Brief regering : Overeenkomst tussen de regeringen van de Benelux-Staten en de regering van Mongolië inzake de afschaffing van de visumplicht voor houders van een diplomatiek paspoort en houders van een officieel/dienstpaspoort; Brussel, 9 januari 2024
36 632 (R2200) Overeenkomst tussen de regeringen van de Benelux-Staten en de regering van Mongolië inzake de afschaffing van de visumplicht voor houders van een diplomatiek paspoort en houders van een officieel/dienstpaspoort; Brussel, 9 januari 2024
A/ Nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
15 oktober 2024.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt
onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden
van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde
Ministers van Aruba, Curaçao of Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijk op
14 november 2024.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 oktober 2024
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en derde lid, en artikel 5, eerste
en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van
State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring
over te leggen de op 9 januari 2024 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst tussen
de regeringen van de Benelux-Staten en de regering van Mongolië inzake de afschaffing
van de visumplicht voor houders van een diplomatiek paspoort en houders van een officieel/dienstpaspoort
(Trb. 2024, 24).
Een toelichtende nota bij deze overeenkomst treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.
Aan de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en van Sint Maarten is verzocht hogergenoemde
stukken op 15 oktober 2024 over te leggen aan de Staten van Aruba, Curaçao en van
Sint Maarten.
De Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en van Sint Maarten zijn van deze overlegging
in kennis gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
TOELICHTENDE NOTA
I. Algemeen
De op 9 januari 2024 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst tussen de regeringen
van de Benelux-Staten en de regering van Mongolië inzake de afschaffing van de visumplicht
voor houders van een diplomatieke paspoort en een officieel/dienstpaspoort,1 (hierna te noemen: het Verdrag) heeft als doel om houders van diplomatieke paspoorten
en officiële/dienstpaspoorten van Mongolië en de Benelux-Staten visumvrij toegang
te geven tot elkaars grondgebied voor een verblijf van ten hoogste 90 dagen in een
periode van 180 dagen.
Het visumbeleid betreft een gedeelde bevoegdheid van de Europese Unie (EU) en de EU-lidstaten
op grond van artikel 4, eerste en tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie (VWEU). De gedeelde bevoegdheid betekent op grond van artikel
2, tweede lid, VWEU dat de Unie en de lidstaten wetgevend kunnen optreden en juridisch
bindende handelingen kunnen vaststellen. De lidstaten oefenen hun bevoegdheid uit
voor zover de Unie haar bevoegdheid niet heeft uitgeoefend. Voor wat betreft het visumbeleid
voeren de Benelux-Staten deze bevoegdheid tezamen uit op grond van de op 11 april
1960 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden,
het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg inzake de verlegging van de
personencontrole naar de buitengrenzen van het Beneluxgebied (Trb. 1960, 40).
Welke nationaliteiten een visum nodig hebben om het Schengengebied in te reizen en
welke niet, is geregeld in Verordening (EU) nr. 2018/1806 van het Europees Parlement
en de Raad van 14 november 2018 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan
de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van
een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld
(PbEU 2018, L 303). Op basis van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van deze verordening,
kunnen de EU-lidstaten hier zelfstandig van afwijken ten aanzien van onder meer houders
van diplomatieke paspoorten, dienstpaspoorten en andere officiële paspoorten. Als
de Europese Commissie van de Europese Raad een mandaat krijgt om met een derde staat
te onderhandelen over het vrijstellen van de visumplicht (inclusief houders van diplomatieke
of dienstpaspoorten) moeten de Benelux-Staten hun eigen initiatieven op dit gebied
beëindigen. De Benelux-Staten bepalen in overleg met elkaar met welke landen onderhandelingen
worden gestart en welke van de Benelux-Staten daarin het voortouw neemt. De in het
Verdrag opgenomen uitzondering op de visumplicht voor houders van diplomatieke paspoorten
en dienstpaspoorten worden binnen vijf werkdagen nadat deze uitzonderingsmaatregelen
in werking zijn getreden medegedeeld aan de Europese Commissie op grond van artikel
12 van de Verordening.
De onderhandelingen met Mongolië over het Verdrag zijn gevoerd door Nederland. De
onderhandelingen met Mongolië over een overeenkomst inzake de terugname van onregelmatig
verblijvende personen, die in 2014 geïnitieerd zijn maar feitelijk begonnen in 2017,
verliepen gelijktijdig met de onderhandelingen over visumvrijstelling voor houders
van diplomatieke of dienstpaspoorten. Mongolië voldoet aan de volgende relevante criteria
voor verdragen ter afschaffing van de visumplicht voor houders van diplomatieke paspoorten
of dienstpaspoorten:
• ten aanzien van documentveiligheid heeft een technische analyse uitgewezen dat de
diplomatieke en dienstpaspoorten van Mongolië voldoen aan de normen van de Internationale
Burgerluchtvaartorganisatie;
• het aantal in omloop zijnde Mongoolse dienstpaspoorten is acceptabel te noemen (eind
2022 ca. 5.200); en
• het afgiftebeleid is duidelijk en neergelegd in het Mongoolse regeringsbesluit No 190,
d.d. 27 mei 2020.
II. Eenieder verbindende bepalingen
Naar het oordeel van de regering bevat dit Verdrag een aantal eenieder verbindende
bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan een rechtssubject
rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen. Het betreft artikel 3, artikel
4, eerste en derde lid, en artikel 5 van het Verdrag die er op zijn gericht om onderdanen
van de verdragspartijen onder de daar genoemde voorwaarden vrij te stellen van het
visumvereiste en toe te laten tot hun grondgebied, dan wel hen de toegang te weigeren.
III. Koninkrijkspositie
De regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten wensen de medegelding van dit Verdrag.
Op grond van artikel 13 kan het Verdrag worden uitgebreid tot Aruba, Curaçao en Sint
Maarten en tot Caribisch Nederland. De goedkeuring van het Verdrag wordt derhalve
voor het gehele Koninkrijk gevraagd.
IV. Artikelsgewijze toelichting
Hieronder worden de artikelen uit het Verdrag toegelicht.
Artikel 1: Begripsbepalingen
Artikel 1 definieert de begrippen «Benelux-Staten» evenals «Grondgebied». Voor wat
betreft de Benelux-Staten wordt aangegeven dat het gaat om het gezamenlijke grondgebied
in Europa. Op basis van artikel 13 kan de werking van het Verdrag worden uitgebreid
tot het Caribische deel van Nederland en tot de andere landen van het Koninkrijk (zie
ook hieronder bij artikel 13).
Artikel 2: Bevoegde autoriteiten
Dit artikel wijst de bevoegde autoriteiten aan, die verantwoordelijk zijn voor de
uitvoering. Voor het Koninkrijk der Nederlanden is dat het Ministerie van Buitenlandse
Zaken.
Artikel 3: Vrijstelling van de visumplicht
Mongoolse diplomatieke of dienstpaspoorthouders hebben zonder visum toegang tot de
Benelux-Staten en mogen daar maximaal 90 dagen gedurende een periode van 180 dagen
verblijven. De periode van maximaal 90 dagen uit 180 dagen is conform de definitie
van kort verblijf die bepaald is in Verordening (EU) nr. 610/2013 van het Europees
Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006
van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire code
betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) en
van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord, Verordeningen (EG) nr. 1683/95
en (EG) nr. 539/2001 van de Raad en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EG) nr. 810/2009
van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2013, L 182).
Anderzijds hebben houders van diplomatieke paspoorten of dienstpaspoorten van de Benelux-Staten
visumvrij toegang tot Mongolië en mogen zij daar maximaal 90 dagen verblijven.
Artikel 4: Geaccrediteerde vertegenwoordigers
In geval een houder van een diplomatiek of dienstpaspoort wordt geplaatst op een ambassade
of consulaat op het grondgebied van de andere partij, zal deze schriftelijk worden
aangemeld. Gedurende de plaatsing kunnen de geaccrediteerde vertegenwoordiger en zijn/haar
gezinsleden die deel uitmaken van het huishouden visumvrij kunnen binnenkomen, verblijven
en vertrekken. Partijen verbinden zich om de bij accreditatie geldende regelingen
te respecteren.
Artikel 5: Weigering van toegang
Een verdragspartij kan de toegang weigeren aan een houder van een diplomatiek of dienstpaspoort
van de andere partij als deze als ongewenste vreemdeling wordt beschouwd of als de
aanwezigheid van de desbetreffende persoon wordt beschouwd als een bedreiging voor
de openbare orde of nationale veiligheid.
Artikel 6: Toepassing van wetten
Voor zover het niet in het Verdrag is geregeld, blijven alle nationale wetten en regelingen
alsmede EU-verordeningen gelden die betrekking hebben op toegang, verblijfsduur, verblijf,
uitzetting en tewerkstelling.
Artikel 7: Documentatie
Indien een van de partijen nieuwe of gewijzigde serie diplomatieke paspoorten en dienstpaspoorten
in omloop brengt, zal deze de andere partijen tijdig – in beginsel minimaal 30 dagen
tevoren – specimina hiervan sturen, evenals de bijbehorende technische specificaties.
Artikelen 8 tot en met 13
De artikelen 8 tot en met 13 bevatten de gebruikelijke slotbepalingen over het oplossen
van geschillen, de procedure voor wijziging van het Verdrag, de depositaris, inwerkingtreding
en beëindiging, opschorting en de territoriale toepassing. Op grond van artikel 13
zal de depositaris in kennis worden gebracht van de uitbreiding van het Verdrag tot
Aruba, Curaçao en Sint Maarten en tot Caribisch Nederland.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.