Brief regering : Project ‘Integratie Commandovoorzieningen Vlootverbanden’ (ICV)
27 830 Materieelprojecten
Nr. 455
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 oktober 2024
Aanleiding
Defensie staat voor grote uitdagingen. Er is een grootschalige oorlog in Europa en
dat raakt ook Nederland. De veiligheid van Nederland, Europa en het NAVO-verdragsgebied
wordt ernstig bedreigd door verschillende ontwikkelingen. Vanwege deze bedreigingen
richt Defensie zich de komende jaren vooral op hoofdtaak 1. De krijgsmacht moet de
juiste gevechtskracht hebben om tegenstanders af te schrikken. Hiervoor moet de krijgsmacht
beschikken over robuuste gevechtseenheden met de juiste wapensystemen.1
De slagkracht van de Koninklijke Marine is van belang voor de eerste hoofdtaak. Het
project «Integratie Commandovoorzieningen Vlootverbanden» (ICV) versterkt de slagkracht
van onze toekomstige fregatten. Dat zijn de Anti Submarine Warfare (ASW-)fregatten voor onderzeebootbestrijding en de nieuwe Luchtverdedigings- en Commandofregatten
(LC-fregatten) voor lucht- en raketverdediging.2 Het project richt zich op de versterking van het netwerk van deze fregatten met andere
marineschepen, ook die van andere landen, bij de luchtverdediging. Innovatie en internationale
samenwerking maken deze versterking mogelijk en daarmee sluit het project nauw aan
bij de prioriteiten van de Defensienota 2024. Met deze A-brief informeer ik uw Kamer
over de behoeftestelling van dit project.
Behoefte
Marineschepen hebben te maken met luchtdreigingen zoals vliegtuigen, helikopters,
antischipraketten en drones. Bij marineschepen die samen deel uitmaken van een vlootverband,
wordt de luchtverdediging effectiever als zij met een netwerk zijn verbonden. Zij
kunnen dan gebruik maken van elkaars informatie en hun verdediging onderling afstemmen.
De luchtverdediging gebeurt in drie verschillende stappen.
Het ICV-project bestaat uit deelprojecten om in elk van de drie stappen meer en sneller
informatie te delen in een netwerk. Bij elk van de drie stappen vormt een project
van het Europees Defensiefonds (EDF) de basis. De Europese Unie financiert het grootste
deel van deze EDF-projecten, de deelnemende EU-lidstaten waaronder Nederland financieren
samen de rest. Defensie past vervolgens in elke stap de resultaten van het EDF-project
toe in onze eigen marineschepen.
Eerste stap: beeldopbouw – De eerste stap bestaat uit het verkrijgen van een goed beeld van de dreiging. Dit
is het doel van het project European Naval
Collaborative Surveillance Operational Standard (E-NACSOS) in het kader van het EDF. Dit EDF-project, met een totaalbudget van € 101,4
miljoen3, wordt voor tweederde gefinancierd door de EU en het overige deel door de deelnemende
twaalf EU-lidstaten waaronder Nederland.4 TNO en Thales NL nemen vanuit Nederland deel aan het consortium van E-NACSOS.
Het project loopt sinds begin dit jaar en ontwikkelt een Europese standaard voor het
sneller en uitgebreider uitwisselen van sensordata tussen marineschepen en vliegtuigen.
Dit zorgt ervoor dat marineschepen en vliegtuigen die betrokken zijn bij een operatie,
de sensordata van andere deelnemers kunnen gebruiken om zelf hun beeld van de omgeving
te completeren.
Het tijdig opsporen van dreigingen door sensoren wordt in het moderne gevecht steeds
moeilijker. Dat komt door het verstoren van signalen via elektronische oorlogvoering,
wapens met stealth-eigenschappen die moeilijker zijn waar te nemen, en antischipraketten
met zeer hoge snelheden waardoor de reactietijd wordt verkort. De uitwisseling van
sensordata met andere eenheden maakt het mogelijk om beter en sneller op deze dreigingen
te reageren.
Het EDF-project E-NACSOS loopt tot en met 2028, en aansluitend integreert Defensie
de Europese standaard op de nieuwe ASW-fregatten via een eigen deelproject. Het eerste
ASW-fregat komt in 2029 in de vaart. Bij de nieuwe LC-fregatten, die vanaf 2034 bij
Defensie instromen, wordt de standaard in het ontwerp meegenomen.
Tweede stap: manier van bestrijden van de dreiging – In de tweede stap wordt besloten welke waargenomen objecten een bedreiging vormen
en hoe die moet worden bestreden. Het is van belang dat de bemanning daarbij beschikt
over kennis van de beschikbare bewapening, niet alleen van het eigen schip maar ook
die van andere schepen binnen het vlootverband.
Automatisering helpt het besluitvormingsproces te versnellen en te verbeteren. Het
doel van het ICV-project voor de tweede stap is geautomatiseerde communicatie tussen
eenheden, een geautomatiseerde dreigingsanalyse en het geautomatiseerd maken van een
plan hoe de dreiging kan worden bestreden.
Een internationale werkgroep is bezig om technische standaarden te ontwikkelen voor
de communicatie tussen marineschepen.5 Deze standaarden vormen de basis voor een toekomstig EDF-project als vervolg op E-NACSOS
dat aan de geautomatiseerde communicatie, dreigingsanalyse en plan voor inzet vorm
gaat geven. Naar verwachting geeft de EU in 2026 het startsein en de uitvoering is
voorzien voor de periode 2028–2032. Financiële gegevens zijn nog niet bekend. Vervolgens
integreert Defensie, net als bij de eerste stap, met een eigen deelproject de EDF-resultaten
in de ASW-fregatten en gebruikt die bij de bouw van de nieuwe LC-fregatten.
Derde stap: coördinatie van inzet verdediging – De derde stap is vooral van belang voor de nieuwe LC-fregatten. Deze marineschepen
hebben de bewapening die nodig is om vijandelijke doelen op grote afstand te bestrijden.
Op dit moment voert een marineschip alle functies bij de luchtverdediging nog zelf
uit: de sensor om het doel waar te nemen, het afvuren van de luchtdoelraket, en het
geleiden van de luchtdoelraket naar het doel. Het project moet het mogelijk maken
dat de functies van waarnemen, afvuren en geleiden worden vervuld door verschillende
schepen binnen het vlootverband. Concreet: marineschip 1 neemt een dreiging waar,
marineschip 2 vuurt een luchtdoelraket af, en marineschip 3 geleidt de luchtdoelraket
naar het doel. De commandant van het vlootverband coördineert de luchtverdediging
van deze eenheden. Deze taakverdeling zorgt voor een betere en doelmatiger inzet van
de luchtverdedigingsmiddelen van het vlootverband.
Ook voor deze derde stap is een EDF-project in voorbereiding om de inzet van marineschepen
in een netwerk te coördineren. Naar verwachting neemt de EU over enkele jaren een
besluit. Financiële gegevens zijn nog niet bekend. Vervolgens zal Defensie met een
eigen deelproject de resultaten integreren in de nieuwe LC-fregatten.
Verwervingsstrategie
Defensie doet mee aan een lopend EDF-project (E-NACSOS) en streeft naar deelname aan
de twee daarop volgende EDF-projecten waartoe de EU nog moet besluiten. Daarnaast
voert Defensie zelf enkele deelprojecten uit, onder meer om de resultaten van de drie
EDF-projecten te integreren op onze marineschepen. Naar verwachting gaan TNO en Thales
NL een rol spelen bij zowel de EDF-projecten als de deelprojecten van Defensie.
Uitwerking
Personeel – Het ICV-project heeft geen personeelsconsequenties. Bij het ontwerp van zowel de
ASW-fregatten als de nieuwe LC-fregatten zet Defensie in op automatisering om een
kleinere bemanning mogelijk te maken in vergelijking met de huidige schepen. Het ICV-project
draagt juist bij aan die automatisering.
Internationale samenwerking – Bij dit project speelt internationale samenwerking een belangrijke rol. Frankrijk
en Nederland hebben samen een stimulerende rol gespeeld om het EDF-project E-NACSOS
van start te laten gaan waarin twaalf EU-lidstaten samenwerken. Deze twee landen maken
zich samen ook sterk om de twee daarop volgende EDF-projecten van de grond te krijgen.
Interoperabiliteit – Interoperabiliteit vormt de kern van dit project. Het gaat om het ontwikkelen van
gemeenschappelijke standaarden voor informatie-uitwisseling en een netwerk voor besluitvorming
op het niveau van een vlootverband. Dat maakt het mogelijk dat marineschepen van verschillende
landen nog effectiever zijn bij een gezamenlijke inzet.
Het Nederlandse ICV-project en de drie EDF-projecten waarbij Nederland aansluit, richten
zich specifiek op maritieme taakgroepen die mogelijk ver weg op zee operaties uitvoeren.
Binnen de NAVO, en ook in Nederland, is echter ook oog voor de toekomstige koppeling
met andere domeinen. In NAVO-verband wordt gewerkt aan de nieuwe Link-22 technische
standaard die de uitwisseling van meer data tegelijkertijd mogelijk maakt dan met
de huidige communicatiesystemen. Nederland op zijn beurt zorgt er zelf voor dat de
data van vaste sensoren op de Noordzee beschikbaar komen voor het te ontwikkelen netwerk
van de maritieme taakgroep.6 De SMART-L radars in Wier en straks in Herwijnen kunnen ook relevante data aanleveren
want dit zijn dezelfde radars als waarmee de LC-fregatten zijn uitgerust. Op termijn
zullen naar verwachting ook andere sensordata uit de lucht- en landdomeinen beschikbaar
komen. Het ICV-project creëert de randvoorwaarden om deze data gestandaardiseerd uit
te wisselen zodat ze bruikbaar zijn voor de maritieme taakgroep.
Innovatie en industriële aspecten – Innovatie, een van de prioriteiten van de Defensienota 2024, speelt bij dit ICV-project
een belangrijke rol door de ontwikkeling van technologie voor een netwerk van marineschepen
die in deze uitgebreide vorm nog niet bestaat. TNO en Thales NL zijn al betrokken
bij het EDF-project E-NACSOS. Naar verwachting worden TNO en Thales NL ook bij de
vervolgprojecten betrokken. Dit is mede omdat de nieuwe producten worden geïntegreerd
in de radar- en vuurleidingssystemen van de nieuwe fregatten (Above Water Warfare System, AWWS). Thales NL ontwikkelt die systemen.
Gerelateerde projecten – Het project heeft een relatie met de projecten «Vervanging M-fregatten (ASWF)»
en «Vervanging LC-fregatten». Doel van het ICV-project is om producten op te leveren
die de slagkracht van de nieuwe fregatten vergroten.
Doelmatigheid en doeltreffendheid – Met de uitvoering van dit project geeft Defensie, onder verwijzing naar artikel
3.1 van de Comptabiliteitswet 2016, invulling aan doeltreffendheid en doelmatigheid.
– Doeltreffendheid: Met dit project verbetert Defensie de effectiviteit van de luchtverdediging
van onze nieuwe fregatten. Onze schepen krijgen een beter beeld van de dreiging die
op hen afkomt. De bemanning kan sneller en betere besluiten nemen over welke verdedigingsmiddelen
in te zetten tegen deze dreiging, en de manier waarop dit gebeurt. Deze maatregelen
zorgen in hun totaliteit voor meer slagkracht van de nieuwe fregatten.
– Doelmatigheid: Nederland werkt bij het ICV-project intensief samen met buitenlandse
partners, waardoor de kosten worden gedeeld. Het project E-NACSOS met financiering
van het EDF loopt sinds begin dit jaar en twee andere EDF-projecten liggen nog in
het verschiet.
Risico’s
De EU dient nog een besluit te nemen over de twee EDF-vervolgprojecten. Gevolg van
een eventuele latere start is dat de producten later beschikbaar komen. Indien de
EDF-projecten geen doorgang zouden vinden, moet Nederland zelf samen met internationale
partners deze trajecten opzetten. In dat geval zijn de benodigde producten significant
later beschikbaar. Overigens zijn de marineschepen ook dan in staat op te treden tegen
luchtdreigingen, alleen minder geïntegreerd in een netwerk. Verder is er een risico
dat deelprojecten meer gaan kosten dan nu geraamd.
Financiën
Het ICV-projectbudget bevindt zich in de bandbreedte van € 50 miljoen tot € 250 miljoen.
Dit bedrag komt ten laste van de defensiebegroting. Het projectbudget is bestemd voor
zowel de Nederlandse bijdragen aan de drie EDF-projecten – dit betreft bijdragen aan
het deel dat de lidstaten samen financieren, in aanvulling op het deel dat de EU betaalt
– als aan de verschillende Nederlandse deelprojecten voor de Nederlandse fregatten.
Planning
De verschillende deelprojecten voor de drie stappen overlappen elkaar grotendeels.
De planning van de eerste stap, het delen van sensordata, loopt tot en met 2030. Het
integreren van de producten van de tweede stap, het automatiseren van de dreigingsanalyse
en het maken van een plan voor het bestrijden van doelen, is voor de ASW-fregatten
gereed in 2033. De nieuwe LC-fregatten zijn in 2036 geschikt voor de derde stap, het
coördineren van de bestrijding van doelen binnen een vlootverband.
Vooruitblik
Gezien het projectbudget van minder dan € 250 miljoen ben ik voornemens de uitvoering
van dit project te mandateren aan het Commando Materieel en IT (COMMIT). De Kamer
wordt over het vervolg van het project geïnformeerd via het Defensie Projectenoverzicht
(DPO) en de begroting van het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF).
De Staatssecretaris van Defensie,
G.P. Tuinman
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G.P. Tuinman, staatssecretaris van Defensie