Brief regering : Appreciatie Risicobeoordeling van Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek van de NVWA van de roodvlees- en grofwildketen
28 286 Dierenwelzijn
26 991 Voedselveiligheid
Nr. 1353 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID
EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 oktober 2024
Met deze brief doen wij de Tweede Kamer de Risciobeoordeling van Bureau Risicobeoordeling
& Onderzoek van de NVWA van de roodvlees- en grofwildketen toekomen, inclusief de
begeleidende reactie van de Inspecteur-Generaal (IG) van de NVWA (bijlagen 1 en 2).
Deze risicobeoordeling ziet op de gevaren voor dierenwelzijn, diergezondheid en volksgezondheid
die samenhangen met het houden, vervoeren en doden van dieren bestemd voor de productie
van roodvlees en grofwild. Zij volgen hiermee de risicobeoordeling van de roodvleesketen
uit 2015 op, waar de nadruk lag op voedselveiligheid. De onderstaande reactie is mede
namens de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport.
Allereerst willen wij BuRO bedanken voor de omvangrijke risicobeoordeling die zij
hebben gemaakt, inclusief veelal voor ons herkenbare bevindingen en passende adviezen.
Het onderzoek levert een bijdrage aan het gehele beeld van de keten, wat in de praktijk
veel variëteit kent en gelaagder is. Uiteraard is het van groot belang dat risico’s
ten aanzien van dierenwelzijn, diergezondheid en voedselveiligheid binnen de roodvlees-
en grofwildketen zoveel mogelijk worden gemitigeerd, en dat handhaving hierop zo efficiënt
en effectief mogelijk is. Integraliteit tussen beleid en toezicht in de keten is hierbij
belangrijk. Dit is iets wat op het netvlies staat.
Dierenwelzijn
Voor dierenwelzijn ziet BuRO meerdere risico’s op het gebied van huisvesting, managementmaatregelen
en voeding. Deze risico’s onderstrepen de het belang voor een dierwaardiger veehouderij.
Zoals benoemd in het Hoofdlijnenakkoord (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 37) worden er concrete stappen gezet naar een toekomstbestendige, nog meer dierwaardige
veehouderij. Dit is een veehouderij gebaseerd op de zes leidende principes van de
Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA). Hierover worden gesprekken gevoerd met de partijen
van het convenant dierwaardige veehouderij. Momenteel ontwikkelt de Minister van LVVN
voor de vier grote veehouderijsectoren (varkens, pluimvee, melkvee en kalveren) Algemene
Maatregelen van Bestuur (AMvB’s). Dit vraagt de wettelijke verplichting uit de dit
voorjaar aangepaste Wet Dieren ook. Daarnaast laten we voor de zomer van 2025 een
kennisagenda opstellen, werken we aan de ontwikkeling van pilots en ketendeals en
zorgen we voor een onafhankelijke toets op de voortgang in de vorm van een autoriteit.
Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de convenantpartijen en wetenschap. Dit tezamen
zal uiteindelijk leiden tot een dierwaardigere veehouderij.
Ook andere bevindingen en aanbevelingen die BuRO doet zijn onderwerpen waar het Ministerie
van LVVN, vaak samen met de sector en de NVWA, al op inzet. Voor wat betreft de risico’s
van lang transport is in het Hoofdlijnenakkoord afgesproken dat wordt bezien op welke
wijze het vervoer van dieren over lange afstanden beëindigd kan worden. De Minister
van LVVN zet hier dan ook op in bij de onderhandelingen van de nieuwe Transportverordening
die momenteel bezig zijn. Bij diezelfde onderhandelingen wordt ook ingezet op goede
voorschriften voor het transport van ongespeende kalveren.
Diergezondheid
Het grootste risico voor diergezondheid is volgens BuRO de invoer van levende dieren.
Met deze invoer is het altijd mogelijk dat ziektekiemen meereizen en vervolgens in
Nederland verder spreiden. Precies om deze reden bestaat er een uitgebreid Europees
wetgevend kader (EU-diergezondheidsverordening) wat gericht is op preventie van verspreiding
van dierziekten, vooral ook via dierbewegingen. Daarnaast kent Nederland een uitgebreide
monitoring, zowel op specifieke ziekten als meer algemeen via de basismonitoring waardoor
deze risico’s beheersbaar zijn. BuRO adviseert om de effectiviteit en efficiëntie
van deze monitoring te blijven bewaken. Dit gebeurt doorlopend en zal ook blijven
gebeuren.
Het ontstaan en de verspreiding van antimicrobiële resistentie (AMR) is een wereldwijd
groeiend, hardnekkig en ingewikkeld probleem. BuRO geeft aan dat ontwikkeling van
AMR in de dierhouderij een risico vormt voor de volksgezondheid. De Nederlandse overheid
heeft de One Health aanpak sinds 2010, nationaal en internationaal, om AMR en de gevolgen
daarvan tegen te gaan. In deze aanpak met veehouderijsectoren en dierenartsen is inmiddels
een reductie van het antibioticagebruik bij dieren van 76,4% behaald. Sinds 2022 is
de Europese Diergeneesmiddelenverordening van kracht en die zorgt voor een geharmoniseerde
aanpak in de EU van het voorschrijven, gebruik en monitoren van gebruik en verkoop
van antimicrobiële middelen. In 2024 is in samenwerking met de Ministeries van VWS
en IenW, het Nationaal Actieplan AMR 2024–2030 opgesteld. Dit Nationaal Actieplan
is erop gericht om vanuit een One Health aanpak grensoverschrijdend samen te werken
om het ontstaan, de verspreiding en de gevolgen van AMR tegen te gaan bij mens, dier
en in het milieu.
Nederland kent al sinds vele jaren een uitgebreide monitoring voor zowel het antibioticumgebruik
als antibioticumresistentie in de dierhouderij. De focus van het huidige antibioticabeleid
ligt op een verdere reductie van het antibioticumgebruik bij hoog gebruikende diersectoren,
binnen de sectoren op hoog gebruikende bedrijven en hoog voorschrijvende dierenartsen.
Hier is de kans op resistentieontwikkeling immers het hoogst. De sectoren en dierenartsen
hebben hiervoor in het verleden plannen voor aanpak opgesteld. Ook hebben de sectoren
sectorspecifieke reductiedoelstellingen opgesteld en afspraken gemaakt met mijn voorganger
voor een verantwoord antibioticumgebruik. In de dierhouderij is de afgelopen jaren
veel bereikt op het gebied van infectiepreventie zoals maatregelen gericht op het
verminderen van de infectiedruk, zoals bioveiligheid, en ook de bevordering van de
algemene gezondheid van dieren. Hierdoor is de noodzaak voor de inzet van antibiotica
verder afgenomen en dat heeft bijgedragen aan het terugdringen van het antibioticumgebruik.
De Minister van LVVN blijft zich hiervoor samen met de betrokken sectoren en dierenartsen
inzetten.
Voedselveiligheid
Het is goed om te zien dat de hoofdboodschap van BuRO is dat de voedselveiligheid
in de roodvlees- en grofwildketen in Nederland goed geborgd is, zodat de consument
kan vertrouwen op veilig voedsel uit deze ketens. Desalniettemin kan de Minister van
LVVN zich goed vinden in de aanbeveling om de komende jaren in te zetten een verdere
verbetering van het stelsel van het borgen van de voedselveiligheid (met name ten
aanzien van microbiologische en chemische risico’s) in de roodvlees- en grofwildketen
voor wat betreft de vleeskeuring en de toepassing van het Nationaal Plan Residuen
(NPR). De principes van vleeskeuring bestaan al sinds eind 19e eeuw en zijn gebaseerd
op de levende (ante mortem, AM) en geslachte (post mortem, PM) keuring van elk slachtdier.
Daarbij is de keuring, voor wat betreft voedselveiligheid, vooral bedoeld om vast
te stellen of de slachtdieren tekenen vertonen die op de aanwezigheid van een gevaar
voor de gezondheid van de mens kunnen duiden. Hoewel de voorgeschreven werkwijze ruim
100 jaar geleden effectief was om de toen veelvoorkomende zoönosen (bijvoorbeeld brucellose,
boviene tuberculose) op te sporen, is deze, volgens BuRO, anno 2024 niet adequaat
om de gevaren voor voedselveiligheid en dierziekten op te sporen. Hierbij ziet de
Minister van LVVN mogelijkheden voor innovatieve oplossingen waarbij een stevige datapositie,
waarbij elke ketenschakel relevante informatie verzamelt en deelt en ernaar handelt,
essentieel is. Tevens zou de Minister van LVVN graag nader onderzoeken wat de mogelijkheden
zijn voor een meer risicogericht inzet van het NPR, binnen de mogelijkheden die het
Europese kader hiervoor schetst in EU Verordening 2017/625.
Verder sluit de Minister van LVVN zich aan bij de reactie van de NVWA om gezamenlijk
na te gaan hoe we de komende periode het stelsel van voedselveiligheid verder kunnen
versterken.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur