Brief regering : Vierde Aanvullend Protocol bij het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie; Eerste Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag en Eerste Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake postale financiële diensten; Riyad, 5 oktober 2023
36 646 (R2203) Vierde Aanvullend Protocol bij het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie; Eerste Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag en Eerste Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake postale financiële diensten; Riyad, 5 oktober 2023
A/ Nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
29 oktober 2024.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt
onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden
van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde
Ministers van Aruba, Curaçao of Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijk op
28 november 2024.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 oktober 2024
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en derde lid, en artikel 5, eerste
en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van
State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring
over te leggen het op 5 oktober 2023 te Riyad tot stand gekomen vierde Aanvullend
Protocol bij het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie; Eerste Aanvullend Protocol
bij het Algemeen Postverdrag en Eerste Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake
postale financiële diensten (Trb. 2024, nrs. 12 en 43).
Een toelichtende nota bij deze wijzigingsprotocollen treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.
Aan de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en van Sint Maarten is verzocht hogergenoemde
stukken op 29 oktober over te leggen aan de Staten van Aruba, Curaçao en van Sint
Maarten.
De Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en van Sint Maarten zijn van deze overlegging
in kennis gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Vierde Aanvullend Protocol bij het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie; Eerste
Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag en Eerste Aanvullend Protocol bij
het Verdrag inzake postale financiële diensten; Riyad, 5 oktober 2023 (Trb. 2024, 12 en 43)
TOELICHTENDE NOTA
1. Algemeen
Van 1 tot en met 5 oktober 2023 vond in Riyad het 4e Buitengewone Congres van de Wereldpostunie
(naar de Engelse benaming meestal aangeduid als «UPU»; hierna te noemen «de Unie»)
plaats. Tijdens dit Buitengewone Congres zijn drie Protocollen met daarin vervatte
verdragswijzigingen tot stand gekomen (zie hierna: paragraaf 2.1, 2.2, en 2.3):
• het Vierde Aanvullend Protocol bij het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie (Trb. 2013, 208) (hierna: Algemeen Postreglement)
• het Eerste Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag (2021) (Trb. 2022, 27), en
• het Eerste Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake postale financiële diensten
(2021) (Trb. 2022, 27).
De Unie is een gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties en heeft momenteel
192 leden. De Unie bevat vier organen: het Congres, de Raad van Bestuur, de Postraad
en het Internationaal Bureau. Daarnaast is er het Consultatieve Comité waarin andere
stakeholders zitten dan de lidstaten en aangewezen postbedrijven.
Het Congres is het hoogste orgaan van de Unie, bestaat uit vertegenwoordigers van
de lidstaten van de Unie en komt om de vier jaar bijeen. Tijdens een zitting van het
Congres1 komen onder meer de strategische en financiële plannen voor de Unie aan de orde.
Op verzoek van ten minste twee derde van de lidstaten van de Unie kan ook een Buitengewoon
Congres bijeen worden geroepen2. Zowel bij een Congres als bij een Buitengewoon Congres kan worden besloten tot wijziging
en herziening van de verdragen van de Unie.3
De reden om de UPU-lidstaten bijeen te roepen voor het 4e Buitengewone Congres was de al langer lopende discussie over het breder openstellen
van het lidmaatschap van de Unie voor andere leden dan voor de twee traditionele categorieën
leden, lidstaten en aangewezen postbedrijven. Achtergrond is de wens om het lidmaatschap
open te stellen voor andere spelers op de bredere postmarkt, zoals particuliere postbedrijven
en wetenschappers.
Aan het einde van het Buitengewone Congres in Riyad werden de protocollen voor het
Koninkrijk der Nederlanden ondertekend.
Tot slot heeft het Vierde Buitengewone Congres besloten om de budgetplafonds voor
de jaren 2024 en 2025 te verhogen. Dit besluit staat los van de wijziging van genoemde
protocollen. Nederland heeft tegen verhoging gestemd van genoemde plafonds, omdat
het verhoging niet noodzakelijk achtte, maar is overstemd door het Congres.
2. Vierde Aanvullend Protocol bij het Reglement van de Wereldpostunie, Eerste Aanvullend
Protocol bij het Algemeen Postverdrag (2021), Eerste Aanvullend Protocol bij het Verdrag
inzake postale financiële diensten (2021), en de daarin vervatte wijzigingen
2.1 Wijziging van het Algemeen Postreglement
Het Vierde Aanvullend Protocol wijzigt de artikelen 107 tot en met 109, 113 tot en
met 115, 120 tot en met 126, 133 en 146 van het Algemeen Postreglement.
Een eerste set wijzigingen ziet op genoemde wens van het breder open openstellen van
het lidmaatschap van de Wereldpostunie voor nieuwe categorieën leden buiten de traditionele
categorieën van lidstaten en aangewezen postbedrijven. De positie van het huidige
Consultatieve Comité wordt versterkt. Voortaan kan het Consultatieve Comité voorstellen,
adviezen en rapporten aanbieden aan respectievelijk twee organen van de Wereldpostunie,
de Raad van Bestuur (die de lidstaten vertegenwoordigt) en de Postraad (die de aangewezen
postbedrijven vertegenwoordigt) die deze kunnen bespreken en desgewenst doorgeleiden
aan het Congres (dat alle leden van de Wereldpostunie vertegenwoordigt).
Ook mogen leden van het Consultatieve Comité als waarnemers aanwezig zijn bij vergaderingen
van de Raad van Bestuur en de Postraad en ondergeschikte gremia zoals werkgroepen,
taskforces e.d., academische en onderzoeksinstellingen, denktanks en andere kennisinstituten
kunnen voortaan ook lid worden van het Consultatieve Comité. De voorzitter van het
Consultatieve Comité zal in elke vergadering van de Raad van Bestuur en de Postraad
rapporteren over de werkzaamheden van genoemd comité. De doorgevoerde wijzigingen
zijn in lijn met de inzet van het Nederlandse kabinet om het lidmaatschap van de Wereldpostunie
breder open te stellen.
2.2 Wijziging van het Algemeen Postverdrag (2021)
Het Eerste Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag (2021) voorziet in een
wijziging van de artikelen 17 en 18 van het Algemeen Postverdrag (2021). Dit Algemeen
Postverdrag bevat bepalingen inzake de internationale postdienst en de briefpostdienst4.
De wijzigingen in de artikelen 17 en 18 zien op enkele operationele postale aangelegenheden.
Op grond hiervan hoeven UPU-lidstaten voor inkomende via e-commerce geleverde goederen
geen voorziening voor aangetekende post meer aan te bieden. Wel zullen zij een dienst
aanbieden waarbij het voor inkomende prioriteits- en luchtpost met goederen mogelijk
is deze te traceren. Hetzelfde geldt voor inkomende prioriteits- en luchtbriefpost
en uitgaande prioriteits- en luchtpost die documenten en goederen bevat. Het aanbieden
van zogeheten M-zakken, speciale vervoerszakken met kranten, periodieken, boeken en
vergelijkbaar drukwerk voor dezelfde geadresseerde op het zelfde adres, tot dertig
kilo, hoeft niet meer verplicht als dienst te worden aangeboden. Tot slot hoeven lidstaten
slechts informatie over bezorging voor geregistreerde en verzekerde briefpost aan
te bieden en niet meer voor pakketten en verzekerde items.
2.3 Wijziging van het Verdrag inzake postale financiële diensten (2021)
Tijdens het Buitengewone Congres is verder het Eerste Aanvullend Protocol bij het
Verdrag inzake postale financiële diensten (2021) aangenomen, waarmee laatstgenoemd
verdrag wordt gewijzigd. Het oorspronkelijke verdrag is alleen goedgekeurd voor Caribisch
Nederland en Curaçao. Goedkeuring van de wijzigingen van genoemd protocol is dan ook
alleen voorzien voor Caribisch Nederland en Curaçao.
Artikelen 2, 8, 9, 11, 12, 13, 17, 25 en 26 van het Verdrag inzake postale financiële
diensten (2021) worden gewijzigd middels het Eerste Aanvullend Protocol. Deze wijziging
ziet met name op een aanscherping van de verplichtingen voor aangewezen postbedrijven
in het tegengaan van witwassen, terrorismefinanciering en financiële misdrijven. Daarnaast
betreffen de diverse wijzigingen het systeem dat wordt gebruikt voor de afwikkeling
van elektronische betalingen tussen de aangewezen postbedrijven. Dit systeem wordt
hiervoor als centraal systeem aangeduid in het kader van genoemd verdrag. Verder worden
enkele operationele aangelegenheden inzake het systeem nader geregeld.
3. Positie van de Europese Unie
De lidstaten van de Europese Unie hebben, evenals bij eerdere congressen van de Unie,
tijdens het Buitengewone Congres van Riyad een verklaring afgelegd (Trb. 2024, 12). Deze verklaring houdt in dat zij de wijzigingen in de protocollen zoals aangenomen
door het Buitengewone Congres zullen toepassen in overeenstemming met hun verplichtingen
voortvloeiend uit het Verdrag betreffende de Europese Unie (zie Trb. 2008, nr. 53), het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (Trb. 2008, nr. 51) en uit de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (verder: GATS, zie
Trb. 1994, nr. 235, blz. 304 en volgende) van de Wereldhandelsorganisatie. Hiermee wordt verduidelijkt
dat bij een mogelijke strijdigheid met bepalingen uit de EU-verdragen of de GATS,
de bepalingen van deze laatste verdragen voorgaan.
4. Inwerkingtreding en voorlopige toepassing
In artikel XVI van het Vierde Aanvullend Protocol bij het Algemeen Reglement van de
Wereldpostunie is bepaald dat artikel XV van dit Protocol al per 1 januari 2024 in
werking is getreden. Het overige deel van dit Protocol zal per 1 maart 2024 in werking
treden. Deze datums worden uitgelegd als de vroegste datum van inwerkingtreding voor
partijen die hun instrument van bekrachtiging of toetreding hebben gedeponeerd. In
de praktijk echter zullen de UPU-lidstaten die dit Protocol nog niet hebben geratificeerd,
vanaf de genoemde datums hier wel uitvoering aan geven. Dit kan beschouwd worden als
een voorlopige toepassing. De voorlopige toepassing geldt ook voor het Koninkrijk.
In artikel III van het Eerste Aanvullende Protocol bij het Algemeen Postverdrag (2021)
over de inwerkingtreding wordt bepaald dat het Eerste Aanvullend Protocol bij het
Algemeen Postverdrag (2021) per 1 januari 2025 in werking zal treden, met uitzondering
van artikel II, lid 1.1 en 1.2. Deze leden zullen in werking treden per 1 januari
2026.
De wijzigingen van het Eerste Protocol bij het Verdrag inzake postale financiële diensten
(2021) zullen alleen van toepassing zijn voor Caribisch Nederland en Curaçao. Deze
wijzigingen zullen in werking treden per 1 juli 2024 met uitzondering van artikel VII,
lid 1.2 en 1.2.1. Laatstgenoemde leden treden in werking per 1 januari 2025.
5. Koninkrijkspositie
Het Eerste Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag (2021), en het Vierde
Aanvullend Protocol bij het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie, met de daarin
vervatte wijzigingen zullen, wat het Koninkrijk betreft, voor het gehele Koninkrijk
gelden.
Het belang van medegelding van de desbetreffende Protocollen voor Aruba, Curaçao en
Sint Maarten en het belang voor Caribisch Nederland vloeit voort uit de noodzaak om
aangesloten te blijven op het wereldnet van brieven, documenten- en pakkettransport.
Dit is niet enkel in het belang van de burgers die gebruik maken van die diensten,
maar ook in het belang van de economische ontwikkeling van die delen van het Koninkrijk.
Voor het Eerste Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake postale financiële diensten
(2021) is goedkeuring enkel voorzien voor Caribisch Nederland en Curaçao.
De bij het Buitengewone Congres van Genève namens de lidstaten van de Europese Unie
afgelegde verklaring (zie hierboven paragraaf 4) heeft alleen betrekking op het Europese
deel van Nederland en niet op Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland.
De bepalingen van het EU-recht inzake het vrij verkeer van diensten gelden in beginsel
niet voor de diensten in de Caribische delen van het Koninkrijk, met inbegrip van
het postvervoer. Derhalve is een verklaring inzake de EU-verdragen voor de Caribische
delen van het Koninkrijk niet aan de orde. Een uitzondering hierop is het discriminatieverbod
van artikel 51, eerste lid, van het LGO-besluit (Besluit 2013/755 van de Raad van
25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de
Europese Unie). Echter, omdat een soortgelijk discriminatieverbod ook in WTO/GATS-kader
geldt, dat onverminderd van toepassing is op zowel de Caribische delen van het Koninkrijk
als de EU, kan worden volstaan met een verklaring dat het Eerste Aanvullend Protocol
bij het Algemeen Postverdrag (2021) en het Vierde Aanvullend Protocol bij het Algemeen
Reglement van de Wereldpostunie voor de Caribische delen van het Koninkrijk zullen
worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de GATS.
In lijn met het voorgaande zal, wanneer de Protocollen zullen worden bekrachtigd voor
Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland, ten tijde van de bekrachtiging
een verklaring worden afgelegd dat bij een mogelijke strijdigheid van de bepalingen
van de twee genoemde protocollen met bepalingen van de GATS, de bepalingen van de
GATS voor gaan.
6. Uitvoeringswetgeving en een ieder verbindende bepalingen
Genoemde Protocollen zullen voor het Koninkrijk der Nederlanden niet leiden tot wijzigingen
op het gebied van wet- en regelgeving. Naar het oordeel van de regering bevatten de
gewijzigde artikelen vermeld in het Eerste Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake
postale financiële diensten (2021) eenieder verbindende bepalingen in de zin van de
artikelen 93 en 94 Grondwet, die aan natuurlijke personen danwel rechtspersonen rechtstreeks
rechten toekennen of plichten opleggen. Het gaat dan specifiek om de gewijzigde artikelen 8,
9, 11, 12, 17, 25 en 26. Deze artikelen bevatten aangescherpte verplichtingen voor
postbedrijven, zie ook paragraaf 2.3 in deze toelichtende nota.
De Minister van Economische Zaken,
D.S. Beljaarts
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.