Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv)
20 454 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen
Nr. 206
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 september 2024
Per brief van 25 april 2024 heeft u mij gevraagd te reageren op een e-mail die de
vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft ontvangen
over de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (hierna Wuv). Met de schrijver
van de e-mail is telefonisch contact opgenomen door mijn departement.
Op grond van de Wuv komen mensen die in de Tweede Wereldoorlog in Europa of Azië zijn
vervolgd en daardoor gezondheidsschade hebben opgelopen, in aanmerking voor financiële
ondersteuning in de vorm van een uitkering (oorlogspensioen), vergoeding van ziektekosten
en een tegemoetkoming voor benodigde hulpmiddelen. De Wuv wordt uitgevoerd door de
Sociale Verzekeringsbank (SVB). In de e-mail wordt gesteld dat bij de uitvoering van
de Wuv sprake is van discriminatie. Hiervoor wordt verwezen naar een uitspraak van
de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 20 december 2012.1
De genoemde uitspraak heeft betrekking op de wijze van berekening van de Wuv-uitkering
voor oorlogsgetroffenen die in Nederlands-Indië/Indonesië slachtoffer van vervolging
waren en in Indonesië wonen. De hoogte van hun uitkering werd berekend op basis van
de lokale levensstandaard, de zogeheten rupiah-grondslag. Omdat Wuv-uitkeringen van
oorlogsgetroffenen die in een ander land buiten Nederland woonden niet werd berekend
op basis van de lokale levensstandaard, oordeelde de CRvB dat er sprake was van ongeoorloofd
onderscheid op basis van nationale afkomst. De Wuv is vervolgens aangepast. De artikelen
die de rupiah-grondslag regelden, artikel 8, derde lid, onder b, en artikel 8, achtste
lid, zijn komen te vervallen. Sinds de hierboven genoemde uitspraak worden alle Wuv-gerechtigden
hetzelfde behandeld, ongeacht hun land van vestiging en de lokale levensstandaard.
De schrijver stelt in zijn e-mail tevens dat de SVB oorlogsgetroffenen die in Indonesië
wonen met terugwerkende kracht tot 1996 had moeten compenseren. In de memorie van
toelichting bij de wetswijziging van de Wuv is het volgende opgenomen over het moment
van inwerkingtreding van de nieuwe grondslag: «Het onderhavige wetsvoorstel is een direct gevolg van de uitspraak van de CRvB van
20 december 2012. Gelet op de formele rechtskracht van deze rechterlijke uitspraak
treedt het voorstel met terugwerkende kracht in werking op dezelfde datum als de datum
waarop de CRvB zijn uitspraak heeft gedaan. Eerst vanaf de datum van deze uitspraak
is formeel juridisch dwingend bepaald dat het artikel in de Wuv waarin toepassing
wordt gegeven aan de rupiah-grondslag in strijd is met artikel 26 IVBPR en buiten
toepassing moet worden gelaten. Vóór de datum van deze uitspraak was het geldend recht
dat de grondslagen voor de vervolgingsslachtoffers die in het voormalige Nederlands-Indië
zijn vervolgd en in Indonesië wonen in rupiah’s werden vastgesteld. De voor 20 december
2012 door de PUR/SVB genomen beschikkingen met een grondslag naar Indonesische maatstaf
zijn dan ook in overeenstemming met de geldende wettekst genomen. Uit de in het Nederlandse
recht geldende «leer van de formele rechtskracht» van beschikkingen volgt dat er geen
sprake is van terugwerkende kracht voor de datum van de uitspraak van de CRvB als
de eerdere (naar geldend recht juiste) beschikkingen «in kracht van gewijsde» zijn
gegaan.»2
Het uitgangspunt van formele rechtskracht is recent ook bevestigd door de Belastingkamer
van de Hoge Raad.3 Dit uitgangspunt houdt in dat beschikkingen van een bestuursorgaan die onherroepelijk
vaststaan niet meer kunnen worden aangetast, ook niet als de onjuistheid van die beschikking
komt vast te staan door nieuwe jurisprudentie. De wetgever heeft de Wuv aangepast
naar aanleiding van bovengenoemde uitspraak van de CRvB. De inwerkingtreding van de
aanpassing is ingegaan met terugwerkende kracht tot de datum van de uitspraak van
de CRvB. De uitspraak van de CRvB heeft dus enkel betrekking op beschikkingen die
de datum van de uitspraak nog niet onherroepelijk vaststonden. Dit is in overeenstemming
met het geldende beginsel van formele rechtskracht.
De conclusie is derhalve dat bij de uitvoering van de Wuv geen sprake meer is van
ongeoorloofd onderscheid op basis van nationale afkomst en dat naar aanleiding van
de uitspraak van de CRvB van 12 december 2012 en de daarop volgende aanpassing van
de Wuv, geen juridische plicht bestaat tot compensatie met terugwerkende kracht voor
beschikkingen die ten tijde van de uitspraak van de CRvB onherroepelijk vaststonden.
Ik hoop u zo voldoende geïnformeerd te hebben.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V.P.G. Karremans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport