Brief regering : Geannoteerde agenda Milieuraad van 14 oktober 2024 te Luxemburg
21 501-08 Milieuraad
Nr. 961
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT, DE MINISTER VAN KLIMAAT
EN GROENE GROEI EN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN
NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 september 2024
Hierbij doen wij u, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de
Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, de geannoteerde agenda van
de Milieuraad van 14 oktober 2024 toekomen. Het kabinet is voornemens deel te nemen
aan deze Milieuraad. De inhoud van deze geannoteerde agenda geeft de meest recente
stand van zaken weer. Mocht de agenda op belangrijke punten veranderen, dan zullen
wij u hierover tijdens het commissiedebat van 2 oktober 2024 informeren.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
C.A. Jansen
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
GEANNOTEERDE AGENDA MILIEURAAD
Op de voorlopige agenda van de Milieuraad in Luxemburg op 14 oktober 2024 worden naar
verwachting een tweetal Raadsconclusies aangenomen over respectievelijk de Europese
inzet tijdens COP29 en de Europese inzet voor de biodiversiteitsconventies. Daarnaast
zullen er twee gedachtewisselingen plaatsvinden over respectievelijk de onderhandelingen
om te komen tot een internationaal plasticsverdrag (INC5) en de implementatie van
de EU-chemicaliënstrategie. Tot slot zal er onder het punt «diversen» een toelichting
worden gegeven door het voorzitterschap en de Europese Commissie (hierna: Commissie)
over de 69e bijeenkomst van de Internationale Walvisvaartcommissie.
Voorbereidingen COP 29
Van 11 november tot en met 22 november vindt de VN klimaatconferentie COP29 plaats
in Bakoe, Azerbeidzjan. Tijdens de COP onderhandelt de EU als één partij, op basis
van gezamenlijke EU-posities die in de Raadsconclusies tijdens de Milieuraad van 14 oktober
zullen worden aangenomen. Uw Kamer is op uw verzoek reeds op 20 september jl. geïnformeerd
over de Nederlandse inzet op hoofdlijnen.1 Na de Milieuraad volgt een tweede brief met een uiteenzetting van onderhandelingsinzet
in EU-verband, aangevuld met de bredere diplomatieke inzet.
Biodiversiteitsverdrag (Convention on Biological Diversity)
De 16e Conferentie van Partijen van het VN-Biodiversiteitsverdrag (CBD COP-16) zal
in oktober dit jaar worden gehouden in Cali, Colombia. In navolging van het op COP15
aangenomen nieuwe strategische plan tot 2030 (Global Biodiversity Framework, hierna:
GBF) met als doel om het wereldwijde verlies van biodiversiteit te keren in 2030,
focust COP16 zich op implementatie van dit GBF. De agendaonderwerpen zien meer op
uitwerking en ondersteuning van implementatie dan dat er grote nieuwe ambities worden
afgesproken. De Raadsconclusies voor de inzet van deze top liggen tijdens deze Milieuraad
voor ter goedkeuring.
Inzet Nederland
Nederland is voorstander van een goede opvolging en implementatie van het GBF. De
inzet is met name gericht op de volgende onderdelen. Allereerst blijft Nederland zich,
in lijn met de positie voor COP15, onverminderd inzetten voor een helder, robuust,
effectief en transparant systeem voor de global review. Ten tweede is het kabinet
van mening dat financiële middelen uit alle bronnen en kanalen moeten komen, en niet
alleen vanuit publieke gelden. Daarbij ziet het kabinet geen noodzaak om een nieuw
multilateraal fonds op te richten buiten huidige financieringsstructuren zoals het
recent opgezette Global Biodiversity Framework Fund onder de Global Environment Facility. Wel staat Nederland open voor verdere discussies hierover. Ten derde zet het kabinet
zich in voor een goede uitkomst op de multilaterale aanpak voor toegang tot en het
delen van de baten van het gebruik van digitale sequentie-informatie (Digital Sequence
Information, DSI) van genetische bronnen, inclusief een mondiaal fonds voor DSI. Hierbij
zijn de principes die tijdens COP15 overeen zijn gekomen leidend. Ten vierde wil het
kabinet dat in de Raadsconclusies wordt onderstreept dat biodiversiteit wordt geïntegreerd
in alle sectoren en alle lagen van de overheid. Dit kan onder meer door beleid en
regelgeving natuurinclusief te maken. Ten vijfde zet Nederland zich in voor een integrale
aanpak van biodiversiteit. Het feit dat de COPs van alle drie de Rio-conventies2 in het najaar van 2024 plaatsvinden biedt een goede mogelijkheid om de synergiën
tussen de conventies te versterken. Ten slotte vindt het kabinet het van belang dat
de bijdrage van niet-statelijke actoren aan de implementatie van het GBF in de conclusies
wordt gereflecteerd.
Indicatie krachtenveld
EU-lidstaten zijn over het algemeen eensgezind over het belang van implementatie van
het GBF en de benodigde aanvullende sturing in de onderhandelingen om daar handen
en voeten aan te geven. Mede omdat de onderhandelingsinzet voor CBD COP-16 grotendeels
is gestoeld op eerdere posities en de Raadsconclusies van CBD-COP15, is de verwachting
dat er in de Milieuraad brede steun voor de inzet zal zijn.
Plasticvervuiling (INC-5)
In 2022 hebben de Verenigde Naties (VN) tijdens de United Nations Environment Assembly (UNEA3) een resolutie aangenomen die oproept tot vorming van een mondiaal, juridisch bindend
instrument (hierna: verdrag) om plasticvervuiling tegen te gaan. Sindsdien hebben
er vier onderhandelingsronden van de Intergovernmental Negotiation Committee (INC) plaatsgevonden om de verschillende aspecten van dit verdrag uit te onderhandelen.
Daarnaast zijn of worden diverse deelbijeenkomsten georganiseerd om (op specifieke
onderdelen) een vruchtbare bodem te creëren voor de totstandkoming van het verdrag.
Het kabinet onderhandelt in het INC-proces via de EU, en streeft in die hoedanigheid
naar een succesvolle afronding van de onderhandelingen die moeten leiden tot de totstandkoming
van een mondiaal, juridisch bindend verdrag tegen plasticvervuiling tijdens de slotonderhandelingen
eind november dit jaar (INC-5) in Busan, Republiek Korea.
Inzet Nederland
Plasticvervuiling is een internationaal probleem dat een mondiale aanpak vergt. Mondiale
afspraken kunnen de Nederlandse en EU-aanpak van plasticvervuiling (onder)steunen
en zorgen voor een eerlijk speelveld voor duurzame en circulaire ondernemers. De Nederlandse
inzet, gecoördineerd in EU-verband, sluit dan ook nauw aan bij het EU- en nationale
plasticbeleid. Door aansluiting bij bestaande Europese en Nederlandse afspraken kunnen
Nederlandse bedrijven koploper blijven in de circulaire economie.
Het kabinet zet in op een ambitieus en effectief verdrag met bindende gemeenschappelijke
regels, niet alleen voor het einde van de levenscyclus (afvalfase en aanpak bestaande
vervuiling), maar juist ook voor het begin van de levenscyclus van plastic (o.a. productie
en productontwerp). Dit moet leiden tot minder en duurzamere plastics op de markt
en preventie van plasticvervuiling via een circulaire plasticeconomie. Alleen dan
zijn maatregelen gericht op het einde van de levenscyclus, de afvalfase, (kosten)effectief.
Meer specifiek pleit het kabinet voor afspraken gericht op vermindering van het aanbod
van primaire plastics en het creëren van een eerlijk speelveld tussen producenten
van gerecycled plastic en van primair plastic (conform het doel van de in het hoofdlijnenakkoord
(bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 37) aangekondigde nationale circulaire plastic heffing); regulering van schadelijke
chemicaliën en problematische plasticproducten (conform EU-aanpak Single Use Plastics); de aanpak van microplastics, inclusief een verbod op bewust toegevoegde microplastics;
ecodesigncriteria die zien op o.a. levensduur, herbruikbaarheid, recycleerbaarheid
(conform de Europese Ecodesignverordening) en verplichte toepassing van gerecycled
materiaal in plastic (conform de verpakkingenverordening en de nationale plasticnorm
waaraan wordt gewerkt); het stimuleren van hergebruik en recycling; en uitgebreide
producentenverantwoordelijkheid voor diverse plastic productgroepen.
Daarnaast staat het kabinet, conform de Addis Ababa actieagenda4, open voor afspraken over technologieoverdracht, capaciteitsopbouw en financiële
ondersteuning, wat bijdraagt aan adequate mondiale implementatie van het verdrag.
Daarbij benadrukt het kabinet het belang van een brede financieringsbasis, inclusief
private financiering, in lijn met het «de vervuiler betaalt»-principe, ten gunste
van de meest kwetsbare landen met de minste implementatiecapaciteit. Tot slot pleit
het kabinet voor het belang van transparantie in de financieringsstromen.
Indicatie krachtenveld
Een relatief grote groep landen (66), waar Nederland en de EU ook deel van uitmaken,
heeft zich verenigd in een High Ambition Coalition
to End Plastic Pollution. Deze landen zetten, net als Nederland en de EU, in op een ambitieus en effectief
Verdrag met bindende wereldwijde gemeenschappelijke regels die niet alleen gericht
zijn op het einde van de levenscyclus van plastic, maar ook op het begin (o.a. productie
en ontwerp). Aan de andere kant van het krachtenveld is een groep olie- en plastic
producerende landen die alleen maatregelen accepteert vanaf de afvalfase van plasticproducten,
en alleen vrijwillig en nationaal gericht. Meer recent, tijdens een internationale
plastic expertbijeenkomst, leek een aantal landen uit deze groep voorzichtig een opening
te bieden naar bespreking van afspraken over chemicaliën, problematische producten
en ontwerp. Veel ontwikkelingslanden hameren daarnaast op het belang van adequate
financiering en technologieoverdracht om de transitie naar een circulaire plastic
economie te kunnen maken.
Implementatie van de EU chemicaliënstrategie
Op 15 maart 2021 heeft de Europese Raad van Ministers de raadsconclusies voor de strategie
voor duurzame chemische stoffen (Chemicals Strategy for Sustainability, CSS)5 goedgekeurd6 met een langetermijnvisie voor het EU-beleid voor chemische stoffen. Het doel is
een gifvrij milieu te realiseren om gezondheid van burgers en hun leefomgeving te
beschermen, en tegelijk het concurrentievermogen van de Europese chemische industrie
te versterken. Doel is producten zo te ontwerpen dat er geen gevaarlijke chemische
stoffen in zitten of uit ontstaan (Safe and Sustainable by Design, SSbD). Deze benadering is er ook op gericht innovatie en duurzaamheid in de chemische
sector te stimuleren. Voor de volledige Nederlandse inzet op CCS wordt u verwezen
naar het BNC-fiche.7 Sommige belangrijke acties binnen CCS zijn al uitgevoerd, echter liggen enkele acties
nog stil zoals de herziening van de REACH-verordening, vanuit Nederland gezien een
belangrijke herziening. De Europese Commissie geeft tijdens de Milieuraad een update
over de stand van zaken.
Inzet Nederland
Het kabinet vindt het belangrijk dat de doelstellingen van de CSS worden bereikt.
Het is belangrijk dat de Europese Commissie zo snel mogelijk de aangekondigde wetsvoorstellen
publiceert, zodat de industrie weet waar het aan toe is. Daarbij is het belangrijk
om de regelgeving te versimpelen en verduidelijken, zodat deze makkelijker kan worden
uitgevoerd en gehandhaafd. Een belangrijk onderdeel hiervan is zorgen dat kennis over
stoffen slechts eenmaal hoeft te worden aangeleverd, beoordeeld en overal wordt gebruikt
waar dat relevant is (one substance, one assessment, OSOA). Het kabinet blijft bepleiten dat groepen vergelijkbare stoffen en stoffen
die elkaar kunnen vervangen zo veel mogelijk als groep worden geanalyseerd en gereguleerd,
zodat het reguleren van deze stoffen efficiënter wordt en bedrijven niet het risico
lopen op regrettable substitution.8
Onzekerheid maakt dat bedrijven hun investeringen uitstellen of hun activiteiten naar
buiten de EU verplaatsen. Dat belemmert zowel de innovatie en de concurrentiepositie,
als de strategische onafhankelijkheid van de Europese Unie, en vertraagt bovendien
de betere bescherming van gezondheid en milieu. Daarom hoopt het kabinet dat de nieuwe
Europese Commissie vaart zal maken met de herziening van de REACH-verordening. Het
kabinet zet zich in het bijzonder in om te zorgen dat SSbD effectief in de praktijk
kan worden toegepast door de bedrijven die de meerwaarde van deze aanpak nu al onderkennen.
Nederland heeft een belangrijke rol gespeeld om te zorgen dat in de CSS wordt aangekondigd
dat rekening gehouden zal gaan worden met de effecten van de combinatie van chemische
stoffen waaraan mens en milieu worden blootgesteld. Ook wil het kabinet ervoor zorgen
dat er meer kennis beschikbaar komt over de mogelijke gevaarlijke eigenschappen van
chemische stoffen. Op 13 januari 2023 heeft Nederland met Duitsland, Denemarken, Zweden
en Noorwegen een voorstel ingediend om productie en gebruik van alle PFAS uit te faseren
(universele PFAS-restrictie)9, omdat deze groep stoffen schadelijk is en in het milieu bijna niet wordt afgebroken,
waardoor PFAS ophoopt in onze leefomgeving. De Commissie is op dit moment het restrictievoorstel
aan het beoordelen.
Tenslotte zet het kabinet zich samen met Duitsland in om te zorgen dat er meer kennis
over de eigenschappen van stoffen beschikbaar komt om daarmee de veiligheid goed te
kunnen beoordelen. Er is op Europees niveau vraagsturing nodig om op een efficiënte
manier ontbrekende testen te ontwikkelen en bestaande testen te verbeteren. Zo zullen
meer testen beschikbaar komen zodat gecontroleerd kan worden of bepaalde chemische
stoffen veilig kunnen worden gebruikt. Daarom wordt gepleit dat de Europese Commissie
een Europese Test Methode en Validatie Strategie ontwikkelt.
Indicatie krachtenveld
Niet alle landen hebben even veel haast om de CSS te implementeren. Nederland vindt
het belangrijk om de uitvoering doordacht vorm te geven, maar wil geen tijd verliezen
in de concurrentieslag tussen de EU en andere economische blokken. Het kabinet zal
er daarom bij de Commissie op blijven aandringen geen tijd te verliezen. Nederland
werkt samen met een aantal lidstaten en de Commissie bij het verder uitwerken van
Safe and Sustainable by Design (SSbD), en speelt hierin een leidende rol.
Diversen
– Internationale Walvisvaartcommissie (IWC69)
Inzet Nederland
Van 22 tot 26 september vindt in Lima, Peru de 69ste vergadering van de Internationale Walvisvaartcommissie (IWC) plaats. Nederland werd
vertegenwoordigd door een IWC Commissioner en plaatsvervangend Commissioner. Alle
zaken binnen de IWC (op begrotingszaken na) vallen onder EU-competentie. Nederland
handelt binnen de kaders en afspraken daarover. Alle verklaringen zijn onderdeel van
het EU voorbereidingsproces en goedgekeurd door de Europese Commissie en de lidstaten.
Voor Nederland zijn de volgende onderwerpen van prioritair belang.
1. Walvisvangst door inheemse volkeren (Aboriginal Subsistence Whaling – ASW). De EU
zet zich in om de verlenging van de vangstlimieten van enkele walvissoorten voor inheemse
volkeren mogelijk te maken. Aan twee van de drie eerder geformuleerde voorwaarden
voor automatische vernieuwing is inmiddels voldaan. Op IWC69 moet beslist worden of
ook aan de derde conditie voldaan is. Dit betreft het volgen van de goedgekeurde tijdlijn
en adequate informatievoorziening door het betreffende land.
2. Begroting. Nederland zal het belang benadrukken van een realistische en gebalanceerde
begroting van de IWC. Nederland steunt de voorstellen van Australië voor een aantal
noodzakelijke veranderingen in het budget om de IWC goed te laten functioneren.
3. Het Beschermingscomité (Conversation Committee). De IWC is in 1946 opgericht om de
walvisvaart (en dus de walvisvangst) te reguleren. In de jaren zeventig en tachtig
is de focus verschoven naar behoud en bescherming, uitmondend in een algeheel moratorium
op commerciële vangst in de jaren tachtig. Toch spelen die verschillende doelstellingen
nog altijd een rol en leiden deze regelmatig tot verhitte discussies in de IWC. Nederland
is altijd een groot voorstander (en trekker) van het werk van het Beschermingscomité
geweest en zal zich ook nu inzetten om het werk van dit comité verder te brengen,
in het bijzonder op het punt van bijvangst, marien zwerfvuil, geluidshinder, aanvaringen
en beschermde gebieden.
4. Concept-resolutie voor een beheers en managementprogramma voor walvispopulaties gericht
op het opheffen van het moratorium en de ontwikkeling van de walvisindustrie. Nederland
blijft sterk voorstander van het moratorium op commerciële walvisvangst omdat Nederland
het ziet als een noodzakelijke maatregel voor het behoud van walvissen wereldwijd.
Nederland blijft actief in de discussies over de ontwikkeling van een herzien management
plan en is geïnteresseerd in de mening van de landen die de resolutie voorstellen
waarom een aparte taskforce nodig zou zijn.
5. The South Atlantic Whale Sanctuary. Nederland blijft het vaststellen steunen van een
speciaal beschermd gebied («sanctuary») in het zuiden van de Atlantische Oceaan zoals
voorgesteld door een aantal Latijns-Amerikaanse landen.
6. Drie concept-resoluties die door de EU lidstaten zijn ingediend; betreffende 1. Samenwerking
met de Commissie ten behoeve van de bescherming van levende mariene bronnen in Antarctica
(CCAMLR); 2. Synergiën met het Global Biodiversity Framework van het VN Biodiversiteitsverdrag
(CBD) en 3. Internationale wettelijke verplichtingen voor commerciële walvisjacht.
Nederland zal zich inzetten om co-sponsoren te vinden en deze resoluties met consensus
goedgekeurd te krijgen.
Indicatie krachtenveld
De IWC is (en blijft) altijd sterk verdeeld tussen pro-bescherming en pro-commerciële
vangst partijen. Met het vertrek van Japan uit de commissie in 2018 is de laatste
groep formeel kleiner geworden, maar als waarnemer blijft Japan invloed uitoefenen,
waarbij het met name een aantal Caribische en Afrikaanse lidstaten aan zijn zijde
heeft, alsmede IJsland en Noorwegen. De EU bevindt zich aan de pro-beschermingskant
en vindt daar met name bondgenoten in een aantal Latijns-Amerikaanse landen (Argentinië,
Brazilië en Uruguay), Australië en Nieuw-Zeeland. Een aparte «tussen» groep wordt
gevormd door o.a. de VS en Denemarken die bescherming belangrijk vinden, maar duidelijke
uitzonderingen willen voor duurzame vangst door inheemse groepen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.