2025, inzet Ecofin- begrotingsraad en de vijfde aanvullende Europese begroting 2024
21 501-03 Begrotingsraad
Nr. 188
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2024
Op 15 november aanstaande vindt de Ecofin-begrotingsraad plaats. Deze vergadering
is aan het einde van de zogeheten conciliatieperiode, waarin de Raad van de Europese
Unie (de Raad) en het Europees Parlement (EP) onderhandelen over een akkoord over
de Europese begroting voor 2025. Op 10 oktober jl. presenteerde de Europese Commissie
(Commissie) het aangepaste voorstel voor de Europese begroting 2025 (Amending Letter 1; AL1). Dit document vormt de basis voor de onderhandelingen tijdens de conciliatie.
In deze brief informeer ik uw Kamer over de inhoud van AL1, de positie van het EP,
de Nederlandse inzet voor de Begrotingsraad, de gevolgen voor de Nederlandse afdrachten
en het vervolgproces. Hiermee vervangt deze brief, zoals gebruikelijk, de geannoteerde
agenda voor de Begrotingsraad. Zoals gebruikelijk neem ik niet zelf deel aan de Begrotingsraad
en wordt Nederland vertegenwoordigd door de Permanente Vertegenwoordiger van Nederland
bij de Europese Unie.
Daarnaast informeer ik uw Kamer in deze brief over de vijfde aanvullende Europese
begroting voor 2024 (Draft Amending Budget 5; DAB5). Deze brief vervangt zoals gebruikelijk het BNC-fiche over een aanvullende
Europese begroting.
Europese jaarbegroting 2025
Op 19 juni jl. presenteerde de Commissie het voorstel voor de Europese begroting 2025.
Uw Kamer is hier op 28 juni jl. over geïnformeerd.1 Uw Kamer is op 4 september tevens geïnformeerd over de bereikte Raadspositie ten
aanzien van dit voorstel.2 Op 7 oktober nam ook het EP formeel een positie in.3 Daarmee zijn de uitgangsposities voor de begrotingsonderhandelingen bepaald.
Op 10 oktober jl. presenteerde de Commissie AL1 als update op het voorstel voor de
Europese begroting 2025. In AL1 actualiseert de Commissie de ramingen voor verschillende
uitgaven. Daarmee vormt AL1 de nieuwe basis voor de begrotingsonderhandelingen tussen
de Raad en het EP. Het netto-effect van AL1 is een verlaging van de vastleggingen
met 303 miljoen euro en een verhoging van de betalingen met ca. 2,7 miljard euro.4 De betalingen zijn relevant voor de raming van de Nederlandse afdrachten. Hier wordt
later in de brief nader op in gegaan. Tabel 1 geeft een overzicht van de aanpassingen
uitgesplitst per programma die een effect hebben op de omvang van de Europese jaarbegroting
2025.
Tabel 1: Overzicht wijzigingen AL1 voor Europese jaarbegroting 2025 (in miljoenen
euro’s, lopende prijzen)
Programma’s
Vastl.1
Bet.2
H2a: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO)
3.000
H2b: Rentekosten coronaherstelinstrument (EURI-line)
– 195
– 195
H3: Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)
– 351,9
– 391,9
H7: administratieve uitgaven – salarisupdates
219,9
219,9
H1-H6 salarisupdates
19,6
19,6
Aanpassingen in decentrale agentschappen
4,4
4,4
Totaal wijzigingen AL1
– 303
2.657
X Noot
1
Vastleggingen
X Noot
2
Betalingen
AL1 bevat een aantal substantiële aanpassingen. Allereerst bevat AL1 een voorstel
om het betalingenplafond voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO)
te verhogen met 3 miljard euro. De Commissie wil hiermee betalingen mogelijk maken
in reactie op de recente overstromingen in centraal Europa. De Commissie heeft hiervoor
op 21 oktober jl. het RESTORE-voorstel gepresenteerd, waarin wordt voorgesteld om
een nieuwe specifieke doelstelling te creëren binnen de bestaande reikwijdte van EFRO.
Dit zou getroffen lidstaten in staat stellen om de bedragen voor programma’s die onder
de doelstelling «Investeringen in groei en banen» vallen te herprogrammeren en in
te zetten voor wederopbouw na natuurrampen. Dit voorstel dateert nog van voor de recente
overstromingen in Spanje. Uw Kamer wordt door de Minister van Economische Zaken separaat
geïnformeerd over de Nederlandse inzet ten aanzien van dit voorstel. Het RESTORE-voorstel
bevat ook een wijziging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (POP3). Hiermee zou
steun kunnen worden verleend via het programma voor plattelandsontwikkeling aan landbouwers,
boseigenaren en MKB’ers die ten gevolge van de natuurrampen schade hebben geleden.
Dit is nog niet meegenomen in AL1. Uw Kamer wordt door de Minister van Landbouw, Visserij,
Voedselzekerheid en Natuur separaat geïnformeerd over de Nederlandse inzet ten aanzien
van de voorgestelde wijziging in het POP3.
Daarnaast bevat AL1 een neerwaartse bijstelling van de geraamde rentekosten voor het
coronaherstelfonds NextGenerationEU (de zogeheten «EURI-line»). De neerwaartse bijstelling
van 195 miljoen euro komt met name doordat in 2024 minder betalingen zijn gedaan in
het kader van de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF) dan eerder verwacht. Dit betekent
dat de Commissie minder leningen is aangegaan en daardoor de rentekosten lager uitvallen
dan eerder verwacht. In totaal bedragen de rentekosten in 2025 naar verwachting nu
circa 5 miljard euro. De rentekosten zijn hoger dan voorzien in de meerjarige programmering.
Het reeds begrote budget bedraagt 2,7 miljard euro. Dit betekent een kostenoverschrijding
van 2,3 miljard euro in 2025.
In de herziening van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2024 is een «cascademodel»
afgesproken voor het financieren van de rentekosten voor NGEU. Het cascademechanisme
werkt volgens een vaste volgorde. In de eerste stap wordt het reeds begrote budget
(EURI-line) gebruikt. Indien dit onvoldoende is wordt voor de overschrijding middels
stap 2 financiering gezocht in het kader van de jaarbegrotingsprocedure. De rentekosten
worden hiermee door middel van herprioriteringen en de inzet van de marges en speciale
instrumenten gedekt. Bij deze afspraak geldt voor stap 2 als benchmark dat 50% van
de overschrijding hiermee wordt gefinancierd. Indien dit onvoldoende middelen oplevert,
wordt middels stap 3 het EURI-instrument ingezet. Dit is een speciaal instrument,
waarmee uitgaven boven de MFK-plafonds kunnen worden gedaan. Hiermee kunnen decommiteringen
(niet tot betaling gekomen vastleggingen) opnieuw worden ingezet. Indien er onvoldoende
decommiteringen zijn geldt de backstop, die er toe leidt dat de lidstaten via de afdrachten aan de Unie op basis van het eigenmiddelenbesluit
extra bijdragen om de overschrijding te dekken.
De Europese jaarbegroting kent speciale instrumenten buiten de reguliere MFK-plafonds,
die aanvullende flexibiliteit bieden om in te kunnen spelen op onvoorziene omstandigheden,
waaronder het Flexibiliteitsinstrument en het Single Margin Instrument (SMI).5 De Commissie stelt voor om de kostenoverschrijding voor 50% te dekken uit het Flexibiliteitsinstrument
(1,1 miljard euro) en de marge van heading 2b Veerkracht en waarden (35,7 miljoen
euro). Voor de tweede stap van het cascademodel stelt de Commissie geen herprioriteringen
voor. De rest wordt in het Commissievoorstel gedekt vanuit het EURI-instrument door
de inzet van decommiteringen.
AL1 bevat verder een neerwaartse bijstelling van de verwachte uitgaven voor het Europees
Landbouwgarantiefonds (ELGF) van 351,9 miljoen euro voor de vastleggingen en 391,9
miljoen euro voor de betalingen. Dit wordt met name veroorzaakt door lager dan verwachte
betalingen voor uitvoering van maatregelen uit de strategische plannen van lidstaten
binnen het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De laatste substantiële wijziging in
AL1 is een stijging van de administratieve uitgaven in begrotingscategorie 7 Administratieve
uitgaven van 219,9 miljoen euro. Dit wordt veroorzaakt door hoger dan verwachte salarisbijstelling.
De Commissie stelt voor dit bedrag volledig te dekken vanuit het SMI.
Positie Europees Parlement
Het EP heeft in zijn positie6 alle neerwaartse aanpassingen afgewezen die de Raad heeft voorgesteld in de Raadspositie,
waaronder de voorgestelde herprioriteringen van 1,5 miljard euro ter dekking van de
rentekosten van NGEU. Meer specifiek stelt het EP voor dat het dekken van de gestegen
rentekosten van NGEU niet ten koste mag gaan van de uitgaven voor programma’s binnen
de Europese begroting. In plaats daarvan wordt in stap 2 van het cascademechanisme,
de benchmark van 50% dekking vanuit herprioriteringen en inzet speciale instrumenten
gereduceerd tot 35%. Deze 35% wordt volledig gedekt uit speciale instrumenten. De
rest wordt gedekt vanuit het EURI-instrument door het gebruik van decommiteringen.
Het EP stelt daarnaast voor om bepaalde programma’s te intensiveren, waaronder een
verhoging van de uitgaven in begrotingscategorie 1 Interne markt, innovatie en digitaal
van 419 miljoen euro. Ook stelt het EP een verhoging van de uitgaven in begrotingscategorie
2 Cohesie, veerkracht en waarden voor van 260 miljoen euro op Erasmus+, EU4Health
en Union Civil Protection Mechanism. Een andere substantiële verhoging van de uitgaven in de voorgestelde positie van
het EP is 256 miljoen euro voor NDICI en humanitaire hulp. Als laatste wordt er voorgesteld
om de administratieve uitgaven vanuit begrotingscategorie 7 te verhogen met 42 miljoen
euro.
Het EP stelt voor om de speciale instrumenten voor in totaal 2,2 miljard euro in te
zetten. Hiermee liggen de uitgaven, inclusief marges en inzet van het EURI-instrument,
1,5 miljard euro hoger ten opzichte van het Commissievoorstel inclusief AL1. De Raad
stelt daarentegen juist voor om meer flexibele ruimte beschikbaar te behouden om op
onvoorziene omstandigheden te kunnen reageren, waarmee de uitgaven 1,2 miljard onder
het Commissievoorstel (inclusief AL1) liggen.
In tabel 2 in de bijlage vindt u een overzicht van de posities van de Commissie inclusief
AL1, de Raad en het EP.
Nederlandse inzet voor de Begrotingsraad
Het kabinet streeft naar een prudente, realistische en moderne Europese begroting.
Dit wil zeggen dat er volgens Nederland voldoende flexibele bestedingsruimte moet
zijn om in te spelen op onvoorziene omstandigheden en dat rekening gehouden moet worden
met de absorptiecapaciteit van de verschillende programma’s op de Europese begroting.
Daarnaast hecht het kabinet aan samenwerking met gelijkgestemde lidstaten.
Voor de begroting van 2025 geeft het kabinet in de onderhandelingen prioriteit aan
het dekken van de gestegen rentekosten voor NGEU in de context van de in de MFK-herziening
gemaakte afspraken over het EURI-instrument.
Tijdens de conciliatie streeft Nederland op dit vlak naar behoud van de Raadspositie,
waarbij Nederland zal inzetten op het zoveel als mogelijk dekken van de gestegen rentekosten
van NGEU door middel van stap 2 van het cascademodel, waarbij ook gekeken moet worden
naar herprioriteringen. Het is ook van belang de inzet van de speciale instrumenten
zoveel mogelijk te beperken, om zo ruimte te houden voor onvoorziene uitgaven in de
resterende MFK-periode. De overschrijding van de rentekosten is daarnaast in 2026
en 2027 naar verwachting veel groter dan in 2025. Het beperken van de inzet van de
speciale instrumenten betekent dat er de komende jaren meer middelen beschikbaar zijn
om de kostenoverschrijding te dekken, aangezien deze middelen kunnen worden doorgeschoven.
Hierbij moeten de Nederlandse prioriteiten in de Europese jaarbegroting wel zoveel
mogelijk worden gewaarborgd. Nederland zal zich inzetten voor de Nederlandse prioriteiten
als onderzoek en innovatie, klimaat en defensie, veiligheid, strategische afhankelijkheden
en migratie en op basis hiervan ook mogelijke compromisvoorstellen beoordelen. In
de Raadspositie zijn bezuinigingen opgenomen op enkele voor Nederland belangrijke
programma’s, waaronder op Horizon Europe, InvestEU, de Connecting Europe Facility, het Digital Europe Programme, EU4Health en Frontex. Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat op deze onderwerpen
niet verder bezuinigd wordt en dat er geen bezuinigingen op Frontex plaatsvinden die
invloed hebben op de grens- en terugkeeroperaties van het agentschap.
Voor wat betreft de positie van het Europees Parlement vindt het kabinet het problematisch
dat het EP voorstelt slechts 35% van de kostenoverschrijdingen van de rente voor NGEU
te dekken met stap 2 uit het cascademodel. In de MFK-herziening is afgesproken dat
dit als benchmark ongeveer 50% zal zijn en deze afspraak is volgens het kabinet dan
ook leidend. Daarbij is ook overeengekomen dat voor de invulling van die 50% zowel
naar speciale instrumenten als herprioriteringen binnen de begroting zal worden gekeken.
In het voorstel van het Europees Parlement zijn geen herprioriteringen opgenomen.
Het EP stelt daarnaast voor om de speciale instrumenten bij aanvang van het begrotingsjaar
al vrijwel volledig uit te putten. Daarmee resteert in de ogen van het kabinet onvoldoende
ruimte om te kunnen reageren op onvoorziene uitgaven in de resterende MFK-periode.
Nederland zal zich inzetten op het zoveel mogelijk beperken van de inzet van de speciale
instrumenten.
Het kabinet is kritisch ten aanzien van de voorgestelde stijging van de administratieve
uitgaven en het inzetten van speciale instrumenten hiervoor. De inzet van speciale
instrumenten biedt geen structurele oplossing voor de structurele stijging van de
administratieve lasten.
Het voorgestelde betalingenniveau van AL1 en het EP ligt onder de raming van de Nederlandse
EU-afdrachten. In het geval van een verdere stijging van het betalingenniveau bestaat
er een groter risico dat de Nederlandse raming zal moeten worden verhoogd. Dit kan
het geval zijn als de betalingenbehoefte als gevolg van het RESTORE-voorstel hoger
uitvalt, bijvoorbeeld naar aanleiding van de overstromingen in Spanje en de voorgestelde
wijzigingen in het POP3.
Gevolgen voor de Nederlandse afdrachten
Zoals toegelicht in de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, artikel
3.1, is de raming van de Nederlandse afdrachten aan de Europese begroting normaliter
gebaseerd op de omvang van het jaarlijkse betalingenplafond uit het MFK plus de maximale
inzet van speciale instrumenten die boven dit plafond worden gefinancierd.
Het betalingenniveau lag in het Commissievoorstel voor de Europese jaarbegroting 2025
aanzienlijk onder het maximaal jaarlijkse betalingenplafond, zoals vastgelegd in het
MFK. Dit komt voornamelijk door vertraging in betalingen bij de cohesie- en landbouwfondsen.
Vanwege dit lage betalingenniveau is gekozen om af te wijken van de gebruikelijke
ramingssystematiek. Dit zou immers kunnen leiden tot forse onderuitputting op de Rijksbegroting
eind volgend jaar. Hierbij is gekozen om te ramen op het betalingenniveau zoals door
de Commissie voorgesteld in de Ontwerpbegroting (152 miljard euro) en daarbij is een
marge van 3,5 miljard aan te houden bovenop dit betalingenniveau. Uw Kamer is hierover
op 4 september jl. geïnformeerd.7
Zoals eerder benoemd is het netto-effect van AL1 een verhoging van de betalingen van
circa 2,7 mld. euro. Het bevat een vrij forse bijstelling van het betalingenniveau
als gevolg van de recente overstromingen in centraal Europa. De Commissie stelt, zoals
eerder benoemd, een verhoging van 3 miljard euro voor van het betalingenplafond van
EFRO. Dit betekent dat de marge in de raming van de Nederlandse afdrachten aan de
Europese Unie voor 2025 aanzienlijk beperkt is (843 miljoen euro). Dit betekent dat
het mogelijk is dat de raming van de Nederlandse afdracht voor 2025 in de loop van
het jaar naar boven bijgesteld moet worden, als in de loop van het jaar via aanvullende
EU-jaarbegrotingen de betalingenniveaus verder verhoogd worden. Dit is nu echter nog
niet te voorspellen. Ik zal uw Kamer zoals gebruikelijk per brief informeren over
Europese aanvullende begrotingen en wijzingen in de raming van de Nederlandse afdrachten
als gevolg hiervan. Het eerstvolgende begrotingsmoment waarop dergelijke mutaties
verwerkt zullen worden is de Voorjaarsnota 2025.
Vervolgproces
De Raad en het EP hebben eerder hun posities vastgesteld en dienen volgens artikel
314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) nu overeenstemming
te bereiken tijdens de conciliatieprocedure. De Raad stemt hierbij met een gekwalificeerde
meerderheid en het EP met een gewone meerderheid over de Europese begroting 2025.
Naar verwachting bereiken de Raad en het EP tijdens de Begrotingsraad van 15 november
een akkoord. Indien onverhoopt niet voor het einde van de conciliatieperiode een akkoord
wordt bereikt, moet de Commissie een aangepast begrotingsvoorstel presenteren om een
compromis mogelijk te maken. Uw Kamer zal middels een brief geïnformeerd worden over
de uitkomst van de Begrotingsraad.
Vijfde aanvullende begroting 2024
Op 10 oktober jl. presenteerde de Commissie de vijfde aanvullende Europese begroting
van 2024 (DAB5), met daarin zowel een actualisatie van de uitgaven- als de ontvangstenzijde
van de begroting. Het netto-effect van DAB5 is een stijging van 44,5 miljoen euro
aan vastleggingen (verplichtingen), een stijging van circa 2,96 miljard euro aan betalingen
(uitgaven) en een toename van 2,8 miljard euro aan de inkomstenzijde door definitieve
boetes en strafbetalingen die tot 30 september 2024 zijn betaald. Zie tabel 3 voor
een overzicht van de wijzigingen als gevolg van DAB5.
Tabel 3: Overzicht wijzigingen vastleggingen en betalingen n.a.v. DAB 5 voor Europese
jaarbegroting 2024 (in miljoenen euro’s, lopende prijzen)
Programma
Vastl.1
Bet.2
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO)
2.900
Sustainable Fisheries Partnership Agreements (SFPAs)
– 32,9
– 25,8
Begrotingscategorie 7: Administratieve uitgaven
Pensioen
67,2
67,2
Europees Comité van de Regio's (vergoedingen en toelagen)
1,3
1,3
Administratieve uitgaven buiten begrotingscategorie 7
Gedecentraliseerde agentschappen
12,1
12,1
Additionele aanpassingen voor gedecentraliseerde agentschappen
Europese anti-witwasautoriteit (AMLA)
– 0,7
Procedures voor het toekennen en bekendmaken van publieke contracten
– 2,4
Totaal3
44,5
2.954,8
X Noot
1
Vastleggingen
X Noot
2
Betalingen
X Noot
3
Vanwege afronding kan het totaal afwijken van de som van de waarden in de tabel
Het totaal aan verhoogde budgetten voor vastleggingen en betalingen is de uitkomst
van de Global Transfer, die de Commissie op 3 oktober heeft ingediend. Met de Global Transfer beoogt de Commissie een herverdeling tussen budgetten, waarbij middelen worden verplaatst
van budgetten met onderuitputting naar budgetten waar overschrijding te zien is. Per
saldo bleek er onvoldoende budget te zijn om de verwachte vastleggings- en betalingsbehoeften
tot het einde van het jaar te dekken.
De Commissie geeft aan dat het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) dient
te worden opgehoogd met 2,9 miljard euro. Dit als gevolg van de inwerkingtreding van
de Strategic Technologies for Europe Platform (STEP) in maart 2024, waardoor de beleidsuitgaven van EFRO toenemen. De STEP-verordening
beoogt het versterken van het industriële concurrentievermogen van de EU. Na inwerkingtreding
van deze verordening konden lidstaten financieringsaanvragen indienen ter bevordering
van de STEP-prioriteiten. De uitbetaling van deze (voor)financiering komt voort uit
de STEP-verordening, en was daarom eerder niet opgenomen in de begroting.
Daarnaast stijgen de administratieve uitgaven door aanpassingen van salarissen en
pensioenen met 68,5 miljoen euro, die worden gedekt vanuit het Single Margin Instrument (SMI). De Commissie stelt dat de instellingen alle mogelijke inspanningen hebben geleverd
om de extra salariskosten te dekken middels herschikkingen. Alleen het Comité van
de Regio's bleek niet in staat deze behoeften intern te dekken. De verhoogde pensioenuitgaven
worden veroorzaakt door een hogere aanpassingsfactor voor pensioenen en een hoger
dan verwacht aantal gepensioneerden. De aanpassingen in salaris en pensioenen leiden
eveneens tot extra administratieve uitgaven bij begrotingscategorieën 1 tot en met
5. Het totale effect hiervan is een verhoging van 12,1 miljoen euro in vastleggingen
en betalingen.
Verder presenteert de Commissie in DAB5 een stijging van inkomsten uit boetes en strafbetalingen.
Deze stijging van 2,8 miljard euro is grotendeels toe te schrijven aan boetes die
zijn opgelegd in het kader van de handhaving van mededingingsregels (2,5 miljard euro).
Nederlandse inzet
Nederland heeft op 23 oktober in Coreper ingestemd met DAB5. De toename van bijna
3 miljard euro aan betalingen is een logisch gevolg van de inwerkingtreding van de
STEP-verordening, die eerder dit jaar is aangenomen. Het kabinet is kritisch ten aanzien
van de systematiek van de administratieve uitgaven en zal dit uitdragen richting de
Commissie. Net als in afgelopen jaren is sprake van een overschrijding van de plafonds
van begrotingscategorie 7 en moet daarvoor gebruik gemaakt worden van de speciale
instrumenten. Het kabinet erkent echter dat sprake is van juridisch verplichte kosten
en heeft daarom ingestemd met de voorgestelde aanvullende begroting.
Gevolgen voor de Nederlandse afdrachten
De extra inkomsten uit boetes en strafbetalingen uit DAB5 verlagen de raming van de
Nederlandse bni-afdracht met 170,3 miljoen euro.
DAB5 zal naar verwachting de laatste aanvullende begroting van dit jaar zijn. Hiermee
biedt DAB5 meer inzicht in het definitief te verwachte Europese betalingsniveau in
2024, dat momenteel op 149,7 miljard euro ligt. De Nederlandse raming van de afdrachten
is normaliter gebaseerd op het maximale jaarlijkse betalingenplafond zoals vastgelegd
in het MFK, plus de inzet van de speciale instrumenten bij het MFK. Het betalingsniveau
ligt hiermee nu dus aanzienlijk lager. Eerder dit jaar is uw Kamer, in de eerste suppletoire
begroting, geïnformeerd over een neerwaartse bijstelling van de Nederlandse afdrachtenraming
als gevolg van verwachte onderuitputting op de cohesie- en landbouwfondsen in 2024.
Om de Nederlandse afdrachtenramingen verder te actualiseren, wordt de raming van de
afdrachten nu gebaseerd op het betalingenniveau dat de Commissie voorstelt in DAB5.
Dit vormt op dit moment de meest realistische inschatting van de Europese uitgaven
en daarmee van de uitputting van de EU-begroting voor 2024.
Het betalingenniveau in DAB5, inclusief de maximale inzet van speciale instrumenten,
ligt circa 7,2 miljard euro lager dan het betalingenniveau waarop de raming van de
Nederlandse afdracht aan de EU nu is gebaseerd. Het gevolg hiervan is dat de raming
van de Nederlandse bni-afdracht in 2024 met 437,9 miljoen euro naar beneden wordt
bijgesteld.
Bij Najaarsnota worden beide mutaties als gevolg van DAB5 verwerkt. Het netto-effect
op de Nederlandse raming van de bni-afdracht is een neerwaartse bijstelling van ruim
608 miljoen euro.
Het is hierbij van belang om te melden dat een deel van de onbenutte middelen kan
worden doorgeschoven naar latere jaren van het MFK. Dit gebeurt ieder jaar in de technische
aanpassing die in juli verschijnt. In de raming van de Nederlandse afdrachten is hiermee
voor de inzet van het Enkelvoudige marge-instrument (Single Margin Instrument; SMI) al rekening mee gehouden. Alleen de niet gebruikte middelen uit de overige speciale
instrumenten kunnen nog verder worden doorgeschoven.
Proces en krachtenveld
Besluitvorming over DAB5 vindt plaats met gekwalificeerde meerderheid (QMV). Naar
verwachting is er brede steun in de Raad.
De Minister van Financiën,
E. Heinen
BIJLAGE
Tabel 2: Posities Europese jaarbegroting 2025 (in miljoenen euro’s, lopende prijzen,
vastleggingen en betalingen)
Commissie incl. AL1
Raad
EP
Vastl.
Bet.
Vastl.
Bet.
Vastl.
Bet.
1 Interne markt, innovatie en digitaal
21.383
20.444
20.734
20.217
21.797
20.658
2 Cohesie, veerkracht en waarden
77.944
44.434
77.319
41.044
78.395
41.791
3 Landbouw en milieu
56.924
52.292
57.271
52.680
57.423
52.805
4 Migratie en grensmanagement
4.779
3.201
4.711
3.120
4.839
3.233
5 Veiligheid en defensie
2.622
2.133
2.612
2.127
2.658
2.157
6 Extern beleid
16.258
14.406
16.280
14.427
16.514
14.595
7 Administratieve uitgaven
12.834
12.834
12.599
12.599
12.657
12.657
A
Totaal begrotingscategorieën
192.744
149.748
191.527
146.215
194.282
147.896
Overig
B
Speciale instrumenten headings
2.962
2.517
2.099
2.165
3.771
3.503
C
Marge onder het MFK-plafond
762
28.148
1.116
31.329
32.500
30.986
D
Totaal MFK-plafond (A-B+C)
190.544
175.378
190.544
175.378
223.012
175.378
E
Thematische speciale instrumenten
6.670
5.594
6.670
5.594
6.670
5.594
F
Totaal incl. thematische instrumenten (A+E)
199.414
155.341
198.197
151.808
200.952
153.489
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën