Brief regering : Benutten van technologische ontwikkelingen voor eigen satellietcapaciteit
36 600 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2025
Nr. 9
                   BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 oktober 2024
Op 13 februari jl. heeft uw Kamer de motie Ceder (Kamerstuk 36 410 X, nr. 57), die op 7 februari is ingediend naar aanleiding van de Defensiebegrotingsbehandeling
                     2024, aangenomen. De motie verzoekt enerzijds het betrekken van wetenschap, weerinstituten1 en industrie bij de ontwikkeling van satellietcapaciteiten en anderzijds om de inzet
                     van gebouwen2, apparaten3 en technologie zowel voor civiele als militaire doeleinden.
                  
Ik ben ervan overtuigd, net als de indiener van de motie, dat deze voorgestelde aanpak
                     zorgt voor een sterker ruimtevaart ecosysteem in Nederland en het effectiever inzetten
                     van de kennis en kunde die in Nederland beschikbaar is. Dit is dan ook geheel in lijn
                     met de keuze voor «ruimtevaart» als één van de 5 NLD gebieden waar we sterk op inzetten,
                     samen met onze kennis- en industriepartners, en met het voornemen het ecosysteem te
                     versterken (Kamerbrief Voortgang Uitvoeringsagenda Innovatie en Onderzoek 31 125, nr. 130 en Kamerbrief Actieagenda productie- en leveringszekerheid munitie en defensiematerieel,
                     36 410-X, nr. 93).
                  
Met deze brief geef ik aan hoe ik invulling geef aan de motie aan de hand van de volgende
                  vier sporen:
               
1. Voorbereiding Defensie op (toekomstige) manieren van oorlogvoering;
2. Voorbereidingen technologische ontwikkelingen van onze operationele satellietcapaciteit;
3. Samenwerking met de wetenschap, het weerinstituut en de industrie;
4. Dual-use toepassing van gebouwen, apparaten en technologie.
Om te beginnen constateer ik tot mijn genoegen dat de motie goed aansluit bij het
                  door Defensie ingezette beleid4 inzake het ruimtedomein, teneinde dit domein beter te benutten en hierin weerbaarder
                  te worden. Het benutten van technologische ontwikkelingen draagt bij aan het kunnen
                  ontwikkelen van eigen satellietcapaciteit, en daarmee aan de reductie van (strategische)
                  afhankelijkheden van derden. Hiermee draagt het tevens bij aan het bredere Defensiebeleid
                  van het verhogen van de weerbaarheid van Nederland en van Defensie, zoals ook recentelijk
                  in de Defensienota 2024 uiteengezet.
               
1. Voorbereiding Defensie op (toekomstige) manieren van oorlogvoering
               
Tijdens de uitvoering van alle hierna geschetste plannen houdt Defensie rekening met
                  zowel de geopolitieke situatie als met ontwikkelingen binnen en rondom de krijgsmacht
                  zoals Multi Domein Optreden (MDO), Digitale Transformatie en de brede maatschappelijke
                  voorbereiding (Whole of Society) op een mogelijk conflict. Ook civiele actoren dragen
                  bij aan de weerbaarheid en veiligheid van het land. Het ruimtedomein is randvoorwaardelijk
                  voor een goede informatiepositie en is daarmee een verbindende factor tussen MDO en
                  de Digitale Transformatie. Om hierin gezamenlijk (samenleving, overheidsorganen en
                  Defensie) verantwoordelijkheid te nemen, is een maatschappijbrede aanpak van belang.
               
In dit verband verwijs ik graag naar de adviesaanvraag aan de AIV inzake de civiel-militaire
                  ontwikkelingen in het ruimtedomein (20 februari 2024) waarin ook de mondiaal verslechterde
                  veiligheidssituatie wordt meegewogen. Het doel van deze adviesaanvraag is om de strategische
                  inzet van Nederland op de ruimte en ruimteveiligheid verder vorm te geven in het licht
                  van de veranderende geopolitieke context, de hernieuwde en toenemende spanningen tussen
                  ruimtegrootmachten en mogelijk de daaruit voortvloeiende conflicten.
               
2. Voorbereidingen technologische ontwikkelingen van onze operationele satellietcapaciteit
               
Defensie ontwikkelt essentiële technologieën die zij nodig heeft voor een relevante
                  autonome informatiepositie in de ruimte. Inlichtingen vanuit en over het ruimtedomein
                  zijn randvoorwaardelijk en kunnen doorslaggevend zijn voor het optreden van defensie.
                  Zoals onderschreven in de Defensienota 2024 wordt hiertoe het vermogen van de MIVD
                  om gebruik te maken van het ruimtedomein voor inlichtingen, versterkt. De satellietcapaciteit
                  wordt in beginsel nationaal ontwikkeld, maar veelal met het oogmerk om deze ook internationaal
                  in te brengen. Daarnaast ontwikkelt Defensie technologieën, die noodzakelijk zijn,
                  maar waar geen autonome capaciteit voor nodig is, gezamenlijk in NAVO5, EU, bilateraal en/of multilateraal-verband. Vervolgens operationaliseert Defensie
                  de technologieën ten behoeve van de taakuitvoering van de krijgsmacht.
               
Voor het verbeteren van haar informatiepositie ontwikkelt Defensie nationaal operationele
                  satellietcapaciteit. In de A-brief «Project Opbouw Operationele Satelliet Capaciteit»
                  (Kamerstuk 27 830, nr. 405) heb ik u geïnformeerd over de ontwikkelingen en gemaakte keuzes op het gebied van
                  de eigen operationele satellietcapaciteit.
               
Verdere belangrijke reeds ingezette en begrote6 inspanningen binnen het ruimtedomein zijn gericht op:
• Het ontwikkelen, bouwen en opereren van een eigen defensie satelliet (BRIK-II) in
                        samenwerking met de Nederlandse industrie en kennisinstellingen.
                     
• Ontwikkelingen op het gebied van Space Domain Awareness (SDA) om dreigingen tijdig te detecteren, deze te kunnen attribueren en verdere handelingsperspectieven
                        te bieden voor reactie op deze dreigingen.
                     
• Deelname aan internationale werkgroepen die zich richten op technologie ontwikkelingen
                        met betrekking tot het beschermen van ruimtecapaciteiten, zoals het EDA Defence in Space Forum, het PESCO project Defence of Space Assets, en het EDF project Protection of Space Assets.
                     
• (Cyber-)security aspecten voor wat betreft de systemen die toegang bieden tot de ruimte.
                        Defensie definieert kwaliteitseisen aan apparatuur en systemen bij de ontwikkeling
                        van onze eigen satellieten.
                     
• Internationale samenwerking om beveiligde communicatie verder te ontwikkelen (bijvoorbeeld
                        via Protected Waveform).
                     
• Shared Early Warning; informatie en waarschuwingen over lanceringen van ballistische, hypersone en antisatelliet
                        raketten.
                     
• Verbeterd gebruik van satelliet navigatiesignalen door bij te dragen aan ontwikkeling
                        van Galileo Public Regulated Service ontvangers, onderzoek naar een gemoduleerde systeem architectuur voor navigatie (robuuste
                        PNT oplossing) en de ontwikkeling van Global Navigation Satelite System beleid om constellatie capaciteiten (GPS en Galileo) dual use te gaan gebruiken.
                     
• Samenwerking met Noorwegen waarin twee satellieten (Birkeland en Huygens) voor Research & Technology doeleinden in 2023 zijn gelanceerd.
Door invulling te geven de Defensienota 2024 wordt de industrie (nog) beter aangehaakt
                  bij ontwikkelingen in het ruimtedomein. Gezamenlijk met de budgetten van uit de Defensienota
                  2022 geeft dit invulling aan de Defensie capaciteitsontwikkelingen. De doorontwikkeling
                  van de organisatie en de versnelde ambitie van de NAVO om in 2026 operationeel te
                  zijn, blijven uitdagend.
               
3. Samenwerking met de wetenschap, het weerinstituut en de industrie
               
Defensie ontwikkelt operationele satellietcapaciteit gezamenlijk met de industrie
                  en met de kennisinstellingen NLR en TNO. De noodzakelijke kennisopbouw vindt plaats
                  binnen kennisopbouwprogramma’s, gericht op het militair gebruik van de ruimte en ook
                  binnen internationale samenwerking. Zo werkt Defensie samen met Noorwegen7 aan het opereren van twee satellieten voor Research &
                  Technology doeleinden. Verder is er een multinationale samenwerking met onder andere de Verenigde
                  Staten, Italië, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, binnen de Responsive
                  Space
                  Capabilities Memorandum of Understanding (zie ook Defensie Ruimte Agenda). In deze MoU staat gezamenlijk onderzoek en ontwikkeling
                  op het gebied van ruimtecapaciteiten centraal.
               
Met de Universiteit Leiden is er een academische uitwisseling op het onderwerp Ruimterecht
                  en wordt samengewerkt aan het gebruik van optische astronomie camera’s voor het detecteren
                  van satellieten. Met de Technische Universiteit Delft is samengewerkt aan de BRIK
                  II satelliet en worden payloads ontwikkeld waarmee toekomstige satellieten kunnen worden uitgerust.
               
Defensie heeft een aparte afdeling ingericht voor het monitoren van ruimteweer en
                  de impact daarvan op militaire operaties en systemen. Deze afdeling werkt nauw samen
                  met het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut om bijvoorbeeld verstoringen
                  die de zon geeft, te detecteren en waarschuwingen hiervoor uit te geven. Het betrekken
                  van wetenschap, weerinstituten en industrie bij de ontwikkeling van satellietcapaciteiten,
                  zoals gesteld in de motie, resulteert in de inzet en uitbreiding van de huidige sterke
                  kennisbasis, zodat Nederland internationaal goed gepositioneerd blijft en een gewenste
                  partner is voor internationale samenwerking.
               
Ruimtevaart is in Nederland als één van de vijf technologiegebieden van Defensie gekozen.
                  Enerzijds vanwege het belang voor de krijgsmacht (van de toekomst) en anderzijds gezien
                  de sterke positie van het Nederlandse kennislandschap en de industrie. Kennis-, technologieontwikkelings-
                  en innovatiebudgetten worden op deze onderwerpen geprioriteerd (Kamerbrief Voortgang
                  Uitvoeringsagenda Innovatie en Onderzoek 31 125, nr. 130). Tevens wordt Ruimtevaart in de Kamerbrief Taskforce Productiezekerheid (Kamerstuk
                  36 410 X, nr. 93) benoemd. Het doel van de Taskforce is om de behoeftes van Defensie te koppelen aan
                  de potentie van de industrie. Komend jaar wordt het Nederlands Space ecosysteem van ruimtevaartindustrie, Defensie en kennisinstellingen in deze hoedanigheid
                  doorontwikkeld.
               
4. Dual-use toepassing van gebouwen, apparaten en technologie
               
In het ruimtedomein kan technologie vaak dual-use worden ingezet. Datzelfde geldt voor de grondgebonden infrastructuur en de technologieën
                  die daarvoor nodig zijn. Technologische ontwikkelingen lenen zich bij uitstek voor
                  samenwerking en versterking. Door het verzoek van de motie te volgen, wordt gezorgd
                  voor een efficiënt gebruik van het ruimtedomein voor zowel de civiele als de militaire
                  sector. Een goed voorbeeld hiervan is lasercommunicatie; een technologie die zowel
                  voor civiele als voor defensietoepassingen kan worden gebruikt. In een vroeg stadium
                  heeft Defensie de ontwikkeling van deze technologie, waar Nederland over unieke expertise
                  beschikt, financieel ondersteund. De technologie is nu dusdanig volwassen dat deze
                  via TNO aan de industrie en de markt wordt overgedragen. De technologie komt daardoor
                  niet alleen voor Defensie, maar ook voor civiele/commerciële partijen beschikbaar.
               
In de Lange-termijn ruimtevaartagenda (LTR)8 wordt aangegeven dat de ontwikkeling van capaciteiten interdepartementaal wordt afgestemd
                  en uitgewerkt, teneinde dual-use mogelijkheden te inventariseren en, indien wenselijk, te benutten. Grondinfrastructuur,
                  maar ook satellieten en veel satellietdata, lenen zich hier bij uitstek voor. Alle
                  behoeftes worden afgezet tegen de beveiligings-eisen, de noodzaak, de wenselijkheid
                  en de kwaliteitseisen, zodat overlappende behoeftes gezamenlijk ontwikkeld en/of benut
                  kunnen worden. In dat kader wordt interdepartementaal gewerkt aan het ontwikkelen
                  van een (beveiligde) ontvanger voor geëncrypte Galileo signalen.
               
De nog in te richten governance structuur voor de implementatie van de LTR, zal toezien
                  op interdepartementale coördinatie en afstemming van activiteiten.
               
In de komende periode zet Defensie zich in om verdere uitvoering te geven aan de Defensie
                  Ruimte Agenda en het prioritaire gebied Ruimtevaart dat in de Kamerbrief Productiezekerheid
                  (Kamerstuk 36 410 X, nr. 93) wordt genoemd. Met de Defensienota 2022 is een start gemaakt met (1) het opbouwen
                  operationele satelliet en Space Situational Awareness (SSA) capaciteit, (2) het oprichten en in stand houden van het Defensie Space Security
                  Center, (3) technologie opbouw (op het gebied van ruimtevaart en (4) het ontwikkelen
                  van een robuuste PNT oplossing.
               
In de Defensienota 20249 is de extra inzet en ambitie van Defensie op de 5 NLD gebieden (Kamerstuk 31 125, nr. 130), waaronder ruimtevaart, vastgelegd. Hierdoor worden naast bovengenoemde ontwikkelingen,
                  middelen beschikbaar gemaakt voor het uitbreiden van de Taskforce Productiezekerheid,
                  versterken van het ecosysteem in de Nederlandse regio’s en komen er extra middelen
                  beschikbaar voor technologieontwikkelingsprojecten. Hierdoor kunnen we de brede Defensie-industrie
                  versterken op die gebieden waar Nederland goed in is.
               
Dit alles bij elkaar bepaalt onze «routekaart» naar een toekomstbestendige krijgsmacht
                  waarvan het ruimtedomein een integraal onderdeel is.
               
De Minister van Defensie,
                  R.P. Brekelmans
De Staatssecretaris van Defensie,
                  G.P. Tuinman
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 R.P. Brekelmans, minister van Defensie
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 G.P. Tuinman, staatssecretaris van Defensie
