Brief regering : Stand van zaken moties en toezeggingen begrotingsbehandeling 2024
36 600 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2025
Nr. 17 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARISSEN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 oktober 2024
Hierbij sturen wij uw Kamer een stand van zaken van een divers aantal moties en toezeggingen.
Een aantal van deze moties en toezegging worden met deze brief afgedaan. Ook worden
met deze brief een aantal rapporten aangeboden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. Agema
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, V. Maeijer
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, V.P.G. Karremans
Stand van zaken moties en toezeggingen
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Toezegging over de periodieke rapportage Geneesmiddelen, medische technologie en lichaamsmateriaal
De periodieke rapportage Geneesmiddelen, medische technologie en lichaamsmateriaal
zal in afwijking van hetgeen de voormalig Minister van VWS, onder het vorige kabinet,
daarover heeft aangegeven, niet eind dit jaar worden opgeleverd, maar in de eerste
helft van 2025.1 De periodieke rapportage moet antwoord geven op de vraag in welke mate de beleidsinstrumenten
ten aanzien van de beschikbaarheid van geneesmiddelen, medische technologie en lichaamsmateriaal
in zijn geheel doeltreffend en doelmatig zijn. Dit in relatie tot de bijdrage die
ze leveren aan de toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid van deze zorg en ondersteuning.2
De reden van de latere oplevering is dat de acute situatie rondom geneesmiddeltekorten,
in de eerste helft van 2024, maakte dat andere werkzaamheden voorrang hebben gekregen.
Inmiddels zijn de werkzaamheden voor de periodieke rapportage hervat en wordt samen
met een projectteam van VWS nadere invulling gegeven aan de taakopdracht.
Toezegging over governance van de Regionaal Overleggen Acute Zorgketen
De Minister van VWS heeft u in de stand van zaken brief acute zorg toegezegd uw Kamer
te informeren over de uitkomsten van de verkenning naar de governance van de Regionaal
Overleggen Acute Zorgketen (ROAZ).3 De toezegging gaat over de verkenning naar de wijze waarop de ROAZ’en de governance
van dit overleg hebben ingericht en hoe partijen zich daartoe verhouden, zoals opgenomen
in de beleidsagenda acute zorg van 3 oktober 2022.4
De verkenning bestond uit het uitzetten van een vragenlijst bij de leden van het bestuurlijk
overleg Integraal Zorgakkoord (IZA), die zij met hun achterban konden delen. In het
bestuurlijk overleg IZA van 3 juni 2024 hebben de deelnemende partijen kennis genomen
van de rapportage, bestaande uit een samenvatting van de inbreng op de vragenlijst.
Daarnaast is het bestuurlijk overleg IZA een set afspraken overeengekomen. Dat betreft
enkele acties die moeten leiden tot meer duidelijkheid over de vertegenwoordiging
en het mandaat van partijen in het ROAZ. Verder is er een afspraak gemaakt om de wijze
van benoeming van een voorzitter van het ROAZ in een regio te verduidelijken. Bij
deze brief zijn zowel de rapportage als de set afspraken bijgevoegd.
Hiermee wordt deze toezegging van de Minister van VWS als afgedaan beschouwd.
Motie van het lid Paulusma over onderzoek naar de opbrengsten van het tegengaan van
verspilling van medische producten
De motie van het lid Paulusma verzoekt de regering om onderzoek te doen naar de opbrengsten
van verduurzaming bij het tegengaan van verspilling van medische producten, aangezien
dit kan helpen om verduurzaming aantrekkelijker te maken.5
Uit onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) blijkt
dat een vermindering van verspilde medische producten haalbaar is.6 Dit vraagt om het evalueren en waar nodig aanpassen van processen en protocollen.
Het onderzoek laat ook zien dat verspilling tegengaan in het begin meer moeite en
tijd kost, waardoor de mogelijke winst vaak niet op voorhand te kwantificeren is in
bespaarde euro’s, vermeden zorgkosten of zorgafval, en verminderde milieu-impact.
Het in beeld brengen van de baten van het tegengaan van verspilling bij lopende initiatieven
kan helpen om meer bewustwording van de omvang van verspilling te creëren, en de sector
breed te inspireren om op een andere manier te gaan denken en te motiveren tot het
aanpassen van processen en protocollen.
In het onderzoek van het RIVM zijn vier initiatieven voor geneesmiddelen en vier voor
medische hulpmiddelen uitgelicht. Voor geneesmiddelen gaat het om initiatieven waarbij:
(1) via een dashboard live geneesmiddelen gevolgd worden in het ziekenhuis, (2) thuis
medicatie door patiënt in het ziekenhuis verder gebruikt wordt, (3) ongebruikte medicatie
op de afdeling teruggenomen wordt in de voorraad van de ziekenhuisapotheek, en (4) de
huisarts chronisch medicatiegebruik periodiek heroverweegt. Voor medische hulpmiddelen
gaat het om initiatieven waarbij: (1) onnodig gebruik van celstofmatjes en afdekdoeken
in de operatiekamer tegen wordt gegaan, (2) de gebruiksduur van infuusspuiten en -lijnen
wordt verlengd, (3) de apotheek ongebruikte hulpmiddelen opnieuw uit kan geven, en
(4) een herbruikbare variant van laryngoscopiebladen wordt ingezet.
Voor meer informatie over deze initiatieven verwijst de Minister van VWS uw Kamer
naar het rapport van het RIVM. Met dit onderzoek is uitvoering gegeven aan de motie
Paulusma en wordt het als afgedaan beschouwd.
Toezeggingen over maatregelen ten aanzien van (dure) medische technologie
De toenmalige Minister van VWS heeft in zijn brief van 4 maart 2022 toegezegd uw Kamer
einde van het tweede kwartaal 2024 een plan van aanpak te sturen dat gericht is op
het beheersen van de kosten voor dure medische technologie, of voor technologie met
hoge budgettaire impact.7 Daarnaast, heeft de toenmalige Minister van VWS in zijn brief van 13 december 2022
toegezegd uw Kamer te informeren over de uitwerking van de maatregelen voor doelmatige
inkoop van extramurale- en intramurale medische technologie.8
Er wordt gekeken naar maatregelen die zijn te treffen binnen de bestaande wettelijke
kaders, waarbij de focus zal liggen op extramurale hulpmiddelen. Om tijdig te kunnen
signaleren en handelen is hier een belangrijke rol weggelegd voor het Zorginstituut.
Uit het gesprek met het Zorginstituut is voortgekomen dat ook een gezamenlijk gesprek
met de zorgverzekeraars wenselijk is. Hierbij zal worden gekeken naar casuïstiek over
dure Medtech uit het verleden, of en welke aanvullende maatregelen wenselijk waren
met betrekking tot inkoop en welke geleerde lessen we mee kunnen nemen voor toekomstige
casussen. Het eerste gesprek staat gepland voor eind dit jaar.
Voor het einde van het tweede kwartaal 2025 verwacht kan uw Kamer een reactie over
dit traject tegemoet zien.
Motie van de leden Pouw-Verweij en Tielen over het doel van het Integraal Zorgakkoord
De motie van de leden Pouw-Verweij en Tielen roept de regering op bij iedere verandering
in de zorg nadrukkelijk rekenschap te geven van de vraag of passende zorg daadwerkelijk
betekent dat de patiënt of zorgvrager centraal staat.9
De Minister van VWS geeft aan dat het doel van het Integraal Zorgakkoord (IZA) en
van passende zorg is om de zorg breed toegankelijk, en van goede kwaliteit, te houden
voor alle patiënten en zorgvragers in Nederland. Het belang van patiënten en zorgvragers
staat daarbij altijd voorop. In de mid-term review van het IZA kan uw Kamer zien dat
er veel in gang is gezet, er eerste resultaten te zien zijn, maar dat er ook nog veel
moet gebeuren.10 In het brede zorg- en welzijnsakkoord, dat de Minister van VWS voornemens is te sluiten,
willen we vanuit VWS extra nadruk leggen op het belang van de patiënt of zorgvrager
centraal stellen. De Minister zal uw Kamer hierover uiterlijk begin 2025 informeren.
Motie van lid Paulusma over een publiekscampagne over hoe de zorg wordt vormgegeven
De motie van lid Paulusma verzoekt de regering om in 2023 een publiekscampagne te
houden waarin zij de burger meeneemt in hoe de zorg wordt vormgegeven en waarom.11
In de verschillende trajecten zoals het Integraal Zorgakkoord (IZA) en het Programma
Wonen en Zorg voor Ouderen (WOZO) informeert VWS, samen met de zorgpartijen Nederlanders,
over de veranderingen die nodig zijn om de zorg toekomstbestendig te maken. Daartoe
organiseert VWS per zorgregio gesprekken met burgers, zorgprofessionals en buurtinitiatiefnemers
om voorbeelden te delen van die veranderingen. De voorbeelden uit deze gesprekken
worden via de media en sociale media breed in de regio’s gedeeld. De gesprekken richten
zich vooral op mensen in een minder goede sociaal-economische positie, omdat zij vaker
gezondheidsproblemen hebben en vaker moeite hebben de toegang naar de zorg te vinden.
Deze regionale gesprekken worden in 2025 voortgezet en uitgebreid.
Daarnaast voert VWS de landelijke publiekscampagne «Praat Vandaag over Morgen», die
mensen tussen de 50 en 70 jaar helpt het gesprek aan te gaan hoe zij zich samen met
hun naasten kunnen voorbereiden op het ouder worden. Daarbij speelt het organiseren
van de juiste zorg een belangrijke rol. Deze publiekscampagne is begin 2024 van start
gegaan en wordt uitgebreid met informatie voor mensen in een minder goede sociaal-economische
positie.
Hiermee wordt de motie als afgedaan beschouwd.
Motie van de leden Tielen en Daniëlle Jansen over onderzoeken naar het controleren
van financiële stromen en eigenaarschap van zorgaanbieders
De motie van de leden Tielen en Daniëlle Jansen, over het onderzoeken hoe nieuwe zorgaanbieders
vooraf strenger gecontroleerd kunnen worden op financiële stromen en eigenaarschap,
loopt mee in het vervolg op de eerder gedane pilot effectieve screening nieuwe zorgaanbieders.12 De Minister van VWS zal voor 31 maart 2025 de Kamer nader informeren over dit vervolg.
Toezegging over de wet op bijzondere medische verrichtingen
Er is eerder toegezegd dat uw Kamer een beleidsreactie zou ontvangen op het advies
van de Gezondheidsraad over de Wet op bijzondere medische verrichtingen (Wbmv).13 In deze beleidsreactie zullen ook de lessen en inzichten uit de uitvoeringspraktijk
van de afgelopen jaren worden meegenomen. De Minister van VWS is voornemens om deze
brief voor het eind van het jaar aan uw Kamer te sturen.
Toezegging tot informeren over pilot Kraamzorg
De toenmalige Minister van VWS heeft in het commissiedebat Pakketbeheer, van 17 juni
2020 (Kamerstuk 29 689, nr. 1073), toegezegd uw Kamer te informeren over de uitkomsten van de pilot rond de eigen
bijdrage kraamzorg.
Alhoewel het Ministerie van VWS géén partner in deze pilot was, is navraag gedaan.
Daaruit blijkt dat de pilot in Rotterdam nooit is gestart. Wel is er in 2021 een pilot
gestart in Zuid-Limburg. De initiatiefnemers hiervan waren: Geboortezorg Limburg,
programmabureau Trendbreuk (GGD Zuid-Limburg), zorgverzekeraars CZ en VGZ, Jeugdgezondheidszorg
Zuid-Limburg en acht gemeenten. In die pilot kregen circa 150 gezinnen in een (zeer)
kwetsbare situatie vrijstelling van de wettelijke eigen bijdrage. Daarnaast ontvingen
circa 100 (zeer) kwetsbare gezinnen extra hulp van een kraamverzorgende in de eerste
6 maanden na de geboorte van de baby.
Bij deze informeert de Minister van VWS uw Kamer dat de pilot is afgerond. De factsheet
met daarin de resultaten van de Proeftuin Geboortezorg Flex Zuid-Limburg is bijgevoegd
bij deze Kamerbrief. Uit deze factsheet blijkt dat, zowel de gezinnen in een kwetsbare
situatie, als de professionals die deel hebben genomen aan deze pilot, het kwijtschelden
van de eigen bijdrage, en het flexibel inzetten van de ondersteuning, als positief
hebben ervaren.
De Minister van VWS beschouwt hiermee de toezegging om uw Kamer te informeren over
de uitkomst van deze pilot als afgedaan.
Motie van de leden Werner en Sahla over onderzoek naar het gratis aanbieden van mondzorg
door studenten tandheelkunde
Deze motie verzoekt de regering om de mogelijkheden voor het inzetten van studenten
tandheelkunde bij het leveren tandheelkundige zorg te verkennen, evenals het gratis
aanbieden van mondzorg voor (met name) kinderen op deze wijze.14
De verwachting was dat uw Kamer in de kabinetsreactie op de instroomadviezen van het
Capaciteitsorgaan geïnformeerd zou worden over de uitvoering van de motie. De Minister
van VWS heeft echter meer tijd nodig om, in afstemming met de Minister van OCW, beide
punten van de motie uit te voeren. Uw Kamer zal naar verwachting in het derde kwartaal
van 2025 nader worden geïnformeerd hierover.
Adviesrapport: «Is er voor de klinisch fysicus met de differentiatie audiologie een
noodzaak voor het publiekrechtelijke tuchtrecht
Hierbij biedt de Minister van VWS uw Kamer het adviesrapport «Is er voor de klinisch
fysicus met de differentiatie audiologie een noodzaak voor het publiekrechtelijke
tuchtrecht?» aan, dat is opgesteld door het Zorginstituut Nederland (zie bijlage).
Dit rapport is een nader advies op het rapport «De klinisch fysicus in artikel 3 van
de Wet BIG», waarover uw Kamer op 25 augustus 2023 is geïnformeerd.15
De reactie van de Minister van VWS op het adviesrapport volgt voor het einde van dit
jaar.
Toezegging tot toesturen advies Gezondheidsraad over een toekomstbestendig toetsingskader
In juni 2023 heeft de toenmalig Minister van VWS aan de Gezondheidsraad (GR) gevraagd
om advies uit te brengen over een toekomstbestendig toetsingskader, voor voorbehouden
handelingen en nieuwe beroepen. Onderdeel van de adviesaanvraag betreft het beleggen
van de adviestaak, over nieuwe aanvragen bij een onafhankelijke raad.
De GR heeft de Minister van VWS laten weten het advies in het voorjaar van 2025 toe
te sturen. Het is daarom de verwachting dat het advies in het voorjaar 2025 aan uw
Kamer kan worden toegezonden in plaats van voor het einde van dit jaar, zoals eerder
aan uw Kamer gemeld.16
Reactie op de initiatiefnota van het lid Sahla «Niemand laten vallen op weg naar inclusieve
zorg»
In het recente regeerprogramma (Kamerstuk 36 471, nr. 96) staat duidelijk dat het huidige kabinet daadkrachtig optreedt tegen discriminatie.
Dat geldt ook voor discriminatie in de zorg en welzijn sector. De Minister van VWS
heeft dan ook met interesse de initiatiefnota «Niemand laten vallen: op weg naar inclusieve
zorg» van het voormalige Kamerlid Sahla gelezen. Aan veel van de genoemde thema’s
wordt hard gewerkt binnen het ministerie, via de VWS-brede aanpak discriminatie en
gelijke kansen.
Mocht deze initiatiefnota worden overgenomen door een actief Kamerlid van de D66-fractie,
wat zou leiden tot een nota-overleg over de initiatiefnota, dan hoort de Minister
dat graag.
Rapport ZZP-schap in de zorg
Het aantal zzp-ers dat werkzaam is in de zorg- en welzijnssector is de afgelopen jaren
toegenomen. Uit CBS-cijfers volgt dat het aantal zzp’ers in deze sector (smal)17 in 2023 is gestegen met 17.000, ten opzichte van het jaar daarvoor. Het aantal zzp’ers
in de zorg stijgt daarmee tot 9% van het totaal aantal werkenden.18
Mogelijke effecten van deze verschuiving naar zelfstandigheid zijn een (nog) hogere
werkdruk voor werkenden in vaste loondienst in de zorg en in sommige gevallen ook
hogere loonkosten. De hogere werkdruk kan uitstroom uit de sector vergroten. Uiteindelijk
gaat het om de zorg betaalbaar en toegankelijk te houden en het kunnen voldoen aan
de zorgplicht, welke met deze ontwikkeling mogelijk onder druk komt te staan.
Vanwege de toenemende interesse voor zzp-schap in de zorg en welzijnssector, rijst
de vraag of de keuze voor zzp-schap weloverwogen kan worden gemaakt. Er is veel informatie
over zzp-schap in de sector beschikbaar via verschillende kanalen, maar de vraag is
of deze informatie volledig, relevant en vindbaar is.
Het Ministerie van VWS heeft daarom een onderzoek laten uitvoeren naar het huidig
kennisniveau inzake rechten en plichten rondom zzp-schap onder werkgevers en werkenden
(zowel werknemers als zzp’ers). Daarnaast is onderzocht welke informatiebronnen het
meeste worden geraadpleegd en welke drijfveren aan het besluit tot zzp-schap ten grondslag
liggen.
Dit onderzoek heeft geleid tot een rapportage met daarin de resultaten, inclusief
aanbevelingen voor de informatievoorziening in verschillende stadia van het besluitvormingsproces
van de zorgprofessional en werkgever. Deze rapportage wordt met deze brief aan uw
Kamer aangeboden.
Vanaf september 2024 worden de aanbevelingen uit het rapport doorgevoerd in de huidige
informatievoorziening. Medio 2025 zal een effectmeting worden uitgevoerd. Tijdens
het verbeteren van de informatievoorziening en de effectmeting, wordt samengewerkt
met andere departementen, zoals SZW en de Belastingdienst.
Toezegging over de inhoud van het jaarverslag van VWS
De toenmalige Minister van VWS heeft tijdens bij de begrotingsbehandeling 2024 toegezegd
in het jaarverslag en de begroting stil te staan bij de tastbare resultaten van evaluaties,
het leereffect mee te nemen bij het uitwerken van de Strategische Evaluatie Agenda
in de begroting voor 2024 en nader in te gaan op de stappen die nog gezet kunnen worden
om het zicht op de doeltreffendheid en doelmatigheid te versterken.19 In navolging hiervan zijn de resultaten van uitgevoerde evaluaties uit de Strategische
Evaluatie Agenda (SEA) in het jaarverslag 2023 specifiek toegelicht.20 De leervragen en inzichtbehoeftes die uit deze evaluaties naar voren zijn gekomen,
zijn vervolgens verwerkt in de SEA als onderdeel van de begroting 2024. Ook in de
voorliggende VWS begroting voor 2025 worden de (voor)genomen acties naar aanleiding
van resultaten en getrokken leerlessen uit evaluatieonderzoek specifiek benoemd.
Voor de verdere doorontwikkeling van de SEA worden voor de verschillende hoofdthema’s
van deze agenda, dit jaar diverse verdiepingssessies georganiseerd, met deelname van
de collega’s vanuit het Ministerie van Financiën, gericht op de onderbouwing van de
inzichtbehoeften voor de verschillende periodieke rapportages. Dit kan tot aanvullend
onderzoek leiden om meer zicht te krijgen op de mate van doeltreffendheid en doelmatigheid
van het gevoerde beleid. Deze resultaten worden verwerkt in de volgende versie van
de SEA, welke in de begroting 2026 aan uw Kamer wordt aangeboden.
Toezegging tot onderzoek naar lerend evalueren binnen het Ministerie van VWS
Het aangekondigde onderzoek om te leren van de impact van VWS beleidsevaluaties wordt
uitgevoerd door Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. Het gebruik
van de VWS evaluaties wordt ook vergeleken met de beleidsonderzoeken van de zorg in
andere landen.
Door het internationale karakter heeft de voorbereidingstijd meer tijd gekost dan
eerder voorzien en worden de eerste resultaten in 2025 verwacht.
Toezegging over betaalbaarheid en toegankelijkheid van vaccins in het mondiale Zuiden
De Minister voor Medische Zorg van het vorige kabinet, heeft uw Kamer tijdens het
commissiedebat Mondiale Gezondheidsstrategie, op 4 april 2024 (Kamerstuk 36 180, nr. 101), toegezegd te informeren over hoe betaalbaarheid en toegankelijkheid van vaccins
in het mondiale Zuiden wordt meegenomen in de toolkit voor Maatschappelijk Verantwoord
Licentiëren.21
De toolkit is een operationele uitwerking van de Tien Principes voor Maatschappelijk
Verantwoord Licentiëren. Principe 9 is het principe dat licenties, waar mogelijk,
ruimte bieden om markttoetreding of ontwikkeling in bepaalde landen te stimuleren
of veilig te stellen: «Zo kan bijvoorbeeld worden vastgelegd dat producten te zijner
tijd tegen een gereduceerd tarief (op basis van «kosten-plus») worden aangeboden in
ontwikkelende landen.» In de toolkit is dit geoperationaliseerd in het artikel over
«access for humanitarian purposes».
Doorontwikkeling van de Principes en de toolkit vindt plaats onder regie van Universiteiten
van Nederland (UNL) en NFU.
De toezegging wordt hiermee als afgedaan beschouwd.
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke
Zorg
Toezegging te bezien of de wetswijzing waarmee zorgaanbieders gegevens aan gemeenten
of GGD kunnen verstrekken spoedig in werking kan treden
Het is niet mogelijk om de wetswijziging waarmee zorgaanbieders gegevens van onverzekerde
patiënten aan gemeenten of GGD kunnen verstrekken, eerder in werking te laten treden.
De verwachting is dat het betreffende wetsvoorstel in 2026 in werking treedt.
De gegevensuitwisseling tussen zorgaanbieders en gemeenten of GGD-en heeft betrekking
op de persoonsgegevens van onverzekerden, aan wie zorg is geleverd ten laste van de
subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg. Met de voorgestelde wijziging van de
Wmo 2015 komt er een juridische grondslag, waarmee de mogelijkheid om deze gegevens
te kunnen verstrekken (in het kader van bemoeizorg) wordt versterkt. Onderdeel van
deze bemoeizorg is het in verzekering brengen van de verzekeringsplichtige onverzekerde.
De behoefte aan deze gegevensuitwisseling, en de invulling daarvan, verschilt per
gemeente. Het is niet mogelijk dat dit wetsartikel in een ander wetsvoorstel mee wordt
genomen. Dit zou vertraging opleveren voor een ander wetsvoorstel. Tevens is er geen
sprake van spoed.
Toezegging tot onderzoek naar keuze voor ongecontracteerde zorg in wijken met een
lagere sociaal-economische status
Tijdens het commissiedebat wijkverpleging van 11 mei 2023 (Kamerstuk 23 235, nr. 223) is aan de toenmalig Minister van Langdurige Zorg en Sport gevraagd te proberen inzichtelijk
te maken wat de reden is dat in wijken met een lagere sociaal-economische status meer
wordt gekozen voor ongecontracteerde zorg.22
De Monitor niet-gecontracteerde wijkverpleging 2016–2021 van Vektis, bevat in paragraaf
8.3 (Sociaal-economische status en stedelijkheid) een aantal cijfers omtrent het gebruik
van niet-gecontracteerde zorgaanbieders door personen met een laag-econnomische status.23 Daarin is opgenomen dat de vraag of cliënten met een verschillende sociaal-economische
status (SES) gebruik maken van gecontracteerde en niet-gecontracteerde zorg, niet
exact te beantwoorden is. SES is namelijk niet op persoonsniveau beschikbaar, maar
alleen op wijkniveau, aldus Vektis. Hierdoor kan niet per persoon de SES bepaald worden
en zal die persoon de gemiddelde SES van de wijk waarin hij/zij woont krijgen.
In wijken met de laagste SES wordt verhoudingsgewijs meer niet-gecontracteerde zorg
geleverd dan in wijken met een hogere SES. Ook de wijken die vallen in de categorie
met de hoogste SES tonen een wat hoger aandeel niet-gecontracteerde zorg. Dit betreft
de jaren 2020 en 2021, waarbij uit de monitor blijkt dat er een lichte stijging naar
niet-gecontracteerde zorg te zien is van 2020 naar 2021. Ook blijkt uit de monitor
dat het aandeel niet-gecontracteerde zorg op basis van kosten het hoogste is in zeer
sterk stedelijk gebied.
Voor het overige zijn er geen gegevens bekend over waarom door mensen met een lagere
sociaal-economische status wordt gekozen voor ongecontracteerde zorg. Wel toont onderzoek
van het Nivel aan dat van de bevolking van 18 jaar en ouder ongeveer een derde (35%)
niet voldoende gezondheidsvaardig is.24 Het verbeteren van de gezondheidsvaardigheden kan bijdragen aan het kunnen maken
van een meer weloverwogen keuze tussen gecontracteerde en ongecontracteerde aanbieders.
Hiermee wordt de motie als afgedaan beschouwd.
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Staatssecretaris Jeugd, Preventie
en Sport
Toezegging tot beleidsreactie op het rapport «Met de stroom mee: naar een duurzaam
en adaptief stelsel van zorg»
In juni 2023 heeft de toenmalig Minister van VWS uw Kamer het rapport van de Raad
voor Volksgezondheid & Samenleving Met de stroom mee: naar een duurzaam en adaptief stelsel van zorg en ondersteuning
aangeboden. Tijdens het commissiedebat Zorgverzekeringsstelsel, van 21 juni 2023 (Kamerstuk
29 689, nr. 1224), is destijds toegezegd dat een beleidsreactie op het rapport zou volgen, voorafgaand
aan de begrotingsbehandeling 2024 van het Ministerie van VWS.25 Een reactie op het rapport is daarna uitgesteld in verband met de demissionaire status
van het kabinet indertijd. Een beleidsreactie op het rapport zal nu volgen voor het
einde van dit jaar.
Toezegging over de voortgang van het openbaarmakingsproces van de totale verzameling
van COVID-19 gerelateerde chatconversaties
Zoals toegezegd in de brief 15 december 2022, informeert de Minister van VWS uw Kamer
hierbij over de stand van zaken van het openbaarmakingsproces van COVID-19 gerelateerde
chatconversaties in het kader van de Woo.26
De programmadirectie Openbaarheid heeft een projectteam dat zich specifiek richt op
het beoordelen van chat- en sms-berichten. Dit is een zeer omvangrijk proces. Bij
de afhandeling van een Woo-verzoek gericht op chat- en sms-berichten worden deze berichten
namelijk – alvorens afhandeling – eerst gereed gemaakt. De inzet van – door VWS ontwikkelde
– technologie zorgt voor een ontdubbeling van berichten en bijlagen in chatconversaties.
Ook worden berichten initieel beoordeeld op niet-bestuurlijke informatie.27 Dit gereedmakingsproces is bijna afgerond. Hierdoor wordt er veel tijd bespaard bij
de beoordeling van deze berichten waardoor VWS verwacht meer Woo-verzoeken naar chat-
en sms-berichten af te kunnen handelen. Het ministerie werkt hard om het proces van
afhandeling van Woo-verzoeken naar chatconversaties zo efficiënt mogelijk te laten
verlopen met als doel verzoekers snel te voorzien in hun informatiebehoefte.
Naar aanleiding van een aantal Woo-verzoeken zijn er op 8 augustus en 9 september
jl. chat- en sms-berichten openbaar gemaakt.28, 29
Met deze inbreng wordt de toezegging als voldaan beschouwd.
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke
Zorg en Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport
Voorstel om het commissiedebat Integraal Zorgakkoord te verzetten
Naar aanleiding van het nieuwe regeerakkoord wordt de komende maanden met de veldpartijen
gesproken over het brede Zorg- en Welzijnsakkoord. De bewindspersonen van VWS streven
ernaar om dit vervolgakkoord zo snel mogelijk te sluiten, bij voorkeur voor het eind
van dit jaar. Het verzoek is om het commissiedebat uit te stellen naar begin volgend
jaar, zodat de bewindspersonen hierover in debat kunnen met uw Kamer.
Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg
Motie Van den Berg en Van den Hil over onderzoek naar mogelijkheid om meer informatie
te verstrekken bij gedwongen zorg
De motie Van den Berg en Van den Hil verzoekt de regering in de evaluatie van de Wet
verplichte ggz (Wvggz) en de Wet zorg en dwang (Wzd) in het kader van het medisch
beroepsgeheim expliciet te onderzoeken of een rechtsgrond in de Wvggz en de Wzd om
meer informatie te kunnen verstrekken tot de wettelijke mogelijkheden moet behoren,
en de Kamer bij de evaluatie te adviseren over hoe dit zou kunnen.30 Het gaat hierbij specifiek om situaties, zoals overmacht of een conflict van plichten.
In de evaluatie van beide wetten zijn een tweetal aanbevelingen hierover gedaan, te
weten aanbeveling 4 over vereenvoudiging van de uitvoerbaarheid van wetgeving, en
de daarbij horende momenten van gegevensuitwisseling, en aanbeveling 27 over het uitvoeren
van de stappen, zoals beschreven in de Wzd, en daarbij benodigde gegevensuitwisseling
tussen degenen die daarbij op grond van de wet betrokken zijn.31 In de beleidsreactie van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, onder het vorige
kabinet, is aangekondigd dat de aanbevelingen worden uitgewerkt in wetgeving.32 Het wetsvoorstel wordt naar verwachting in de loop van 2025 ingediend.
Met bovenstaande is invulling gegeven aan de motie van de leden Van den Berg en Van
den Hil en wordt het met de indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer als
afgedaan beschouwd.
Motie van de leden van den Hil en Agema over de inzet van casemanagement dementie
De motie van de leden Van den Hil en Agema verzoekt de regering de inzet van casemanagement
dementie (vanaf het moment van het vermoeden van dementie tot aan het overlijden)
door te rekenen (in geld en in fte’s) en na te gaan onder welke voorwaarden onafhankelijk
casemanagement dementie gestimuleerd kan worden.33
In navolging daarvan heeft VWS een onderzoeksbureau verzocht om de maatschappelijke
baten, personele inzet en de financiële kosten voor de inzet van casemanagement dementie
door te rekenen. De Staatssecretaris van Langdurige en Maatschappelijk Zorg zal uw
Kamer uiterlijk 30 januari 2025 nader informeren over de uitvoering van deze motie
en vervolgstappen.
Motie van het lid Westerveld over passende woonvoorzieningen voor mensen met indicatie
voor Wlz-ggz-zorg
De motie van lid Westerveld verzoekt de regering om vanuit verschillende werkagenda’s
en samen met zorgkantoren en gemeenten een noodplan te maken met het doel mensen met
een indicatie voor Wlz-ggz-zorg een passende woonvoorziening met langdurige zorg te
bieden.34
Op dit moment werken landelijke partijen gezamenlijk aan een werkagenda voor mensen
met een psychische aandoening en een langdurige, intensieve zorgvraag. In de uitwerking
van de acties wordt specifiek aandacht besteed aan deze doelgroep. Daarnaast wordt
waar nodig de verbinding gezocht met andere trajecten en werkagenda’s, zoals de werkagenda
reguliere en forensische zorg. Zodra de werkagenda gereed is wordt deze gedeeld met
de Tweede Kamer, dit is naar verwachting in het eerste kwartaal van 2025.
Toezeggingen met betrekking tot de pilot Toerusting budgethouders Wlz
Hierbij informeert de Staatssecretaris van Langdurige en Maatschappelijke Zorg uw
Kamer over de resultaten van de pilot Toerusting kandidaat-budgethouders van Zilveren
Kruis en Per Saldo. De eindrapportage wordt als bijlage bij deze brief aangeboden.
In de pilot boden Zilveren Kruis en Per Saldo extra voorlichting en ondersteuning
aan kandidaat Wlz-budgethouders en/of hun vertegenwoordigers. Die voorlichting en
ondersteuning richtte zich op het keuzeproces voor een passende leveringsvorm: pgb
of zorg in natura. Zo wilden Zilveren Kruis en Per Saldo cliënten beter toerusten
voor een weloverwogen keuze. Daarnaast beoogde de ondersteuning en voorlichting om
het beheer van het pgb door de cliënt en/of vertegenwoordiger te verbeteren.
Met vragenlijsten zijn de ervaringen van de deelnemers onderzocht. Vanwege een lagere
respons dan verwacht vraagt interpretatie van de resultaten wel enige voorzichtigheid.
Toch biedt de pilot enkele inzichten voor beleid. In de fase van het aanvragen is
er een duidelijke behoefte aan advies en ondersteuning. De kennis over het pgb neemt
toe na het bewuste keuze gesprek. Cliënten die zorg ontvangen geven aan tevreden te
zijn met hun keuze voor het pgb. Cliënten en/of vertegenwoordigers ervaren geen problemen
bij het beheren van een pgb en schrijven dat deels toe aan de hulp van Per Saldo.
Opvallend is wel dat Per Saldo in gesprekken merkte dat deelnemers minder diepgaande
pgb kennis bezitten dan zij zelf dachten en hiermee «onbewust onbekwaam» zijn.
Ook verkrijgen veel deelnemers informatie over het pgb bij hun zorgverlener wat kan
zorgen voor gekleurde of onvolledige informatie. Het is daarom belangrijk dat budgethouders
de weg naar gedetailleerde informatie en voorlichting van een onafhankelijke organisatie
als Per Saldo weten te vinden. Per Saldo bekijkt met zorgkantoren waar betere verwijzing
naar hun aanbod mogelijk is.
Tot slot concludeert Zilveren Kruis dat een groot deel (ca. de helft) van de deelnemers
voorafgaand aan de Wlz-indicatie informatie opvroeg bij een onafhankelijk cliëntondersteuner.
Zilveren Kruis werkt uit hoe zij als zorgkantoor een grotere rol kan spelen om in
een vroeg stadium aan deze informatiebehoefte te voldoen. Zilveren Kruis en Per Saldo
delen hun bevindingen en vervolgstappen uit deze pilot met andere zorgkantoren.
Met bovenstaande is invulling gegeven aan de toezeggingen en worden ze als voldaan
beschouwd.
Toezegging tot informeren over vervolgstappen n.a.v. rapport over lijkschouw in de
langdurige zorg
Met de betrokken beroepsverenigingen, dit betreft de KNMG, Verenso, V&VN en de NAPA,
zijn gesprekken gevoerd over mogelijke pilots om de lijkschouw in verpleeghuizen ook
uit te laten voeren door verpleegkundig specialisten en physician assistents. Deze
gesprekken hebben vooralsnog niet geleid tot overeenstemming tussen de betrokken beroepsverenigingen
over de voorwaarden voor invulling van de pilots. In het najaar wordt een ronde tafelgesprek
met experts uit de praktijk georganiseerd.
Met deze stand van zaken wordt de toezegging als afgedaan beschouwd.
Toezegging tot het toesturen van de monitor over de resultaten van de beleidsmaatregelen
uit het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen
Zoals toegezegd in de Voortgangsbrief Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO),
ontvangt uw Kamer hierbij de monitor van de beleidsmaatregelen van het programma WOZO.35
Deze monitor bevat de kwantitatieve resultaten van beleidsmaatregelen en de kwalitatieve
duiding daarvan. De monitor is door een extern bureau opgesteld en tot stand gekomen
in een samenwerking met veldpartijen. De kwantitatieve gegevens zijn geduid tijdens
duidingssessies met VWS en de afgevaardigden van relevante veldpartijen (waaronder
ActiZ, PCOB, Verenso, Vilans, VNG, ZonMw en ZN). De monitor heeft een tweeledig doel:
inzicht geven in de voortgang van de beleidsmaatregelen en het bieden van sturingsinformatie.
De uitkomsten van deze monitor heeft de Staatssecretaris van Langdurige en Maatschappelijke
Zorg besproken met de partijen uit de regiegroep WOZO. De partijen hebben waardering
uitgesproken voor de opgezette monitor en hebben waardevolle input gegeven voor de
verdere ontwikkeling van deze monitor, zoals het versterken van sturingsmogelijkheden.
De aanbevelingen die in de monitor worden gegeven, worden door de regiegroep meegenomen
in de verdere uitvoering van het programma.
Aangezien nog niet alle voorgenomen beleidsmaatregelen uit het programma geëffectueerd
zijn, is het nog niet mogelijk om over alle uitkomsten te rapporteren. De monitor
bevat daarom de gegevens van zes maatregelen. Volgende versies van deze monitor worden
gecomplementeerd met maatregelen waarvan de data op dat moment beschikbaar is.
De volgende versie van deze monitor ontvangt uw Kamer voor het einde van het jaar,
als onderdeel van de Voortgangsbrief WOZO.
Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport
Toezegging over derde Landelijke Agenda Suïcidepreventie
In de brief stand van zaken van moties en toezeggingen begrotingsbehandeling 2024
van 17 januari 2024 is toegezegd, dat voor de zomer 2024, uw Kamer geïnformeerd wordt
over de voortgang van de derde Landelijke Agenda Suïcidepreventie.36
Voor de zomer is de Wet integrale suïcidepreventie in de Tweede Kamer behandeld en
op 21 juni 2024 gepubliceerd in het Staatsblad.37 In de voorgangsrapportage derde landelijke agenda zal ook worden ingegaan op de laatste
ontwikkelingen rondom de implementatie van deze wet. De voortgangsrapportage zal daarom
uiterlijk rond de jaarwisseling naar de Tweede Kamer worden gestuurd.
Rapport «Op onze gezondheid» van de Raad van Volksgezondheid en Samenleving
Op 23 mei 2023 is het advies van de Raad van Volksgezondheid en Samenleving (RVS),
«Op onze gezondheid», over de inrichting van het stelsel voor de publieke gezondheidzorg,
aangeboden aan de Tweede Kamer.38 In antwoord op Kamervragen van het lid Van Esch (PvdD), over gezondheidsdoelen in
de wet opnemen, van 28 augustus 2023, is aangegeven dat de reactie op het advies van
de RVS, aan het volgend kabinet zal worden overgelaten.39
Op dit moment is de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport met veldpartijen
in gesprek over de toekomst van de publieke gezondheid. De inzichten die daar uitkomen,
kunnen worden gebruikt voor verdere beleidsvorming rondom dit thema. De Staatssecretaris
zal uw Kamer eind dit jaar informeren met een kabinetsreactie. Daarbij zal er specifiek
worden ingegaan op de aanbeveling over een gezondheidscommissaris.
Toezegging over extra anticonceptiecounseling in de abortusklinieken voor vrouwen
in een kwetsbare positie
Sinds juli 2023 hebben abortusklinieken, als proef, de mogelijkheid om extra tijd
te besteden aan anticonceptiecounseling voor een deel van hun cliëntengroep. Deze
tijdelijke maatregel is onderdeel van de Aanpak onbedoelde en ongewenste zwangerschap
en dient een preventief doel, namelijk het voorkomen van een (nieuwe) onbedoelde zwangerschap.
Abortusprofessionals en cliënten hebben laten weten dat tevreden te zijn. De eindevaluatie
van het RIVM met de cijfers over hoeveel vrouwen kiezen voor anticonceptie en welke
anticonceptie zij besluiten te gebruiken volgt in het voorjaar van 2025.
De Staatssecretaris voor Jeugd, Preventie en Sport heeft besloten de maatregel te
verlengen voor de duur van 1 jaar (waardoor de maatregel doorloopt tot en met 31 december
2025). Artikel 4.k van de subsidieregeling abortusklinieken wordt daartoe aangepast.40 In het voorjaar van 2025 zal, op basis van de eindevaluatie van het RIVM, worden
besloten of de extra anticonceptiecounseling een structureel onderdeel wordt van de
subsidieregeling abortusklinieken.
Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd in de eerstvolgende voortgangsrapportage van
de Aanpak onbedoelde en ongewenste zwangerschap, die in april 2025 verschijnt.
Amendement Van den Berg en Veldman over het opstarten van een pilot voor een landelijk
toetsingskader voor gezondheidsapps
Het amendement van de leden Van den Berg en Veldman is gericht op het beschikbaar
stellen van middelen voor het ontwikkelen voor een keuzehulp voor burgers en hulpverleners
om op een gemakkelijke manier gebruik te maken van getoetste en betrouwbare gezondheidsapps.
De resultaten van de pilot worden beschreven in een rapport door NeLL.
Het rapport is afgerond en opgeleverd door NeLL. Dit jaar komt een Kamerbrief en wordt
ook het rapport gedeeld met de Kamer. Hierin worden ook nieuwe ontwikkelingen in het
zorgveld, bijvoorbeeld het digitaliseringstraject uit IZA meegenomen.
Toezegging tot informeren over gesprekken met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de Reclame Code Commissie
over anticonceptieverhalen op sociale media
De Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport en zijn ambtsvoorganger hebben het
afgelopen jaar met de Ministeries van OCW en BZK en de Reclame Code Commissie gesprekken
gevoerd over desinformatie. Over deze gesprekken is aan uw Kamer toegezegd dat zij
er een terugkoppeling van zullen ontvangen.41
Er is nu een beeld van wat er gebeurt op het terrein van desinformatie, ook bij andere
ministeries. Het Ministerie van OCW is nauw verbonden met Europese mediawetgeving,
zoals de herziene audiovisuele mediadienstenrichtlijn (AVMSD), die de EU-brede coördinatie
van nationale wetgeving voor audiovisuele media regelt. Het Commissariaat voor de
Media, dat onder het Ministerie van OCW valt, houdt toezicht op audiovisuele media,
grote online platforms en influencers met meer dan 500.000 volgers. Het Ministerie
van BZK leidt de Rijksbrede strategie tegen desinformatie, met speciale aandacht voor
volksgezondheid om deze te beschermen tegen schadelijke desinformatie. De Reclame
Code Commissie (RCC) toetst of reclame-uitingen voldoen aan de Nederlandse Reclame
Code en biedt influencers een certificaat na het volgen van een e-module over reclameregels.
In de gesprekken is verkend hoe de verspreiding van desinformatie over anticonceptie
kan worden tegengaan. Mensen staan echter vrij om verhalen over hun ervaringen met
anticonceptie te delen op sociale media. Het is niet wenselijk dat de overheid zich
hierin mengt. Dit kan ook niet vanwege het recht op vrijheid van meningsuiting. Het
blijft daarom belangrijk om in te zetten op toegankelijke en betrouwbare informatie
over anticonceptie, zowel over hormonale anticonceptie als over andere methoden zoals
de vruchtbare dagen methode (ook wel «natuurlijke methoden» genoemd), zodat mensen
een geïnformeerde keuze kunnen maken over een anticonceptiemethode die bij hen past.
De Staatssecretaris zal uw Kamer in april 2025 met de Voortgangsrapportage Aanpak
Onbedoelde Zwangerschap informeren hoe de onafhankelijke informatievoorziening over
anticonceptiemethoden versterkt kan worden om misinformatie en desinformatie over
anticonceptie tegen te gaan.
De toezegging wordt hiermee als voldaan beschouwd.
Motie van het lid Paulusma over de structurele organisatie van de consultatiefunctie
door Expertisecentrum Euthanasie
De motie van het lid Paulusma verzoekt de regering om kennis en expertise te bevorderen
bij zorgprofessionals door te onderzoeken hoe de consultatiefunctie door Expertisecentrum
Euthanasie (EE) structureel kan worden georganiseerd.42
In de kabinetsreactie op de vierde evaluatie van de Wet toetsing levensbeëindiging,
op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl), heeft het kabinet aangegeven het belang van
beschikbaarheid van adequate advisering, en ondersteuning voor artsen bij complexe
verzoeken, te onderschrijven.43 Hierbij is allereerst een rol weggelegd voor SCEN-artsen.44 Daarnaast voorziet de consultatiefunctie van EE in een duidelijke behoefte.
Het kabinet heeft aangegeven dat de meest geëigende vorm van financiering van de consultatiefunctie
van EE via de Zorgverzekeringswet is en dat EE nog met de vier grote zorgverzekeraars
in gesprek was over de mogelijkheden hiertoe. Inmiddels heeft EE met de vier grote
zorgverzekeraars afspraken kunnen maken over de financiering van de consultatiefunctie.
Het betreft een pilot voor de periode van anderhalf jaar. De pilot is 1 juli 2024
van start gegaan en wordt ieder halfjaar geëvalueerd.
Toezeggingen over het delen van een overzicht van wetsvoorstellen op medisch-ethisch
vlak en over het wetsvoorstel tot wijziging van de Embryowet en het Wetvoorstel zeggenschap
lichaamsmateriaal
In medisch-ethische wetgeving op het gebied van abortus, embryo-onderzoek en euthanasie
is één wijziging voorzien, namelijk een wijziging van de Embryowet. Het vorige kabinet
is gestart met deze wijziging naar aanleiding van de derde evaluatie van deze wet.
De evaluatie wees namelijk uit dat het doel van de wet (een balans treffen tussen
de beschermwaardigheid van beginnend menselijk leven en andere belangen, zoals medisch
wetenschappelijk onderzoek) steeds minder wordt bereikt. In de evaluatie werd benadrukt
dat wetgeving moet worden toegerust op nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen die
nog niet bestonden toen de huidige wet tot stand kwam. Met de wijziging worden bepaalde
nieuwe wetenschappelijke mogelijkheden onder de reikwijdte van de Embryowet gebracht.
Hierdoor wordt voorkomen dat bij onderzoek met embryo’s een grijs gebied ontstaat
waarin zowel de wetenschappelijke vooruitgang als de beschermwaardigheid van beginnend
leven in het geding kan komen. Het kabinet heeft toegezegd om dit wetsvoorstel in
het eerste kwartaal van 2024 naar uw Kamer te sturen.45 Het wetsvoorstel tot wijziging van de Embryowet heeft inmiddels de benodigde (uitvoerings)toetsen
doorlopen en is in internetconsultatie geweest. Ook de Raad van State heeft advies
uitgebracht over het wetsvoorstel. Dit advies wordt momenteel verwerkt. De Staatssecretaris
van Jeugd, Preventie en Sport streeft er naar het wetsvoorstel in het laatste kwartaal
van 2024 naar uw Kamer sturen.
Daarnaast werkt het kabinet aan een tweede nota van wijziging bij het Wetsvoorstel
zeggenschap lichaamsmateriaal, dat momenteel bij uw Kamer aanhangig is. Bij de brief
van 15 januari jl. is uw Kamer geïnformeerd, dat het in de eerste helft van 2024 zou
worden geïnformeerd over de invulling van dit wetsvoorstel en dat het wetsvoorstel
vervolgens voorgelegd zou worden aan de Afdeling advisering van de Raad van State.46 Het wetsvoorstel is in juli 2024 in internetconsultatie gegaan, en deze is daarmee
openbaar.47 Het voornemen is eind 2024 het wetsvoorstel, na aanpassingen op basis van de internetconsultatie,
voor te leggen aan de Afdeling advisering van de Raad van State.
Tot slot zal het kabinet naar aanleiding van een wetsevaluatie mogelijk komen met
een wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen.
Toezegging over online drugspreventie
De Staatssecretaris van VWS, onder het vorige kabinet, heeft in het commissiedebat
drugspreventie en verslavingszorg, van 29 maart 2023 (Kamerstuk 24 077, nr. 524), uw Kamer toegezegd te informeren over de aanbevelingen rondom het online verkopen
van drugs, op het VWS-gedeelte, en daarbij in te gaan op het aspect van preventie
en criminaliteit.48
Ter uitvoering van de motie Bikker cs. heeft het Trimbos-instituut in 2022 op verzoek
van de toenmalige Staatssecretaris van VWS een onderzoek uitgevoerd naar het gebruik
van online kanalen, om drugs te kopen en met preventieve voorstellen te komen, om
dit aanbod terug te dringen.49 Het rapport is in maart 2023 naar de Tweede Kamer gezonden.50 Hieruit blijkt kort dat de meeste jongeren wel online contact hebben met een dealer
– meestal via Whatsapp waar ook bestellijsten gedeeld worden –, maar de drugs eerder
«live» via een dealer of vrienden kopen, dan via een online bestelling. In het rapport
heeft het Trimbos-instituut tevens in kaart gebracht wat het huidige online preventieaanbod
is en welke aanbevelingen zij op dat terrein doen. Een belangrijke aanbeveling ten
aanzien van de verbetering van het online preventieaanbod is het verbreden van de
online aanwezigheid van preventie.
Het Trimbos-instituut is daarop vorig jaar verzocht een voorstel uit te werken om
inzichtelijk te krijgen waar en hoe jongeren in contact komen met online drugsuitingen
en welk effect deze op hen hebben. Een panel van 73 jongeren tussen de 16 en 18 jaar
heeft vier dagen lang bijgehouden hoe vaak en via welke sociale mediakanalen zij drugsgerelateerde
content zagen en wat de aard ervan was. Het ging om posts met afbeeldingen, video’s
of tekst over drugs. Op Instagram werden de meeste beelden aangetroffen van de in
totaal 203 meldingen die de jongeren hebben gedaan. Bij de helft van de meldingen
was sprake van zichtbaar drugsgebruik of dat het leek of iemand onder invloed was.
Er werden 10 meldingen gemaakt van posts waarin drugs werden aangeboden (om te kopen).
Veel deelnemers gaven aan meer drugsgerelateerde beelden te hebben verwacht. Positief
is dat de meerderheid aangaf dat de blootstelling aan deze beelden niet had geleid
tot interesse om zelf drugs te gaan gebruiken.
Naast dit onderzoek heeft het Trimbos-instituut dit voorjaar een pilot gedaan van
een online preventiecampagne, door video’s met preventieboodschappen over drugs te
verspreiden op het social media platform TikTok, dat vooral onder jongeren populair
is. Deze campagne behaalde een groot bereik, de video’s werden meer dan 1,5 miljoen
bekeken. Vooral een straatinterview waarin werd besproken of 3-MMC verslavend is,
leverde veel interactie op. Het gebruik van TikTok lijkt dus een goede ingang te kunnen
zijn om jongeren te bereiken met preventieboodschappen. Een groot jong publiek kan
worden bereikt met het communiceren over de risico’s van drugsgebruik, wat kan bijdragen
aan het zoveel mogelijk voorkomen, dan wel verminderen van drugsgebruik. Ook kan de
sociale norm en risicoperceptie worden beïnvloed. Daarop zijn extra middelen vrijgemaakt
om deze innovatieve aanpak toe te spitsen op de drug 3-MMC. Vanwege de aanhoudende
vraag naar deze drug, door met name uitgaande jongeren, is het namelijk van belang
om extra te investeren in voorlichting en preventie over de gezondheidsrisico’s van
3-MMC. Ook wordt de inzet van sociale media meegenomen in de totstandkoming van de
campagne, over zowel de gezondheidsrisico’s als de maatschappelijke impact, van drugsgebruik.
Bijgaand vindt uw Kamer het rapport «Van likes tot lessen: Blootstelling aan drugbeelden
op sociale media en mogelijkheden voor online drugspreventie op TikTok» toekomen.
De Minister van Justitie en Veiligheid zal uw Kamer dit najaar informeren over de
voortgang met betrekking tot de aanpak van de online verkoop van drugs.
Motie van de leden Tielen en Van der Plas over keuzevrijheid tot fles- en/of borstvoeding
De motie van de leden Tielen en Van der Plas spreekt uit dat de vrijheid van ouderschap
ook geldt voor fles- en/of borstvoeding en dat minder regels en maatregelen nodig
zijn om te zorgen dat ouders die vrijheid ook kunnen ervaren.51
In reactie daarop wil de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport benadrukken,
dat het beleid erop gericht is, dat ouders zelf de keuze maken voor welke vorm van
melkvoeding ze kiezen (borst- en/of flesvoeding). Het Voedingscentrum voorziet in
objectieve informatie over melkvoeding (borst en fles), zowel voor de (aanstaande)
ouder(s) als de zorgprofessionals, zodat een weloverwogen keuze gemaakt kan worden.
Prevalentiecijfers met betrekking tot het geven van borst- en/ of flesvoeding, en
de redenen om wel of geen borstvoeding te blijven geven, zijn recent gepubliceerd
in het NCJ rapport Peiling Melkvoeding.52
Toezegging over onderzoek naar cumulatieve effect gewasbeschermingsmiddelen
In de brief over ontwikkelingen voedselveiligheidsbeleid, van 5 juli 2023, heeft de
toenmalige Minister van VWS uw Kamer toegezegd, te informeren over onderzoek naar
het in kaart brengen van cumulatieve effect gewasbeschermingsmiddelen.53
Het RIVM voert sinds 2018 periodiek onderzoek uit naar het «cumulatieve effect» van
residuen van gewasbeschermingsmiddelen in voedingsmiddelen. Dit betekent dat de werking
van verschillende middelen in de dagelijkse voeding die hetzelfde effect op het menselijk
lichaam hebben, bij elkaar worden opgeteld. Deze berekening is voor steeds meer werkingsmechanismen
mogelijk. Het eerste onderzoek was naar het cumulatieve effect op het zenuwstelsel
en de schildklier.54 Dit onderzoek is herhaald in 2019 met meer actuele gegevens (van wat Nederlanders
eten en van aangetroffen residuen in voedingsmiddelen); dit onderzoek is op 17 december
2020 met Uw Kamer gedeeld.55 In beide gevallen bleek de blootstelling onder de gezondheidskundige grenswaarden
te liggen; het RIVM concludeerde daaruit dat er «geen gezondheidsrisico’s voor de
Nederlandse bevolking» zijn. In november 2022 heeft het RIVM het onderzoek opnieuw
herhaald; in dit onderzoek werd opnieuw geconstateerd dat de cumulatieve blootstelling
geen gezondheidsrisico oplevert.56
In 2022 heeft de Europese Voedselveiligheidsautoriteit EFSA een berekening gemaakt
van een ander cumulatief effect: het effect van gecombineerde blootstelling aan stoffen
die nadelig zijn voor de ontwikkeling van het zenuwstelsel.57 Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen twee typen aandoeningen: afwijkingen door
ongewone skeletontwikkeling (DAC) en afwijkingen van het zachte weefsel van het hoofd
en neuraalbuisdefecten (DAH). De blootstelling in 14 Europese landen van de meest
kritische groep (vrouwen in de leeftijd van 18 tot 40 jaar) is vergeleken met de afgeleide
gezondheidskundige grenswaarde. Vrouwen in de vruchtbare leeftijd zijn de meest kritische
groep; een eventueel effect doet zich immers voor bij de foetus tijdens de zwangerschap.
Uit het onderzoek bleek dat de gezondheidskundige grenswaarde bij de groep DAC in
Nederland een factor 197 hoger ligt dan gecumuleerde blootstelling aan deze stoffen
voor de hoogst blootgestelde groep (0,1% van de bevolking). Voor de groep DAH was
deze Margin of Exposure zelfs hoger dan 500 (601). De EU hanteert een wenselijke «Margin of Exposure» van
minimaal 100, die zowel bij DAC als bij DAH wordt gehaald.
Omdat de mogelijk effecten zeer ernstig zijn, heeft EFSA de resultaten ook getoetst
aan een wenselijke Margin of Exposure van 500. Deze bleek voor de groep DAC niet gehaald te worden (noch in Nederland,
noch in andere Europese landen). Aan de andere kant moet worden opgemerkt, dat een
aanzienlijk deel van de blootstelling (in Nederland 73%) voor de groep DAC het gevolg
is van de consumptie van wijn/wijndruiven, die in de onderzochte bevolkingsgroep normaliter
geconsumeerd wordt, maar juist niet door vrouwen die zwanger zijn. Het effect van
alcohol op de onderzochte effecten is immers dermate groot, dat het advies aan zwangeren
is om alcohol volledig te mijden. Doordat de bijdrage van wijnconsumptie aan de groep
DAC 73% is, zal
bij het volledig mijden van wijn de blootstelling dalen met een factor 3,7 en zal
de Margin of Exposure voor de groep DAC stijgen tot boven 500, zodat ook voor deze groep aan de door EFSA
getoetste extra veilige waarde van 500 wordt voldaan. Het gelijktijdig optredende
gezondheidsvoordeel door het mijden van alcohol is echter vele, vele malen groter.
De conclusie is dus dat de cumulatieve blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen
bij de tot nog toe onderzochte effecten (effecten op schildklier, zenuwstelsel en
foetale ontwikkeling van het zenuwstelsel) geen risico voor de gezondheid inhoudt.
Intussen werkt EFSA verder om de cumulatieve berekeningen ook voor andere effecten
(zoals effecten op andere organen bijvoorbeeld lever en nieren) te kunnen maken. De
huidige berekeningen hebben betrekking op de blootstelling via het consumeren van
groente en fruit. Er zijn ook andere blootstellingsroutes zoals inademing en huidcontract,
denk daarbij aan omwonenden en tuinders die gewasbeschermingsmiddelen in de praktijk
toepassen. Vanaf 2025 zal EFSA samen met de Europese Commissie methodes gaan ontwikkelen
aangaande de blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen via diverse blootstellingroutes.
EFSA en RIVM hebben een langdurig samenwerkingsverband om de implementatie van deze
nieuwe vormen van risicobeoordeling te bespoedigen in de praktijk.58 Dat wordt ondersteund door de Ministeries van VWS en LVVN. Zodra daarover nieuwe
gegevens beschikbaar zijn, zullen die met uw Kamer worden gedeeld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport