Brief regering : Reactie op verzoek commissie inzake uitvoerbaarheid van beleid op het boerenerf
30 252 Toekomstvisie agrarische sector
Nr. 175 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 oktober 2024
De vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft mij gevraagd
om een reactie op de QuickScan «Uitvoerbaarheid van beleid op het boerenerf» die zij
heeft uitgebracht en op hetgeen is besproken tijdens het rondetafelgesprek «Uitvoerbaarheid
van beleid op het boerenerf» op 8 februari 2024 (kenmerk: 2024Z04784/2024D12145). Ik wil de commissie bedanken voor de QuickScan. Het is belangrijk dat beleid aansluit
op het boerenerf en dat beleid praktisch en uitvoerbaar is. Ik herken dat de onderwerpen
uit de QuickScan aandacht vragen en met deze brief wil ik toelichten dat er hard gewerkt
wordt binnen mijn ministerie om een overheid te zijn die meedenkt, die weet wat er
speelt op het boerenerf en die openstaat voor praktijkervaringen. Verbeteringen zullen
constant nodig zijn en ik neem de adviezen vanuit de commissie en de Quickscan dan
ook zeker mee.
De commissie heeft mij verzocht om op een aantal onderwerpen uit de QuickScan nader
in te gaan. In deze brief begin ik daarom met een toelichting op de vragen over het
wegnemen van belemmerende wet- en regelgeving en het waarderen van innovatieve en
duurzame boeren. Ik geef hiermee onder andere invulling aan de motie Grinwis en Boswijk
om duurzame voorlopers gemotiveerd te houden door belemmerende wet- en regelgeving
weg te nemen en extra inspanningen te waarderen, bijvoorbeeld door de ecoregelingen
vanaf 2024 daar beter op in te richten (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 58). Aansluitend geef ik ook een update van de stand van zaken over de regeldruk in
de multifunctionele landbouw. Vervolgens zal ik ingaan op de LVVN-Community en het
inzetten van praktijkervaring in beleid, waarmee ik invulling geef aan de motie van
de leden Grinwis en Van der Plas (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 49). Ten slotte ga ik in op de uitvoering van de agrarische praktijktoets. Over het
onderwerp doelsturing zal ik u in een aparte brief informeren.
Vereenvoudiging wet- en regelgeving en waarderen voorlopers
Voorlopers die een extra bijdrage leveren aan de opgaven van natuurherstel, water
en klimaat hebben een belangrijke rol voor de toekomst van de landbouw en ik vind
het belangrijk om te weten op welke manier wet- en regelgeving hen in de weg zit.
RVO is daarom een verkenning gestart waarin belemmerende wet- en regelgeving centraal
staat. In deze verkenning wordt een notitie van Caring Farmers meegenomen. De verkenning
van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) wordt in Q4 van 2024 opgeleverd.
RVO gaat ook in opdracht van LVVN kijken naar de impact van financiële regelingen
op de biologische landbouw en in hoeverre die ook voor biologische boeren toegankelijk
zijn. Hiermee wordt in kaart gebracht wat de behoefte is aan financiële ondersteuning
bij omschakeling naar biologisch en in hoeverre ook de bestaande biologische bedrijven
die willen doorontwikkelen gebruik kunnen maken van deze regelingen.
Daarnaast is er in opdracht van mijn departement een haalbaarheidsonderzoek gedaan
naar een groene verzekering voor de verduurzaming bij plantaardige teelten (zie bijlage
1). Dit vanuit de gedachte dat het verminderen van financiële risico’s een drempel,
die boeren voor het nemen van grotere verduurzamingsmaatregelen ervaren, kan wegnemen.
Uit het haalbaarheidsonderzoek is naar voren gekomen dat verschillende relevante partijen
zoals sectororganisaties, waterschappen, ketenpartijen, drinkwaterbedrijven en financiële
instellingen positief denken over een groene verzekering. De komende tijd ga ik daarom
samen met bovengenoemde partijen verkennen of er concrete mogelijkheden hiervoor uitgewerkt
kunnen worden.
Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
Naast bekendheid over belemmerende wet- en regelgeving is het ook van belang dat duurzame
voorlopers ondersteuning krijgen. Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) zoals
dat sinds 1 januari 2023 van kracht is, vormt een belangrijke ondersteuning voor deze
groep agrariërs. De in de gehele EU verplichte basiseisen voor hectaresubsidies zijn
vastgelegd in de conditionaliteiten. Daarnaast is de ecoregeling van het GLB bedoeld
om landbouwers te stimuleren in het toekomstbestendig maken van hun bedrijf. Door
boeren te belonen voor vergroening op en verduurzaming van hun bedrijf worden ze gestimuleerd
bij te dragen aan de oplossing voor de uitdagingen op het gebied van water, klimaat
en biodiversiteit.
Voor biologische bedrijven geldt dat zij automatisch in aanmerking komen voor de hoogste
vergoeding (niveau goud) in de ecoregeling. Biologische bedrijven tot 10 hectare zijn
vrijgesteld van het verplicht aanhouden van niet-productief areaal (conditionaliteit
GLMC 8) en verplichte gewasrotatie (GLMC 7), daar de biologische productiewijze al
bijdraagt aan de doelstellingen.
In 2024 is wederom gebleken dat de belangstelling voor de ecoregeling groot is. Ik
wil mijn waardering uitspreken voor de getoonde ambitie van de deelnemende boeren.
Ik ben blij dat zij hiermee stappen blijven zetten in het toekomstbestendig maken
van hun bedrijfsvoering. Zoals ik in mijn brief van 27 augustus 2024 (Kamerstuk 28 625, nr. 366) heb aangegeven, wordt de ecoregeling in 2025 uitgebreid met twee eco-activiteiten.
Ik ben blij dat we landbouwers die deze activiteiten willen ondernemen vanaf volgend
jaar kunnen ondersteunen via de ecoregeling.
Met de Kamerbrief van 24 juni jl. is uw Kamer eerder geïnformeerd over de vereenvoudigingen
voor de Goede Landbouw- en Milieucondities (GLMC’s), ook bekend als de conditionaliteiten,
die per 2025 effect zullen hebben (Kamerstuk 28 625, nr. 363).
Een ander onderdeel van het GLB is de per 1 mei 2024 opengestelde subsidieregeling
samenwerking in veenweiden en overgangsgebieden N2000, waar het mogelijk is om is
om gedurende vier jaar een vergoeding te krijgen voor extensivering van het melkveehouderijbedrijf
in en rond stikstofgevoelige Natura 2000 gebieden en in veenweidegebieden en een vergoeding
voor geringe drooglegging. Uit contacten met beoogde deelnemers komt naar voren dat
de bestaande duurzame voorlopers vaak initiatiefnemer of deelnemer zijn van een samenwerkingsverband.
Hierdoor kunnen ze ook aan mededeelnemers laten zien dat de route naar extensivering
en geringe drooglegging mogelijk is en kunnen ze hun kennis hierover delen. Ook kan
de tijdelijke vergoeding boeren die willen omschakelen naar een biologische, biodynamische
of andere verduurzaming van de bedrijfsvoering ondersteunen. Aandacht is nog nodig
voor een goede balans tussen subsidiëring en prestaties die daar tegenover staan.
Voor de uitrolmaatregelen in veenweidegebieden en in en rond stikstofgevoelige Natura
2000 gebieden is in de beantwoording van Kamervragen over deze regeling (Aanhangsel
Handelingen II 2024/25, nr. 46) aangegeven dat er afgerond 120 biologische bedrijven zijn van de totaal 360 deelnemers
bij de 40 samenwerkingsverbanden die ontvankelijke aanvragen hebben ingediend. Bij
veenweidegebieden gaat het om ca. 8.000 hectare en in en rond stikstofgevoelige Natura
2000 gebieden om ca. 17.500 hectare.
Met deze regelingen zet ik mij in om, ook met de verbeteringen de komende jaren, deelnemende
boeren te belonen voor de extra bijdrage die zij leveren aan natuurherstel, water
en klimaat.
Multifunctionele landbouw
Multifunctionele landbouw zorgt voor een verbreding van het inkomen van de boer en
kan positieve effecten hebben op de leefbaarheid van het platteland. De twee trajecten
die in de brief van 19 maart jl. (Kamerstuk 30 252, nr. 154) genoemd zijn, om de regeldruk in kaart te brengen en om de handreiking multifunctionele
landbouw en de Omgevingswet1 naamsbekendheid te geven, zijn beide van start gegaan. Ik verwacht dat deze eind
2024 zijn afgerond.
Praktijkkennis benutten in beleidsontwikkeling
Ik vind het erg belangrijk dat er op alle niveaus veel verbinding is tussen beleid
en praktijk. Naast de agrarische praktijktoets waar ik verderop in mijn brief nog
op inga, wil ik hier benoemen dat er voor elk dossier binnen mijn ministerie overleg
plaatsvindt met sector- en ketenpartijen. Ook worden er veel werkbezoeken georganiseerd
en stimuleer en bevorder ik via de programma’s «buitenbuddies» en «boer zoekt ambtenaar»
de uitwisseling tussen boeren en ambtenaren. Bij deze uitwisselingsprogramma’s gaan
boeren, tuinders en ambtenaren met elkaar in gesprek op het erf en op het ministerie.
Daarnaast wordt de LVVN-Community, een besloten platform voor boeren en tuinders,
ingezet om kwalitatief stakeholderonderzoek uit te voeren. De uitkomsten van deze
onderzoeken worden betrokken bij de ontwikkeling van beleid. Deze eindrapporten kunt
u op Rijksoverheid.nl inzien. Vanaf 2025 zal ik het eindrapport jaarlijks actief delen met de Tweede Kamer
in het eerste kwartaal van het jaar. Ik zal daar dan een appreciatie bij leveren waarin
staat hoe beleidservaring is opgedaan en welke aanvullende initiatieven we hebben
ondernomen om de praktijkkennis van ambtenaren te vergroten.
Uitvoering agrarische praktijktoets
Ondernemers in Nederland worden betrokken bij het opstellen van nieuwe wet- en regelgeving
die grote gevolgen kunnen hebben voor het bedrijfsleven. De MKB-toets, agrarische
praktijktoets (LVVN) en praktijktoets (VWS) zorgen ervoor dat ondernemers kunnen aangeven
of nieuwe regels werkbaar zijn en of er geen nieuwe problemen ontstaan. Dit helpt
om regeldruk voor ondernemers te beperken. De afgelopen jaren hebben verschillende
agrarische ondernemers, zoals veehouders, vissers en pluimveehouders, via deze weg
bijgedragen aan een betere uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving op het gebied van
landbouw en visserij.
De agrarische praktijktoets zorgt ervoor dat de agrarische ondernemers die met de
voorgestelde wet- en regelgeving moeten werken, betrokken worden bij het proces. Dit
gebeurt naast het al gehouden reguliere vooroverleg met belangenkoepels en brancheorganisaties.
Voor de organisatie van de agrarische praktijktoets wordt conform het Beleidskompas
dezelfde handreiking2 gevolgd als bij de MKB-toets, maar worden er specifiek agrarische ondernemers gevraagd
om mee te denken. De agrarische praktijktoets vindt in de regel circa vier tot zes
weken voor de internetconsultatie plaats en heeft de vorm van (online) gesprek(ken)
met individuele agrarische ondernemers of hun ketenpartners. Het gesprek gaat daarbij
om effecten op zowel de werkbaarheid als uitvoerbaarheid op agrarisch bedrijfsniveau.
De input wordt waar relevant verwerkt in de concept regelgeving, die daarna conform
het Beleidskompasproces in internetconsultatie en ter toetsing aan het Adviescollege
toetsing regeldruk (ATR) wordt voorgelegd.
LVVN heeft sinds de invoering van de Motie Boswijk c.s. (Kamerstuk 35 398, nr. 21) de volgende 9 agrarische praktijktoetsen gedaan:
o 2024: Praktijktoets Landelijke verplaatsingsregeling veehouderijen met piekbelasting
(LVVP);
o 2024: Praktijktoets voor Verplicht Bioveiligheidsplan Pluimveesector;
o 2023: Praktijktoets regelgeving voor verplichte bestrijding van de rundveeziekten
Infectieuze Boviene;
o 2023: Rhinotracheitis/Infectieuze Pulpovaginitis (IBR/IPV);
o 2023: Praktijktoets Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften;
o 2023: Praktijktoets Stroomstootapparatuur;
o 2022: Praktijktoets Wettelijke verplichting cameratoezicht slachthuizen;
o 2022: Praktijktoets Concreter ecoregeling-scenario (NSP-GLB);
o 2022: Praktijktoets Controleverordening visserij: over verplicht cameratoezicht om
de aanlandplicht te handhaven;
o 2021: Praktijktoets Ecoregelingen en Conditionaliteiten (GLB-NSP).
LVVN volgt voor de openbaarmaking de communicatielijn van het Rijksbrede regeldrukprogramma
onder leiding van de Minister van Economische Zaken. De verslagen van de agrarische
praktijktoetsen worden geanonimiseerd gedeeld met de deelnemers aan de toetsen.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur