Brief regering : Stand van zaken opvolging aanbevelingen Onderzoeksraad voor Veiligheid 10 jaar na het neerhalen van vlucht MH17
33 997 Vliegramp MH17
24 804
Veiligheidsbeleid Burgerluchtvaart
Nr. 185
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 september 2024
17 Juli jl. was het tien jaar geleden dat Malaysia Airlines vlucht MH17 werd neergehaald
in het oosten van Oekraïne. Hierbij verloren 298 onschuldige mensen het leven. De
indrukwekkende herdenking liet iedereen voelen dat het verlies bij de nabestaanden
nog altijd intens voortleeft. Om de kans dat een ramp zoals met de MH17 zich opnieuw
voordoet zo klein mogelijk te maken, heeft het kabinet zich de afgelopen jaren ingespannen
verbeteringen door te voeren in de nationale en internationale systematiek voor het
zo goed mogelijk beheersen van risico’s die gepaard gaan met het vliegen over conflictgebieden.
Er zijn dan ook op nationaal, Europees en internationaal niveau, sinds het neerhalen
van vlucht MH17, veel verbeteringen doorgevoerd voor een veilige vluchtuitvoering
over conflictgebieden. Het uitgangspunt van de vluchtuitvoering is dat passagiers
en bemanningen van civiele vliegtuigen moeten kunnen vertrouwen op een systeem dat
functioneert, ongeacht de luchtvaartmaatschappij, het vertrekpunt en de bestemming.
De veiligheid van de gekozen vliegroute speelt daarbij uiteraard een doorslaggevende
rol. De veiligheid van de internationale vliegroutes hangt onder meer af van geopolitieke
ontwikkelingen. De recente geopolitieke ontwikkelingen tonen aan dat conflicten tussen
staten en/of niet-statelijke actoren eerder toe- dan afnemen. Niet alleen op de grond,
maar ook in het luchtruim kunnen dergelijke conflicten tot mogelijke onveiligheid
voor vluchten van luchtvaartmaatschappijen leiden.
Tijdens het commissiedebat MH17 van 26 juni jl. (Kamerstuk 33 997, nr. 184) met de commissie Buitenlandse Zaken is aan de Kamer toegezegd dat de Minister van
Infrastructuur en Waterstaat een brief zal sturen over de implementatie van de aanbevelingen
in het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) over het vliegen boven
conflictgebieden. De commissie heeft gevraagd om in het antwoord ook in te gaan op
de motie-Amhaouch/Kröger over een bindende aanwijzing over het vliegen in het luchtruim
van derde landen.1
In 2015 publiceerde de OVV het rapport met verschillende aandachtspunten en aanbevelingen
na het neerhalen van vlucht MH17. In 2019 werd het opvolgingsonderzoek gepubliceerd.
Ook bracht de OVV in 2021 naar aanleiding van het neerhalen van Ukraine International
Airlines vlucht PS752 in 2020 in het luchtruim van Iran een vervolgonderzoek uit.
De OVV geeft aan dat deze onderzoeken complementair zijn; elk nieuw (vervolg)onderzoek
bouwt voort op de bevindingen van de eerdere onderzoeken. Daarbij heeft de OVV telkens
gekeken naar drie thema’s: het luchtruimbeheer, het delen van informatie en de besluitvorming
over vliegroutes.
De OVV concludeerde in 2022 in zijn opvolgnotitie dat alle aanbevelingen in het vervolgonderzoek
van 2021 afdoende zijn opgevolgd, met de kanttekening dat vliegveiligheid in relatie
tot conflictgebieden voortdurende aandacht vergt op alle niveaus.
Deze brief geeft een overzicht van acties waaraan door het kabinet is gewerkt voor
het beter beheersen van risico’s die gepaard gaan met het vliegen over en nabij conflictgebieden
en de nog lopende acties. Hiermee wordt invulling gegeven aan de toezegging die is
gedaan tijdens het commissiedebat MH17 van 26 juni jl.
In deze brief wordt aangesloten bij de structuur die ook is gehanteerd bij eerdere
brieven over dit onderwerp, waarbij achtereenvolgens wordt ingegaan op de internationale,
Europese en nationale situatie.
Deze brief wordt u aangeboden mede namens de betrokken Ministers van Defensie, Buitenlandse
Zaken en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
INTERNATIONAAL
Voortgang op internationaal niveau
ICAO
Sinds het neerhalen van vlucht MH17 zijn mede door grote inzet van Nederland verbeteringen
doorgevoerd in de Standards (verplichtingen) en Recommended Practices (aanbevolen
werkwijzen) van een aantal Annexen (Bijlagen) en bijbehorende documenten bij het Verdrag
van Chicago als onderdeel van het werkprogramma over conflictgebieden van de internationale
burgerluchtvaartorganisatie ICAO. Deze verplichtingen en aanbevolen werkwijzen dragen
bij aan het beter beheersen van de risico’s die gepaard gaan met het vliegen boven
en nabij conflictgebieden, te weten:
Annex 17 – Security2: De verplichting voor ICAO-lidstaten om dreigingen tegen de burgerluchtvaart voor
hun eigen grondgebied en het luchtruim continu te evalueren. In deze nieuwe standaard
is expliciet gemaakt dat de staat, naast het niveau, ook de aard van de dreiging voor
de burgerluchtvaart voortdurend in de gaten houdt. Daarnaast moeten overheden procedures
hebben om beschikbare informatie, waar passend, te delen met de relevante stakeholders,
waaronder de nationale luchtvaartmaatschappijen, luchtverkeersdienstverleners en luchthavens.
Staten moeten ook procedures hebben waarmee, indien relevant en voor zover mogelijk,
dreigingsinformatie met andere staten kan worden gedeeld.
Annex 6 – Operation of Aircraft: De verplichting voor luchtvaartmaatschappijen om vast te stellen dat in het luchtruim,
de route van de luchthaven van vertrek tot de luchthaven van aankomst, inclusief de
uitwijkhavens, veilig kan worden gevlogen. Indien een luchtvaartmaatschappij ervoor
kiest om over of nabij conflictgebieden te vliegen, dient zij een risicoanalyse uit
te voeren. Als uit de analyse blijkt dat dit niet voldoende veilig kan, moeten maatregelen
worden genomen om de veiligheid te borgen. Deze maatregelen kunnen bijvoorbeeld inhouden
dat via een andere route of op een hogere vlieghoogte wordt gevlogen.
Annex 11 – Air Traffic Services: De verplichting voor luchtverkeersdienstverleners om een risicoanalyse uit te voeren
in het door hen beheerde luchtruim, als er activiteiten plaatsvinden die potentieel
gevaarlijk zijn voor de burgerluchtvaart (bijvoorbeeld als gevolg van militaire acties
op de grond en/of in de lucht). Als uit deze analyse een gevaar blijkt voor de burgerluchtvaart
moeten maatregelen worden genomen om de veiligheid te verzekeren. Dit kan bijvoorbeeld
(een gedeeltelijke) sluiting van het luchtruim inhouden. Bovenstaande verplichting
omvat ook het maken van procedures zodat de (militaire) organisatie of de afdeling
die betrokken is bij deze potentieel gevaarlijke activiteiten een bijdrage kan leveren
aan de risicoanalyse.
Annex 15 – Aeronautical Information Service: De verplichting voor ICAO-lidstaten tot het opstellen van een zogenaamde «Notice
to Airmen» (NOTAM)3 over conflictgebieden in het eigen luchtruim voor piloten, luchtvaartmaatschappijen
en vliegtuigeigenaren. In deze NOTAM dient ook de aard en de omvang van de dreigingen
te zijn vermeld die met de conflictgebieden verband houden.
Eind 2020 heeft ICAO de herschreven handleiding gepubliceerd over de samenwerking
tussen burger- en militaire luchtverkeersleidingsdiensten bij het beheersen van burger-
en militair luchtverkeer (Doc 10088)4.
IATA
In 2021 is door de International Air Transport Association (IATA) het IATA Tactical
Operations Portal (ITOP) opgericht. Het ITOP is een platform dat luchtvaartmaatschappijen
real-time waarschuwingen geeft met betrekking tot luchtruim- en luchthavenactiviteiten die
een risico vormen voor de burgerluchtvaart. IATA organiseert daarnaast op periodieke
of ad hoc basis online groepssessies om nieuwe risico’s te bespreken en trends uit
te wisselen met experts van luchtvaartmaatschappijen en staten die zich bezighouden
met het risicobeheer inzake vliegen over en nabij conflictgebieden.
SSCC en EGRICZ
Ook heeft Nederland bij ICAO en IATA aangedrongen op samenwerking en deling van informatie
op regionale schaal, met expertgroepen en andere contactgroepen. Nederland heeft zich
daarom actief ingezet voor de oprichting van internationale expertgroepen en het houden
van gezamenlijke workshops voor een betere beheersing van de risico’s inzake overvliegen
conflictgebieden en veilige vliegroutes.
Nederland is voorzitter van de internationale informele Expert Group Risk Information
overflying Conflict Zones (EGRICZ)5 die in 2019 is opgericht. Daarnaast neemt Nederland actief deel aan het Safer Skies
Consultative Committee (SSCC)6 dat in 2020 is opgericht.7 Dit is een van de speerpunten van het Canadese Safer Skies initiatief naar aanleiding
van het neerhalen van vlucht PS752. Nederland werkt nauw samen met Canada. De strategie
is om met een bottom-up aanpak via deze internationale expertgroepen – naast de gebruikelijke
top-down aanpak van het ICAO werkprogramma inzake conflictgebieden – tot snellere
resultaten te komen door het ontwikkelen van «guidance materiaal» (zoals handleidingen)
behorend bij de verbeterde standaarden en aanbevolen werkwijzen. Het eerst ontwikkelen
van guidance materiaal is een gebruikelijke methode bij dergelijke complexe en gevoelige
onderwerpen. Nadat hiermee in de praktijk is gewerkt en ervaring is opgedaan, kan
dat op langere termijn leiden tot verdere aanscherping van de onderliggende standaarden
en aanbevolen werkwijzen.
Safer Skies Forum
Wat verder bijdraagt aan het bewustzijn voor beter risicobeheer van conflictgebieden
door betrokken staten en belanghebbenden is het (twee)jaarlijks georganiseerde Safer
Skies Forum. Een internationaal evenement dat uitsluitend gericht is op risicobeheersing
over conflictgebieden; een ander speerpunt van het Canadese Safer Skies initiatief.
In december 2020 organiseerde Transport Canada, in samenwerking met de SSCC, het eerste
Safer Skies Forum. Het forum bracht meer dan 400 deelnemers samen die 82 landen en
31 belanghebbenden uit de sector vertegenwoordigden.
Op 6–7 juni 2023 was Nederland gastheer van het derde Safer Skies Forum in Den Haag,
waar experts samenkwamen inzake risicobeheersing bij vliegen over en nabij conflictgebieden
van over de hele wereld en vertegenwoordigers van de internationale burgerluchtvaartorganisatie
ICAO. Het derde forum werd op 5 juni voorafgegaan door een high-level rondetafelgesprek
met de leden van het Safer Skies comité en de president van de ICAO council. Alle
leden van het Safer Skies comité én ICAO hebben benadrukt de komende jaren nauw te
blijven samenwerken om de veiligheid van de burgerluchtvaart rond conflictgebieden
te vergroten en zich daarvoor in te zetten. Het volgende forum is gepland voor 2025.
Doc 100848
Mede dankzij de inzet van Nederland heeft ICAO op 23 oktober 2023 de herziene en verbeterde
handleiding gepubliceerd inzake het risicobeheer van vliegen over en nabij conflictgebieden
(3de editie van Doc 10084). ICAO heeft daarbij aangekondigd zich in te zetten voor de
wereldwijde implementatie van de handleiding in samenwerking met de landen en organisaties,
zoals vertegenwoordigd in het Safer Skies comité. Voor de uitrol en implementatie
van de nieuwe handleiding in 2024–2025 wordt in samenwerking met experts van het Safer
Skies comité een aantal regionale awareness seminars gehouden wereldwijd. Deelname
van Nederland aan de ontwikkeling en uitrol van deze seminars is belangrijk, omdat
passagiers ervan uit moeten kunnen gaan overal ter wereld veilig te kunnen vliegen.
Het Nederlandse systeem van publiek-private samenwerking tussen de overheid en de
luchtvaartmaatschappijen heeft zich bewezen. Dit systeem (het convenant inzake de
deling van dreigingsinformatie voor de burgerluchtvaart) wordt sinds 2016 in Nederland
toegepast. Het Nederlandse systeem staat ook beschreven in de ICAO-handleiding. Tijdens
het Safer Skies Forum hebben diverse landen hun interesse getoond in het Nederlandse
systeem.
Nederland heeft zich ervoor ingezet dat in de verbeterde handleiding over het risicobeheer
vliegen over en nabij conflictgebieden ook het voorzorgsbeginsel9 is opgenomen en criteria zijn ontwikkeld voor het sluiten van luchtruim bij conflicten,
zoals is aanbevolen door de OVV. De introductie van het voorzorgsbeginsel heeft ertoe
geleid dat bij twijfel vaker (tijdelijk) niet meer boven conflictgebieden wordt gevlogen.
Met de doorontwikkelde procedures en de zogenaamde «best practices» beschreven in
de handleiding is meer en tijdige informatiedeling en samenwerking inzake risicobeheer
van het vliegen over en nabij conflictgebieden mogelijk op wereldschaal. Het ICAO
handboek beschrijft ook voorbeelden van «good practices» over de samenwerking op regionale
schaal, waaronder het Europese waarschuwingssysteem.
EUROPEES
Voortgang op Europees niveau
Sinds 2016 is het «EU conflict zone waarschuwingssysteem» actief om meer samenhang
te brengen in het advies aan exploitanten van luchtvaartuigen, en om de belangen van
Europese burgers te beschermen die binnen en buiten Europa reizen. Dit waarschuwingssysteem
is een reactie op het neerhalen van vlucht MH17 en is samenwerkingsverband tussen
EU-lidstaten, EU-instellingen, het Europees Agentschap voor de veiligheid van de burgerluchtvaart
(EASA) en andere belanghebbenden bij de luchtvaart om dreigingsinformatie te delen
en te verspreiden over risico’s voor de burgerluchtvaart over conflictgebieden.
Gemeenschappelijke risicobeoordelingen op EU-niveau vinden driemaandelijks plaats
of op ad hoc basis in het geval van dringende omstandigheden. Deze vergaderingen worden
voorgezeten door DG Move10 en DG Home11 van de Europese Commissie, vergezeld door EU-lidstaten, de Europese External Action
Service (EEAS)12, het Europese Intelligence and Situation Centre (INTCEN) en EASA. Luchtvaartmaatschappijen
en verenigingen van luchtvaartmaatschappijen uit de EU dragen ook bij aan de voorbereidende
werkzaamheden van de vergadering. De resultaten van de geïntegreerde EU-vergadering
voor risicobeoordeling van de luchtvaartveiligheid ondersteunen het besluitvormingsproces
over mogelijke risicobeperkende maatregelen, waaronder het uitgeven van zogenaamde
«Conflict Zone Information Bulletins» (CZIBs) of «Information Notes» door EASA.13 Een Nederlandse delegatie vanuit de expertgroep, waaronder de Nationaal Coördinator
Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) neemt altijd deel aan deze vergaderingen.
In 2021 heeft EASA het Europees platform voor informatie-uitwisseling en samenwerking
in conflictgebieden opgericht om het EU-waarschuwingssysteem voor conflictgebieden te ondersteunen. Het platform is een vrijwillig, coöperatief
partnerschap voor de Europese luchtvaartgemeenschap dat is opgezet om instellingen
en luchtvaartexploitanten te helpen bij het tijdig uitvoeren van risicobeoordelingen,
met name door het verstrekken van informatie over conflictgebieden. Het lidmaatschap
staat open voor EU-instellingen, EASA-lidstaten en hun nationale exploitanten van
commerciële luchtvaartuigen.
Na de proefperiode van het Europese platform is de informatiedeling en samenwerking
tussen de deelnemende partijen in het platform verder gestroomlijnd. Hierdoor wordt
relevante informatie over ontwikkelingen in conflictgebieden die de vliegveiligheid
kunnen beïnvloeden, zo snel mogelijk gedeeld met de lidstaten en hun luchtvaartmaatschappijen.
Om dringende situaties die een tijdige en snelle reactie vereisen, is de capaciteit
vergroot. Hierdoor zijn termijnen voor de raadpleging van CZIBs en informatienota’s
voor zowel normale, als voor urgente omstandigheden verkort. Ook is meer flexibiliteit
ingevoerd om in geval van urgentie CZIBs of informatienota’s te publiceren.
De verbeterde werkwijze heeft zijn waarde bewezen, zoals onder meer bij de geweldsuitbraak
in de enclave Nagorno-Karabach, de opstand in de Tigray regio in Ethiopië, de oplaaiende
strijd in Sudan, maar ook was dit aan de orde bij de follow-up van de Russische invasie
in Oekraïne toen op 24 februari 2022, enkele uren na het begin van de militaire invasie,
een informatiebulletin over de conflictzone werd uitgegeven en ook bij Israël-Gaza/Libanon.
In deze bulletins werden luchtvaartmaatschappijen geadviseerd niet in het aangegeven
luchtruim te vliegen. Verder is het aantal luchtvaartmaatschappijen dat deelneemt
aan de voorbesprekingen van de geïntegreerde EU-vergadering voor risicobeoordeling
van de luchtvaartveiligheid verder toegenomen, doordat de uitwisseling van informatie
bij deze voorbespreking als bijzonder waardevol wordt beschouwd door de aanwezige
partijen.
Mede op basis van de Europese vergaderingen en het door EASA ingestelde platform voor
het delen van dreigingsinformatie over conflictgebieden zijn door EASA alleen al in
2023 meer dan 825 berichten naar de lidstaten en de luchtvaartmaatschappijen uitgestuurd,
bestaande uit CZIBs, informatienota’s en updates.
NATIONAAL
Nationale werkwijze
Het vorige kabinet heeft op 26 november 202114 een uitgebreide reactie gegeven op de opvolging van de aanbevelingen van de OVV en
de lopende acties, waarbij ook toezeggingen en moties die ingediend zijn door de Tweede
Kamer zijn beantwoord, waaronder de motie Amhaouch/Kröger over een bindende aanwijzing
over het vliegen in het luchtruim van derde landen. Op pagina 14 van de Kabinetsreactie
staat hierover geschreven: «Op basis van de OVV-rapporten uit 2019 en 2021, het onderzoek
van de ILT [Inspectie Leefomgeving en Transport] en de evaluaties van het convenant
deling dreigingsinformatie concludeert het Kabinet dat het Nederlandse systeem van
informatiedeling tussen de overheid en luchtvaartmaatschappijen goed en snel werkt.
De intensieve samenwerking tussen de overheid en de luchtvaartmaatschappijen onder
het convenant, is gestoeld op wederzijds vertrouwen en respect. Deze publiek-private
samenwerking tussen de overheid en de luchtvaartmaatschappijen is uniek in de wereld
en maakt dat partijen meer dan in veel andere landen goed inzicht hebben in elkaars
processen, waardoor er snel kan worden gehandeld. Er zijn geen redenen om aan te nemen
dat dit systeem verder zal verbeteren als de overheid de mogelijkheid heeft tot het
geven van een advies of het opleggen van een verbod aan Nederlandse luchtvaartmaatschappijen.
Het creëren van de mogelijkheid om op nationaal niveau een advies of verbod af te
geven aan de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen stuit bovendien op zowel juridische,
als praktische bezwaren. Daarbij heeft een Europese aanpak onze sterke voorkeur, vanwege
het effect en bereik van de CZIBs van EASA.»
Ook het huidige kabinet houdt vast aan de huidige verantwoordelijkheidsverdeling voor
het vliegen over en nabij conflictgebieden. In de vergadering van 9 juli jl. heeft
de stuurgroep van het convenant deling dreigingsinformatie burgerluchtvaart15 bevestigd dat de uitgangspunten onder het convenant nog steeds juist zijn. De vergaderingen
van de stuurgroep onder het convenant vinden plaats onder voorzitterschap van de NCTV
en onder vicevoorzitterschap van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Er is op dit moment geen aanleiding om aan te nemen dat de publiek-private samenwerking
voor informatiedeling ten behoeve van het vliegen over en nabij conflictgebieden verbeterd
kan worden. Niettemin wordt de risicobeoordeling en handelwijze continu geëvalueerd,
zowel door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) als door de partijen binnen
het convenant. Daarmee blijft het altijd de ambitie van de samenwerkende partijen
om de vliegveiligheid waar mogelijk verder te verhogen.
Voortgang op nationaal niveau
Sinds 2021 neemt, mede door een motie16 en verzoek van de Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers (VNV) een actieve onafhankelijke
lijnvlieger, deel aan de expertgroep vergaderingen inzake de deling van dreigingsinformatie
voor de burgerluchtvaart. Gelijk aan de stuurgroep overlegt de expertgroep inzake
de deling van dreigingsinformatie voor de burgerluchtvaart onder voorzitterschap van
de NCTV en onder vicevoorzitterschap van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Na een succesvolle proefperiode is de actieve onafhankelijke lijnvlieger opgenomen
als permanent deelnemer van de expertgroep en is dit vastgelegd in het nieuwe convenant
deling dreigingsinformatie voor de burgerluchtvaart van 2022.17 Dit nieuwe convenant betekent een voortgang van het convenant dat werd opgesteld
in 2016.
De expertgroep die gevormd is op basis van het convenant heeft in 2023 negen bijeenkomsten
georganiseerd. Er zijn geen ad hoc bijeenkomsten noodzakelijk geweest. Tijdens de
bijeenkomsten is stil gestaan bij de landen die zijn besproken tijdens de geïntegreerde
EU-vergaderingen voor risicobeoordeling van de luchtvaartveiligheid, en daarnaast
zijn de landen behandeld die de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen specifiek hebben
aangegeven nader te willen bespreken. Ook zijn tijdens de expertgroep vergaderingen
specifieke landen behandeld op het gebied van geschiedenis, politieke-, economische-
en toekomstverwachtingen om meer duiding te geven aan mogelijke dreiging voor de veilige
vluchtuitvoering. Tijdens de vergaderingen van de expertgroep is ook herhaaldelijk
aandacht besteed aan de risico’s van verstoringen van het Global Navigation Satelite
System (GNSS), zoals «jamming» en «spoofing».18
De stuurgroepvan het convenant deling dreigingsinformatie burgerluchtvaart die het
functioneren van de expertgroep evalueert, is drie keer bijeengekomen.
In 2023 is het toezicht door ILT op de correcte uitvoering van het veiligheidsmanagementsysteem
van de nationale luchtvaartmaatschappijen ten aanzien van hun risicobeheer inzake
vliegen over en nabij conflictgebieden nader vormgegeven. Dit extra toezicht is tot
stand gebracht naar aanleiding van een toezegging aan de Tweede Kamer door de Minister
van Infrastructuur en Waterstaat. De ILT beoordeelt hierbij achteraf of de door de
luchtvaartmaatschappijen uitgevoerde risicoanalyses ten aanzien van vliegroutes procesmatig
zorgvuldig zijn uitgevoerd. Voor dit extra toezicht in relatie tot risicobeheer vliegen
over conflictgebieden bouwt ILT gelijktijdig kennis op. Het betreft een ontwikkelfase
van twee jaar met een daaropvolgende evaluatie.
Nederlandse luchtvaartmaatschappijen verstrekken naar aanleiding van enkele moties19 informatie over hun risicobeoordelingsproces voor vliegroutes over of nabij conflictgebieden
op hun websites aan passagiers. Deze informatie omvat de beschrijving van:
• het gebruik van het veiligheidsmanagementsysteem voor de risicoanalyse en het toezicht
daarop door ILT en EASA;
• het gebruik van bronnen als NOTAMs, CZIBs en informatie van de expertgroep van het
convenant;
• een contactpunt voor passagiers voor vragen over de vliegroute.
Samenvattend
Sinds het neerhalen van vlucht MH17 zijn door alle betrokken partijen op internationaal,
Europees en nationaal niveau belangrijke stappen gezet op het gebied van luchtruimbeheer,
het delen van informatie en de besluitvorming over vliegroutes. Hierdoor heeft de
risicobeheersing met betrekking tot vliegen over en nabij conflictgebieden een concrete
plek gekregen in het veiligheidsdenken in de volle breedte van de luchtvaartsector.
Staten, internationale organisaties en luchtvaartmaatschappijen zijn zich meer bewust
van de risico’s van vliegroutes over conflictgebieden en luchtvaartmaatschappijen
kunnen dreigingsinformatie verzamelen uit meerdere informatiebronnen. Daarnaast vindt
op reguliere basis informatiedeling via contactgroepen plaats of op ad hoc basis over
snel escalerende conflictsituaties.
Wij hechten eraan te benadrukken dat het kabinet, samen met nationale en internationale
partijen, zich ervoor blijft inspannen de risico’s die gepaard gaan met het vliegen
over en nabij conflictgebieden zo goed mogelijk te beheersen om een herhaling van
een MH17 ramp te voorkomen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
B. Madlener
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid