Brief regering : Herijking Nederlandse inzet in de rechtsstaat van Aruba, Curaçao en Sint Maarten
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 911
BRIEF VAN DE VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
EN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 oktober 2024
Op 6 maart 2023 ontving uw Kamer de beleidsdoorlichting van artikel 1 van hoofdstuk
IV Koninkrijksrelaties van de Rijksbegroting «Versterken rechtsstaat»1 (hierna: beleidsdoorlichting artikel 1). Hierin concludeerden de onderzoekers dat
de Nederlandse inzet binnen de rechtshandhavingsketen van toegevoegde waarde is. Zij
zagen echter ook ruimte voor verbetering. Zo is de doelstelling van artikel 1 «versterken
rechtsstaat», maar wordt in de praktijk voornamelijk ingezet op de rechtshandhaving. Ook signaleerden de onderzoekers dat de rechtshandhavingsketen in de Caribische
delen van het Koninkrijk kwetsbaar is, omdat er te weinig in verschillende onderdelen
van de rechtshandhavingsketen wordt geïnvesteerd en bestaande lokale en Nederlandse
investeringen te weinig rekening houden met de keten als geheel.
De uitdagingen voor zowel Bonaire, Sint Eustatius en Saba als Aruba, Curaçao en Sint
Maarten zijn groot. De geografische ligging nabij Latijns-Amerika en de ligging in
het Koninkrijk maken deze maatschappijen tot een aantrekkelijk doelwit van criminelen.
Tegelijkertijd vergroot de kleinschaligheid van de eilanden de uitdagingen voor een
goed functionerende rechtsstaat.2 Omdat criminaliteit niet bij de grens stopt zijn de gevolgen daarvan in zowel de
Caribische delen van het Koninkrijk als in Europees Nederland voelbaar. Andersom vormt
een sterke rechtsstaat in Aruba, Curaçao en Sint Maarten een barrière voor criminaliteit
in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en Europees Nederland. Het is daarom in het directe
belang van Nederland dat de samenwerking op het gebied van de rechtsstaat goed verloopt.
Bovendien wordt het Koninkrijk internationaal als een geheel gezien en Nederland als
zodanig aangesproken op rechtsstatelijke problemen in een individueel land.
In de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting, die uw Kamer is toegestuurd in de
bovengenoemde brief van 6 maart 2023 hebben de toenmalige Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Minister van Justitie en Veiligheid (JenV), Staatssecretaris
van JenV en Minister van Defensie toegezegd met een gezamenlijke herijking van de
Nederlandse inzet in de rechtshandhavingsketen van de landen te komen (hierna: de
herijking). In deze Kamerbrief informeren wij, mede namens de Minister van Defensie,
uw Kamer over de uitkomsten van de herijking. Ten eerste wordt ingegaan op de aanscherping
van de beleidsdoelstelling van artikel 1 «versterken rechtstaat». Dit artikel valt
onder hoofdstuk IV Koninkrijksrelaties van de Rijksbegroting. Ten tweede gaat deze
brief in op de oplossingen die in het Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO) zijn geïdentificeerd
om de disbalans in de rechtshandhavingsketens van de Caribische Landen van het Koninkrijk
te verkleinen en waarop het Ministerie van JenV in samenwerking met BZK, Defensie
en de Caribische landen zal inzetten.
Begrotingsartikel 1 Versterken rechtsstaat
Inwoners van het Koninkrijk moeten, waar zij zich in het Koninkrijk ook bevinden,
erop kunnen vertrouwen dat mensenrechten, goed en deugdelijk bestuur en rechtszekerheid
worden beschermd. Het zijn essentiële onderdelen van een functionerende democratische
rechtsstaat, waar de landen van het Koninkrijk zich zowel individueel als gezamenlijk
aan hebben gecommitteerd. Daarom is de bescherming hiervan ook expliciet opgenomen
in artikel 43, lid 2 van het Statuut.3
In het Statuut is vastgelegd dat de zorg voor de verwezenlijking van de fundamentele
menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het bestuur
een verantwoordelijkheid van de landen zelf is (art. 43, eerste lid). Vanuit Nederland
worden Aruba, Curaçao en Sint Maarten hierin ondersteund, mede vanuit artikel 1 «Versterken
rechtsstaat» van begrotingshoofdstuk IV Koninkrijksrelaties. Zoals gezegd ziet deze
inzet momenteel voornamelijk op het gebied van rechtshandhaving. De onderzoekers van
de beleidsdoorlichting van artikel 1 zijn hier kritisch op, omdat rechtshandhaving
maar één onderdeel vormt van een goed functionerende rechtsstaat. Sterke instituties
zoals integriteitsbureaus en een levendig maatschappelijk middenveld borgen dat de
vrijheden van burgers worden beschermd en maatschappelijke vraagstukken worden opgelost.
Het bewaken van de grondrechten, het werken aan een sterke democratie, en een betrouwbaar
openbaar bestuur behoren in Nederland tot de kerntaken van het Ministerie van BZK.
Het Ministerie van BZK zet zich daarom, in nauwe samenwerking met onder andere de
Ministeries van JenV en Defensie, in om de Caribische landen van het Koninkrijk daar
waar mogelijk te helpen een levendige en robuuste rechtsstaat te borgen en te versterken.
De afgelopen jaren is, onder andere vanuit artikel 1, al ingezet op het versterken
van goed bestuur en het bevorderen van integriteit op Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
Het Ministerie van BZK financiert een gezamenlijk project waarmee Aruba, Curaçao en
Sint Maarten bestuurlijke instrumentaria opbouwen om ondermijning tegen te gaan.4 Dit gaat bijvoorbeeld om het creëren van bewustzijn bij ambtenaren, inhuur van wetgevingscapaciteit
om de instrumentaria te verankeren en het opstellen van ondermijningsbeelden. De Minister
van JenV kondigde onlangs aan te verkennen of er geld beschikbaar gesteld kan worden
om ook Bonaire, Saba en Sint Eustatius aan te laten sluiten.5 Deze aanpak draagt bij aan een weerbare maatschappij waardoor ondermijnende criminaliteit
moeilijker voet aan de grond krijgt in de bovenwereld. Hierdoor nemen de kansen voor
witwassen en corruptie af.
Mede als uitkomst van de herijking wil het Ministerie van BZK de komende tijd de samenwerking
ter bevordering van de democratische rechtsstaat intensiveren. Hier zijn in 2023 ook
reeds de eerste stappen in gezet: met financiering van BZK is in 2023 voor het eerst
een Integrity Summit Dutch Caribbean georganiseerd6 met de integriteitsbureaus en de integriteitsfunctionarissen van de zes eilanden.
30 deelnemers van 15 verschillende overheidsorganisaties hebben zo een eerste stap
gezet op weg naar structurele samenwerking en expertisebevordering. BZK heeft aansluitend
een integriteitsplatform Dutch Caribbean gelanceerd met als doel structurele kennisdeling
en het uitwisselen van ervaringen tussen de zes eilanden op het gebied van integriteit.
De focus van het integriteitsplatform ligt zowel op ambtelijke als bestuurlijke integriteit.
In november 2024 organiseert BZK, in samenwerking met de eilanden, de tweede Integrity
Summit Dutch Caribbean in Sint Eustatius. Er wordt onder meer ingezet op vaststelling
van integriteitsbeleid, oprichting en positionering van integriteitsbureaus, vaststelling
van meldcodes, onderzoeksprocedures en bewustwording in de organisaties en daarbuiten.
Daarnaast is het wenselijk de staat van integriteit in de verschillende Caribische
delen van het Koninkrijk te monitoren, omdat hierdoor het functioneren op het gebied
van integriteit en goed bestuur vergeleken kan worden met de andere landen en eilanden
in het Koninkrijk en in het Caribisch gebied. De komende periode wordt samen met Aruba,
Curaçao en Sint Maarten nagegaan wat ervoor nodig is om de Caribische delen van het
Koninkrijk aan te laten sluiten bij bestaande indexen en monitors op het gebied van
integriteit en goed bestuur en wat deelname aan deze specifieke indexen en monitors
oplevert. Hiervoor gaat het Ministerie van BZK graag het gesprek aan met partijen
als Transparency International.
Aruba, Curaçao en Sint Maarten kennen een levendig maatschappelijk middenveld met
tal van organisaties die zich inzetten voor de bevolking van hun land. Een sterk maatschappelijk
middenveld is een noodzakelijk voorwaarde voor de zelfredzaamheid. Daarom ondersteunt
Nederland bij de versterking hiervan. Deze partijen maken daar waar mogelijk nu al
gebruik van middelen die o.a. via Nederlandse departementen beschikbaar komen. Zo
heeft het Ministerie van BZK op Sint Maarten in het kader van de wederopbouw al ruim
7 miljoen dollar beschikbaar gesteld voor het Civil Society Partnership Facility for
Resilience Project (R4CR), waarmee bijna 100 projecten zijn opgestart. De inzet richt
zich enerzijds op organisaties in het maatschappelijk middenveld die aan capaciteitsopbouw
doen door andere partijen te professionaliseren. Anderzijds ondersteunt het Ministerie
van BZK via de Vertegenwoordiging van Nederland op Aruba, Curaçao en Sint Maarten
projecten op het gebied van integriteit, goed bestuur, bestaanszekerheid en democratisch
burgerschap. Zo heeft de Vertegenwoordiger van Nederland in Aruba, Curaçao en Sint
Maarten op 16 mei jl. een netwerkreceptie gehost voor de Arubaanse LHBTGQI+-gemeenschap
op het eiland.
Het Ministerie BZK werkt aan een voorstel om artikel 1 «versterken rechtsstaat» te
herzien, zodat bovengenoemde thema’s een zichtbare plek krijgen in het meerjarig beleid.
Hierbij zal onder andere uiteraard nauw worden samengewerkt met de Ministeries JenV,
Defensie en Financiën. Uw kamer wordt hierover in de eerste helft van 2025 geïnformeerd.
Disbalans in de rechtshandhavingsketens
Naast de hierboven geadresseerde brede herijking van de Nederlandse inzet ter versterking
van de rechtsstaat in het Caribisch deel van het Koninkrijk, – is tussen de vier Ministers
van Justitie van het Koninkrijk ook een gesprek gaande over de gesignaleerde disbalans
in de rechtshandhavingsketens. De Ministers voeren dit gesprek in hun halfjaarlijkse
Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO), waar dit onderwerp is geagendeerd door Aruba,
Curaçao en Sint Maarten.
Het JVO heeft in januari 2024 geconcludeerd dat de disbalans zich manifesteert op
drie vlakken: 1) de lokale diensten kampen met een tekort aan personeel, 2) er is
een verschil tussen investeringen in, equipering en bemensing van lokale diensten
ten opzichte van Koninkrijksbrede en in het Caribisch gebied actieve Nederlandse diensten
en 3) er is een verschil tussen de prioriteiten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten
en die van Nederland.
Rechtshandhaving betreft een autonome landsaangelegenheid, daarom ligt de verantwoordelijkheid
voor adequate investeringen in de lokale onderdelen van de rechtshandhavingsketen
primair bij Aruba, Curaçao en Sint Maarten zelf. Uit de analyse van het JVO blijkt
dat versterkingen van de rechtshandhavingsketen door de landen zijn achtergebleven
en Nederlandse investeringen voornamelijk gericht zijn op Koninkrijksdiensten, zoals
het Recherchesamenwerkingsteam (RST) en de Kustwacht Caribisch Gebied, omdat de aanpak
van ondermijnende criminaliteit en upstream disruption van drugsstromen voor Nederland speerpunten zijn. De inzet van deze diensten is groot
en er worden goede resultaten behaald. Echter is bij de investeringen niet altijd
oog geweest voor de keten als geheel.
De genoemde disbalans beperkt ook de effectiviteit van de Nederlandse inzet. Capaciteitsverschillen
tussen lokale en gemeenschappelijke diensten kunnen er immers toe leiden dat een hogere
pakkans geen opvolging kan krijgen in de keten. Een gebrek aan capaciteit bij lokale
diensten betekent dat een belangrijk beleidsdoel van de Nederlandse inzet – namelijk
het vergroten van de zelfredzaamheid Aruba, Curaçao en Sint Maarten – onvoldoende
wordt bereikt. Bovendien lopen gezamenlijke projecten, vaak gefinancierd door Nederland,
veel vertraging op. Het is dus voor zowel de Caribische landen als voor Nederland
van belang dat de disbalans verminderd wordt. Een JVO-werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers
van de vier landen heeft daarom gewerkt aan oplossingsrichtingen om de disbalans te
verkleinen.
Het JVO van juni 2024 heeft ingestemd met de nadere uitwerking, implementering en
monitoring van zeven oplossingsrichtingen en heeft een nieuwe JVO-werkgroep hier opdracht
toe gegeven. Uw Kamer is over deze oplossingsrichtingen geïnformeerd via de JVO-terugkoppelingsbrief.7 In de werkgroep hebben vertegenwoordigers van de vier Ministeries van Justitie zitting.
Het Ministerie van JenV zal Nederland vertegenwoordigen in deze werkgroep, waarbij
uiteraard nauw wordt samengewerkt met de Ministeries van BZK en Defensie om zo de
samenhang met het herijkingstraject te bewaken.
De zeven oplossingsrichtingen voor zowel de individuele landen als voor de samenwerking
binnen het Koninkrijk moeten in samenhang worden bezien. Bij de uitwerking, implementatie
en monitoring van de aanbevelingen is voor alle landen een rol weggelegd. Nederland
ziet voornamelijk een rol bij de uitwerking van de volgende vier aanbevelingen:
– het ontwikkelen van een uitvoeringstoets: Het is van belang dat toekomstige inzet de voornoemde disbalans niet vergroot. Door
een uitvoeringstoets vooraf moeten eventuele negatieve consequenties voor andere delen
van de keten op tijd duidelijk worden en ervoor worden gezorgd dat de capaciteit van
lokale en uitgezonden diensten beter op elkaar aansluiten. De toets zal ook de noodzakelijke
randvoorwaarden inzichtelijk maken.
– het maken van afspraken over ondersteuning bij de start van nieuwe gezamenlijke projecten:
De Caribische landen hebben – mede door capaciteitsgebrek – regelmatig moeite met
de tijdige uitvoer van gezamenlijke plannen en projecten. Het is daarom van belang
dat in het vervolg duidelijkere afspraken worden gemaakt over projectondersteuning
zoals projectleiders, projectsecretarissen, (wetgevings)juristen, HR-personeel of
inkopers. De bovenstaande uitvoeringstoets is hierin richtinggevend.
– de verbetering van de (regionale) samenwerking op het gebied van rechtshandhaving:
Het grensoverschrijdende karakter van ondermijnende criminaliteit maakt dat naar de
weerbaarheid van het Koninkrijk als geheel gekeken moet worden. De Nederlandse inzet
is dus om de samenwerking te verdiepen op basis van gelijkwaardigheid, met oog voor
de draagkracht en verantwoordelijkheden van de landen binnen het Koninkrijk. Een mooi
voorbeeld zijn de goede ervaringen met nauwe samenwerking op het domein van de politie.
– het zorgen voor een strategisch(er) gesprek in het JVO: Om te borgen dat investeringen de gehele keten versterken, moeten Aruba, Curaçao,
Sint Maarten en Nederland de doelen, belangen en gewenste ontwikkelrichting van de
rechtshandhavingsketen onderling beter afstemmen. Het Justitieel Vierpartijenoverleg
is hiervoor een belangrijk gremium. Om ervoor te zorgen dat het gesprek in het JVO
zo strategisch mogelijk wordt ingegeven wordt gewerkt aan een aanpassing in opzet
van het JVO.
Het kabinet vertrouwt erop dat de opvolging van deze aanbevelingen de effectiviteit
van de Nederlandse inzet zullen vergroten. Naast deze aanbevelingen zullen Aruba,
Curaçao en Sint Maarten zich tevens buigen over de drie andere aanbevelingen, te weten
een instroomplanning voor personeel, het uitvoeren van een kerntakenanalyse voor de
diensten in de keten en het vinden van financiële ruimte in de eigen begroting om
de keten duurzaam te versterken. De Nederlandse rol is in deze trajecten kleiner,
maar desgevraagd en waar mogelijk zal Nederland de overige leden van de werkgroep
bijstaan met kennis en expertise.
Tot slot
Het Koninkrijk als geheel en Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland, inclusief
Bonaire, Sint Eustatius en Saba, individueel hebben een direct belang bij een sterke
en weerbare rechtsstaat in de Caribische delen van het Koninkrijk. Het is daarbij
van belang dat er niet alleen naar rechtshandhaving wordt gekeken, maar ook naar andere
rechtsstatelijke thema’s zoals integriteit, goed bestuur en het versterken van het
maatschappelijk middenveld. Om dit te bewerkstelligen zal Nederland zowel Aruba, Curaçao
en Sint Maarten als Bonaire, Sint Eustatius en Saba ondersteunen in het versterken
van de rechtsstaat. Het Ministerie BZK werkt hiervoor ter verbetering van de ondersteuning
van de Caribische landen aan een voorstel om artikel 1 (versterken rechtsstaat) te
herzien. Hierbij zal uiteraard nauw worden samengewerkt met de Ministeries JenV en
Defensie. Uw kamer wordt hierover in de eerste helft van 2025 geïnformeerd.
Nederland ondersteunt de Caribische landen om de rechtshandhaving te verbeteren, vanuit
het volle besef dat dit in belang is van het Koninkrijk, de Caribische landen van
het Koninkrijk en van Caribisch en Europees Nederland. De actieve bijdragen van Aruba,
Curaçao, Sint Maarten en Nederland aan de JVO-werkgroep zijn een voorwaarde om de
disbalans te verkleinen. Nederland kijkt uit naar de voortzetting van de vruchtbare
samenwerking op dit gebied. Uw Kamer wordt periodiek over de voortgang van deze werkgroep
geïnformeerd via de JVO-terugkoppelingsbrieven.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
F.Z. Szabó
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.Z. Szabó, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid