Brief regering : Besluitvorming van de Rijksministerraad inzake Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten
34 269 Evaluatie Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten
Nr. 9
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 oktober 2024
Op 4 oktober 2024 heeft in de Rijksministerraad besluitvorming plaatsgevonden naar
aanleiding van het advies van de evaluatiecommissie uit de Rijkswet financieel toezicht
Curaçao en Sint Maarten (Rft).
De Rft is sinds 10 oktober 2010 van kracht. Met deze wet is financieel toezicht ingesteld
dat erop is gericht dat de twee landen structureel voldoen aan de in de wet opgenomen
begrotingsnormen. Het toezicht wordt uitgeoefend door de Rijksministerraad, waarbij
het College financieel toezicht (Cft) een signalerende en adviserende rol heeft.
Het financiële toezicht is erop gericht om de instituties van de landen zo te laten
functioneren en hun bestuurlijke werkwijze zo te organiseren dat het toezicht op termijn
overbodig wordt. Daarom zijn in artikel 33 van de Rft bepalingen opgenomen over de
evaluatie, voortzetting, beperking en beëindiging van het toezicht. De Rijksministerraad
neemt hierover een besluit nadat een speciaal hiertoe ingestelde commissie hierover
advies heeft uitgebracht. De evaluatie is uitgevoerd door een uit onafhankelijke deskundigen
samengestelde commissie. De commissie bestond uit vier leden waaronder de voorzitter.
Curaçao, Sint Maarten en Nederland wezen gezamenlijk de voorzitter aan en hebben daarnaast
elk nog een lid voorgedragen.
De Rft kende bij inwerkingtreding in 2010 een looptijd van vijf jaar met de mogelijkheid
deze voor telkens drie jaar te verlengen na een daartoe uitgevoerde evaluatie. Van
deze verlengingsmogelijkheid heeft de Rijksministerraad gebruik gemaakt naar aanleiding
van de adviezen van de evaluatiecommissies 2015, 2018 en 2021. Om te kunnen besluiten
over een nieuwe verlenging diende eerst een evaluatie te worden uitgevoerd. Deze evaluatie
heeft plaatsgevonden. De nu voorliggende evaluatie betreft de periode 2021 t/m 2023.
Gelet op de Rft en de bijbehorende memorie van toelichting was de werking van de Rft
zelf geen onderdeel van de evaluatie van de commissie. De werking van de Rft is in
2024 geëvalueerd als onderdeel van de beleidsdoorlichting van artikel 5 van hoofdstuk
IV Koninkrijksrelaties. Deze beleidsdoorlichting staat in die zin dus los van onderhavige
evaluatie.1
Het rapport van de Rft-evaluatiecommissie 2024 bevat het oordeel dat Curaçao en Sint
Maarten niet structureel voldoen aan de normen uit artikel 15 van de Rft. De commissie
concludeert dat het toezicht niet kan worden beëindigd. Daarbij heeft de commissie
in overweging genomen dat sprake was van een buitengewone gebeurtenis zoals neergelegd
in artikel 25 van de Rft, namelijk de covid-19 pandemie die een belangrijke beperkende
rol heeft gespeeld in het niet kunnen voldoen aan een deel van de normen. Uit het
rapport van de commissie komt ook naar voren dat de landen na de coronapandemie stevig
economisch herstel hebben laten zien. Desondanks kan beëindiging van het toezicht
volgens de commissie niet aan de orde zijn. De commissie adviseert om de volgende
evaluatie uiterlijk in 2027 te laten plaatsvinden.
Over de aanbevelingen van de Rft-evaluatiecommissie 2021 heeft de commissie geoordeeld
dat er vooruitgang is geboekt, maar dat de meeste aanbevelingen nog onvoldoende opvolging
hebben gekregen. In het rapport geeft de Rft-evaluatiecommissie 2024 richting aan
de verdere opvolging hiervan.
Verder doet de commissie drie aanbevelingen:
1. Ontwikkeling van een toetsingskader
De commissie beveelt aan, dat het Cft in samenwerking met de drie landen een volledig
toetsingskader opstelt waarmee objectief en waar mogelijk meetbaar kan worden beoordeeld
of aan de normen is voldaan en dit kader in alle begrotingsadviezen volledig te hanteren.
De Staatssecretaris van BZK kan dit kader conform artikel 4, vierde lid, Rft, na instemming
van de RMR, die handelt in overeenstemming met de besturen van de landen, als beleidsregel
vaststellen.
2. Ruimte binnen de wet benutten
De commissie beveelt aan dat het Cft en de RMR gebruik maken van de mogelijkheden
van de Rft om ruimte te bieden aan een strategische investeringsagenda en anticyclisch
beleid. De commissie adviseert om daartoe onafhankelijk advies in te winnen.
3. De basis op orde met onafhankelijke rolvaste instituties
De commissie beveelt aan dat de instituties in de landen rolvast hun bijdrage blijven
leveren aan de begrotingscyclus om zo de basis zo snel mogelijk op orde te krijgen
en dat alle verantwoordelijken elkaar respectvol die positie gunnen.
Naar aanleiding van het advies van de Rft-evaluatiecommissie 2024 heeft de Rijksministerraad
op 4 oktober 2024 besloten tot verlenging van de Rft en om uiterlijk in 2027 een volgende
evaluatie uit te voeren.
Uit het rapport van de Rft-evaluatiecommissie 2024 komt duidelijk naar voren dat de
landen de wens hebben dat het financiële toezicht uit de Rft eindigt en dat zij behoefte
hebben aan perspectief. Ik heb beide landen, naar aanleiding van de behandeling in
de Rijksministerraad, dan ook uitgenodigd om in nauwe samenwerking met het Cft en
Nederland invulling te geven aan dit vraagstuk, zonder daarbij uit het oog te verliezen
dat houdbare overheidsfinanciën en goed financieel beheer het doel van de wet is en
blijft, zoals ook benadrukt door de Rft-evaluatiecommissie. Ik vertrouw erop u hiermee
voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
F.Z. Szabó
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.Z. Szabó, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties