Brief regering : Tegengaan energiearmoede
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie
36 600
Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
Nr. 522
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI EN VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE
ORDENING EN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 november 2024
De prijzen op de energiemarkt zijn de afgelopen tijd gestabiliseerd. Voor veel huishoudens
is dat goed nieuws. Tegelijkertijd liggen de prijzen structureel hoger dan voor de
Russische invasie in Oekraïne en heeft een deel van de huishoudens moeite met het
betalen van de energierekening. Het kabinet heeft in het Regeerprogramma de ambitie
uitgesproken om te werken aan de betaalbaarheid van de energierekening en een rechtvaardige
energietransitie om problemen voor veel huishoudens te verminderen, ook voor huishoudens
met een kleine portemonnee en middeninkomens, en te verkennen hoe energiearmoede kan
worden tegengegaan.
In gezamenlijk verband (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening, en Klimaat en Groene Groei) werkt dit kabinet hieraan. Zo zet het kabinet
veel maatregelen door die structureel bijdragen aan energiebesparing in woningen op
de lange termijn, bijvoorbeeld door het stimuleren van het nemen van isolerende maatregelen.
Tevens heeft het kabinet voor zowel 2025 als 2026 € 60 miljoen gereserveerd om een
energiefonds in te richten.
In deze voorliggende brief geven wij een inhoudelijke appreciatie op de Monitor Energiearmoede
2023, een actueel overzicht van maatregelen die van kracht zijn om huishoudens met
een hoge energierekening te ondersteunen en invulling aan verschillende toezeggingen
aan de Kamer. Ook informeren wij de Kamer over de voortgang met betrekking tot de
motie Postma1 en het amendement Kroger2
Monitor Energiearmoede door CBS en TNO
Uit de publicatie blijkt dat er in 2023 naar schatting 396 duizend energiearme huishoudens3 waren. Dit is 4,8% van het totaal aantal huishoudens in Nederland, een stijging van
70 duizend ten opzichte van 2022. De hoge energieprijzen in 2023 hebben hierin een
belangrijke rol gespeeld, waarbij diverse steunmaatregelen een dempend effect hebben
gehad op de energierekening en het aantal huishoudens in energiearmoede. TNO schat
in dat zonder de energietoeslag en het tijdelijk prijsplafond energie er in 2023 circa
885 duizend huishoudens (10,7%) in energiearmoede waren geweest. Het aandeel energiearme
huishoudens in Nederland over langere tijd daalt wel, van 8,6% in 2019 tot de genoemde
4,8% in 2023. Naast de steunmaatregelen spelen ook energiebesparing door huishoudens
en een afname van het aantal woningen met een lage energetische kwaliteit, zoals woningen
met energielabel E, F en G, hierin een belangrijke rol. In de bijlage bij deze brief
staat een nadere toelichting op inzichten uit de monitor en relevante onderzoeken
en trajecten.
Inhoudelijke appreciatie en ondersteuning van huishoudens
De uitkomsten van de monitor sterken ons in de overtuiging dat het belangrijk is om
structureel in te blijven zetten op energiebesparing en verduurzaming van woningen
en laat zien dat aanvullend beleid belangrijk is geweest om huishoudens in tijden
van (zeer) hoge energieprijzen extra te ondersteunen.
Betaalbare energierekening door energiebesparing in woningen
Energiebesparing en verduurzaming van woningen blijft een belangrijke route om bij
te dragen aan een betaalbare energierekening voor bewoners met een kleine beurs. Met
de voortgangsrapportage van het Programma Versnelling Verduurzaming Gebouwde Omgeving4 van 2024 is de Kamer geïnformeerd over resultaten en ontwikkelingen. Huishoudens
worden ondersteund via het Nationaal Isolatieprogramma (NIP), het Warmtefonds en de
regelingen voor de Stimulering van Aardgasvrije Huur (SAH) en voor verenigingen van
eigenaars (SVVE). Het kabinet zet de uitfasering van huurwoningen met energielabels
E, F en G door.
Meer in het bijzonder hebben gemeenten in drie tranches in 2022 en 2023 in totaal
€ 550 miljoen ontvangen voor de aanpak van energiearmoede via de SPUK Aanpak Energiearmoede.
De uitvoeringstermijn van deze SPUK wordt verlengd van 2025 naar tot en met 2027 zodat
gemeenten meer tijd hebben voor de uitvoering. Daarnaast ondersteunen we een samenwerkingsverband
van Energie Samen, de Fixbrigade Nederland en de Energiebank waarmee zij 50 lokale
initiatieven ondersteunen en versterken en het netwerkprogramma van Milieu Centraal
«Energiehulp vanuit vertrouwde kring voor huurders in energiearmoede».
Dit najaar wordt het Ontwikkelpad Energiefixer door de sector opgeleverd. Het ontwikkelpad draagt bij aan het vergroten van de duurzame
arbeidsmarktkansen van energiefixers en biedt inzicht in ontwikkelmogelijkheden tot
beroepen in de sectoren van de techniek, bouw en energie. Op deze manier blijven de
aangetrokken fixers, ook de energiefixers met een grotere ondersteuningsbehoefte,
en hun netwerken behouden voor de energietransitie.
Energiefonds
Het kabinet blijft oog houden voor de betaalbaarheid van de energierekening. Met gerichte
maatregelen op het vlak van koopkracht en inkomenszekerheid draagt het kabinet daar
aan bij. Voor zowel 2025 als 2026 heeft het kabinet 60 miljoen gereserveerd om een
energiefonds in te richten dat steun biedt aan huishoudens die hun energierekening
niet kunnen betalen en om ervoor te zorgen dat zij kunnen meekomen in de energietransitie.
Op dit moment overlegt het kabinet met diverse partijen, zoals een aantal energieleveranciers,
woningcorporaties, banken, gemeenten en maatschappelijke organisaties, over de vormgeving
ervan. De wens van alle partijen is om toe te werken naar een meer lange termijnoplossing
voor huishoudens in plaats van alleen een tijdelijke compensatie op de energierekening.
Hierbij is ondersteuning voor kwetsbare huishoudens bij de verduurzaming essentieel.
Over de inrichting van een energiefonds wordt de Kamer nader geïnformeerd.
Social Climate Fund
Vanaf 2026 staat het Social Climate Fund (SCF) ter beschikking voor het opvangen van
de effecten van het emissiehandelssysteem voor CO2-emissies van de gebouwde omgeving en transport (ETS2) voor kwetsbare huishoudens
en micro-bedrijven. Het SCF is onderdeel van het Fit For 55 pakket van de Europese
Commissie. Het fonds is opgericht voor de periode van 2026–2032 en bevat voor alle
lidstaten, inclusief 25% verplichte eigen inleg, € 86,7 miljard. Nederland kan aanspraak
maken op € 720 miljoen die aangevuld moet worden met verplichte cofinanciering van
€ 240 miljoen. Om aanspraak te maken op deze middelen moet Nederland vóór juli 2025
een Sociaal Klimaatplan indienen bij de Europese Commissie. Dit najaar vindt er besluitvorming
door het kabinet plaats over de gewenste plannen en toekomstige besteding van deze
middelen. Deze plannen worden uitgewerkt en in consultatie gebracht bij relevante
stakeholders.
Stand van zaken uitvoering motie-Postma
De motie Postma5 verzoekt de regering om een advies te vragen aan de Sociaal Economische Raad (SER),
Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) en Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
(Nibud) over op welke wijze voorkomen kan worden dat de energietransitie tot een toename
van de energiearmoede in Nederland leidt – en natuurlijk bij voorkeur tot een afname
daarvan leidt. In de Kamerbrief over energiearmoede van april dit jaar6 is aangegeven dat er een kwalitatieve inventarisatie naar mogelijke maatregelen is
opgestart. TNO pakt dit op en de medewerkers van de SER, WRR en het Nibud worden hierbij
betrokken in een reflecterende rol. Het onderzoeksrapport wordt binnenkort opgeleverd
en aan de Kamer aangeboden. Het kabinet zal de Kamer ook informeren over het vervolg,
waaronder het aangekondigde kwantitatief vervolgonderzoek dat inzicht zal geven in
de effectiviteit en de wenselijkheid van de geïdentificeerde beleidsinstrumenten.
Nationale definitie energiearmoede
In lijn met het amendement-Kröger7 wordt een nationale doorvertaling van de definitie voor energiearmoede en de uitwerking
van de verkenning energiearmoede opgenomen in de AMvB onder de Energiewet. De definitie
ligt naar verwachting in lijn met de omschrijving in het INEK 20248 en de Monitor Energiearmoede9. Factoren zoals onvoldoende besteedbaar inkomen, hoge energie-uitgaven, lage energetische
kwaliteit van de woning en weinig investeringsmogelijkheden voor verduurzaming zullen
hier onderdeel van zijn.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel
BIJLAGE INZICHTEN UIT DE MONITOR EN RELEVANTE ONDERZOEKEN EN TRAJECTEN
Energiearmoedemonitor
Met de Monitor Energiearmoede 2022 van het CBS wordt invulling gegeven aan een van
de verplichtingen in het Nederlandse Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan (INEK).
Het Europese kader voor het INEK vereist dat lidstaten aandacht besteden aan energiearmoede
en de omvang daarvan monitoren. De keuze voor indicatoren en operationalisering hiervan
is aan de lidstaten zelf.
Om een actueler beeld te krijgen bij de ontwikkeling van energiearmoede bij huishoudens
heeft de Kamer een door TNO opgestelde inschatting van het niveau van energiearmoede
in 2023 op zowel nationaal als lokaal niveau ontvangen. Deze inschatting is gebaseerd
op de cijfers van het CBS die zijn vastgesteld voor 2022 voor individuele huishoudens.
Voor de energieprijs, het effect van compensatiemaatregelen en het energieverbruik
die ten grondslag liggen aan de inschatting van energiearmoede in 2023 zijn aannames
gedaan. De meetmethodes en definities van het CBS en TNO sluiten op elkaar aan.
De monitor geeft ook inzicht in de groep huishoudens die lijkt te verkeren in «verborgen
energiearmoede». Dit zijn huishoudens met een laag inkomen in een energetisch (zeer)
slechte woning die energie onderconsumeren (ten opzichte van het verwachte energieverbruik). TNO schat dat dit speelt bij 116
duizend huishoudens, deze groep is gegroeid ten opzichte van 2021 (destijds 80 duizend
huishoudens). Het is aannemelijk dat deze huishoudens vanwege financiële problemen
energie onderconsumeren, bijvoorbeeld door de verwarming erg laag te zetten. TNO beschrijft
dat onderconsumptie kan leiden tot negatieve gezondheidseffecten, bijvoorbeeld door
klachten aan luchtwegen door schimmel en een grotere kans op gewrichtsklachten.
De monitor laat tot slot zien dat een ruime meerderheid van de groep huishoudens in
energiearmoede woont in een woning van (zeer) lage energetische kwaliteit. In totaal
hebben ruim 960 duizend huishoudens (12% van alle huishoudens in Nederland) een woning
met een lage energetische kwaliteit die ze niet op eigen kracht kunnen verduurzamen.
Ruim 90% van hen zijn huurders die geen zeggenschap hebben over hun woning. De overige
10% zijn woningeigenaren met onvoldoende financiële middelen om te investeren. Verderop
in deze brief wordt ingegaan op de aanpak voor deze groepen.
Onderzoeken uit het Landelijk Onderzoeksprogramma Energiearmoede
TNO heeft daarnaast verschillende onderzoeken gepubliceerd als onderdeel van het Landelijke
Onderzoeksprogramma Energiearmoede, waarover de Kamer eerder is geïnformeerd10. Uit dit programma komen waardevolle lessen voort voor de verdere aanpak van energiearmoede.
In een halfjaarlijkse peiling onder gemeenten geven gemeenten onder andere aan dat
kleine energiebesparende maatregelen effectief zijn en dat grondige woningverbetering
nodig blijft. Daarbij zijn nog niet alle kwetsbare huishoudens bereikt en er is behoefte
aan een structurele aanpak van energiearmoede. TNO adviseert op basis van het onderzoek
om energiearmoede integraal aan te pakken en om energiearmoede structureel te verhelpen.
Uit een ander onderzoek naar de kenmerken van effectieve energiehulp blijkt dat lokale
inbedding van de energiehulporganisatie(s) en langere en meerdere bezoeken bijdragen
aan een grotere positieve impact bij bewoners. Goede samenwerking met de woningcorporatie
is daarin een effectieve basis om bewoners te bereiken.11 Daarnaast zouden coaches en fixers met meer kennis van financiële steunmaatregelen
bewoners beter de weg kunnen wijzen. Over de effecten van energiefixers en -coaches
is geconcludeerd dat ze een positief effect hebben op het wooncomfort en de fysieke
gezondheid12.
De kwalitatieve monitor13 van TNO met verhalen van mensen in energiearmoede laat zien dat de energiecrisis
een groot effect heeft gehad op burgers. Zij willen zelfredzaam zijn, maar voelen
zich afhankelijk. De energietransitie wordt als belangrijk gezien, maar er zijn veel
burgers voor wie het moeilijk is om in die transitie mee te komen.
In september is het onderzoek gepubliceerd over de zogenaamde energiearmoedekloof,
waarin, binnen de groep in energiearmoede, verschillen en trends beter in kaart worden
gebracht.14 De energiearmoedekloof wordt uitgedrukt in het bedrag dat nodig is om de afstand
tussen het actuele niveau van energiearmoede en de officiële energiearmoedegrens te
kunnen overbruggen. Het rapport laat zien dat het belangrijk is – bij het bepalen
van de juiste beleidsinterventies – om niet alleen te sturen op een afname van het
aantal huishoudens in energiearmoede, maar daarbij ook de diepte van de armoede te
bezien.
Bij een midden energieprijs (ongeveer de huidige energieprijs) en zonder compensatiemaatregelen
bedraagt de gemiddelde energiearmoedekloof per energiearm huishouden in Nederland
€ 472 per jaar. Ongeveer 54.000 huishoudens hebben een energiearmoedekloof van ten
minste € 1.000 per jaar. Het onderzoek laat zien dat in woningen met een zeer lage
energetische kwaliteit de energiearmoedekloof duidelijk hoger is dan in woningen met
een gemiddelde of goede energetische kwaliteit. Bij stijgende energieprijzen stijgt
energiearmoede relatief sterk onder de meest energiearme huishoudens en neemt daarmee
de ongelijkheid in energiearmoede dus ook sterk toe.
Casuïstiektafels Instituut voor Publieke Waarden
Het Instituut voor Publieke Waarden heeft samen met diverse ministeries casuïstiektafels
over klimaatrechtvaardigheid en knelpunten in de warmtetransitie georganiseerd. De
eerste tafel richtte zich op de verdelende rechtvaardigheid van klimaatbeleid en de
onbedoelde negatieve effecten van bestaand beleid, met specifieke aandacht voor de
mogelijke gevolgen van de transitie voor VvE’s en haar leden. Tijdens de tweede tafel
stonden knelpunten in de warmtetransitie voor burgers centraal. Hierbij werd specifiek
gekeken naar de wijze waarop in de uitvoering wordt besloten over de verdeling van
baten en lasten, en hoe burgers daarover oordelen. De rapporten van deze tafels worden
binnenkort gepubliceerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei -
Mede ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Mede ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid