Brief regering : Voortgang versterking VTH-stelsel
22 343 Handhaving milieuwetgeving
28 663
Milieubeleid
Nr. 401
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 oktober 2024
Na de indringende boodschap van de commissie Van Aartsen1 en de Algemene Rekenkamer2 hebben de partners in het stelsel van Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving
in het milieudomein (hierna VTH) de aanbevelingen in twee jaar omgezet in, waar mogelijk,
concrete resultaten. Partijen kunnen met elkaar trots zijn op wat er in twee jaar
is bereikt. Tegelijkertijd zijn we nog niet klaar. We zijn een goede weg ingeslagen
en het is zaak om nu deze samenwerking vast te houden en te zorgen dat de veranderingen
ook merkbaar worden voor inwoners van Nederland. Om deze ingeslagen weg voort te zetten,
werken de partners in het VTH-stelsel aan samenwerkingsafspraken. De resultaten van
het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (hierna: interbestuurlijk programma)
mogen niet verloren gaan, maar moeten juist nu in de praktijk gaan landen en leiden
tot een stevig en robuust VTH-stelsel waarbij iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt.
Twee keer per jaar ontvangt de Kamer informatie over de voortgang van de versterking
van het VTH-stelsel. Ook nu het interbestuurlijk programma is afgerond, blijft er
van alle betrokken partijen veel inzet nodig om het VTH-stelsel te versterken. Met
deze brief ontvangt de Kamer informatie over de voortgang van de versterking van het
VTH-stelsel.
Deze brief gaat in op een aantal onderwerpen.
1. De stand van zaken in het proces om te komen tot robuuste omgevingsdiensten.
2. De afronding van het interbestuurlijk programma en de acties die worden ondernomen
om de opbrengst te borgen en de samenwerking te continueren.
3. De zesde en laatste voortgangsrapportage van het interbestuurlijk programma, mede
namens de Minister van Justitie en Veiligheid.
4. De wijze waarop beschikbare financiële rijksmiddelen in 2025 worden ingezet voor versterking
van het VTH-stelsel.
5. De ontwikkeling van de Staat van de Veiligheid zoals is toegezegd in de Kamerbrief
van 5 oktober 20233.
6. De beleidsreactie op een signalerend onderzoek van de Inspectie Leefomgeving en Transport
(ILT) inzake de coördinatietaak van provincies in het VTH-stelsel.
1. Proces vorming robuuste omgevingsdiensten
De Kamer is eerder4 geïnformeerd over de voortgang van het proces om te komen tot robuuste omgevingsdiensten.
Twee omgevingsdiensten, omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en omgevingsdienst Brabant
Noord, voldoen op dit moment aan de robuustheidscriteria. De andere omgevingsdiensten
hebben een plan van aanpak opgesteld waarin de acties beschreven staan, die in hun
ogen nodig zijn om op 1 april 2026 robuust te zijn. In opdracht van het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) heeft TwynstraGudde alle plannen van aanpak
geanalyseerd en er is op basis van een monitoringsinstrument een beoordelingsadvies
gegeven. Bij de opbouw van het monitoringsinstrument was een begeleidingscommissie
betrokken, bestaande uit deelnemers van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG),
het Interprovinciaal Overleg (IPO), Omgevingsdienst NL, het IBP VTH en IenW. De managementsamenvatting
van de analyse van TwynstraGudde is opgenomen in bijlage 1.
Uit de taxatie van de plannen van aanpak blijkt dat op dit moment twaalf omgevingsdiensten
(inclusief de twee omgevingsdiensten die nu al aan de robuustheidscriteria voldoen)
op 1 april 2026 robuust zijn. Van negen omgevingsdiensten is het op dit moment niet
aannemelijk dat zij op 1 april 2026 aan de robuustheidscriteria zullen voldoen, omdat
de benodigde actie in het plan van aanpak ontbreekt of onvoldoende is uitgewerkt,
de haalbaarheid van de actie wordt betwijfeld door de beperkte eigen invloedssfeer
van de omgevingsdienst, er een op dit moment nog te onduidelijke of grote (bestuurlijke
of financiële) afhankelijkheid is en/of omdat een omgevingsdienst aangeeft niet in
te gaan zetten om te voldoen aan het criterium.
Voor de overige zes omgevingsdiensten is het lastig om een juiste inschatting te maken,
omdat de acties nog globaal zijn omschreven of omdat de betreffende omgevingsdienst
aangeeft dat de uitwerking van de maatregel in de (verdere) toekomst pas plaatsvindt.
Het is nu de inschatting dat een aantal van de zes SEVESO-omgevingsdiensten5 niet robuust is op 1 april 2026. Dit is bijzonder zorgelijk gelet op hun taakuitvoering
rondom de meest risicovolle bedrijven in ons land.
Dit is niet het tussenresultaat waarop was gehoopt. De taxatie van de plannen van
aanpak benadrukt de urgentie voor omgevingsdiensten om alles in het werk te stellen
om tijdig robuust te zijn. Een mooi voorbeeld is de ontwikkeling in de provincie Utrecht
waarbij de omgevingsdienst Regio Utrecht en de RUD Utrecht vergaande plannen voor
fuseren hebben om op tijd een robuuste omgevingsdienst te zijn.
Op 20 september 2024 hebben de algemeen besturen van alle omgevingsdiensten die op
dit moment niet robuust zijn, een brief ontvangen. In deze brief is opgenomen wat
de inschatting is van de haalbaarheid van de plannen van aanpak.
In oktober en november van dit jaar gaat het Ministerie van IenW in gesprek met de
voorzitter en de secretaris van het algemeen bestuur van alle omgevingsdiensten. Het
doel van deze gesprekken is allereerst het verifiëren van de taxatie, maar ook om
te vernemen hoe het plan van aanpak dusdanig kan worden bijgesteld zodat het alsnog
aannemelijk wordt dat de betreffende omgevingsdienst uiterlijk per 1 april 2026 aan
de robuustheidscriteria voldoet. Dit gesprek en de later dit jaar aan te leveren aanvullende
informatie is het eerste onderdeel van de monitoring en kan leiden tot een ander oordeel
van de haalbaarheid van het geschetste proces naar robuust wording. In het eerste
kwartaal van 2025 is een tweede monitoringsmoment.
Eerder is de Kamer geïnformeerd6 over het voornemen om de robuustheidscriteria ook vast te leggen in een algemene
maatregel van bestuur (AMvB). Dit proces loopt parallel aan het traject van de omgevingsdiensten
om per 1 april 2026 robuust te zijn en zorgt voor een wettelijke basis van de robuustheidscriteria,
zodat deze ook juridisch afdwingbaar zijn. De voorbereidingen voor deze AMvB zijn
inmiddels gestart. Voor de inwerkintreding wordt gestreefd naar 1 juli 2026.
2. Afronding van het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel
Het interbestuurlijk programma is op 30 september jl. in bijzijn van alle partijen
afgesloten met een mooie landelijke bijeenkomst, de Dag voor de Leefomgeving. Alle
partijen in het VTH-stelsel hebben de afgelopen twee jaar hard met elkaar gewerkt
om het VTH-stelsel te versterken door opvolging van de aanbevelingen van de commissie
Van Aartsen.
Borging en implementatie
De producten – en daarmee de handvatten om het stelsel verder te versterken – liggen
er nu. Er zijn afspraken gemaakt over de implementatie en de borging van deze opbrengst.
Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan samenwerkingsafspraken om de opvolging
van de resultaten en producten te borgen bij alle partijen in het VTH-stelsel. De
samenwerkingsafspraken worden aan de Kamer gestuurd zodra deze bestuurlijk zijn vastgesteld.
Om daadwerkelijk vrijblijvendheid en fragmentatie in het VTH-stelsel terug te dringen,
wordt van alle partijen in het VTH-stelsel verwacht dat zij eigenaarschap tonen en
aan de slag gaan met de implementatie en de borging van de opgeleverde producten.
Er is in kaart gebracht welke partij in het VTH-stelsel verantwoordelijk is voor het
afronden van acties die nog open staan en voor het beheer, de implementatie en de
borging van de verschillende producten. Voor de coördinatie van de verschillende implementatietrajecten
wordt een verbindingsteam ingericht dat bij de VNG wordt ondergebracht. IenW stelt
middelen ter beschikking om dit verbindingsteam te financieren. Ook komt IenW partijen
tegemoet in de kosten voor de implementatie van de opgeleverde producten.
De voortgang van deze acties, het beheer en de implementatie wordt geagendeerd in
het Bestuurlijk Omgevingsberaad waarin alle partijen van het VTH-stelsel zijn vertegenwoordigd.
Programma Digitaal VTH-stelsel milieu
Pijler 3 van het interbestuurlijk programma was gericht op informatievoorziening in
het VTH-stelsel. Hierin werden onder andere acties in gang gezet die zijn gericht
op de totstandkoming van een digitaal VTH-stelsel milieu. Gelet op de grote opgave
op dit terrein was gedurende de looptijd van het programma al duidelijk dat deze opgave
niet voor afronding van het programma gereed zou zijn.
Op 1 oktober 2024 is deze pijler dan ook omgezet naar het programma digitaal VTH-stelsel
milieu. Dit is een tijdelijke programmaorganisatie onder verantwoordelijkheid van
IenW. Het toekomstbeeld voor de informatievoorziening in het VTH-stelsel is in maart
jl. vastgesteld door het bestuurlijk overleg en gaat uit van samenwerken als zijnde
één overheid in het digitaal VTH-stelsel milieu. Het programma gaat dit toekomstbeeld
verder concretiseren en voert regie op de realisatie en implementatie. Dit gaat zij
doen met alle betrokken stelselpartijen.
Inzet is om in het voorjaar van 2025 een uitvoeringsplan voor het toekomstbeeld bestuurlijk
vast te stellen inclusief relevante vastgelegde afspraken met stelselpartners over
bijvoorbeeld verdeling van kosten, verdeling van verantwoordelijkheden en randvoorwaarden
voor het programma. Dit plan wordt de basis voor de verdere uitvoering van het digitaal
VTH-stelsel milieu. Alle partijen zijn het erover eens dat uniformering van begrippen
met prioriteit wordt opgepakt.
3. Voortgangsrapportage
Met deze brief ontvangt de Kamer de zesde en laatste voortgangsrapportage van het
interbestuurlijk programma VTH (bijlage 2). Deze rapportage laat zien welke producten
zijn afgerond en aan welke producten nog wordt verder gewerkt door de partijen in
het VTH-stelsel. De voortgangsrapportage is vastgesteld in het bestuurlijk overleg
van 25 september jl.
De voorgangsrapportage laat een positieve ontwikkeling zien. De partijen hebben met
elkaar hard gewerkt om de gestelde programmadoelen te bereiken. Partijen hebben daarbij
veel van elkaar geleerd. Met de aanbevelingen van de commissie Van Aartsen als uitgangspunt
hebben partijen gezamenlijk gewerkt aan de opvolging daarvan met diverse producten,
afspraken, plannen en handreikingen. Partijen hebben elkaar goed weten te vinden en
de samenwerking geïntensiveerd.
4. Inzet rijksmiddelen ter versterking van het VTH-stelsel
Gemeenten en provincies zijn bevoegd gezag voor de uitvoering van de VTH-milieutaken.
Zij zijn dit zowel voor de milieutaken die zij zelf uitvoeren als voor de taken die
zij op grond van de Omgevingswet moeten beleggen bij de omgevingsdiensten (het basistakenpakket).
Provincies en gemeenten zijn dan ook verantwoordelijk voor de financiering van deze
taken. De rijksoverheid keert via een algemene uitkering in het gemeente- en provinciefonds
middelen uit voor dekking van de kosten van de bevoegde gezagen. Deze middelen zijn
voor de provincies en gemeenten vrij besteedbaar.
Jaarlijks is er vanuit IenW € 18 miljoen beschikbaar voor de versterking van het VTH-stelsel.
Voor 2025 valt de inzet van de bij IenW beschikbare middelen uiteen in drie categorieën:
1. Subsidie Omgevingsdienst NL
Voor de periode 2025–2026 ontvangt Omgevingsdienst NL een incidentele subsidie. De
subsidie bestaat uit de volgende onderdelen:
− Versterking van het programmabureau van Omgevingsdienst NL;
− Inrichting van de door het IBP VTH ontwikkelde kennisinfrastructuur;
− Bijdrage voor de afzonderlijke omgevingsdiensten om hen te ondersteunen in het voldoen
aan de robuustheidscriteria;
− Het versterken van meetdiensten bij omgevingsdiensten ter ondersteuning van toezicht
en handhaving;
− Een intensivering van de inzet van buitengewoon opsporingsambtenaren.
2. Implementatie interbestuurlijk programma VTH
Om de partijen in het VTH-stelsel te ondersteunen bij de implementatie van de producten
van het interbestuurlijk programma, ontvangen zij daarvoor een tegemoetkoming. Ook
wordt het bovengenoemde verbindingsteam dat toeziet op de coördinatie van die implementatie
gefinancierd.
Een bijzondere categorie is de voortzetting van het werk van pijler 3 (Informatievoorziening)
in het programma digitaal VTH-stelsel milieu. Voor 2025 zijn middelen vrijgemaakt
voor het uitwerken van het realisatieplan en doorlopende activiteiten vanuit pijler
3. Het gaat dan in ieder geval om eenheid van taal en de stelselarchitectuur.
3. Landelijke ondersteuning versterking VTH-stelsel
Het is de verwachting dat naast de benodigde budgetten voor het waarborgen van de
producten en opgaven die volgen uit het interbestuurlijk programma, budget nodig is
voor een gerichte, incidentele versterking van het VTH-stelsel. Het gaat dan om inzet
op activiteiten die volgen uit de verantwoordelijkheid van het Rijk voor het VTH-stelsel,
de beleidsmatige ontwikkeling van VTH en het stimuleren van (eenmalige) kennis en
innovatie. Op deze manier is doorlopende ondersteuning in de ontwikkeling van het
VTH-stelsel mogelijk.
5. De Staat van de Veiligheid
In de Kamerbrief van 5 oktober 20237 is de Kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen van de Staat van de Veiligheid van
Brzo- (thans SEVESO-) bedrijven. In die brief is toegezegd de Kamer in 2024 nader
te informeren over de ontwikkelingen van de Staat van de Veiligheid.
SEVESO-bedrijven zijn bedrijven waar aanzienlijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen
aanwezig zijn. Zij vallen onder de Europese SEVESO III-richtlijn en toezicht en handhaving vindt plaats in samenwerking tussen
de Nederlandse Arbeidsinspectie, veiligheidsregio’s en de zes SEVESO-omgevingsdiensten.
Het afgelopen jaar zijn de kwantitatieve gegevens in SEVESO+ verband besproken door
de toezichthouders en overheden. Dit heeft ertoe geleid dat in het werkplan van SEVESO+
voor 2025 is opgenomen dat extra aandacht moet worden besteed aan risicogericht inspecteren.
In het interbestuurlijk programma VTH hebben partijen samengewerkt aan de ontwikkeling
van een Staat van VTH. Dit is een document waarmee inzicht verkregen in de output (aantal controles) maar
ook de outcome (bijdrage aan een gezonde leefomgeving) van het VTH-stelsel. In 2025
volgt de eerste Staat van VTH waarin onder andere geprobeerd wordt zo veel mogelijk gegevens rondom SEVESO-toezicht
te integreren.
Tot slot wordt de Kamer geïnformeerd dat op grond van de SEVESO III-richtlijn lidstaten
elke vier jaar de Europese Commissie informeren over de uitvoering van de richtlijn.
Recent heeft de Europese Commissie de laatste rapportages beoordeeld waaruit voor
Nederland geen aanbevelingen naar voren zijn gekomen. Nederland blijft betrokken bij
diverse werkgroepen rondom de uitvoering van de SEVESO-richtlijn om ontwikkelingen
op het gebied van veiligheid en inspecties rondom deze bedrijven goed en proactief
te kunnen volgen.
6. Signalerend ILT-onderzoek VTH: coördinatietaak provincies
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft haar vierde onderzoek naar het
VTH-stelsel milieu afgerond. Het betreft deze keer een signalerend onderzoek. Met
deze brief ontvangt de Kamer het onderzoek van de ILT (bijlage 3) inclusief de beleidsreactie
van IenW.
Het onderzoek richt zich op de coördinatie- en regietaak van de provincies zoals opgenomen
in de artikelen 18.26 en 18.27 van de Omgevingswet met als algemene onderzoeksvraag:
«in hoeverre voldoen alle provincies aan de eisen zoals die in de Omgevingswet zijn
opgenomen voor de coördinatie van uitvoering en handhaving en het instellen van een
provinciaal handhavingsoverleg?».
De ILT concludeert dat alle provincies in meer of mindere mate invulling geven aan
de coördinatietaak en het provinciaal handhavingsoverleg. Wel blijkt uit de reacties
dat de wetsteksten in de Omgevingswet ruim zijn opgesteld, waardoor de provincies
de coördinatietaak verschillend invullen. Meer duidelijkheid over de invulling van
de coördinatietaak is gewenst, zodat alle provincies er op een meer uniforme en toetsbare
wijze invulling aan kunnen geven. Dit draagt vervolgens bij aan een beter functioneren
van het VTH-stelsel.
De ILT stelt voor om provincies en het IPO een leidraad te laten opstellen. Ook noemt
de ILT enkele zaken waarvan zij vindt dat die in de leidraad moeten komen. Het Rijk
kan volgens de ILT een nadere toelichting op de wetsartikelen geven of kan de wet
aanpassen als provincies en IPO niet komen tot een leidraad en uitvoering daarvan.
Als een leidraad helpend kan zijn om duidelijkheid te geven over de invulling van
de coördinatietaak, is dit een mooie stap. Over het opstellen van de leidraad wordt
contact gezocht met IPO. Overigens is de coördinatierol tussen het straf- en bestuursrecht
reeds opgepakt. In de handreiking regionale beleidscyclus die is opgeleverd door het
interbestuurlijk programma VTH is hierover informatie opgenomen.
Op dit moment wordt een wetswijziging voorbereid om de regierol van de Staatssecretaris
van IenW te versterken. De ILT wordt hierbij betrokken en in dat kader wordt meegenomen
welke aanpassingen de ILT nodig acht voor een versterkte provinciale coördinatierol.
Met deze brief is de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de versterking van het
VTH-stelsel. Nu het interbestuurlijk programma VTH is afgerond, is het zaak dat alle
partijen in het VTH-stelsel hun verantwoordelijkheid nemen en opvolging geven aan
de opgeleverde producten. Hiermee wordt het VTH-stelsel verder versterkt zodat de
kwaliteit van de leefomgeving en de gezondheid van de inwoners van Nederland geborgd
is.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
Ch.A. Jansen
Indieners
-
Indiener
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat