Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de periodieke rapportage Tegemoetkoming ouders (art. 10)
30 982 Beleidsdoorlichting Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Nr. 73
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 oktober 2024
Op 11 september 2024 heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
vragen gesteld betreffende de opzet van de periodieke rapportage Tegemoetkoming ouders.
Hierbij zenden wij u de antwoorden op deze vragen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel
Beantwoording vragen Commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de periodieke
rapportage Tegemoetkoming ouders
Vraag 1
In hoeverre wordt de opvolging van de aanbevelingen uit eerdere onderzoeken over kinderbijslag
en het kindgebonden budget en knelpuntenbrieven meegenomen in de periodieke rapportage
evenals de doelmatigheid en doeltreffendheid van daaruit vloeiende maatregelen, zoals
het Uitvoeringsverslag eerste twee jaar Wet kinderbijslagvoorziening BES van 17 mei
2018 en de laatste doorlichting uit 2018?
Antwoord
De periodieke rapportage is een synthesestudie. Dit betekent dat op basis van bestaande
gegevens, onderzoeken en evaluaties een uitspraak wordt gedaan over de mate waarin
de beleidsdoelen in onderzoeksperiode 2018–2023 zijn verwezenlijkt en of dit op een
doelmatige wijze heeft plaatsgevonden. In de Kamerbrief van 11 juni jl. is een niet-limitatieve
opsomming van beschikbare evaluaties en onderzoeken opgenomen.1 Het is aan de onderzoekers om daaraan andere beschikbare data, onderzoeken en evaluaties
zoals bijvoorbeeld het door de Kamer genoemde Uitvoeringsverslag toe te voegen om
de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. Bij de beantwoording van de onderzoeksvragen
wordt de onderzoekers gevraagd de aanbevelingen naar aanleiding van de laatste doorlichting
uit 2018 bij het onderzoek te betrekken (zie ook ons antwoord op vraag 3).
Vraag 2
Wanneer is de afronding voorzien van de verkenning die momenteel uitgevoerd wordt
naar de opties voor een inkomensafhankelijke kindregeling in Caribisch Nederland?
Wordt deze verkenning betrokken bij de periodieke rapportage?
Antwoord
De verkenning naar de opties voor een inkomensafhankelijke kindregeling voor Caribisch
Nederland wordt eind dit jaar afgerond. De inzichten van deze verkenning maken geen
onderdeel uit van de periodieke evaluatie. De evaluatie richt zich op doelmatigheid
en doeltreffendheid van de bestaande regelingen en het gevoerde beleid in de jaren
2018–2023.
Vraag 3
Uit welke deelvragen bestaat de hoofdvraag?
Antwoord
De hoofdvraag van de periodieke rapportage is in welke mate de kinderbijslag, de kinderbijslagvoorziening
BES en het kindgebonden budget doeltreffend en doelmatig zijn. Daartoe wordt de onderzoekers
gevraagd onderstaande (clusters van) deelvragen te beantwoorden.
Beleidsdoelen
• Hoe zag in de periode 2018–2023 het beleid er uit en hoe heeft dit zich ontwikkeld?
• Welke beleidsmatige aanpassingen van de regeling hebben plaatsgevonden sinds de laatste
beleidsdoorlichting? Gevraagd wordt een meerjarige beschrijving te geven van de ontwikkeling
van de gehanteerde beleidstheorie, het ingezette beleidsinstrumentarium en de uitvoering
van het beleid;
• In hoeverre zijn de aanbevelingen van de vorige beleidsdoorlichting opgevolgd?
Bereik
• Hoeveel ouders hebben een financiële tegemoetkoming ontvangen? Om hoeveel kinderen
ging dit in totaal? Hoe zag de gezinssamenstelling (aantal en leeftijdscohorten) en
inkomenssituatie (inkomensgroepen) er uit?
• Met welke uitgaven ging het beleid in de bestudeerde periode gepaard? Gevraagd wordt
een meerjarig overzicht te maken van de relevante uitgaven op de rijksbegroting en,
indien van toepassing, een indicatie van de financiële gevolgen van het beleid voor
de maatschappij.
• Hoe groot is het niet-gebruik geweest in de onderzoeksperiode? Bij welke groepen ouders
was er sprake van niet-gebruik? Welke oorzaken voor het niet-gebruik zijn er aan te
wijzen?
• In welke mate sluit de systematiek van de regeling (voorwaarden, criteria, eisen,
bedragen, betaalfrequentie) aan bij de situatie, het doenvermogen en behoeften van
(diverse groepen) ouders? Hoe ervaren de diverse groepen ouders de uitvoering, systematiek
en hoogte van de regeling?
• In welke mate (cijfermatig onderbouwd) bieden de regelingen over de onderzoeksperiode
voor diverse groepen ouders een tegemoetkoming in de kosten van kinderen?
• Heeft het beleid (onverwachte) externe neveneffecten (bijv. niet-gebruik, misbruik/oneigenlijk
gebruik, daling geboortecijfer, arbeidsparticipatie etc.) gehad? Welke (externe) invloeden
zijn er de afgelopen jaren geweest die van invloed zijn op de doeltreffendheid van
het beleid en het doelbereik?
Uitvoering
• Doen zich knelpunten voor in de uitvoering van de betreffende regeling? Welke onderdelen
en/of knelpunten zijn het meest belastend voor de uitvoering?
• Hoe verhouden de uitvoeringskosten van de kindregelingen zich tot het budgettaire
belang van de regelingen?
Vraag 4
Hoe worden de vragen over doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid van de
verschillende regelingen worden geoperationaliseerd in de periodieke rapportage?
Antwoord
De hoofdvraag van de periodieke rapportage is in welke mate de kinderbijslag, de kinderbijslagvoorziening
BES en het kindgebonden budget doeltreffend en doelmatig zijn. Daarbij wordt aangesloten
bij de definities van doeltreffendheid en doelmatigheid zoals vastgelegd in de Regeling
periodiek evaluatieonderzoek 2022.2 Het externe onderzoeksbureau zal op basis van deze definitie invulling geven aan
de operationalisering van de doelmatigheid en doeltreffendheid. Dit is nog niet bekend
omdat de aanbesteding van het onderzoek nog loopt.
Vraag 5
In hoeverre is er ruimte voor aanvullend empirisch onderzoek wanneer blijkt dat het
onderliggend materiaal niet voldoende inzicht in de doelmatigheid en doeltreffendheid
geeft?
Antwoord
De periodieke rapportage is een synthesestudie. Dit betekent dat de onderzoekers niet
gevraagd wordt aanvullend empirisch onderzoek te verrichten. Wel wordt de onderzoekers
gevraagd de hoeveelheid en kwaliteit van de bestaande onderzoeken en evaluaties te
beoordelen en de belangrijkste resterende kennis- en inzichtlacunes te benoemen met
het oog op verdere verbetering in het inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid.3
Vraag 6
In hoeverre worden ervaringen van burgers en/of cliëntenorganisaties betrokken bij
het onderzoek?
Antwoord
De ervaringen van ouders met het beleid en de uitvoering van beleid is een belangrijk
aspect in het bereiken van de beleidsdoelstellingen. De onderzoekers wordt gevraagd
om bij de beantwoording van de deelvragen het perspectief van ouders mee te nemen
(zie ook de deelvragen in mijn antwoord op vraag 3). Daartoe kunnen zij gebruik maken
van beschikbare onderzoeken waarin de ervaringen van ouders centraal staan.4
Vraag 7
Op welke momenten worden de onafhankelijke deskundigen betrokken?
Antwoord
Regeling periodiek evaluatieonderzoek 2022 schrijft voor dat een of meer onafhankelijke
deskundigen bij de periodieke rapportage worden betrokken. De invulling daarvan wordt
in samenspraak met de extern deskundige bepaald. Het voornemen is de extern deskundige
zo vroeg mogelijk te betrekken in het proces bij de opzet en uitwerking van de periodieke
rapportage. Dit om de kwaliteit van het onderzoek gedurende het traject te helpen
waarborgen. De extern deskundige wordt daarnaast gevraagd om een oordeel te geven
over de kwaliteit van de tussentijdse bevindingen en de eindrapportage. Dit leidt
tot een schriftelijk en onafhankelijk oordeel over de kwaliteit van de rapportage.
Deze wordt bij het rapport gevoegd dat aan de Kamer wordt aangeboden.
Vraag 8
In hoeverre worden er ouders betrokken bij het onderzoek naar het niet-Caribisch deel?
Antwoord
Ouders worden niet actief betrokken bij het onderzoek omdat het een synthesestudie
is op basis van bestaand onderzoek uit de jaren 2018–2023. Er wordt geen nieuw onderzoek
uitgevoerd. De onderzoekers wordt wel gevraagd om bij de beantwoording van de deelvragen
waar mogelijk het perspectief van ouders mee te nemen. Zie ook het antwoord op vraag
6.
Vraag 9
Wordt er naast de genoemde onderzoeken en evaluaties ook gebruik gemaakt van uitvoeringsinformatie
als mogelijk bestaande klachtenrapportages en cliëntonderzoeken?
Antwoord
In de Kamerbrief van 11 juni jl. is een niet-limitatieve opsomming van beschikbare
evaluaties en onderzoeken opgenomen.5 Het is aan de onderzoekers om daaraan andere beschikbare data, onderzoeken en aan
toe te voegen teneinde de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. Gezien de deelvragen
die de onderzoekers worden geacht te beantwoorden, ligt het voor de hand dat de onderzoekers
de door de Kamer genoemde informatie en rapportages betrekken bij het onderzoek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid