Brief regering : Voortgangsbrief implementatie Omgevingswet derde kwartaal 2024
33 118 Omgevingsrecht
Nr. 283
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 oktober 2024
Aanleiding
We staan in Nederland voor verschillende opgaven. Opgaven op het gebied van wonen,
energie, bereikbaarheid, landbouw, water en bodem, natuur, economie en defensie. Tal
van gerechtvaardigde belangen vragen hierbij om onze aandacht. Voor al deze opgaven
is ruimte nodig en die ruimte is schaars in ons land. Omdat alles bij elkaar opgeteld
niet past in één Nederland hebben we met elkaar hierin keuzes te maken. Keuzes waarbij
we de juiste balans zoeken tussen benutten en beschermen en zodoende recht doen aan
de maatschappelijke opgaven en de belangen die daarmee samenhangen. De wens van het
kabinet om meer en sneller woningen te bouwen is één van deze opgaven. Maar het gaat
meer dan alleen om woningen bouwen. Er is energie nodig, werk en voorzieningen moeten
bereikbaar zijn, net als winkels, recreatieplekken, scholen en zorginstellingen. De
ontwerp Nota Ruimte die het kabinet vóór de zomer van 2025 presenteert zal daartoe
voor de ruimtelijke ordening en de ontwikkeling van Nederland richting gevend zijn.
Voor het aanpakken van al deze opgaven biedt de Omgevingswet het wettelijk instrumentarium.
Hoewel de Omgevingswet daarbij zelf neutraal is in de keuzes over hoe we Nederland
ruimtelijke inrichten, vraagt en nodigt deze wet uit om via een meer integrale manier
van plannen en (samen) te werken. Deze manier van werken borduurt voort op de onder
de Crisis- en herstelwet ingeslagen weg en is nodig om de schaarse ruimte in Nederland
te verdelen en oplossingen te vinden. De Omgevingswet biedt daarmee een nieuw stelsel
dat helpt om de keuzes waar we voor staan te kunnen maken.
In deze derde voortgangsbrief geef ik u zoals gebruikelijk eerst een beknopt overzicht
van de voortgang van de uitvoering (implementatie), op basis van de ervaringen en
monitoring in het derde kwartaal van 2024. Daarna vertel ik u over mijn plannen voor
de komende periode. Daarbij ga ik ook in op de speerpunten van mij en het kabinet,
in hoe de Omgevingswet (verder) kan bijdragen aan de maatschappelijke opgaven, doelen
en ambities uit het regeerprogramma. In bijlage 1 vindt u meer details, maar ook (concrete)
cijfers over de ervaringen van het derde kwartaal. In bijlage 2 is een aantal (specifieke)
punten van het afgelopen kwartaal verder uitgewerkt. Hierin staan ook recente en toekomstige
activiteiten, die onder andere te maken hebben toezeggingen en aangenomen moties.
Stand van zaken derde kwartaal 2024
Algemeen
Ook het derde kwartaal kende een stabiel en rustig verloop. Ik zie dat partijen binnen
de overgangsrechtelijke kaders wederom hard hebben (door)gewerkt en goede stappen
blijven zetten. De inzet van de (kern)instrumenten – die de Omgevingswet biedt – door
bevoegde gezagen blijft verder toenemen, waarbij met name het aantal omgevingsvergunningen
voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) in het oog springt (1.047 BOPA’s).
De landelijke basisvoorziening van het DSO (hierna: DSO-LV) ontwikkelt zich verder
door, is stabiel én toenemend komt het tot regionale afspraken. Dit betekent niet
dat inmiddels alles vanzelf goed loopt en alles af is. Zeker bij gemeenten is zichtbaar
dat het in de praktijk werken met de Omgevingswet nog – op onderdelen – gewenning
vraagt. Ondanks alle investeringen, zorgvuldige en langdurige voorbereidingen en ondersteuning
zijn bevoegde gezagen nu pas echt in de praktijk aan de slag.
Het echt werken in de praktijk met de Omgevingswet, door overheden, maar ook door
burgers en bedrijven, gaat soms (direct) goed, maar gaat af en toe ook met vallen
en opstaan Beide geluiden hoor en lees ik regelmatig1 en dat hoort ook bij de implementatie van een nieuwe wet. Enerzijds hebben deze geluiden
betrekking op de verdere invoering (implementatie) van de wet en anderzijds vooral
op het (leren) werken met de wet en de nieuwe c.q. andere manier van denken die daarbij
hoort. Deze manier van denken vraagt om een houding van «ja, mits» in plaats van «nee,
tenzij» en is belangrijk om de verbeterdoelen van de wet te bereiken. De andere houding
past ook bij de manier waarop het kabinet de grote maatschappelijke vraagstukken wil
aanpakken. Overheden worden hierbij nadrukkelijk opgeroepen om de kansen en mogelijkheden
van de Omgevingswet aan te grijpen en om hieraan invulling te geven. Hierdoor kan
het motto «beschermen en benutten» echt vorm en inhoud krijgen. Dat deze andere manier
van werken en andere houding tijd kost was vooraf voorzien en een groot deel van de
ondersteuning is hier ook op gericht. Daarnaast beschikken de overheden over diverse
overgangstermijnen die ze ook de tijd en ruimte geeft om deze overstap in denken te
(gaan) maken.
Gebruik Omgevingsloket
Gebruikers, professioneel (bedrijven en overheden) en particulier (de burger), hebben
het Omgevingsloket ook in het derde kwartaal goed kunnen vinden. De cijfers laten
een stabiel patroon van het aantal bezoekers zien, met uitzondering van een dip gedurende
de vakantieperiode. Ook het aantal ingediende omgevingsvergunningaanvragen en meldingen
blijft gelijk aan de aantallen van het tweede kwartaal. Hiermee is voldaan aan een
belangrijke eis voor inwerkingtreding: het bieden van continuïteit aan gebruikers
in de overstap van de verouderde en versnipperde digitale voorzieningen naar het DSO.
In het derde kwartaal konden daarmee de oude loketten, namelijk het voormalige Omgevingsloket
Online (OLO) en de Activiteitenbesluit internetmodule (AIM), definitief gesloten worden.
Deze migratie is zonder grote problemen verlopen. Hiermee werken nu alle overheden
in het fysieke domein samen achter één loket. Dit is een belangrijke stap vooruit
in de stelselherziening die in 2032 afgerond is. De ervaringen die worden opgedaan
zorgen voor waardevolle feedback die ik gebruik om de gebruiksvriendelijkheid van
het loket (verder) te vergroten.
Stabiliteit en werking DSO
Het DSO-LV heeft ook in het derde kwartaal over het algemeen goed gefunctioneerd.
Het DSO-LV is stabiel en er is ruim voldoende capaciteit voor het huidige gebruik.
Er is een toename in het gebruik te constateren en tegelijkertijd zet de daling van
het aantal verstoringen, waarover ik in mijn vorige voortgangsbrief schreef, zich
door. Het calamiteitenmanagement hoefde ook dit kwartaal niet ingezet te worden. Verstoringen
doen zich in complexe ICT-omgevingen met enige regelmaat voor, dat is niet anders
voor het DSO-LV. Hierbij geldt dat de impact op de dienstverlening zo minimaal mogelijk
moet worden gehouden. Verstoringen worden daarom geclassificeerd in prioriteit van
P1 (grote verstoringen) naar P4 (lichte verstoring). In het afgelopen kwartaal daalde
niet alleen het totaal aantal verstoringen, maar nam ook het aantal grote verstoringen
(P1) af. In het derde kwartaal hebben zich twee verstoringen voorgedaan, waardoor
gebruikers een paar uur geen toegang hadden tot bepaalde functies van het DSO-LV.
Beide verstoringen zijn met spoed opgepakt en opgelost om de overlast voor gebruikers
zo klein mogelijk te houden. Hoewel deze dalende lijn een positieve ontwikkeling is,
geldt dat elke verstoring vervelend is voor burgers, bedrijven en bevoegd gezagen.
Er wordt daarom door alle partijen continu gewerkt aan het verbeteren van de performance
en stabiliteit van DSO-LV. Ik zie dat hierin stappen worden gezet, maar we zijn hierin
zeker nog niet klaar.
Implementatieondersteuning
De ondersteuning voor de invoering van de Omgevingswet richting bevoegde gezagen is
in het derde kwartaal volop doorgezet. Deze implementatieondersteuning helpt bevoegde
gezagen, waar nodig en/of gevraagd, om in hun eigen tempo en vanuit hun eigen keuzes
goed met de wet te (leren) werken. Daarbij zit elk bevoegd gezag zelf achter stuur.
Zichtbaar is dat er bij bevoegde gezagen steeds meer behoefte is aan inhoudelijke
ondersteuning bij het werken met en volgens de bedoeling van de Omgevingswet en de
veranderopgave die ieder bevoegd gezag hierbij zelf heeft. Dit toont zich onder andere
via het Informatiepunt Leefomgeving (hierna: IPLO). Het IPLO heeft in het derde kwartaal
weer veel vragen binnen de daarvoor afgesproken tijd beantwoord. Direct na inwerkingtreding
gingen die vragen voor het grootste deel nog over processen, procedures en het DSO.
In het derde kwartaal ging 66% van de vragen over inhoudelijke onderwerpen als bijvoorbeeld
bouwen, graven in de grond en milieubelastende activiteiten. 35% van de vragen had
betrekking op het DSO. Dit is een belangrijke indicator dat de Omgevingswet en het
DSO in een nieuwe fase van de stelselherziening is aangekomen.
Nu de Omgevingswet in werking is getreden worden de taken van het interbestuurlijk
programma Aan de Slag met de Omgevingswet, waaronder de implementatieondersteuning,
in de loop van 2025 overgedragen aan de lijnorganisatie bij het Ministerie van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening. Hiermee wordt blijvend invulling gegeven aan de bestuurlijke
afspraken die zijn gemaakt. Ook wordt op deze manier invulling gegeven aan een tweetal
toezeggingen.2 De uitwerking hiervan wordt in 2025 verder vormgegeven.
Planketen
De planketen vormt het meest innovatieve deel van de stelselherziening: de keten waarin
alle overheden hun ruimtelijke plannen publiceren, zodanig dat ze bij elkaar te zien
zijn. In het kader van de planketen bent u eerder bericht dat bevoegde gezagen voorafgaand
aan inwerkingtreding een grote werkvoorraad aan initiatieven en plannen onder het
oude juridische regime hadden.3 Het beeld is dat die grote hoeveelheid in het derde kwartaal nog niet volledig is
weggewerkt en nog steeds aandacht vraagt van bevoegde gezagen. Het is voor mij tegelijkertijd
ook een duidelijk teken dat Nederland momenteel volop in ontwikkeling is.
Naast deze activiteiten is in het derde kwartaal verder zichtbaar geworden dat bevoegde
gezagen ook steeds meer bezig zijn met de nieuwe (kern)instrumenten. Zo is dit kwartaal
voor het eerst een projectbesluit vastgesteld via het zogenaamde «hoofdspoor». Het
betreffende bevoegd gezag heeft dus de nieuwe DSO-standaard STOP/TPOD4 toegepast. Dit betekent dat inmiddels alle (kern)instrumenten in de planketen ingezet
zijn en toont de werking van het digitale stelsel aan. De doorlopende monitoring laat
verder zien dat ook het gebruik van de andere (kern)instrumenten in de planketen stabiel
is, of voorzichtig toeneemt. Er wordt daarbij afwisselend gebruik gemaakt van zowel
het hoofdspoor als van de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM). Hierbij moet
ik wel vermelden dat met name gemeenten in hun aanpak nog sterk (moeten) leunen op
de inzet van Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM). De toepassing van STOP/TPOD
of TAM kende in het derde kwartaal voor ontwerp-omgevingsplannen van gemeenten een
verhouding van één op drie. Bij de instrumenten omgevingsverordening en voorbereidingsbesluit
was bij vaststelling een verhouding van 50/50 ten opzichte van de betreffende TAM
te zien.
Conclusie
Met de inwerkingtreding negen maanden achter ons, kan – ondanks dat, zoals voorzien,
nog niet alles af is – geconcludeerd worden dat we echt van de kant zijn gekomen.
De eerste prille fase van implementeren ligt nu achter ons. Bevoegde gezagen hebben
een grote prestatie geleverd door niet alleen de meeste aanvragen die onder het oude
recht nog zijn binnengekomen te verwerken, maar zich ondertussen ook meer en meer
te richten op de toekomst en het werken onder de Omgevingswet. Deze nieuwe fase krijgt
steeds meer vorm, waarbij de nieuwe houding van «ja, mits» zorgvuldig wordt aangenomen.
Dit is belangrijk omdat daarmee de doelen van de wet bereikt kunnen worden en vanuit
die nieuwe houding ook een bijdrage geleverd kan worden aan de wens van het kabinet
om stap voor stap de door de jaren heen gegroeide complexiteit van regels, procedures
en controledrang te verminderen. Het uitgangspunt van het regeringsbeleid is: wat
kan wél? De doelen van en de beoogde nieuwe werkhouding onder de Omgevingswet nodigen
daartoe uit. Met nieuwe energie en bevlogenheid, met verdere ruimtelijke ontwikkeling
en digitale innovatie maar ook met gezamenlijk pragmatisme en realiteitszin in de
uitvoering. Om zo samen de maatschappelijke opgaven van Nederland zoals woningbouw
aan te pakken.
Vooruitblik
Het beeld van de eerste negen maanden geeft mij en de bestuurlijke partijen vertrouwen
voor de toekomst. Dat vertrouwen wordt versterkt door de wijze waarop de uitvoeringspraktijk
aan de slag is. Dat het hierbij soms nog zoeken is naar de juiste weg moge evident
zijn bij een stelselwijziging van deze omvang. Richting de toekomst blijf ik met alle
betrokkenen samen verder werken aan het behalen van de verbeterdoelen van de wet.
Daarbij gaat het onder andere over het verder inzetten van de nieuwe (kern)instrumenten,
maar ook over de afbouw, doorontwikkeling en uitbouw van het DSO, het vergroten van
de gebruiksvriendelijkheid en het uitfaseren van de TAM. Het tempo waarin alle bevoegde
gezagen uiteindelijk in staat zijn om het hoofdspoor toe te passen en niet meer hoeven
terug te vallen op de TAM hangt mede samen met de ontwikkeling van decentrale software
bij bevoegde gezagen, de planning voor wat betreft de verdere afbouw, doorontwikkeling
en uitbouw van het DSO en de ontwikkeling van de Landelijke voorziening bekendmaken
en beschikbaar stellen (hierna: LVBB).
Via het leveranciersmanagement wordt door de VNG gestuurd op de ontwikkeling van de
benodigde functionaliteiten in de decentrale software van bevoegde gezagen. Voor wat
betreft de verdere afbouw, doorontwikkeling en uitbouw van het DSO bekijk ik de komende
tijd samen met de bestuurlijke partners of ten opzichte van de eerdere planning andere
accenten moeten worden gelegd. De inzet van de (kern)instrumenten, opgedane gebruikerservaringen,
aanvullende wensen en behoeften, stijgende kosten en beperkte ontwikkelcapaciteit
maken dat de eerdere planning en bijbehorende afspraken mogelijk herijkt moeten worden.
In het bijzonder is daarbij aandacht voor de STOP Release B (versie 1.4). Deze nieuwe
STOP-standaard wordt naar verwachting dit najaar opgeleverd, waarna zorgvuldig en
in overleg met alle betrokken partijen de implementatie van deze standaard verder
kan worden vormgegeven. Ik blijf u hierover uiteraard informeren en ook verwijs ik
u graag naar bijlage 2, onder «Afbouw, doorontwikkeling en uitbouw», waar dit nog
nader wordt toegelicht. De LVBB van het Ministerie van Binnenlandse Zaken is een generieke
overheidsvoorziening die ook is aangewezen voor de ontsluiting van diverse (kern)instrumenten
onder de Omgevingswet en alle decentrale plannen en regelgeving. Deze zogenoemde omgevingsdocumenten
komen via deze landelijke voorziening uiteindelijk in het Digitaal Stelsel Omgevingswet
(DSO) terecht. De landelijke voorziening DSO (DSO-LV) en de verdere stelselherziening
hebben daarmee een grote afhankelijkheid van de verdere ontwikkeling van de LVBB.
De vele ervaringen die sinds de inwerkingtreding zijn opgedaan, en die de komende
tijd worden opgedaan, wil ik gebruiken om samen met de betrokken en bestuurlijke partijen
het stelsel van de Omgevingswet verder te verbeteren. Een ontwikkeling waarin, zoals
eerder aangekondigd, de komende jaren nog veel werk te verzetten valt. Daarbij gebruik
ik de ervaringen die de bevoegde gezagen (gemeenten, waterschappen, provincies en
rijkspartijen) en uitvoeringsorganisaties (o.a. omgevingsdiensten) opdoen. Maar ook
die van andere gebruikers, zoals burgers, (maatschappelijke) organisaties en het bedrijfsleven.
Deze ervaringen zijn zeer waardevol en helpen bijvoorbeeld om de gebruiksvriendelijkheid
te verbeteren. Over de stappen die ik met de verschillende overheden op dit onderwerp
zet, vertel ik u meer in bijlage 2.
Het rustige en stabiele verloop sinds de inwerkingtreding en het vertrouwen dat dit
mij en de bestuurlijke partijen geeft, maakt ook dat de focus steeds meer kan verschuiven
van implementeren, zijnde bijvoorbeeld de (werk)processen op orde brengen, naar het
werken in de geest van de Omgevingswet. Alle betrokkenen zetten hierin stappen en
er zijn de komende tijd nog veel stappen nodig. Natuurlijk zijn daarbij verschillen
zichtbaar, omdat overheden hun eigen tempo volgen. De komende tijd blijf ik de betrokken
partijen aanmoedigen om de nodige stappen te zetten en daarin blijf ik ondersteuning
aanbieden. Via het ingerichte stelsel van monitoring en evaluatie wordt gekeken of
de gezette en nog te zetten stappen ook daadwerkelijk bijdragen aan de beoogde doelen.
Over de uitkomsten informeer ik uw Kamer zoals afgesproken.5 Als de uitkomsten hierom vragen stuur ik bij en spreek ik – indien noodzakelijk –
partijen aan op hun eigen én gezamenlijke verantwoordelijkheid. Een onderdeel van
de monitoring en evaluatie is ook de invoeringstoets die u is toegezegd. Verderop
in deze brief sta ik hier nader bij stil.
Tot slot zijn we na inwerkingtreding van de wet ook in een andere fase van samenwerking
met de bestuurlijke partners van gemeenten, provincies en waterschappen gekomen. Hierbij
blijven we ons gezamenlijk inspannen om de verbeterdoelen van de stelselherziening
te realiseren. Om maatschappelijke opgaven beter te realiseren, continueren we onze
gezamenlijke inspanning om de bevoegd gezagen te helpen bij een goede uitvoering van
de wet en gaan we gezamenlijk nieuwe uitdagingen aan, zoals het vergroten van de gebruiksvriendelijkheid
en dienstverlening. Tegelijkertijd is dit ook een logisch moment om eerdere bestuurlijke
afspraken te herijken en te bezien of de governance geoptimaliseerd en vereenvoudigd
kan worden. Onlangs heb ik met de bestuurlijke partners daarom afgesproken dat we
dit proces gezamenlijk gaan starten. In de volgende voortgangsrapportage vertel ik
u hier meer over.
Invoeringstoets Omgevingswet
In de voortgangsbrief over het eerste kwartaal bent u geïnformeerd over het uitvoeren
van de toegezegde invoeringstoets.6 De invoeringstoets is aanvullend op de voortgangsbrieven die u ontvangt en de ingerichte
monitoring en evaluatie.7 Graag neem ik u mee in de laatste stand van zaken. De voorbereidingen voor deze invoeringstoets
zijn inmiddels ter hand genomen. Daarbij betrek ik ook nadrukkelijk ervaringen die
inmiddels bij andere invoeringstoetsen zijn opgedaan. Zo wil ik ervoor waken dat de
invoeringstoets – op onderdelen – te vroeg ter hand wordt genomen en dat hierdoor
bepaalde ervaringen dermate pril of beperkt zijn, dat ze zich onvoldoende laten lenen
voor het trekken van (verregaande) conclusies en het doen van aanbevelingen. Dit sluit
aan bij de aanbeveling uit het onderzoeksrapport Invoeringstoets Wkb.8 Het ligt in de rede om te kiezen voor een gefaseerde aanpak. De eerste fase richt
zich vooral op de Vergunning, Toezicht en Handhavingsketen (VTH-keten) en vervolgens
wordt de focus gelegd op de planketen. De reden om te kiezen voor deze gefaseerde
aanpak komt voort uit het feit dat er ten aanzien van de VTH-keten – waar de doorlooptijden
over het algemeen kort zijn – in een eerder stadium meer relevante ervaringen zijn
opgedaan. De uitvoering van de eerste fase van de toets start begin 2025. Over de
eerste uitkomsten verwacht ik uw Kamer medio 2025 te kunnen informeren. Mijn streven
is de gehele invoeringstoets voor het einde van 2025 toe te kunnen sturen.
In de voortgangsbrief over het eerste kwartaal bent u ook geïnformeerd over het feit
dat de onafhankelijke evaluatiecommissie geen rol voor haar ziet weggelegd om een
onafhankelijke duiding te geven bij de 2e en 4e voortgangsbrief.9 De onafhankelijke evaluatiecommissie zal zoals eerder vermeld wel reflecteren op
de jaarlijkse rapportages die u ontvangt op basis van de Monitor Werking Omgevingswet.10 Ik treed opnieuw met de evaluatiecommissie in overleg om te kijken of zij het geven
van een onafhankelijke duiding bij de invoeringstoets wel passend acht bij haar rol
en expertise. Daarbij hecht ik er waarde aan om te benadrukken dat het uitvoeren van
de invoeringstoets niet de enige wijze is waarop ik het stelsel verder scherp stel.
Samen met de bestuurlijke partijen doe ik dit in de diverse interbestuurlijk overlegstructuren,
leg ik mijn oor te luisteren in het land tijdens werkbezoeken, is richting inwerkingtreding
een breed monitorings- en evaluatiestelsel ingericht, is een regeringscommissaris
benoemd en is tot slot een onafhankelijke evaluatiecommissie ingesteld.
Regeerprogramma en de Omgevingswet
De komende tijd blijf ik de ervaringen gebruiken om het stelsel van de Omgevingswet
verder te optimaliseren. Daarbij kijk ik ook samen met mijn mede-bewindspersonen naar
het beleid voor de fysieke leefomgeving. Vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid en
mijn coördinerende rol als Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening ga
ik kijken waar regelgeving knelt, de regeldruk verminderd kan worden, of waar juist
meer landelijke sturing (regie op rijksniveau) en zodoende meer standaardisatie nodig
is. Deze optimalisatie draagt bij aan het behalen van de opgaven, doelen en ambities
uit het regeerprogramma. Ook past deze optimalisatie in de oproep uit het rapport
Staat van de Uitvoering 2024 om de complexiteit van regelgeving te doorbreken.11 Hierbij zoek ik nadrukkelijk de dialoog met de medeoverheden, maar ook burgers, (maatschappelijke)
organisaties, het bedrijfsleven en uiteraard met uw Kamer. Wanneer dit leidt tot benodigde
wijzigingen van de Omgevingswet dan wordt hiervoor het gebruikelijke wetgevingstraject
doorlopen. Daarnaast kijk ik ook nadrukkelijk hoe ik het instrumentarium effectief
kan inzetten voor de opgaven uit mijn eigen portefeuille en in het bijzonder de woningbouw.
Tot slot
Op basis van de ervaringen en de huidige cijfers over het derde kwartaal, kijk ik
met vertrouwen naar de vervolgstappen in de uitvoering van de Omgevingswet. Samen
met de bestuurlijke partners blijf ik onverminderd betrokken om de uitvoering te verbeteren.
Daarnaast kijk ik de komende periode hoe ik het stelsel van de Omgevingswet (verder)
kan inzetten en optimaliseren om de kabinetsdoelen te bereiken en te werken aan de
opgaven waar we in Nederland met elkaar voor staan. Ik blijf uw Kamer hierover informeren
via mijn voortgangsbrieven.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
BIJLAGE 1: ERVARINGEN IMPLEMENTATIE OMGEVINGSWET, DERDE KWARTAAL 2024
In deze bijlage neem ik uw Kamer mee in de meer concrete ervaringen tijdens het derde
kwartaal van 2024. Dit doe ik waar mogelijk cijfermatig en ook maak ik een vergelijking
– waar mogelijk en van toepassing – met de opgedane ervaringen in het eerste en tweede
kwartaal. Allereerst geef ik een verdieping op de stand van zaken over het derde kwartaal,
zoals opgenomen in de kopbrief. Vervolgens ligt de focus in deze bijlage enerzijds
op de constateringen en ervaringen van bevoegde gezagen en uitvoeringsorganisaties
(de uitvoeringspraktijk) en anderzijds op die van burgers, (maatschappelijke) organisaties
en het bedrijfsleven. In de uitvoeringspraktijk ligt de focus op de vraag of alle
betrokkenen, samen of apart, kunnen werken binnen de drie ketens. Naast de werking
van de drie ketens sta ik ook stil bij de inspanning die wordt geleverd voor de implementatieondersteuning
(ondersteuning in de uitvoering). Bij burgers, (maatschappelijke) organisaties en
bedrijven wordt er vooral op gelet of zij makkelijk meldingen kunnen doen, vergunningen
kunnen aanvragen en plannen kunnen maken. Deze opzet is bewust gekozen en vormt (mede)
de opmaat naar de volgend jaar uit te voeren invoeringstoets.
Verdieping derde kwartaal
Door alle betrokken partijen is dit kwartaal weer onverminderd hard (door)gewerkt.
Er zijn goede stappen gezet en er is op alle vlakken meer ervaring opgedaan. Dit verdient
een compliment aan alle betrokkenen. Het gebruik van het IPLO en het Omgevingsloket
is stabiel en hetzelfde geldt voor de werking van het DSO-LV. De cijfers die dit beeld
ondersteunen, worden hieronder verder toegelicht. Bevoegde gezagen laten de periode
waarin gewerkt wordt aan het afhandelen van aanvragen en planprocedures onder het
oude recht steeds meer achter zich, al vraagt dit nog altijd aandacht. Tegelijkertijd
wordt in deze fase het (samen)werken met de Omgevingswet steeds meer ontdekt en beproefd
door partijen. Dit wordt bijvoorbeeld zichtbaar in het oefenen door bevoegde gezagen
met de (kern)instrumenten in de preproductie omgeving.
Gebruik Omgevingsloket
Op basis van het eerste en tweede kwartaal was het al duidelijk dat gebruikers het
Omgevingsloket goed weten te vinden. Dit wordt ook in het derde kwartaal bevestigd
aan de hand van de cijfers. Er is sprake van een stabiel patroon, zowel in het aantal
bezoekers als in het aantal ingediende omgevingsvergunningaanvragen en meldingen.
Ondanks de vakantieperiode waren er in de afgelopen drie maanden ruim 1,5 miljoen
sessies en ruim 600.000 unieke bezoekers. Hiermee komt het totaal aantal sessies in
het Omgevingsloket sinds de inwerkingtreding uit op bijna 4,4 miljoen. Het aantal
unieke bezoekers dat het Omgevingsloket sinds de inwerkingtreding heeft bezocht, komt
uit op ruim 1,6 miljoen. Binnen het Omgevingsloket wordt de toepassing «Regels op
de Kaart» het meest gebruikt. Via het Omgevingsloket zijn er tijdens het derde kwartaal
48.888 omgevingsvergunningaanvragen, 36.093 meldingen en 20.199 informatieplichten
gedaan. Daarmee zijn er in totaal sinds de inwerkingtreding 146.998 omgevingsvergunningaanvragen,
112.280 meldingen en 51.421 informatieplichten gedaan in het Omgevingsloket. Hiermee
ligt het aantal omgevingsvergunningaanvragen en meldingen inmiddels boven de jaarlijkse
aantallen van het oude en inmiddels vervangen Omgevingsloket Online (OLO). Dit ondersteunt
het beeld dat het Omgevingsloket voldoende continuïteit biedt voor gebruikers.
Stabiliteit en werking DSO
De landelijke voorziening van het DSO (DSO-LV) werkte in het derde kwartaal naar behoren.
Het DSO-LV is stabiel en er is sprake van ruim voldoende capaciteit om het huidige
forse gebruik op te vangen. Het aantal verstoringen12 in het DSO bleef in het derde kwartaal dalen. In het derde kwartaal waren er 217
verstoringen, tegenover 413 in het eerste kwartaal en 295 in het tweede kwartaal.
Bij een stijgend gebruik van het DSO-LV is daarmee het aantal verstoringen sinds het
eerste kwartaal bijna gehalveerd. Dit benadrukt de stabiliteit van DSO-LV als centrale
voorziening binnen het bredere digitale stelsel met basisregistraties, decentrale
software van bevoegde gezagen en de Landelijke voorziening bekendmaken en beschikbaar
stellen (LVBB).
Hoewel het calamiteitenmanagement ook dit kwartaal geen enkele keer is ingezet, hebben
zich wel twee verstoringen voorgedaan met de hoogste prioriteit (prioriteit 1). Gebruikers
hebben hierdoor (bepaalde) functionaliteiten enkele uren niet kunnen gebruiken. Beide
verstoringen zijn met de hoogste prioriteit en spoed opgelost. Hierdoor is de verstoring
voor de gebruikers beperkt gebleven. Naast deze twee verstoringen waren er nog 10
andere verstoringen. Deze gingen meestal over infrastructurele storingen of storingen
bij andere (overheids)organisaties die invloed hadden op het DSO. Bijvoorbeeld een
verstoring in DigiD. Het DSO is en blijft op onderdelen afhankelijk van functionaliteiten
van derden. Met de partijen die hiervoor verantwoordelijk zijn, is voortdurend goed
overleg om samen verbeterpunten vast te stellen, te realiseren en eventuele verstoringen
adequaat en snel op te lossen.
Naast de daling in het aantal verstoringen is er een daling te zien in het aantal
verzoeken om wijzigingen. Met zulke verzoeken geven gebruikers aan welke aanpassingen
zij wensen. In het derde kwartaal ging het om 91 verzoeken, in vergelijking met 234
in het eerste kwartaal en 177 in het tweede kwartaal. Deze verzoeken worden geanalyseerd,
geprioriteerd en – als het relevant is – verwerkt. Deze verwerking loopt op schema.
De dalende trend betekent niet dat er geen ontwikkelwerk meer te doen is of dat er
geen klachten zijn. Bij de introductie van een nieuwe voorziening is het onvermijdelijk
dat die er zijn. De cijfers laten zien dat de beheerpartij die verantwoordelijk is
voor het DSO-LV, in staat is mee te bewegen met het gebruik in de praktijk. Verstoringen
worden binnen de formeel vastgestelde tijden opgelost. Uit de cijfers blijkt dat het
DSO-LV gemiddeld 98% van de tijd beschikbaar is. Voor gebruikers is iedere verstoringen
er uiteraard één te veel en heel vervelend. Via het IPLO informeren wij hen zo goed
mogelijk over wat er aan de hand is en wat iemand kan doen en kan verwachten. Daarnaast
wordt het werkelijke gebruik van de landelijke voorziening en hoe de verschillende
onderdelen presteren nauwgezet gemonitord.
Gebruik Informatiepunt Leefomgeving (IPLO)
Dat het derde kwartaal traditioneel rustiger is door de zomer- en vakantieperiode,
werd ook bij het IPLO gemerkt. Het aantal gestelde vragen aan het IPLO was gemiddeld
in de maand juli, rustig in de maand augustus en trekt sinds september weer aan. Het
IPLO ontving in totaal dit kwartaal ongeveer 8.500 vragen, wat neerkomt op een wekelijks
gemiddelde van 640 vragen. Dat is aanmerkelijk minder dan de 800 vragen die gemiddeld
per week binnenkwamen in het tweede kwartaal. In totaal zijn er ongeveer 8.500 vragen
aan het IPLO gesteld in het afgelopen kwartaal. Vragen van bevoegde gezagen, maar
ook ketenpartners, zoals omgevingsdiensten en vanuit het bedrijfsleven en particulieren.
66% van alle vragen zijn inmiddels inhoudelijk van aard. 35% van de vragen hadden
betrekking op het DSO. Er is geen grote verschuiving in percentages zichtbaar tussen
de verschillende inhoudelijke onderwerpen in vergelijking tot het vorige kwartaal.
De procentuele verdeling van vragen over de verschillende onderwerpen is hieronder
in figuur 1 weergegeven.
Figuur 1: verdeling vragen per onderwerp IPLO (Q3 2024)
De website van het IPLO is het afgelopen kwartaal onverminderd goed gebruikt. De website
kende 612.931 bezoeken, waarbij ruim 1,9 miljoen pagina’s bezocht werden. Daarmee
heeft de IPLO-website zich goed ontwikkeld als centrale kennisbron en steun voor alle
partijen in de fysieke leefomgeving. Op basis van de vragen en aantallen bezoekers
kan ook steeds beter uit de praktijk afgeleid worden waar partijen ondersteuningsbehoefte
hebben en wat er inhoudelijk «leeft» in het land. Vergelijkbaar met het eerste half
jaar zijn de meest bezochte onderdelen op de website vooral de uitleg van het Besluit
bouwwerken leefomgeving (Bbl) en het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Daarnaast
werden de pagina’s over de werking van het DSO en het Omgevingsloket vaak bezocht.
Vergeleken met het tweede kwartaal zijn de onderwerpen «Regels op de kaart» en «Bruidsschat»
minder bezocht. Het stappenplan vergunningsvrij bouwen en de informatie over de gevolgklassen
van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) werden daarentegen dit kwartaal
juist vaker bezocht.
Bevoegde gezagen en uitvoeringsorganisaties
De Vergunning, Toezicht en Handhavingsketen (VTH-keten)
De ontvangst van ingediende vergunningaanvragen, meldingen en informatieplichten door
de overheden (bevoegde gezagen) via het DSO werkt goed. De overstap van het oude wettelijke
regime en de oude voorzieningen naar de nieuwe situatie is voor overheden en initiatiefnemers
een grote stap. Het vraagt in de praktijk nog steeds aandacht. Soms gaat het (direct)
goed, maar af en toe gaat het ook met vallen en opstaan. Net als in het eerste half
jaar zien bevoegde gezagen ook in het derde kwartaal regelmatig dat aanvragen niet
in één keer volledig en/of juist worden ingevuld. Hierdoor is regelmatig en intensiever
contact tussen overheden en initiatiefnemers nodig, zodat aanvragen op een juiste
manier kunnen worden afgehandeld. Hierin worden door de bevoegde gezagen goede stappen
gezet om de opgave om anders te gaan werken, met daarbij de nieuwe houding van «ja,
mits», verder vorm te geven en echt één overheid te zijn voor de initiatiefnemer.
De interbestuurlijke samenwerking in de regio tussen overheden draagt hieraan bij.
Het verder vormgeven van de samenwerking(afspraken) in de regio wordt ondersteund
door het programma Aan de Slag met de Omgevingswet. Dit door middel van werkplaatsen
en met behulp van een model voor samenwerkingsafspraken.
Eén van de onderdelen waarin zichtbaar is dat de VTH-keten werkt, is de stijgende
lijn van het aantal aanvragen voor een omgevingsvergunning waarover ik u eerder heb
geïnformeerd.13 In het derde kwartaal zijn 1.047 omgevingsvergunningen voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit
(BOPA) aangevraagd. Dit toont een stijgende lijn in vergelijking met het eerste en
tweede kwartaal van dit jaar. De stijgende lijn is enerzijds te verklaren doordat
gemeenten ervoor kiezen om bij grootschalige gebiedsontwikkelingen te werken met een
BOPA in plaats van het omgevingsplan (direct) te wijzigen. Anderzijds wordt voor «kleinschalige»
ontwikkelingen, die onder de oude wetgeving onder de zogenoemde kruimellijst van afwijkingen
vielen, teruggegrepen op de BOPA.
De planketen
In het derde kwartaal is voor het eerst een projectbesluit via het nieuwe hoofdspoor
vastgesteld. Een mijlpaal, want daarmee zijn alle (kern)instrumenten14 in de planketen door de betreffende bestuurslagen minimaal één keer toegepast via
de nieuwe techniek en standaarden van STOP/TPOD, horende bij de Omgevingswet. Naast
de vaststelling van een projectbesluit is er bij de andere instrumenten in de planketen
ook een stabiel of een voorzichtig stijgend gebruik te zien. Daarmee zet de stijgende
lijn uit de eerste twee kwartalen zich door. Hierbij zijn uiteraard wel verschillen
te zien tussen de verschillende instrumenten en de bestuurslagen die deze instrumenten
gebruiken. Hieronder licht ik dit aan de hand van de cijfers toe.
Kijkend naar het instrument omgevingsplan, een belangrijk instrument voor de gemeenten
en de stelselherziening als geheel, zijn er in het derde kwartaal 44 ontwerp-omgevingsplannen
gepubliceerd. In 15 gevallen is daarbij door de betreffende gemeente gebruikgemaakt
van het hoofdspoor en in 29 gevallen is de TAM gebruikt. Hiermee komt het totaal aantal
ontwerp-omgevingsplannen sinds inwerkingtreding uit op 79, waarbij 29 keer het hoofdspoor
is toegepast en 50 keer de TAM. Een verhouding van ongeveer één op drie. In het derde
kwartaal zijn ook meerdere wijzigingen van omgevingsplannen vastgesteld door verschillende
gemeenten. Vier keer ging het om een vaststelling waarbij de TAM is toegepast. 72
keer is bij de vaststelling het hoofdspoor toegepast. Een groot deel van deze 72 vaststellingen
hadden te maken met besluiten over het technisch in beheer nemen van de Bruidsschat.15 Sinds de inwerkingtreding heeft ongeveer driekwart van de gemeenten dit (noodzakelijke)
besluit genomen. Op basis van de cijfers is de verwachting dat het aantal omgevingsplan-procedures
de komende periode verder toeneemt. Het overgangsrecht geeft bevoegde gezagen daarbij
tot 2032 ruim de tijd om met het instrument omgevingsplan stap voor stap aan de slag
te gaan.
Verder is in het derde kwartaal twee keer een ontwerp-omgevingsverordening door een provincie gepubliceerd. Beide keren is hierbij het hoofdspoor
toegepast. Ook is zeven keer een (wijziging van een) omgevingsverordening vastgesteld.
Hierbij is in het derde kwartaal vier keer het hoofdspoor gebruikt en drie keer de
TAM. De verhouding in het derde kwartaal is daarmee ongeveer 50/50. Voor de waterschappen
geldt dat in het derde kwartaal zes keer een ontwerp-waterschapsverordening is gepubliceerd
en 17 keer een (wijziging van een) waterschapsverordening is vastgesteld. In alle
gevallen is daarbij door het betreffende waterschap het hoofdspoor toegepast. Vanuit
de rijkspartijen is in het derde kwartaal enkel door het Ministerie van Landbouw,
Visserij, Voedselzekerheid en Natuur een Natura-2000 besluit via het hoofdspoor gepubliceerd.
Wat betreft de andere soorten plannen, de omgevingsvisie, het programma en het voorbereidingsbesluit,
is het gebruik binnen de diverse bestuurslagen redelijk stabiel vergeleken met het
tweede kwartaal. Bij het voorbereidingsbesluit wordt in ongeveer de helft van de gevallen
teruggevallen op het gebruik van de TAM. Voor de instrumenten omgevingsvisie en programma
geldt dat er geen interbestuurlijke TAM is afgesproken en ingericht.
Om het gebruik van de nieuwe standaarden (verder) te bevorderen, blijft het mogelijk
om omgevingsdocumenten – voordat deze worden gepubliceerd – voor advies voor te leggen
aan experts van het programma Aan de Slag en experts van de VNG. Daarbij wordt ook
gekeken naar het annoteren16 en de eventuele doorwerking naar toepasbare regels. Daarnaast bieden het programma
Aan de Slag en de koepels ondersteuning bij het werken in de planketen. Bijvoorbeeld
door het organiseren van werkplaatsen en kennissessies. Met de verschillende ondersteuningsproducten
wordt ingezet op het vergroten van de kennis en expertise over het opstellen van omgevingsdocumenten
in de nieuwe software en het (samen)werken in de planketen. Hierbij moet rekening
gehouden worden met het feit dat leveranciers een bepaalde vrijheid hebben bij het
verwerken van de nieuwe standaarden in de plansoftware. Door deze vrijheid zijn er
mogelijk verschillen in de manier waarop omgevingsdocumenten worden opgesteld, maar
ook verschillen in de tijdigheid waarmee deze functionaliteiten beschikbaar komen.
Naast de ondersteuning op de inhoud bij het werken in de planketen, wordt ook aan
de technische kant gewerkt aan het ontwikkelen van de benodigde functies in de lokale
plansoftware. Het tempo waarin alle bevoegd gezagen uiteindelijk in staat zijn om
het hoofdspoor toe te passen hangt hier mede vanaf. Hier wordt via het leveranciersmanagement
op gestuurd. In bijlage 2, onder het kopje «Afbouw, uitbouw en doorontwikkeling DSO»
wordt u hierover verder geïnformeerd.
De toepasbareregel-keten
Elk bevoegd gezag heeft in de kern de taak om beleid, plannen en wet- en regelgeving
duidelijk, begrijpelijk en bruikbaar te maken. Toepasbare regels helpen daarbij door
juridische regels om te zetten naar eenvoudige vragen. Deze vragen vormen samen vragenbomen,
die in het Omgevingsloket de juiste vragen aan gebruikers stellen. Dit maakt het omgevingsrecht
uiteindelijk duidelijker en gebruiksvriendelijker.
In de toepasbareregel-keten is een verschil zichtbaar in tempo, kennis en ervaring.
Het opstellen van toepasbare regels is niet verplicht gesteld en is een nieuwe juridische
discipline die opbouw van kennis en kunde in de praktijk vraagt. Dit was voorzien.
In het eerste half jaar werd zichtbaar dat de meeste ervaring bij het Rijk, waterschappen
en provincies aanwezig is. Het betreft hier uiteraard een kleiner aantal organisaties
dan het aantal gemeenten. Bij gemeenten lag de focus in het eerste half jaar vooral
op het eerst goed technisch in beheer nemen van de «bruidsschat» en de eerste aanpassingen
van het omgevingsplan. Het opstellen én – waar nodig – verbeteren van toepasbare regels
in samenhang met andere bestuurslagen is voor veel gemeenten een volgende stap, die
weliswaar steeds meer plaatsvindt maar in prioriteit pas volgt na de bruidsschat.
In het derde kwartaal wordt zichtbaar dat door steeds meer gemeenten actief gewerkt
wordt aan omgevingsplanwijzigingen en het maken en beheren van toepasbare regels.
Stap voor stap ontstaat er verdere kennisopbouw en meer uitwisseling van ervaringen
tussen bevoegde gezagen en betrokken partijen. De bevoegde gezagen worden hierin ondersteund
door experts en een online kennis-community voor regelanalisten. Tot de inwerkingtreding
van de Omgevingswet werden in alle regio’s (online) sessies georganiseerd voor de
interbestuurlijke afstemming van toepasbare regels. Deze sessies worden door sommige
regio’s inmiddels zelfstandig opgepakt. Waar nodig is op verzoek toepasbare regelexpertise
beschikbaar.
Toepasbare regels spelen een belangrijke rol bij een inzichtelijker omgevingsrecht.
Ook leiden ze tot de beoogde betere digitale dienstverlening van overheden aan burgers
en bedrijven. Om deze dienstverlening via het Omgevingsloket te verbeteren, wordt
met extra aandacht gewerkt aan het gebruiksvriendelijker maken van het Omgevingsloket.
Inzichten en concrete verbeterpunten die in de praktijk worden opgedaan, worden breed
gedeeld onder de bevoegde gezagen. Zo wordt er gewerkt aan het, op basis van de opgedane
ervaringen, actualiseren van het «Handboek Toepasbare regels». De online community
voor regelanalisten is daarbij een bron van informatie: voor en door regelanalisten.
Hier worden niet alleen ervaringen gedeeld om de gebruiksvriendelijkheid van toepasbare
regels direct te verbeteren, maar ook tips gegeven over het inrichten van het werkproces.
Doordat de inhoud van de vragen complexer wordt en tegelijkertijd de praktijkervaring
toeneemt, neemt ook het kennisniveau van de regelanalisten toe.
Implementatieondersteuning
In de eerste zes maanden na de invoering van de Omgevingswet bestonden de implementatieactiviteiten
van het programma Aan de Slag met de Omgevingswet vooral uit het bieden van (technische)
ondersteuning. Dit ging om het inrichten van de drie ketens (VTH-keten, planketen
en toepasbare-regelketen) en het geven van (oefen)ondersteuning bij het werken met
de wet en het DSO. Vanuit de serviceketen is extra ondersteuning aan de bevoegde gezagen
geboden om de extra vragen vanuit initiatiefnemers op te vangen. In het derde kwartaal
is daarentegen de behoefte aan ondersteuning bij het werken met en volgens de bedoeling
van de Omgevingswet toegenomen. Ook is er in de implementatieactiviteiten, op basis
van de behoefte uit de regio’s, meer aandacht gekomen voor de veranderopgave bij bevoegde
gezagen. Zo zijn de activiteiten die gericht zijn op het oefenen en bewustwording
(zoals de klikdemo’s) afgebouwd en is de vraag meer komen te liggen op specifieke
onderwerpen die te maken hebben met regionale samenwerking en het inregelen van de
beleidscyclus (binnen en tussen overheden). Het gebruik van de kerninstrumenten van
de Omgevingswet geeft bevoegde gezagen handvatten om met maatschappelijke opgaven
aan de slag te gaan en (regionale) ontwikkelingen mogelijk te maken.
Naast de behoefte aan ondersteuning bij de invoering, wordt ook zichtbaar dat de werkdruk
bij de ambtenaren van de bevoegde gezagen toeneemt door de veranderingen (veranderopgave)
en het werken met de wet. De complexiteit van de stelselverandering, zowel in de wet
zelf, als in de techniek en het anders werken, heeft impact op de organisatie en bedrijfsvoering
bij de bevoegde gezagen. Daarnaast blijft de behoefte aan ondersteuning voor de technische
aspecten van het DSO(-LV), zowel in het gebruik als het implementeren van nieuwe functionaliteiten,
onveranderd aanwezig. Dit blijkt onder andere uit het aantal vragen dat aan IPLO wordt
gesteld, de activiteiten om samen (interbestuurlijk) tot een gebruiksvriendelijker
loket te komen, de interbestuurlijke werkplaatsen, de toename in het gebruik van de
online communities door bevoegde gezagen en de voortdurende inzet van het programma Aan de Slag bij
activiteiten in de regio’s. Daarom is het belangrijk om ook in de komende periode
ondersteuning te blijven bieden. Dit doe ik mede door de inzet van DSO-, plan- en
toepasbare regel-experts. Het type en de inhoud van de ondersteuning en sessies worden
steeds aangepast op basis van vragen uit de regio’s. Zo sluit het beter aan op de
behoeften van de bevoegde gezagen.
Burgers, (maatschappelijke) organisatie en bedrijfsleven
Burgers, (maatschappelijke) organisaties en het bedrijfsleven hebben het Omgevingsloket
ook in het derde kwartaal goed kunnen vinden. Het Omgevingsloket laat sinds de inwerkingtreding
een stabiel bezoekerspatroon zien en een stabiel patroon in het aantal ingediende
omgevingsvergunningaanvragen en gedane meldingen. Alleen in de maand augustus is een
daling te zien, maar dit is te verklaren door de vakantieperiode. Het aanvragen en
indienen loopt meestal goed, maar het nieuwe loket is nog altijd wennen voor initiatiefnemers.
Hierdoor is regelmatig en intensiever contact tussen overheden (bevoegde gezagen)
en initiatiefnemers nodig, zodat aanvragen op een juiste manier kunnen worden afgehandeld.
Net zoals in het eerste half jaar is er vanuit de serviceketen extra aandacht voor
het ondersteunen van de front- en backoffice van de bevoegde gezagen om de extra vragen
vanuit initiatiefnemers op te vangen. Ook wordt de klanttevredenheid inmiddels in
bepaalde gevallen direct gemeten in het Omgevingsloket. De uitkomsten hiervan worden
gebruikt om de gebruiksvriendelijkheid te vergroten. Het verbeteren van de gebruikerservaring
van gebruikers met het Omgevingsloket heeft mijn aandacht en hierin worden stappen
gezet. Hierbij ligt de focus op de particulier/incidentele gebruiker, zijnde de burger,
en minder op de professionele gebruikers. Onder het kopje «gebruiksvriendelijkheid»
in bijlage 2 neem ik u hier verder in mee.
Het bedrijfsleven is over het algemeen tevreden over de werking en stabiliteit van
het Omgevingsloket. Voor het bedrijfsleven is het loket een grote stap vooruit, omdat
nu alle regelgeving op één plek wordt ontsloten. Dit is uniek in Europa. Het loket
zorgt daarmee voor een gelijke informatiepositie, die bijdraagt aan de maatschappelijke
en economische waarde. Een deel van het bedrijfsleven grijpt deze verbetering(en)
ook al concreet aan om de plannen die zij hebben, samen met betrokkenen, integraal
op te pakken. Een voorbeeld hiervan zijn de kabel- en netbeheerders bij het aanpakken
van de netcongestie. In de geest van de Omgevingswet werken zij aan het combineren
van verschillende opgaven: woningbouw, bedrijven, energievoorziening. Daarbij kijken
ze actief naar slimme combinaties en waar procedures verkort en vereenvoudigd kunnen
worden. Tegelijkertijd is er bij de doelgroep bedrijfsleven nog sprake van gewenning
aan het nieuwe loket. Bij vragen kunnen bedrijven contact opnemen met de brancheorganisaties.
De brancheorganisaties worden ondersteund bij het opdoen van kennis en ervaring met
het nieuwe stelsel van de Omgevingswet. Aandachtspunten die naar voren komen, worden
meegenomen om het stelsel en het gebruik ervan te verbeteren.
BIJLAGE 2: STAND VAN ZAKEN (VERDERE) IMPLEMENTATIE OMGEVINGSWET
In deze bijlage neem ik u mee in de stand van zaken van een aantal specifieke onderwerpen
na het derde kwartaal sinds de invoering van de Omgevingswet. Daarbij bespreek ik
ook de voortgang van verschillende toezeggingen en aangenomen moties. Daarnaast geef
ik een vooruitblik op de toekomstige activiteiten en ontwikkelingen.
Gebruiksvriendelijkheid
In de vorige voortgangsbrieven bent u geïnformeerd over het belang van gebruikerservaringen
voor de verdere ontwikkeling van het Omgevingsloket (hierna: loket).17 Ervaringen die worden gebruikt om de gebruiksvriendelijkheid van het loket, waar
mogelijk, (verder) te vergroten en de toegankelijkheid (WCAG A-niveau18) op peil te houden. Met inmiddels meer dan 1,6 miljoen unieke bezoekers blijft het
aantal bezoekers en daarmee hun ervaringen groeien. Hierdoor wordt steeds duidelijker
waar verbeteringen mogelijk zijn. Om deze mogelijkheden nog beter zichtbaar te maken
is het afgelopen kwartaal een nieuwe feedback functie opgeleverd in het loket die
eindgebruikers de mogelijkheid geeft om direct feedback te leveren over de kwaliteit
van de dienstverlening van het loket. Dit zorgt ervoor dat de ervaringen steeds concreter
en daarmee bruikbaarder worden. Naast de gebruikerservaringen worden ook gebruikersonderzoeken
uitgevoerd, bijvoorbeeld om nieuwe ontwerpen te testen. Daarbij is ook nadrukkelijk
aandacht voor de uitvoeringspraktijk en worden medewerkers van overheden, bijvoorbeeld
medewerkers van klantcontactcentra actief betrokken.
Op basis van de opgedane ervaringen zijn het afgelopen kwartaal, door de ontwikkelteams,
weer vervolgstappen gezet om de gebruiksvriendelijkheid van het loket te verbeteren.
Stappen waar ik u graag in meeneem en waarbij de focus steeds meer komt te liggen
op de Vergunningcheck in het loket. De cijfers laten zien dat de Vergunningcheck gemiddeld
4.800 bezoekers per werkdag heeft en 2.300 bezoeken in het weekend. Aangenomen mag
worden dat het in de weekenden voornamelijk particuliere en/of incidentele gebruikers
betreft. Vaak zijn dit burgers met kleine werkzaamheden in en rondom hun huis die
op zoek zijn naar antwoorden op vragen met betrekking tot bijvoorbeeld enkelvoudige
werkzaamheden zoals het plaatsen van een schuur (36.185 keer), het plaatsen van een
dakkapel (19.053 keer) of het plaatsen van een airco (15.465 keer). De cijfers zijn
de totaalcijfers over de eerste drie kwartalen van 2024. Deze groep gebruikers heeft
andere behoeften dan professionele gebruikers, die vaker gebruik maken van het loket
en bekend zijn met het door overheden gebruikte juridische en technische vakjargon.
Particuliere en/of incidentele gebruikers zijn in tegenstelling tot professionele
gebruikers binnen het loket minder zelfredzaam en hebben meer behoefte aan eenvoudige
termen en duidelijke vragen. Dit illustreert het belang van het door bevoegde gezagen
(goed) opstellen van toepasbare regels om het loket gebruiksvriendelijker te maken.
Om te achterhalen waar verbeteringen mogelijk zijn, voeren de bevoegde gezagen naast
de gebruikersonderzoek en generieke monitoring van het gebruik, momenteel zelf ook
analyses uit. Bij deze analyses worden ze begeleid door regelexperts van Rijkswaterstaat
en de samenwerkende overheden binnen het programma Aan de Slag met de Omgevingswet.
In deze analyses kijkt het bevoegd gezag hoe zij vanuit het gebruiksperspectief zelf
tot verbeteringen kan komen. De focus daarbij ligt op de content die ze zelf hebben
geplaatst. De bevoegde gezagen nemen hierbij hun verantwoordelijkheid door hun eigen
plannen en regels te beoordelen vanuit het perspectief van de (eind)gebruiker. Daarbij
is de centrale vraag: Welke aspecten in de Vergunningcheck kunnen verbeterd worden
om voor burgers en bedrijven tot begrijpelijke vragen te komen? Dit levert waardevolle
feedback op voor zowel het betreffende bevoegd gezag als bestuurlijk naastgelegen
overheden.
In mijn eerdere berichtgeving heb ik u gemeld dat het voor veel professionele grootgebruikers
van het loket een grote stap vooruit is dat er nu eindelijk één loket is waarin alle
regelgeving van alle overheden wordt ontsloten. Voor een particuliere en/of incidentele
gebruiker kan dat zoals gemeld een overweldigende hoeveelheid aan regels zijn. Zowel
professionele grootgebruikers als particuliere/incidentele gebruikers maken in de
afgesproken opzet van de landelijke voorziening gebruik van dezelfde Vergunningcheck.
Die Vergunningcheck bestaat uit doelgerichte (toepasbare) vragen op basis van wet-
en regelgeving. Om uiteindelijk te komen tot begrijpelijke vragen voor burgers, waardoor
ze enerzijds niet afhaken (wegklikken) en anderzijds een duidelijk antwoord krijgen
op hun vraag, is het belangrijk om als overheden met elkaar te kijken naar de door
de jaren heen gegroeide complexiteit van (te veel) regels. Door in te zetten op een
stuk complexiteitsreductie, ook een oproep in het rapport Staat van de Uitvoering
202419, kan onder andere de gebruiksvriendelijkheid van de Vergunningcheck aanzienlijk worden
vergroot. Dit draagt mede bij aan de doelstelling om de (eind)gebruiker centraal te
stellen en als overheid duidelijk te communiceren.20 Een belangrijk speerpunt van het kabinet is dan ook om aan de slag te gaan met de
stapeling van wet- en (lokale) regelgeving en te kijken waar de regeldruk verminderd
kan worden en zodoende mede de gebruiksvriendelijkheid kan worden vergroot.
Vanuit mijn deel van de stelselverantwoordelijkheid zal ik op basis van de eerste
concrete gebruikerservaringen van burgers en bedrijven met de Omgevingswet in de komende
periode (verder) het gesprek hierover voeren met mijn mede bewindspersonen, maar ook
met de medeoverheden en bijvoorbeeld marktpartijen en corporaties. Daarbij adresseer
en agendeer ik mogelijke verbeterpunten, met respect voor verhoudingen en verantwoordelijkheden
van alle betrokkenen.
Het is mijn streven om samen met andere overheden actief te blijven kijken naar het
verminderen van de regeldruk. Om vanuit de doelstellingen van de Omgevingswet procedures
niet alleen sneller te laten verlopen – wat belangrijk is voor het aanpakken van maatschappelijke
opgaven – maar ook de begrijpelijkheid, toegankelijkheid en de gebruiksvriendelijkheid
van het omgevingsrecht te bevorderen. Dit is een generieke opgave waar de inzet van
alle bestuurlijke partijen op nodig is en blijft. Met als gezamenlijk doel burgers
en bedrijven zelfredzamer te maken in het gebruik van onder meer het loket en waar
mogelijk bevoegde gezagen zodoende (meer) te ontlasten. Ik blijf u hier (mede) via
mijn voortgangsbrieven over informeren.
Digitale Toegankelijkheid
Om ervoor te zorgen dat iedereen goed uit de voeten kan met én in het DSO, is en blijft
naast de gebruiksvriendelijkheid ook de (digitale) toegankelijkheid van overheidsinformatie
en het Omgevingsloket (inclusief bijbehorende websites) van groot belang. In dit kader
kan ik u melden dat ook de website van Aan de Slag met de Omgevingswet inmiddels een
AA-status heeft bereikt. Hiermee beschikken alle zeven belangrijke aan het DSO en
de Omgevingswet verbonden websites over een A of AA-status. Daarmee is invulling gegeven
aan de moties Janssen c.s.21 De inzet van alle betrokkenen is er nu op gericht om deze statussen in de toekomst
te waarborgen. Voor een actueel overzicht van alle statussen met betrekking tot de
toegankelijkheid verwijs ik u graag naar het daarvoor ingerichte Dashboard DigiParlement22
Verken uw idee
In het kader van de gebruiksvriendelijkheid wordt ook de functionaliteit «Verken uw
idee» ontwikkeld. Via deze functionaliteit ontstaat voor overheden en initiatiefnemers,
waaronder niet-ingezetenen, een laagdrempelige mogelijkheid om zo vroeg mogelijk met
elkaar in contact te komen over initiatieven en ideeën binnen de fysieke leefomgeving.
Met deze functionaliteit hoeven er niet direct volledig uitgewerkte plannen te worden
opgestuurd naar het bevoegd gezag. Fase 1 hiervan is in het afgelopen kwartaal opgeleverd.
«Verken uw idee» is daarnaast ook noodzakelijk om invulling te geven aan de Single
Digital Gateway verordening.
Afbouw, doorontwikkeling en uitbouw
De afbouw, doorontwikkeling en uitbouw van het DSO heeft tot doel om de komende jaren
stap voor stap het bestuurlijke ambitieniveau van de landelijke voorziening van het
DSO – vastgesteld in de Bestuurlijke Agenda Uitbouw DSO-LV – te bereiken. Dit doe
ik in nauwe samenwerking met de bestuurlijke partners en de beheerorganisaties. In
de voortgangsbrief van april 2024 heb ik de begrippen afbouw, doorontwikkeling en
uitbouw nader toegelicht.23 Graag verwijs ik u ook naar de webpagina «Plannen voor ontwikkeling DSO» op de website
van het IPLO24 en het DSO-ontwikkelaarsportaal25 voor een volledig overzicht van de ontwikkelingen van het DSO. Hieronder licht ik
de belangrijkste ontwikkelingen toe aan u toe.
Op 1 januari 2024 is het DSO-LV live gegaan met de basisfunctionaliteit die nodig
was om de Omgevingswet verantwoord in werking te laten treden. Complexe functionaliteiten
die op dat moment nog niet per se nodig waren, zijn in afspraak met de betrokken overheden
en partijen bewust buiten deze basisfunctionaliteit gehouden, waarbij gezamenlijk
een stabiliseringsperiode is afgesproken. Een voorbeeld hiervan is de Release B van
de STOP-standaard.
De komende periode kijk ik samen met de bestuurlijke partners naar de eerder gemaakte
keuzes, prioritering en tempo ten aanzien van interbestuurlijk voorgenomen «DSO-LV
basisniveau». Er zijn verschillende signalen die maken dat de eerdere planning en
bijbehorende (implementatie) afspraken mogelijk herijkt moeten worden. Zo zijn bijvoorbeeld
de eerste praktijkervaringen met het stelsel na inwerkingtreding, de continue wens
om de performance, robuustheid en gebruiksvriendelijkheid te waarborgen en te vergroten
van invloed op het tempo waarin we het «DSO-LV basisniveau» behalen. Daarnaast is
het tempo ook afhankelijk van voldoende ontwikkelcapaciteit, tijdige beschikbaarheid
van externe voorzieningen en tijd die de uitvoeringspraktijk (denk aan plansoftware
leveranciers) nodig heeft om aan te kunnen sluiten op nieuwe DSO-LV-functionaliteiten
en de ruimte binnen de financiële kaders. Hierbij zien we ook een toename van de realisatiekosten
als gevolg van met name de financiële impact van het extra uitstel van de inwerkingtreding
van de Omgevingswet, wijzigingen in prijspeil (inflatie) en stijgende beheerkosten
waarover ik u vorig jaar al heb geïnformeerd.26 Hetzelfde geldt voor aanvullende wensen vanuit de Eerste Kamer, de koepels en de
uitvoeringspraktijk die noodzakelijk waren voor de inwerkingtreding is er een toename
van de realisatiekosten. Voorbeelden hiervan zijn de Viewer «Documenten op de Kaart»
die naar aanleiding van afspraken met de Raad van State is ontwikkeld.27 Daarnaast is naar aanleiding van de BIT- en AcICT-adviezen28 onder andere extra geïnvesteerd in de robuustheid van het DSO-LV, de Leveranciers
Testomgeving (LTO)29 en is er een extra kwaliteitsimpuls gegeven aan het Ketentesten (IKT).30 Ook is er aanvullend geïnvesteerd om het wettelijke A-niveau van de toegankelijkheid
(WCAG) van het Omgevingsloket voor inwerkingtreding te realiseren en te behouden.31
De komende periode kijk ik samen met de bestuurlijke partners naar de eerder gemaakte
keuzes, prioriteringen en het tempo waarin het voorgenomen «DSO-LV basisniveau» gerealiseerd
kan worden. Over de uitkomsten van deze overleggen en eventuele accentverschuivingen
ten opzichte van de eerdere planning informeer ik u via mijn voortgangsbrieven.
Ontwikkelingen Standaard officiële publicaties (STOP)
De Release B versie 1.4 van de STOP-standaard (hierna: STOP 1.4 standaard) is mede
een onderdeel van het «DSO-LV basisniveau». Deze standaard ondersteund onder andere
de zogenaamde «complexe mutatiescenario’s». Complexe mutaties zijn mutaties in de
planvorming die elkaar niet logisch opvolgen in de tijd. Daarnaast ondersteunt deze
standaard ook het zogenaamd parallel publiceren voor bevoegde gezagen.32 Dit stelt bevoegde gezagen niet alleen in staat om meerdere wijzigingen tegelijkertijd
voor te bereiden, maar ook te publiceren. Daarmee wordt het voor bevoegde gezagen
gemakkelijker om gelijktijdig aan verschillende ontwikkelingen te werken. De invoering
van de STOP 1.4 standaard is dan ook een belangrijke stap, met belangrijke functionaliteiten
voor de bevoegde gezagen. Het heeft daarmee een stevige impact op de gehele planketen
waarin veel partijen samenwerken. Dit vereist zorgvuldigheid en goede afstemming in
de voorbereiding.
De oplevering van de STOP 1.4 standaard wordt voorzien voor dit najaar. Dit is iets
later dan eerder was voorzien, medio 2024.33 Dit komt doordat tijdens de ontwikkeling en voorbereiding van deze standaard in het
afgelopen kwartaal aanvullende behoeften en punten naar voren zijn gekomen. Na de
oplevering volgt de verdere implementatie bij de betrokken partijen. We implementeren
de nieuwe standaard als alle partijen er klaar voor zijn en de ruimtelijke ontwikkeling
niet in het geding komt. Het tempo van implementatie hangt sterk samen met het tempo
in de ontwikkeling van functionaliteiten in de decentrale plansoftware waarmee bevoegde
gezagen werken. Daar wordt via het interbestuurlijke leveranciersmanagement, in samenwerking
met de bevoegde gezagen, op gestuurd. Om die reden is er rondom deze ontwikkeling(en)
een nauwe samenwerking met het juridisch werkveld en de leveranciers van plansoftware.
Ook hiervoor geldt dat ik u over de verdere implementatie van de STOP 1.4 standaard
via mijn voortgangsbrieven blijf informeren.
Ontwikkelingen Standaard Aanvragen en Meldingen (STAM)
In samenwerking met bevoegde gezagen en softwareleveranciers is in het afgelopen kwartaal
gewerkt aan het doorontwikkelen van de Standaard Aanvragen en Meldingen (STAM). De
nieuwe versie STAM 5.0 introduceert onder andere nieuwe soorten verzoekberichten,
zoals het bericht dat hoort bij «Verken uw idee», waarover ik u hiervoor heb geïnformeerd.
Om deze verzoeken te ontvangen, moet het zaak- of vergunningensysteem van een organisatie
STAM 5.0 ondersteunen. STAM-versie 5.0 ondersteunt ook verzoeken om te kunnen voldoen
aan de wettelijk verplichte Single Digital Gateway (SDG)34 Hiermee krijgen Europese burgers en bedrijven makkelijk digitaal toegang tot dienstverlening
in andere lidstaten van de Europese Unie (EU). Ook procedures die onder het regime
van de Omgevingswet vallen, zoals aanvragen voor omgevingsvergunningen, vallen hieronder.
Integraal testen
Met het integraal testen van het DSO wordt het geheel van samenhangende testen en
maatregelen bedoeld die ervoor zorgen dat het DSO goed werkt en blijft werken. Zoals
ik in de vorige voortgangsbrief heb uitgelegd, is de manier van testen veranderd door
het continue gebruik van het DSO sinds inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari
2024.35 De landelijke voorziening van het DSO (DSO-LV) wordt getest door de landelijke beheerorganisaties
die betrokken zijn bij het DSO-LV. Hoe dit gebeurt is vastgelegd in het testbeleid
van deze partijen. Dit testbeleid is op 1 januari 2024 gestart. De regie hierop ligt
bij de Tactische Beheer Organisatie (TBO). De individuele bevoegde gezagen en de betrokken
softwareleveranciers hebben allen hun eigen test- en acceptatiebeleid.
Om te ondersteunen bij de uitvoering van de werkprocessen door bevoegde gezagen wordt
de werking van het DSO getest door middel van het Indringend Ketentesten (IKT). Deze
testen worden uitgevoerd door bevoegde gezagen in samenwerking met hun softwareleveranciers.
De werkgroep IKT ondersteunt en coördineert deze testen. In deze testen wordt de functionele
werkbaarheid van de gehele DSO-keten beproefd. In het derde kwartaal is IKT-fase 9
afgerond. IKT-9 laat zien dat weer stappen vooruit zijn gezet in de planketen, zowel
binnen het DSO-LV als in de lokale plansoftware. De uitkomsten van IKT-9 vindt u in
bijlage 3. Samen met de interbestuurlijke partners worden momenteel ketentesten uitgevoerd
in testperioden van twee weken tot eind van het jaar. Hierbij ligt de focus op het
testen van de veranderingen in de planketen. De uitkomsten van deze testen vindt u
op de website van Aan de slag met de Omgevingswet.36 Door het unieke karakter van IKT, waarbij de functionele werkbaarheid van de gehele
DSO-keten wordt getest op basis van werkprocessen, content en casuïstiek van de bevoegde
gezagen, is het instrument en de werkwijze van IKT een waardevolle toevoeging gebleken
aan de DSO-testmaatregelen. Dat willen we vasthouden. Samen met de interbestuurlijke
partners is afgesproken om het principe van het ketentesten te behouden en op dit
moment bekijk ik met hen hoe het ketentesten een vaste plek kan krijgen in het geheel
aan kwaliteitsmaatregelen voor het DSO als geheel.
Voorafgaand aan de inwerkingtreding per 1 januari 2024 is de samenhang in het test-
en acceptatiebeleid van alle bij DSO betrokken partijen beschreven in een overkoepelend
Master Testplan DSO. Samenhangende kwaliteitsmaatregelen blijven belangrijk voor een
goed werkend DSO, ook na inwerkingtreding. In afstemming met de bestuurlijke partners
heb ik recent besloten dit aanvullend vast te leggen in een document «Integraal testbeleid
DSO». De verwachting is dat een eerste versie van dit document in het vierde kwartaal
van 2024 wordt opgeleverd. In de toekomst wordt dit aangepast op basis van nieuwe
inzichten in de wensen en eisen rondom de kwaliteit van het DSO.
Leverancierstestomgeving
De komende periode komt fase 1 van de Leverancierstestomgeving (LTO) beschikbaar.
Hiermee wordt het mogelijk om de systeemtesten van softwareleveranciers, die nu nog
op de huidige testomgeving (pre-productie) plaatsvonden, te gaan uitvoeren op de deze
specifieke testomgeving. Met behulp hiervan kunnen softwareleveranciers vooraf nagaan
of hun software inderdaad voldoet aan de vereisten om te kunnen aansluiten op het
DSO-LV.
De ingebruikname van fase 1 is later dan verwacht en is helaas later dan ik in mijn
vorige voortgangsbrief aan u heb aangegeven. Dit komt vooral door de beperkte capaciteit
en beschikbaarheid van de deskundigen, onder ander door krapte op de arbeidsmarkt.
Hierdoor neemt onder andere het inrichten van de Digi-koppelingen, die nodig zijn
om leveranciers te kunnen aansluiten, voor deze nieuwe testomgeving meer tijd in beslag
dan gepland. Betrokken leveranciers hebben aangegeven hier geen hinder van te ondervinden,
omdat alle activiteiten al plaatsvinden op de huidige pre-productie testomgeving.
Het gebruik van de LTO wordt vooral relevant op het moment dat er een nieuwe versie
van de STOP-standaard beschikbaar wordt gesteld. Over de verdere ontwikkeling van
fase 2 en 3 van de LTO blijf ik uw Kamer informeren via mijn voortgangsbrieven.
Uitfaseren Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM’s)
In mijn vorige voortgangsbrief heb ik uw Kamer geïnformeerd over de afspraken die
ik met de interbestuurlijke partijen heb gemaakt over de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen
(hierna: TAM).37 Hierbij is afgesproken om de TAM eenmalig met een jaar te verlengen voor die gevallen
waar dit ook daadwerkelijk (nog) noodzakelijk is. Om deze afspraken juridisch te borgen
wordt hard gewerkt aan een wijziging van het Besluit elektronische publicaties. Het
ontwerp wijzigingsbesluit hiervoor heeft in de internetconsultatie gelegen38, is 13 september jl. in de ministerraad besproken39 en ligt op dit moment bij de Afdeling advisering van de Raad van State voor advies
voor. Na verwerking van het advies van de Afdeling – mits noodzakelijk – kan de wijziging
worden vastgesteld en per 1 januari 2025 inwerkingtreden. Hiermee is verzekerd dat
overheden, die nog niet alle noodzakelijke functionaliteiten in het DSO kunnen gebruiken,
ook in 2025 nog kunnen terugvallen op de TAM.
Participatie
Participatie bij planvorming onder de Omgevingswet vind ik belangrijk. Hoe de participatie
wordt ingevuld, is de eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid van de bevoegde gezagen.
Gezien het belang van dit onderwerp en naar aanleiding van uw vragen zet ik mij hier
extra voor in. Daarbij richt ik mij niet alleen op participatie bij ruimtelijke initiatieven,
maar ook in bredere zin op het betrekken van alle relevante doelgroepen bij participatie
en de kwaliteit van participatie. Ook voor de ondervertegenwoordigde doelgroepen.
De bevoegde gezagen worden hierop proactief ondersteund, onder andere via het interbestuurlijk
VNG-leernetwerk participatie en het interbestuurlijk VNG-participatieplatform. Daar is veel kennis beschikbaar en worden ervaringen en geleerde lessen
gedeeld. Ik constateer dat er breed stappen worden gezet om te komen tot participatiebeleid.
Dit heeft te maken met het feit dat bevoegde gezagen ook steeds meer gaan werken met
de (kern)instrumenten van de Omgevingswet waarbij participatietrajecten worden gestart.
Over de voortgang informeer ik u verder via de Monitor Werking Omgevingswet in lijn
met mijn toezegging.40
Wetgeving en rechtspraak
Ten opzichte van de vorige voortgangsbrief zijn er in het derde kwartaal geen nieuwe
voorstellen gepubliceerd voor wijzigingen in de regelgeving voor het stelsel als geheel,
naast de eerdergenoemde wijziging van het Besluit elektronische publicaties.41 Uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met een bredere
strekking voor het stelsel als geheel en verdere jurisprudentie worden met interesse
gevolgd. De uitspraken van de Afdeling hebben tot nu toe vrijwel alleen nog betrekking
op het overgangsrecht, waardoor in principe het oude recht van toepassing blijft.
Financiën en beheer
De begroting 2024 voor het beheer en de doorontwikkeling van het DSO-LV en ook het
IPLO is vastgesteld. Hierbij zijn ook procesafspraken gemaakt ten aanzien van de meerjarenbegroting
voor 2025 en verder. De gesprekken over deze meerjarenbegroting zijn op dit moment
nog gaande. In deze gesprekken worden, zoals hiervoor al aangegeven, ook zaken met
betrekking tot het integraal testen en de verdere afbouw, doorontwikkeling en uitbouw
van het DSO meegenomen. Naast de gesprekken rondom de meerjarenbegroting loopt de
financiële monitoring. Daarbij verwacht ik u volgens planning rond de jaarwisseling
te kunnen informeren over het onderzoek naar de transitiekosten. Daarna volgen nog
twee integrale financiële evaluaties.
Monitoring en evaluatie stelsel Omgevingswet
In lijn met het plan van aanpak van de Monitor Werking Omgevingswet, die eind vorig
jaar aan uw Kamer is toegestuurd42, wordt momenteel gewerkt aan de eerste meting van de indicatoren. De indicatoren
over het feitenbeeld van de kerninstrumenten Omgevingswet zijn eind 2024 beschikbaar.
Deze informatie is afkomstig van het DSO. Daarnaast wordt door adviesbureau Royal
HaskoningDHV in kwalitatieve zin onderzoek gedaan naar het bereiken van de verbeterdoelen
en de uitvoeringprincipes achter de wet. Ook van dit onderzoek komen de eerste resultaten
eind 2024 beschikbaar. Begin 2025 wordt, mede op basis van deze onderzoeken, over
het jaar 2024 gerapporteerd aan uw Kamer. De onafhankelijke evaluatiecommissie zal
vervolgens reflecteren op de bevindingen in dit eerste jaarrapport
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening