Brief regering : Aanbieding pakket Belastingplan 2025
36 602 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)
Nr. 5
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 september 2024
Vandaag is het pakket Belastingplan 2025 door de Koning ingediend bij uw Kamer. In
deze brief ga ik, mede namens de Staatssecretaris van Financiën -
Toeslagen en Douane, in op de totstandkoming en inhoud van dit pakket Belastingplan.
Het is gebruikelijk dat in de aanbiedingsbrief van het pakket Belastingplan ook breder
ingegaan wordt op de koers die het kabinet wenst in te zetten met het belastingbeleid
en de uitvoerbaarheid en begrijpelijkheid daarvan. Ik zal daar uiteraard ook op ingaan,
maar zal dit in een aparte Kamerbrief doen die ik voor de Algemene Financiële Beschouwingen
naar uw Kamer stuur. Vanuit mijn eigen tijd als lid van uw Kamer weet ik hoeveel informatie
er op Prinsjesdag op je af komt. Door de fiscale strategische agenda voor deze kabinetsperiode
in een aparte brief uiteen te zetten, hoop ik dit onderwerp minder onder te laten
sneeuwen. Bovendien reikt de inzet van dit kabinet verder dan het Belastingplan 2025.
1. Het pakket Belastingplan 2025
Het pakket Belastingplan 2025 bestaat uit de volgende wetsvoorstellen:
A. Wetsvoorstel Belastingplan 2025;
B. Wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025;
C. Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2025;
D. Wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025;
E. Wetsvoorstel Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024;
F. Wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2025
G. Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden
budget in verband met de koopkrachtondersteuning
H. Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het
in 2025, 2026, en 2027 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het
referentieminimumloon
I. Wijziging van de Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag, de Wet op de huurtoeslag
en enkele andere wetten ter verbetering van de koopkracht en vereenvoudiging van de
regeling
J. Wet beëindiging salderingsregeling
Hierna zal ik elk van de wetsvoorstellen kort toelichten en uiteenzetten wat mijn
beweegredenen zijn om deze op te nemen in het pakket Belastingplan.
A. Wetsvoorstel Belastingplan 2025
Het wetsvoorstel Belastingplan 2025 bevat het inkomensbeleid voor het komende jaar
en fiscale maatregelen met (budgettaire) gevolgen die samenhangen met de begroting
voor het jaar 2025. Daarnaast bevat het wetsvoorstel diverse maatregelen uit het Hoofdlijnenakkoord.
Hieronder worden enkele grotere maatregelen toegelicht.
Inkomensbeleid
Met een evenwichtig koopkrachtpakket ondersteunt het kabinet kwetsbare groepen en
werkende middeninkomens. Met het pakket geeft het kabinet invulling aan de doelen
van het Hoofdlijnenakkoord: het niet laten oplopen van armoede en kinderarmoede ten
opzichte van 2024, het inzetten van middelen zodat werkende middeninkomens er op vooruit
gaan, het verlagen van de marginale druk en de wens om het belastingstelsel begrijpelijker
te maken.
Met het oog op deze doelen introduceert het kabinet in het wetsvoorstel Belastingplan
2025 een extra tariefschijf in de inkomstenbelasting en een verlaging van het tarief
in de eerste schijf. Daarnaast zijn vanuit de envelop groepen in de knel uit het Hoofdlijnenakkoord
middelen beschikbaar gesteld om – naast de aangekondigde vereenvoudiging – in de aftrek
van extra vervoerskosten door ziekte of invaliditeit in de inkomstenbelasting per
1 januari 2025 beter aan te sluiten bij de hoge kosten die mensen met een beperking
maken voor vervoer. In een tweetal wetsvoorstellen van de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid en een wetsvoorstel van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening worden ook maatregelen getroffen in de huurtoeslag en het kindgebonden budget.
Deze wetsvoorstellen worden verderop in deze brief nader toegelicht.
Hoofdlijnenakkoord
In het Hoofdlijnenakkoord1 heeft het kabinet diverse fiscale maatregelen aangekondigd. Het overgrote deel daarvan
is opgenomen in het Belastingplan 2025. Dit zijn bijvoorbeeld de aangekondigde btw-maatregelen,
de versobering van de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting en het behouden van
de inkoopfaciliteit voor beursfondsen in de dividendbelasting. Verder wordt voorgesteld
het tarief in box 2 te verlagen. Daarnaast wordt de accijnsverlaging brandstoffen
verlengd tot en met 2025 en wordt de kansspelbelasting verhoogd. Niet al deze maatregelen
treden in werking per 2025. Het afschaffen van de diverse verlaagde btw-tarieven heeft
een beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2026. Desalniettemin is het wenselijk
deze al in dit Belastingplan op te nemen om ondernemers en de Belastingdienst in de
gelegenheid te stellen zich op deze wijzigingen voor te bereiden. Ook het afschaffen
van de salderingsregeling voor kleinverbruikers per 2027 is opgenomen in het pakket
Belastingplan. Deze wordt verderop in de brief nader toegelicht.
Er zijn ook diverse fiscale maatregelen uit het Hoofdlijnenakkoord niet opgenomen
in dit pakket Belastingplan. Het invoeren van een circulaire plasticheffing, het herinvoeren
van rode diesel voor de landbouw en het differentiëren van de vliegbelasting naar
reisafstand. Dit zijn maatregelen die wetstechnisch, uitvoeringstechnisch en beleidsmatig
meer voeten in aarde hebben. Deze maatregelen vragen om een zorgvuldig beleidstraject
en een afgewogen parlementaire behandeling. In mijn strategische agenda zal ik uitvoerig
stilstaan bij deze onderwerpen.
Vereenvoudiging
De noodzaak tot vereenvoudiging wordt in het maatschappelijke en politieke debat breed
gedeeld, vanuit beleidsmatig-, burger-, ondernemers- en uitvoeringsperspectief. Dit
Belastingplan zet daartoe stappen. Er wordt een vereenvoudiging in de autobelastingen
voorgesteld door de voertuigclassificaties in de fiscaliteit aan te laten sluiten
bij de definities in het kentekenregister. Daarmee worden definitieverschillen binnen
het autobelastingstelsel (belasting van personenauto’s (bpm) en de motorrijtuigenbelasting
(mrb)) opgeheven. Daarnaast stelt het kabinet – in lijn met het Hoofdlijnenakkoord
– voor het verlaagde btw-tarief voor het verstrekken van logies binnen het kader van
het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf en voor bepaalde culturele goederen
en diensten af te schaffen met ingang van het jaar 2026. Verder wordt ook de aftrek
van uitgaven voor vervoer van de specifieke zorgkosten vereenvoudigd en worden extra
middelen ter beschikking gesteld om beter aan te sluiten bij de hoge kosten die mensen
met een beperking maken voor vervoer. Deze vereenvoudiging maakt de aftrekpost minder
discussiegevoelig voor de uitvoering en voor burgers eenvoudiger bij het doen van
aangifte.
Vestigingsklimaat
Voor een goed functionerende Nederlandse economie is versterking van het ondernemersklimaat
en – voor internationaal opererende bedrijven – een goed en stabiel vestigingsklimaat
nodig. Alleen daarmee kunnen zij beslissingen nemen voor lange termijn. Dit kabinet
staat voor stabiel en voorspelbaar fiscaal beleid. Als Nederland aantrekkelijk is
voor bedrijven en investeerders, dan zullen zij er vaker voor kiezen om hier hun activiteiten
te laten plaatsvinden. Dat draagt bij aan onze economische groei, innovatie en werkgelegenheid.
En daarmee aan de welvarendheid van Nederland. Het ondernemersklimaat en vestigingsklimaat
is van tal van factoren afhankelijk, waarvan de fiscaliteit een onderdeel is. Het
kabinet komt in dit Belastingplan dan ook tot een aantal maatregelen ter versterking
van het ondernemersklimaat en verbetering van het vestigingsklimaat. Bijvoorbeeld
door enkele aangekondigde lastenverzwaringen voor bedrijven en ondernemers terug te
draaien. Zo draaien we het afschaffen van de inkoopfaciliteit voor beursfondsen in
de dividendbelasting terug, net als de tariefsverhoging in box 2 en de verlaging van
de winstvrijstelling voor het MKB. Daarnaast verruimen we de renteaftrekbeperking
zodat – indien de rentelast hoger is dan € 1 miljoen – tot 25 procent van de winst
aan rentes kan worden afgetrokken, in plaats van 20%. Hiermee lopen we meer in de
pas met het Europees gemiddelde. Daarnaast draaien we de eerder voorgestelde versobering
van de 30%-regeling (30-20-10-regeling) uit het Belastingplan 2024 grotendeels terug.
We stellen een constant forfait voor van 27% in combinatie met een verhoging van de
salarisnorm.
Klimaat
Het kabinet zet met het Belastingplan 2025 een nieuwe stap in de vergroening van het
belastingstelsel.
Ten eerste zijn er een aantal maatregelen gericht op de industrie opgenomen. Zo wordt
voorgesteld om per 2027 de vrijstelling in de kolenbelasting voor duaal en non-energetisch
verbruik kolen af te schaffen. Dit zorgt voor een vereenvoudiging van het belastingstelsel
en biedt aanvullende borging voor de uitfasering van kolengebruik in de industrie.
Daarnaast is het kabinet voornemens om het aantal dispensatierechten onder de CO2-heffing industrie voor afvalverbrandingsinstallaties met 1 Mton te verlagen in 2030.
Door deze aanpassing krijgen de afvalverbrandingsinstallaties een extra prikkel om
hun CO2-emissies te verlagen.
Ten tweede stelt het kabinet voor om van 2026 tot en met 2029 een nieuwe tariefkorting
van 25% in de motorrijtuigenbelasting te introduceren voor emissievrije personenauto’s.
De tariefkorting is lager dan in de Voorjaarsnota 2024 was voorgenomen, omdat de budgettaire
derving van de voorziene tariefkorting hoger uitviel dan in de Voorjaarsnota werd
geraamd. Met de nieuwe tariefkorting wordt beoogd deels te corrigeren voor het technisch
meergewicht van emissievrije personenauto’s als gevolg van het accupakket. Zonder
korting zou voor deze auto’s veel meer motorrijtuigenbelasting moeten worden betaald
dan voor vergelijkbare benzineauto’s. Met de voorgestelde tariefkorting wordt dit
verschil verkleind en wordt voorkomen dat de ingroei van emissievrije personenauto’s
in het wagenpark stagneert. In het voorjaar van 2025 zal het kabinet opnieuw beoordelen
of de maatvoering van de tariefkorting voor emissievrije personenauto’s voldoende
hoog is. Deze aanvullende weging is onderdeel van bredere besluitvorming over een
nieuwe toekomstbestendige balans in de autobelastingen en het aanpalende mobiliteitsbeleid
tussen het behalen van de klimaat- en energiedoelen in de mobiliteitssector, een stabiele
opbrengst van de autobelasting op de lange termijn, de betaalbaarheid van de automobiliteit
en waarbij de bereikbaarheid in Nederland en de regio op orde blijft. Naast de weging
in het voorjaar van 2025, zal het kabinet in 2028 de tariefkorting evalueren. Hierbij
betrekt het kabinet ook hoe de tariefkorting uitwerkt voor de verschillende autosegmenten.
Tot slot stelt het kabinet een aantal technische verbeteringen voor aan de CO2-heffing glastuinbouw en heeft het kabinet een besluit genomen over de herijking van
het tariefpad. Ten behoeve van de besluitvorming over het tariefpad is een nieuwe
tariefstudie uitgevoerd door Berenschot en Kalavasta (zie de bijlage). Het kabinet
heeft het huidige wettelijke tariefpad op basis van de tariefstudie gewogen en kiest
ervoor om het tarief van 2030 gelijk te houden aan het huidige niveau in de wet. Het
tarief in 2025 en daarmee het ingroeipad richting 2030 wordt verlaagd, omdat uit de
tariefstudie blijkt dat het tarief in 2025 relatief weinig impact heeft op doelbereik
in 2030. De budgettaire derving van de tariefverlaging wordt gedekt door het budget
van de energie-investeringsaftrek (EIA) tijdelijk te verlagen. In het voorjaar van
2025 vindt de eerstvolgende herijking van het tarief van de CO2-heffing glastuinbouw plaats, waarbij ook de laatste inzichten van de nieuwe Klimaat-
en Energieverkenning van PBL zullen worden betrokken. Hierna zal het tarief iedere
twee jaar worden herijkt op basis van de meest recente inzichten. Daarnaast is het
kabinet voornemens om in het voorjaar van 2025 een besluit te nemen over uitbreiding
(opt-in) van het Europees emissiehandelssysteem (ETS2) naar de glastuinbouwsector,
waarbij ook de stapeling van de verschillende beprijzingsinstrumenten in de glastuinbouwsector
wordt bezien. De uitkomst van deze besluitvorming alsmede de besluitvorming over de
vormgeving van de bijmengverplichting voor groen gas zal eveneens in het voorjaar
worden verwerkt in de tariefhoogte van de CO2-heffing glastuinbouw.
B. Wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025
Voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (de BES-eilanden) is een
afzonderlijk fiscaal stelsel van toepassing. Sinds de invoering van dit stelsel zijn
jaarlijks diverse kleine wijzigingen doorgevoerd, waarbij veelal een aantal acute
knelpunten is opgelost die in de uitvoering opkwamen. Dat heeft nimmer tot ingrijpende
wijzigingen geleid, zodat het fiscale stelsel op de BES-eilanden tot 2023 op hoofdlijnen
nog hetzelfde was als bij de invoering in 2011. Sinds 2024 wordt voor de BES-eilanden
echter een apart belastingplan opgesteld op basis waarvan meer inhoudelijke aanpassingen
ten aanzien van de belastingwetgeving zijn samengevoegd.
Met het onderhavige wetsvoorstel wordt het fiscale stelsel op de BES-eilanden op een
aantal onderdelen aangepast. Dit betreft vooral technische wijzigingen in de Belastingwet
BES, de Wet inkomstenbelasting BES, de Wet loonbelasting BES en de Douane- en Accijnswet
BES, alsmede enkele sociale verzekeringswetten die op de BES-eilanden van toepassing
zijn. Meer in het bijzonder bevat dit wetsvoorstel de koppeling van de belastingvrije
som aan het wettelijk minimumloon om de koopkracht van de minima te versterken, en
maatregelen om (voor een beperkt deel) extra uitgaven te dekken, zoals een verlaging
van de instap in de tweede schijf in de inkomstenbelasting en de verhoging van het
tarief van de opbrengstbelasting/aanmerkelijk belangheffing. Daarnaast wordt voorgesteld
voor de loonbelasting een ID-plicht voor werknemers en in situaties van naheffing
een eindheffingsregime in te voeren.
C. Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2025
Fiscale wetgeving is constant aan veranderingen onderhevig. Dit vergt voortdurend
inhoudelijke wijzigingen en technisch onderhoud van deze wetgeving. In lijn met eerdere
jaren bevat het pakket Belastingplan 2025 daarom ook een wetsvoorstel Overige fiscale
maatregelen. Het kabinet stelt daarin onder andere voor de bpm-vrijstelling voor een
bestelauto van een ondernemer te laten vervallen en brengt diverse verduidelijkingen
aan in de loon- en vennootschapsbelasting.
D. Wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025
Naar aanleiding van de evaluatie van de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en
erfbelasting (BOR) en de doorschuifregeling aanmerkelijk belang (DSR ab) heeft het
kabinet Rutte IV aan uw Kamer acht maatregelen in de BOR en de DSR ab aangekondigd.2 Daarbij is vermeld dat de wetstechnische uitwerking van deze voornemens zou worden
gespreid over de Belastingplanpakketten 2024 en 2025. Dit kabinet zet het beleid van
het vorige kabinet voort om de fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten eenvoudiger,
doelmatiger en beter uitvoerbaar te maken en tevens minder aantrekkelijk te maken
voor onbedoeld gebruik. Het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten
2025 bevat de voor het Belastingplanpakket 2025 aangekondigde maatregelen in de BOR
en DSR ab. Dit betreft:
• toegang tot de BOR en de DSR ab wordt beperkt tot gewone aandelen met een minimaal
belang van 5% van het geplaatste kapitaal;
• versoepeling van de bezits- en de voortzettingseis in de BOR;
• aanpak onbedoeld gebruik van de BOR op (zeer) hoge leeftijd en aanpak bedrijfsopvolgingscarrousel.
De voorgestelde maatregelen worden toegelicht in paragraaf 2 van het algemeen deel
van de memorie van toelichting van dat wetsvoorstel. Met opname in dit Belastingplanpakket
wordt bereikt dat de maatregelen in werking kunnen treden per 1 januari 2026 (de verkorting
van de termijn van de voortzettingseis per 1 januari 2025). Voorts heeft mijn ambtsvoorganger
in zijn brief van 10 april 2024 toegezegd terug te komen op de vier schriftelijke
vragen van de leden Idsinga en Omtzigt (beiden Nieuw Sociaal Contract) over de lobby
van grote familiebedrijven om de BOR te verruimen.3 Deze beantwoording is opgenomen als bijlage bij deze aanbiedingsbrief.
E. Wetsvoorstel Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024
De Wet minimumbelasting 2024 is per 31 december 2023 in werking getreden. Met deze
wet is een minimumbelasting ingevoerd om te bewerkstelligen dat multinationale en
binnenlandse groepen met een omzet van € 750 miljoen of meer ten minste effectief
15% aan belasting over hun winst betalen. Het Wetsvoorstel Wet aanpassing Wet minimumbelasting
2024 wijzigt deze wet om verschillende administratieve richtsnoeren van de Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en aangenomen door het Inclusive
Framework on BEPS, om te zetten in regelgeving. Daarnaast worden enkele technische
wijzigingen voorgesteld.
De OESO-regels over de minimumbelasting, waaronder de administratieve richtsnoeren,
werken niet direct door in de Nederlandse rechtsorde. Het IF noch de OESO kunnen bindende
wetgeving vaststellen. Om de consistente toepassing van de OESO-modelregels over de
minimumbelasting te bevorderen en om discrepanties met de toepassing van de regels
ten aanzien van andere staten te voorkomen, acht het kabinet het van belang om de
administratieve richtsnoeren – indien nodig en zo snel mogelijk – ook in de Nederlandse
regelgeving op te nemen.
Aanvankelijk waren deze wijzigingen onderdeel van het wetsvoorstel Overige fiscale
maatregelen 2025, maar in overeenstemming met het advies van de afdeling Advisering
van de Raad van State zijn de voorgestelde wijzigingen opgenomen in het separaat wetvoorstel
Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024.
F. Fiscale verzamelwet 2025
Ieder jaar wordt een fiscaal verzamelwetsvoorstel opgesteld, de zogenoemde Fiscale
verzamelwet. Ook dit jaar wordt een dergelijk wetsvoorstel ingediend. Dit wetsvoorstel
bestaat uit kleinere en doorgaans meer technische maatregelen waarvan het wenselijk
is dat ze in werking treden op 1 januari 2025. Dit wetsvoorstel is in het najaar van
2023 ter internetconsultatie voorgelegd en in het voorjaar ter advies voorgelegd aan
de Raad van State. Hoewel de wens is om de Fiscale verzamelwetten zo veel mogelijk
in het voorjaar bij uw Kamer aan te bieden, is dat dit jaar niet gelukt. Na ontvangst
van het advies van de Raad van State op 19 juni jl. was het – mede door de kabinetswissel
– niet mogelijk het advies tijdig uit te werken en aan uw Kamer te doen toekomen.
Ik waardeer het als uw Kamer het wetsvoorstel als onderdeel van het pakket Belastingplan
2025 in behandeling neemt. Ik zal mij inzetten om toekomstige Fiscale verzamelwetten
tijdig met uw Kamer te delen.
G. Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering
van het kindgebonden budget in verband met de koopkrachtondersteuning
In het Hoofdlijnenakkoord is aangekondigd dat er maatregelen nodig zijn die de bestaanszekerheid
van mensen versterken. Het kabinet heeft zich voorgenomen om de (kinder-)armoedecijfers
niet uit te laten komen boven het referentiejaar 2024. Om de (kinder-)armoede te bestrijden
intensiveert het kabinet vanaf 1 januari 2025 structureel het kindgebonden budget
met circa 300 miljoen euro. Het kabinet stelt voor om het kindbedrag structureel te
verhogen, omdat dit een doeltreffende manier is om (kinder-)armoede te bestrijden.
Daarnaast wordt de regeling meer gericht op de groepen die er het meeste baat bij
hebben. Op deze wijze komt het geld bij die gezinnen die dit het meest nodig hebben.
H. Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet
in verband met het in 2025, 2026, en 2027 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting
in het referentieminimumloon
Het kabinet stelt voor om de stapsgewijze verlaging van de uitkeringen op het sociaal
minimum vanaf 2025 voor drie jaar op te schorten. Als gevolg hiervan zullen onder
meer de bijstand en de nabestaandenuitkeringen in 2025, 2026 en 2027 volledig meestijgen
met de contractlonen. De voorgestelde maatregel staat in het Hoofdlijnenakkoord en
is bedoeld om de bestaanszekerheid te vergroten van een groep mensen die moeilijk
rond kunnen komen. De maatregel draagt ook bij aan het doel om de (kinder-)armoedecijfers
niet boven het niveau van 2024 te laten komen. Het wetsvoorstel bevriest het percentage
aan algemene heffingskorting dat wordt toegepast in de berekening van de uitkeringen
uit het bruto minimumloon. Bij ongewijzigd beleid zou dit percentage elk halfjaar
verder worden afgebouwd, naar uiteindelijk 100%. In plaats daarvan zal de komende
drie jaar worden gerekend met 157,5% van de algemene heffingskorting. Hierdoor liggen
de uitkeringen van 2025 tot en met 2038 hoger dan zonder dit wetsvoorstel het geval
zou zijn. Dit leidt tot hogere uitgaven aan uitkeringen gedurende deze periode. De
afbouw vindt alleen plaats bij de uitkeringen op het sociaal minimum. De voorgestelde
maatregel is daarom zeer doelmatig.
I. Wijziging van de Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag, de Wet op de huurtoeslag
en enkele andere wetten ter verbetering van de koopkracht en vereenvoudiging van de
regeling
In het Hoofdlijnenakkoord is een intensivering van de huurtoeslag aangekondigd. Met
dit wetsvoorstel wordt hier invulling aan gegeven. De huurtoeslag wordt vereenvoudigd
en de eigen bijdrage wordt met € 11,58 verlaagd. De maatregelen gaan gespreid in:
in 2025 wordt begonnen met de vereenvoudiging en in 2026 wordt hier de laatste stap
in gezet en wordt de eigen bijdrage verlaagd. Met deze uitwerking wordt gewerkt aan
drie doelen die in het Hoofdlijnenakkoord zijn benoemd: verminderen van armoede, werken
meer laten lonen en vereenvoudigen van de toeslagen.
De huurtoeslag wordt vereenvoudigd door een vermindering van het aantal huishoudtypes
van vier naar twee, met een harmonisering van de inkomensparameters en de vergoeding
over de huurdelen. Hierdoor kent de huurtoeslag straks enkel het onderscheid tussen
een- en meerpersoonshuishoudens. Daarnaast wordt de inkomensafhankelijke afbouw van
de huurtoeslag gewijzigd. De berekening hiervan is momenteel dermate ingewikkeld dat
de marginale druk verschilt afhankelijk van zowel het inkomen als de feitelijke huur
van de ontvanger. Dit leidt tot pieken en dalen in de marginale druk. Met de voorgestelde
wijziging wordt de inkomensafhankelijke eigen bijdrage lineair bepaald en wordt de
marginale druk gelijkgetrokken. Huurtoeslagontvangers kunnen straks de gevolgen van
een hoger inkomen beter inschatten en de marginale druk zal voor de meeste huurtoeslagontvangers
afnemen.
J. Wet beëindiging salderingsregeling
Met dit wetsvoorstel wordt invulling gegeven aan de afspraak uit het Hoofdlijnenakkoord
en wordt de salderingsregeling met ingang van 2027 beëindigd. Het beëindigen van de
salderingsregeling is een maatregel die zorgt voor een efficiënter en eerlijker gebruik
van het energiesysteem. De beëindiging van de salderingsregeling vermindert de belasting
van het elektriciteitsnet en daarmee het risico op extra netcongestie. Daarnaast brengt
de salderingsregeling een aanzienlijke kostenpost met zich mee voor zowel de schatkist
als voor leveranciers. Bij handhaving van de salderingsregeling is er sprake van een
belastingderving van € 574 miljoen in 2027, dat oploopt tot structureel € 665 miljoen.
Met dit wetsvoorstel stopt deze derving vanaf 2027 per direct.
Dit wetsvoorstel is onderdeel van het pakket Belastingplan 2025. Hiermee wordt invulling
gegeven aan de motie Bontenbal (CDA)4 die het kabinet verzocht om een voorstel tot aanpassing van de salderingsregeling
mee te sturen bij het Belastingplan 2025. Op die manier wordt snel duidelijkheid gegeven
aan consumenten, de installatiebranche en andere betrokken partijen over het toekomstig
kader.
2. Aankondiging nota’s van wijziging op pakket Belastingplan 2025
Er is hard gewerkt om u een zo volledig mogelijk pakket Belastingplan 2025 te presenteren.
Tegelijkertijd is er ieder jaar aanleiding om de wetsvoorstellen op punten nog aan
te passen. Bijvoorbeeld om verbeteringen aan te brengen of maatregelen die uit augustusbesluitvorming
voortvloeien, maar meer tijd vergen, op te nemen. Dat is dit jaar ook het geval. Er
zijn diverse aanvullende maatregelen getroffen die niet tijdig voor het aanvragen
van advies van de Raad van State afgerond konden worden. Om u zo volledig mogelijk
te informeren zal ik die hierna toelichten en aangeven op welke termijn u de nota’s
van wijziging kunt verwachten.
Eerste nota’s van wijziging
Er worden nota’s van wijziging opgesteld voor het wetsvoorstel Belastingplan 2025,
het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen en het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale
bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025. Dit zijn maatregelen die gedurende de zomer opgekomen
zijn en daarom niet tijdig in de betreffende wetsvoorstellen opgenomen konden worden.
Beoogd is om deze nota’s van wijziging in de week voor de inbrengdatum van het verslag
aan uw Kamer te versturen, zodat deze kunnen meelopen in de reguliere parlementaire
behandeling. De volgende maatregelen worden opgenomen in een nota van wijziging:
Aanpassing Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling
In een nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan wordt een mogelijkheid
gedicht om de met ingang van 1 januari 2025 voorziene aanpassing van het regime voor
de fiscale beleggingsinstelling (fbi-regime) in de vennootschapsbelasting als gevolg
van de Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling te ontgaan. Tevens wordt voor het
begrip vastgoed in het fbi-regime aansluiting gezocht bij het begrip vastgoed elders
in de vennootschapsbelasting.
Aanpassen definitie preferente aandelen in wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten
2025
Het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 bevat
een definitie van preferente aandelen. Uit de internetconsultatie bleek dat deze definitie
tot onduidelijkheid leidt in situaties van hybride aandelen. Hybride aandelen zijn
aandelen die zowel kenmerken hebben van preferente aandelen als van gewone aandelen.
Om deze onduidelijkheid weg te nemen, heeft het kabinet het voornemen om bij nota
van wijziging de voorgestelde definitie van «preferente aandelen» waar het gaat om
hybride aandelen aan te passen.
Begripsbepaling EAN-code in de Wet belastingen op milieugrondslag
In een nota van wijziging op het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2025 wordt
geregeld dat de begripsbepaling voor de zogenoemde EAN-code wordt opgenomen in de
Wet belastingen op milieugrondslag. Dit is met het oog op de mogelijke toekomstige
inwerkingtreding van het wetsvoorstel Regels over energiemarkten en energiesystemen
(Energiewet) (Kamerstukken 36 378).
Bijstellen hoogte proceskostenvergoeding WOZ- en bpm-bezwaarzaken
Als reactie op de no-cure-no-pay-problematiek is per 1 januari 2024 de Wet herwaardering
proceskostenvergoedingen WOZ en bpm (Wet herwaardering) in werking getreden, waarmee
o.a. de proceskostenvergoeding op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht
(Bpb) voor WOZ- en bpm-bezwaarzaken wordt verlaagd tot 25%, in de wet uitgedrukt als
factor van 0,25.5
De Hoge Raad heeft op 12 juli 20246 een arrest gewezen als gevolg waarvan het lage tarief voor de proceskostenvergoeding
in belasting- en premiezaken buiten toepassing moet blijven. Dit arrest wordt per
1 januari 2025 gecodificeerd in het Bpb. Enkel het tarief voor overige zaken, dat
thans dubbel zo hoog is, blijft dan over. De nota van wijziging op het wetsvoorstel
Belastingplan 2025 regelt dat de factor met ingang van 1 januari 2025 wordt verlaagd
naar 0,125. Dit zorgt ervoor dat de proceskostenvergoeding die in de bezwaarfase kan
worden toegekend in lijn blijft met hetgeen de wetgever bij de invoering van de Wet
herwaardering voor ogen stond.
Tweede nota van wijziging
Het pakket Belastingplan 2025 bevat vrijwel alle maatregelen waarover in augustus
is besloten om de koopkracht van burgers te versterken en de extra uitgaven of gederfde
inkomsten te dekken. Een deel van die maatregelen kon niet tijdig voor het aanvragen
van advies van de Raad van State afgerond worden. Daarom worden deze maatregelen opgenomen
in een nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2025. Omdat ik er waarde
aan hecht dat de maatregelen goed uitgewerkt worden, een gedegen uitvoeringstoets
wordt opgesteld en ook de Raad van State gelegenheid krijgt om een advies uit te brengen,
zal deze nota van wijziging enige tijd vragen. Beoogd is om deze nota van wijziging
in de week voor het eerste wetgevingsoverleg op maandag 21 oktober aan uw Kamer te
versturen. De volgende maatregelen worden opgenomen in de nota van wijziging:
Gedeeltelijk terugdraaien versobering 30% regeling en verhoging salarisnorm
In de nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2025 wordt geregeld dat
de versobering van de 30%-regeling uit het Belastingplan 2024 («30-20-10-regeling»)
grotendeels wordt teruggedraaid en de maximale onbelaste vergoeding op een constant
forfait van 27% wordt gesteld per 1 januari 2027. In de jaren 2025 en 2026 geldt voor
alle ingekomen werknemers een percentage van 30%. Verder wordt de salarisnorm verhoogd
van € 46.107 naar € 50.436 (prijzen 2024) en de salarisnorm voor ingekomen werknemers
jonger dan 30 jaar met een mastergraad van € 35.048 naar € 38.338 (prijzen 2024).
Voor ingekomen werknemers die vóór 2024 de 30%-regeling hebben toegepast geldt respecterend
overgangsrecht. Voor hen blijft tot het einde van de looptijd een percentage van 30% gelden
en de oude (geïndexeerde) salarisnormen. Hiermee wenst het kabinet ook te voldoen
aan motie Geerdink-Moonen7 die het kabinet oproept om te komen met een voorstel voor de versobering van de 30%-regeling
dat minder schadelijk uitpakt voor de economie.
Verlagen tarief overdrachtsbelasting voor woningen naar 8% per 2026
Het kabinet streeft ernaar om het aanbod aan huurwoningen te vergroten, zodat meer
burgers toegang hebben tot een betaalbare woning. Daarom wordt als uitwerking van
de afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma voorgesteld om een
nieuw en gunstiger algemeen woningtarief van 8% in te voeren voor de overdrachtsbelasting
(ovb). Dit beoogt bij te dragen aan het doel om het aanbod van huurwoningen te vergroten.
Ten eerste door investeringen in (private) huurwoningen te stimuleren. Daarnaast beoogt
het de bouw van meer (private) huurwoningen te stimuleren door de uiteindelijke belastingdruk
bij verkoop te verlagen.
Met ingang van 1 januari 2026 zal het algemeen ovb-tarief voor woningen worden verlaagd
van 10,4% naar 8%. Dit nieuwe tarief is van toepassing op alle verkrijgingen van woning,
met uitzondering van situaties waarin het bestaande verlaagd tarief van 2% of een
vrijstelling, zoals de startersvrijstelling, geldt. Genoemde uitzonderingen zijn van
toepassing wanneer de koper de woning langdurig zelf gaat bewonen.8
Deze maatregel kost structureel € 108 mln. per jaar.9 Voor de periode 2026 tot en met 2029 wordt dit incidenteel gedekt door de middelen
uit de woningbouwenvelop uit het Hoofdlijnenakkoord aan te wenden, voor een totaalbedrag
van € 480 miljoen. Vanaf 2030 wordt de benodigde dekking gevonden binnen het structurele
overschot van het inkomstenkader.
Voor het nemen van deze maatregel zijn ook de inzichten uit recent afgeronde evaluatie
van de Wet differentiatie overdrachtsbelasting en – met name ook – de verdere verhoging
van het algemeen tarief naar 10,4% betrokken. Daarom is dit rapport ook als bijlage
bij het pakket Belastingplan 2025 gevoegd. Het streven is om de kabinetsreactie zo
spoedig mogelijk aan uw Kamer te doen toekomen. Daarbij is het noodzakelijk dat, omdat
de tariefdifferentiatie mede binnen het beleidsterrein van het Ministerie van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening valt, hierover ook zorgvuldige interdepartementale afstemming
plaatsvindt.
Naast de evaluatie van de Wet differentiatie overdrachtsbelasting wordt op dit moment
een invoeringstoets10 uitgevoerd op de verhoging van het algemene overdrachtsbelastingtarief van 8% naar
10,4% per 1 januari 2022. Naar verwachting wordt deze invoeringstoets binnenkort afgerond
en kunnen de uitkomsten betrokken worden bij de kabinetsreactie op de bijgevoegde
evaluatie aan uw Kamer.
3. Overig
Wetsvoorstel ambtshalve teruggaaf inkomstenbelasting
In de internetconsultatie van de FVW25 was onder meer een wijziging van de Wet inkomstenbelasting
2001 (Wet IB 2001) opgenomen waarin wordt voorgesteld dat de inspecteur altijd een
aanslag vaststelt in het geval dat de belastingplichtige is uitgenodigd tot het doen
van aangifte (maatregel «ambtshalve teruggaaf»). De maatregel «ambtshalve teruggaaf»
wijzigt de vaste systematiek van de inkomstenbelasting. Hierdoor wordt het vaker mogelijk
om ambtshalve een aanslag inkomstenbelasting met een te betalen van bedrag van nihil
of een teruggaaf vast te stellen in het geval de belastingplichtige heeft verzuimd
zijn aangifte in te dienen.
Tijdens en na de internetconsultatie zijn vragen opgekomen over de maatregel zelf
alsmede over de gevolgen van de maatregel voor andere beschikkingen die een zorgvuldig
onderzoek en afweging vergen wegens de mogelijke gevolgen voor de betreffende burgers
en de uitvoering van de Belastingdienst. Hoewel het kabinet verwacht dat de meeste
burgers gebaat zijn bij een spoedige inwerkingtreding van de maatregel, heeft het
kabinet gemeend dat de zorgvuldigheid in de nadere uitwerking en de daarop volgende
wetsbehandeling beter geborgd zijn in een zelfstandig wetsvoorstel. Het kabinet heeft
daarom besloten de maatregel «ambtshalve teruggaaf» uit de FVW25 te halen en in een
zelfstandig wetsvoorstel op te nemen. Het kabinet is voornemens om het zelfstandige
wetsvoorstel dit najaar voor advies voor te leggen aan de Raad van State. Na ontvangst
van het advies van de Raad van State wordt uw Kamer geïnformeerd over het vervolg
van het wetstraject.
Wetsvoorstel Wet tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling
In de periode 2012 tot en met maart 2021 zijn verzoeken van burgers tot medewerking
aan een buitengerechtelijke schuldregeling (MSNP-verzoeken) door de Belastingdienst
afgewezen enkel vanwege een belasting- of toeslagenschuld boven een bepaald normbedrag,
een kwalificatie opzet of grove schuld, een fraude-indicatie of een registratie in
de Fraude Signalering Voorziening. Achteraf bezien is het niet juist geweest dat de
Belastingdienst enkel op één van die gronden (geautomatiseerd) MSNP-verzoeken heeft
afgewezen. Door deze onterechte afwijzingen heeft de Belastingdienst kwetsbare burgers
de mogelijkheid tot het realiseren van een schuldenvrije start onterecht en onnodig
beperkt.
Het kabinet acht het wenselijk dat burgers van wie een MSNP-verzoek onterecht door
de Belastingdienst is afgewezen op korte termijn tegemoet worden gekomen. Daarom wordt
een wetsvoorstel uitgewerkt waarin het kabinet een grondslag introduceert voor het
tegemoetkomingsbeleid dat is opgesteld om de getroffen burgers ruimhartig tegemoet
te komen. Het tegemoetkomingsbeleid voorziet onder meer in een oplossing voor burgers
die na de onterechte afwijzing geen schuldenvrije start hebben weten te realiseren.
Aanvankelijk was beoogd dit wetsvoorstel onderdeel uit te laten maken van het pakket
Belastingplan 2025. Het kabinet wenst echter meer tijd te nemen om het advies van
de afdeling Advisering van de Raad van State te bestuderen. Het voornemen om deze
groep spoedig tegemoet te komen, blijft natuurlijk onverminderd overeind. Ik streef
ernaar later dit najaar het wetsvoorstel bij uw Kamer in te dienen.
Tabellen marginale druk en fiscale sleuteltabel
Conform een toezegging aan de Eerste Kamer vindt u wederom de tabellen met de marginale
druk voor verschillende werkende huishoudtypes bijgevoegd.11 Daarnaast ontvangt u de fiscale sleuteltabel voor 2025.
Certificering ramingstoelichtingen
De budgettaire ramingen van de belastingmaatregelen worden nader toegelicht in de
bijlage Ramingstoelichtingen. Het CPB beziet de ramingen van de budgettaire effecten
van de belastingmaatregelen uit het pakket Belastingplan 2025. Met deze certificering
wordt de kwaliteit en objectiviteit van de ramingen van belastingmaatregelen zo veel
mogelijk geborgd, in navolging van het 15e advies van de studiegroep Begrotingsruimte 2016. Het CPB heeft het voorlopige resultaat
van de certificering op zijn website geplaatst.
Inzicht in samenloop uitvoering Belastingdienst en uiterste data parameter-aanpassingen
Belastingdienst, Douane en Toeslagen
Het pakket Belastingplan 2025 is inpasbaar en uitvoerbaar. Daar heeft een nauwe samenwerking
tussen beleid en uitvoering aan bijgedragen. Waar mogelijk zijn maatregelen beperkt
tot parameterwijzigingen. Ook zijn – gegeven de stand van de Belastingdienst – bij
de vormgeving en het moment van inwerkingtreding keuzes gemaakt om de impact op de
uitvoering te beperken. De moderniseringsopgave van de Belastingdienst is daarbij
in de afwegingen betrokken. Een aantal maatregelen leidt bovendien tot een verlichting
van de (toekomstige) uitvoeringslasten.
Tegelijkertijd doet het pakket als geheel wel een beroep op de Belastingdienst; in
het bijzonder voor ICT, dienstverlening (interactie met burgers en bedrijven) en toezicht.
Ook wordt momenteel de impact van de arresten van de Hoge Raad van juni 2024 over
box 3 in kaart gebracht. Dit kan gevolgen hebben voor de inpasbaarheid van maatregelen,
in het bijzonder in de keten inkomensheffing. De uitvoering van de CO2-heffing voor de glastuinbouw door de Belastingdienst doet ook een groot beroep op
de Belastingdienst en beperkt de toekomstige beleidsruimte in de keten Overige middelen.
Dit benadrukt de noodzaak om blijvend aandacht te blijven houden voor de uitvoering
en – waar nodig – wensen te prioriteren, ook voor wensen op de middellange termijn.
Immers zijn diverse maatregelen inpasbaar door deze op een later moment in werking
te laten treden. Daarmee wordt wel beslag gelegd op toekomstige ruimte in het portfolio
en personele capaciteit. Ik wil uw Kamer daarom ook oproepen om dit najaar bij de
parlementaire behandeling van het pakket Belastingplan 2025 oog te houden voor de
uitvoering. Ik zal uw Kamer zo goed mogelijk trachten te adviseren over de uitvoerbaarheid
van eventuele moties en amendementen.
De bovenstaande inzichten worden toegelicht in de bijlage «Overzicht Uitvoerbaarheid:
inzicht in samenloop uitvoering Belastingdienst en uiterste data parameteraanpassingen
Belastingdienst, Douane en Toeslagen». Deze bijlage maakt sinds enkele jaren onderdeel
uit van het pakket Belastingplan. Het biedt een actueel inzicht in de wisselwerking
tussen beleid en uitvoering. De bijlage bevat daartoe een overzicht van de uitvoeringstoetsen
van het afgelopen jaar, waaronder het pakket Belastingplan, en de gevolgen daarvan
op de personele capaciteit van de Belastingdienst, handhaafbaarheid, interactie en
ICT. Daarbij wordt ook een inzicht verschaft in de stand van de ICT en de moderniseringsopgave.
Daarnaast is – in lijn met eerdere jaren – de parameterbrief opgenomen. Dit is het
jaarlijkse overzicht van de data waarop het nog mogelijk is aanpassingen in de systemen
van de Belastingdienst, Douane en Toeslagen door te voeren.
4. Afsluiting
In deze brief heb ik een uitgebreide toelichting gegeven op de inhoud en achtergrond
van het pakket Belastingplan 2025. Ik hoop u hiermee inzichten te hebben gegeven die
ook van pas zullen komen bij de behandeling van het pakket in uw Kamer. Ik kijk hier
zeer naar uit en hoop op een goed debat met uw Kamer.
De Staatssecretaris van Financiën,
F.L. Idsinga
Indieners
-
Indiener
F.L. Idsinga, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.