Brief regering : Rapportagebrief Internationale Misdrijven 2023
36 410 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2024
Nr. 106
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VAN ASIEL EN MIGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 september 2024
Hierbij zenden wij uw Kamer de jaarlijkse rapportagebrief over de Nederlandse aanpak
van internationale misdrijven1. De strijd tegen straffeloosheid voor deze zeer ernstige misdrijven is sinds jaar
en dag een belangrijk onderwerp voor het Kabinet. Hier wordt dan ook actief op ingezet,
met zowel een strafrechtelijke als een vreemdelingrechtelijke aanpak.
De internationale ontwikkelingen van de afgelopen jaren zorgen wereldwijd voor toenemende
aandacht voor het voorkomen van internationale misdrijven en het tegengaan van straffeloosheid.
Die aandacht is te zien in de media, maar ook in het politiek debat, de wijze waarop
met vluchtelingen(stromen) wordt omgegaan, de inzet van landen voor opsporing en vervolging
van internationale misdrijven en de rol van Nederland als gastland voor verschillende
internationale hoven en tribunalen. Deze aspecten kunnen niet los van elkaar worden
gezien en oefenen hun invloed uit op elkaar.
Gelet op vorenstaande ligt de focus van de rapportagebrief dit jaar op de rol van
Nederland in de strijd tegen straffeloosheid voor internationale misdrijven en de
wijze waarop vorig jaar, in 2023, is samengewerkt tussen de ketenpartners onderling.
De cijfermatige resultaten van de verschillende ketenpartners treft u in de bijlagen.
1. Nederlands beleid
Nederland heeft zich via diverse verdragen gecommitteerd aan het leveren van een bijdrage
aan het tegengaan en bestraffen van ernstige schendingen van het internationaal recht.
Hieraan wordt op verschillende manieren invulling gegeven.
Op nationaal vlak gebeurt dit met gebruikmaking van het vreemdelingenrecht en het
strafrecht. Via het vreemdelingenrecht wordt ingezet op het voorkomen dat plegers
van internationale misdrijven een veilige haven kunnen vinden in Nederland. Hun wordt
via het vreemdelingenrecht het recht ontzegd om in Nederland te verblijven. Via het
strafrecht wordt voorzien in opsporing en vervolging van verdachten van dergelijke
misdrijven indien Nederland rechtsmacht heeft. Op deze nationale aanpak wordt later
in deze brief verder ingegaan.
Ook op internationaal vlak committeert Nederland zich aan het voorkomen van straffeloosheid
van internationale misdrijven. Dat gebeurt op diverse manieren. Ter bevordering van
de internationale rechtsorde en de bestrijding van straffeloosheid voert Nederland
beleid («gastlandbeleid») om internationale hoven en tribunalen in Nederland te laten
vestigen. Deze hoven en tribunalen richten zich op de vervolging en berechting van
mensen die zich schuldig hebben gemaakt aan genocide, misdrijven tegen de menselijkheid
en/of oorlogsmisdrijven. Ten aanzien van deze instanties vervult Nederland een dubbele
rol. Aan de ene kant is Nederland partij bij verschillende hoven en tribunalen. Anderzijds
is Nederland gastland. Ook wordt steun geleverd aan verschillende organisaties en
mechanismen die zich inzetten voor slachtoffers of het verzamelen van bewijsmateriaal.
Verder steunt Nederland andere landen bij opsporing en vervolging van deze misdrijven,
door het verlenen van rechtshulp. Tot slot zet Nederland zich in voor het creëren
en verder ontwikkelen van bestendige juridische kaders die relevant zijn voor het
voorkomen van deze misdrijven en het creëren van accountability. Daarbij kan worden
gedacht aan het steunen van het initiatief om op termijn te komen tot een verdrag
over misdrijven tegen de menselijkheid, maar ook de Nederlandse inspanningen om een
verdrag tot stand te laten komen voor onder meer justitiële samenwerking bij opsporing,
vervolging en berechting van internationale misdrijven.
2. Ketenbrede samenwerking
Dag in dag uit zetten onder meer de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), de Dienst
Terugkeer en Vertrek (DT&V), het Team Internationale Misdrijven (TIM) van de politie,
het Landelijk Parket (LP) van het openbaar ministerie (OM), het Ministerie van Buitenlandse
Zaken, het Ministerie van Asiel en Migratie en het Ministerie van Justitie en Veiligheid
zich in om deze bijdragen te kunnen leveren, zich er altijd van bewust dat het in
een wereld vol conflicten wellicht slechts een druppel op een gloeiende plaat is,
maar daardoor niet minder noodzakelijk.
Afstemming en contact tussen deze verschillende ketenpartners is van groot belang
om effectief te kunnen zijn. De afstemming en samenwerking wordt door de ketenpartners
gewaardeerd. Tegelijkertijd wordt – zoals eerder met uw Kamer gecommuniceerd – wel
tegen (juridische) uitdagingen aangelopen. In de voorgaande Rapportagebrief Internationale
Misdrijven werd uw Kamer geïnformeerd over het besluit om de IND te laten stoppen
met het spontaan verstrekken van 1F-dossiers aan het OM.2 Na een verkenning is besloten te starten met een wetgevingstraject om zeker te stellen
dat, in plaats van het huidige casusoverleg, het verstrekken van (onderdelen) van
1F-dossiers door de IND aan het OM in de toekomst ook weer kan plaatsvinden. Dit wetgevingstraject
is ondertussen gestart.
3. Strafrechtelijke aanpak
3.1 Uitdagingen
De afgelopen jaren is een toename te zien aan werkzaamheden op het gebied van opsporing
en vervolging van internationale misdrijven. Die ontwikkeling heeft zich ook in 2023
doorgezet, mede door diverse actieve gewapende conflicten. Zeker na de aanslagen van
Hamas op 7 oktober 2023 en de daaropvolgende oorlog in Gaza was een duidelijke piek
te zien in het aantal aangiftes. De behandeling daarvan vergt tot op de dag van vandaag
veel aandacht van het cluster Internationale Misdrijven van het Landelijk Parket van
het OM.
Wat ook in toenemende mate aandacht vereist is het gegeven dat steeds meer opsporingsonderzoeken
worden uitgevoerd terwijl gewapende conflicten nog gaande zijn. Deze dynamiek vereist
aanvullend veiligheidsbewustzijn voor de uitvoerend ambtenaren, in het bijzonder ten
aanzien van de veiligheid van slachtoffers en getuigen.
Een ander belangrijk element in de strafrechtelijke aanpak van internationale misdrijven
is de positie van slachtoffers in het strafproces. Verschillende kenmerken die dit
type zaken in beginsel complex maken, zorgen ervoor dat ook de positie van slachtoffers
uitdagend is: onderzoeken duren vaak lang, feiten zijn soms (heel) lang geleden gepleegd
en er kan sprake zijn van zeer veel slachtoffers, die zich geregeld verspreid over
de wereld bevinden. Het Landelijk Parket en het Team Internationale Misdrijven van
de politie zijn om die reden samen bezig met het invoeren van een slachtofferprotocol
en het ontwikkelen van een Victim Support Unit, specifiek gericht op slachtoffers
van internationale misdrijven. In 2023 zijn hier de eerste stappen in gezet en de
verwachting is dat de Victim Support Unit in 2024 operationeel kan worden.
Wat tot slot uitdagend is en blijft is het vergaren van voldoende bewijsmateriaal
van internationale misdrijven. Het zijn vaak complexe zaken, waarbij het bewijsmateriaal
zich geregeld buiten de landsgrenzen bevindt. Internationale samenwerking is dan ook
van groot belang. Zogenaamde VN-bewijsvergaringsmechanismen kunnen eveneens een belangrijke
bijdrage leveren, aangezien zij vaak in staat zijn om bewijsmateriaal te verzamelen
op plaatsen waar dat voor een land als Nederland niet mogelijk is. Het afgelopen jaar
heeft helaas ook zichtbaar gemaakt dat dergelijke bewijsvergaringsmechanismen hun
eigen uitdagingen kennen, vanwege het feit dat zij handelen op basis van een mandaat
dat periodiek moet worden verlengd. Met het eindigen van een mandaat – zoals in september
2024 het geval zal zijn met UNITAD, het mechanisme dat ziet op misdrijven gepleegd
door IS – ontstaan risico’s voor het (effectief) beschikbaar blijven van het verzamelde
bewijs voor de internationale gemeenschap. Uiteraard pleit Nederland samen met andere
landen voor een oplossing die ervoor zorgt dat deze risico’s zich niet realiseren.
3.2 Nationale strafrechtelijke onderzoeken
Het jaar 2023 kende meerdere – voor Nederland – unieke momenten op het gebied van
strafrechtelijke onderzoeken naar internationale misdrijven.
Eerste veroordeling in Syrische regimezaak
Aan het eind van 2023 vond voor de Haagse rechtbank de inhoudelijke behandeling plaats
in de strafzaak tegen een Syrische man die in het voorjaar van 2022 in Kerkrade werd
aangehouden. Hij zou een leidende rol hebben gespeeld binnen Liwa al-Quds, een nauw
aan het regime van de Syrische president Assad gelieerde militie, die door dat regime
werd ingezet bij onder meer het neerslaan van demonstraties en het oppakken van onwelgevallige
burgers. Volgens het OM kwalificeert dit als een criminele organisatie met het oogmerk
tot het plegen van verschillende internationale misdrijven. Bovendien zou de man ook
persoonlijk betrokken zijn geweest bij de arrestatie van twee burgers, die – na te
zijn overgedragen aan een beruchte inlichtingendienst – in detentie zouden zijn gefolterd.
Begin 2024 veroordeelde de rechtbank hem (ondanks een gedeeltelijke vrijspraak, omdat
betrokkenheid bij de arrestatie van één van de slachtoffers niet bewezen werd geacht)
tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf jaar.3 Het is daarmee voor het eerst dat een aan het regime gelieerde dader in Nederland
wordt berecht, en voor het eerst dat een Nederlandse rechter zich heeft uitgesproken
over het wijdverbreide en stelselmatige karakter van de misdrijven die door het Assad-regime
en zijn veiligheidsdiensten zijn gepleegd.
Eerste Yezidi-zaak voor de rechter
Een belangrijke focus van de strafrechtelijke aanpak van internationale misdrijven
is al langere tijd het proberen recht te doen aan de gruwelijkheden die Islamitische
Staat (IS) het Yezidi-volk heeft aangedaan. Uw Kamer is al verschillende malen geïnformeerd
over de inzet die de Nederlandse regering hierop pleegt.4 Nu staat er voor het eerst in Nederland iemand terecht voor een misdrijf gepleegd
tegen de Yezidi’s. Het OM verdenkt een Nederlandse uitreizigster, die eind 2022 werd
teruggehaald uit een gevangenenkamp in Syrië, van het gebruik van een Yezidi-vrouw
als slaaf. De vrouw wordt slavernij als misdrijf tegen de menselijkheid ten laste
gelegd. De inhoudelijke behandeling van deze zaak staat gepland in het najaar van
2024.
Eerste zaak die ziet op seksueel geweld als misdrijf tegen de menselijkheid
Binnen de internationale gemeenschap groeit de laatste jaren de aandacht voor seksueel
of gender gerelateerd geweld als internationaal misdrijf. Omdat het inherent is aan
dit type misdrijven dat zij bijzonder gevoelig ligt, en het voor slachtoffers vaak
moeilijk is hierover te verklaren, ligt in strafzaken steeds het risico op de loer
dat zij onderbelicht blijft. De speciale aandacht voor dit type internationale misdrijven
is dan ook van groot belang. Het is dus noemenswaardig dat het OM eind 2023 een Syriër,
die het hoofd zou zijn geweest van een lokale verhoorafdeling van de paramilitaire
groepering National Defence Force, heeft aangehouden op verdenking van onder meer
seksueel geweld als misdrijf tegen de menselijkheid. Niet eerder stond in Nederland
iemand voor een dergelijk feit voor de rechter. Wanneer de zaak inhoudelijk behandeld
zal worden is nog niet bekend.
Vervolging van verdachte van genocide Rwanda na geweigerde uitlevering
De aanhouding van een Rwandese oud-legerofficier op verdenking van betrokkenheid bij
de genocide in 1994 is op het eerste gezicht niet uniek. Wat de zaak bijzonder maakt
is dat het oorspronkelijk een uitleveringszaak betrof. Na een langlopende procedure
oordeelde de Hoge Raad in juni 2023 dat de man niet uitgeleverd mocht worden aan Rwanda,
omdat hij volgens de rechter het risico liep daar geen eerlijk proces te krijgen (zie
ook paragraaf 3.3). Het OM en het TIM zijn daarop een eigen onderzoek gestart. Dat
resulteerde in oktober 2023 in een aanhouding. Zo bezien maakt het de zaak tot een
schoolvoorbeeld van het principe van aut dedere aut judicare: óf je levert uit, óf je doet zelf onderzoek en gaat indien mogelijk tot vervolging
over.
3.3 Internationale samenwerking
Nederland heeft in 2023 in zowel Europees als internationaal verband bijdragen geleverd
aan de strafrechtelijke aanpak van internationale misdrijven, waarvan enkelen hieronder
verder worden toegelicht. Door onder meer het delen van kennis en ervaring en het
verlenen van verschillende vormen van (justitiële) samenwerking zijn andere landen
en internationale hoven en tribunalen verder geholpen bij de opsporing en vervolging
van deze misdrijven. Maar ook voor Nederlandse onderzoeken is de positie die Nederland
internationaal inneemt van belang.
Oprichting van een speciale Europol Taskforce voor open bronnen-onderzoek met betrekking
tot Oekraïne.
Eerder werd uw Kamer al geïnformeerd over de succesvolle inspanningen om centraal
informatie te vergaren en analyseren over internationale misdrijven begaan in Oekraïne
en die beschikbaar te stellen aan Europese landen.5 In aanvulling hierop is onder leiding van Nederland en Duitsland in november 2023
een speciale taskforce opgesteld die een bijdrage kan leveren aan opsporing en vervolging
van internationale misdrijven gepleegd in Oekraïne. De taskforce houdt zich bezig
met het verzamelen en analyseren van gegevens die zijn verkregen uit openbare bronnen,
zoals het internet. Dit is specialistisch werk, waar individuele landen niet altijd
capaciteit voor hebben, terwijl dergelijke onderzoeken cruciaal kunnen zijn in de
bewijsvoering. Een sprekend voorbeeld hiervan is de conferentie die in januari 2024
werd georganiseerd waarbij niet alleen kennis en expertise werden gedeeld tussen de
23 aanwezige opsporingsdiensten, maar waarbij ook – door het werken met moderne technieken
op basis van publiek toegankelijke bronnen – een aantal vermiste Oekraïense kinderen
kon worden gelokaliseerd achter de frontlinie.
Toetreding Nederland aan Joint Investigation Team m.b.t. misdrijven gepleegd tegen
Yezidi’s
In 2023 is Nederland formeel toegetreden tot het Joint Investigation Team (JIT) dat
onderzoek doet naar internationale misdrijven gepleegd door foreign terrorist fighters tegen Yezidi’s in Syrië en Irak. Het JIT, waarin verschillende Europese landen deelnemen,
heeft een succesvolle ondersteunende rol gespeeld in de vervolging en berechting van
meerdere buitenlandse terroristische strijders in verschillende landen. Ook voor de
Nederlandse vervolging van een teruggekeerde vrouwelijke verdachte (zie ook paragraaf
3.2) is bijvoorbeeld gebruik gemaakt van slachtofferverklaringen geanalyseerd in de
context van het JIT.
Rechtshulp en uitlevering
Al sinds jaar en dag is het uitgangspunt van het Nederlands beleid dat opsporing en
vervolging van internationale misdrijven zo veel mogelijk dient plaats te vinden in
het land waar de misdrijven zijn begaan. Om die reden heeft Nederland sinds 2016 meermalen
verdachten van genocide uitgeleverd aan Rwanda. In 2023 heeft de rechter echter meermalen
een streep gezet door uitlevering aan Rwanda, vanwege de politieke situatie in dat
land. In twee van die zaken is namens de Staat beroep in cassatie ingesteld. In één
geval is de uitspraak reeds onherroepelijk en heeft het openbaar ministerie de strafrechtelijke
vervolging zelf opgepakt (zie ook paragraaf 3.2 en voetnoot6). Het als Nederland zelf vervolgen indien uitlevering niet mogelijk is, brengt hoge
kosten met zich mee. De onderzoeken naar internationale misdrijven duren immers lang
en vragen veel (gespecialiseerde) capaciteit. Deze ontwikkeling dient dan ook in de
gaten gehouden te worden.
Net als voorgaande jaren is door Nederland de afgelopen jaren rechtshulp verleend
aan andere landen ten behoeve van hun onderzoeken naar internationale misdrijven.
Het aantal van dergelijke zaken is stabiel gebleven.
Ook heeft Nederland rechtshulp verleend aan verschillende (internationale) hoven en
tribunalen. Daarin is afgelopen jaar een forse toename te zien. De komende jaren zullen
moeten uitwijzen of dit een ontwikkeling is die zich doorzet en zo ja, of dit consequenties
dient te hebben voor de beschikbare capaciteit.
De cijfers van de door Nederland verleende justitiële rechtshulp en uitlevering vindt
uw Kamer, naast de overige strafrechtelijke cijfers, in bijlage 1.
3.4 Vergroten justitiële en politiële samenwerkingsmogelijkheden
Ljubljana – The Hague Convention
Uw Kamer is in het verleden meermalen geïnformeerd over de inspanningen die Nederland,
tezamen met vijf andere landen, verricht met betrekking tot een verdrag waarmee wordt
voorzien in een modern samenwerkingskader voor justitiële samenwerking bij internationale
misdrijven.7 Na jaren van uitgebreid voorbereidend werk vonden in mei 2023 de onderhandelingen
over het ontwerpverdrag plaats. Die succesvolle onderhandelingen hebben geleid tot
de vaststelling van de tekst van het verdrag van Ljubljana – Den Haag (voluit het
Verdrag van Ljubljana – Den Haag inzake internationale samenwerking bij de opsporing
en vervolging van genocide, misdrijven tegen de menselijkheid, oorlogsmisdrijven en
andere internationale misdrijven) door 68 landen.
Het verdrag biedt een modern samenwerkingskader voor rechtshulp, uitlevering en de
tenuitvoerlegging van straffen voor internationale misdrijven. Met de totstandkoming
van het verdrag zal het gemakkelijker worden om daders van internationale misdrijven
te vervolgen voor nationale rechtbanken. Naast praktische handvatten voor operationele
samenwerking, brengt het verregaande verplichtingen voor statenpartijen met zich mee
om deze ernstige misdrijven strafbaar te stellen, te vervolgen en samen te werken
met andere landen. Dit is een verregaande ontwikkeling van het internationaal recht
en de vaststelling van de verdragstekst is de kroon op de jarenlange inzet van onder
meer Nederland op dit terrein.
Op 14 en 15 februari 2024 vond de ceremoniële opening van de ondertekening van het
verdrag plaats in Den Haag. Hierbij hebben 33 landen het verdrag getekend. Voor de
effectiviteit van het verdrag, niet alleen voor Nederland maar ook voor andere landen,
is een zo breed mogelijke ratificatie van het verdrag van groot belang. Nederland
zal zich hiervoor blijven inzetten.
In maart 2024 is uw Kamer geïnformeerd dat in afwachting van de eigen ratificatie
Nederland al wel op basis van voorlopige toepassing rechtshulp zal verlenen aan andere
landen die reeds hebben geratificeerd of ook voorlopig toepassen.8
4. Vreemdelingrechtelijke aanpak
4.1 De kaders
De toepassing van artikel 1F Vluchtelingenverdrag door de IND
Het Nederlandse asielbeleid biedt bescherming aan vreemdelingen die vluchteling zijn
in de zin van het Vluchtelingenverdrag van 1951 (Vlv) dan wel bij uitzetting een reëel
risico lopen op ernstige schade in de zin van Richtlijn 2011/95/EU (Kwalificatierichtlijn).9 Van deze bescherming worden, conform het Vluchtelingenverdrag en de Kwalificatierichtlijn,
vreemdelingen uitgesloten ten aanzien van wie er ernstige redenen bestaan om aan te
nemen dat zij hebben deelgenomen aan onder meer misdrijven tegen de vrede, oorlogsmisdrijven,
misdrijven tegen menselijkheid, ernstige niet-politieke misdrijven zoals moord, verkrachting,
drugshandel.
De Nederlandse overheid voert een stringent beleid ten aanzien van de toepassing artikel
1F Vlv. Dit beleid is erop gericht te voorkomen dat plegers van internationale misdrijven
hier te lande bescherming wordt verleend en daarmee hun strafrechtelijke aansprakelijkheid
ontlopen. Het oordeel dat artikel 1F Vlv van toepassing is, heeft tot gevolg dat de
betrokken vreemdeling voor geen enkele vorm van rechtmatig verblijf – asiel noch regulier
– in aanmerking komt, uitgezonderd het verblijf op grond van de situatie dat zijn
of haar uitzetting niet mogelijk is in verband met medische omstandigheden.10 Strikte toepassing van artikel 1F Vlv is inherent aan het waarborgen van de integriteit
van het systeem van vluchtelingenbescherming en aan het draagvlak voor het asielbeleid.
Gelet op de consequenties die uitsluiting van bescherming voor de betrokken vreemdeling
heeft, wordt artikel 1F Vlv restrictief uitgelegd. In de praktijk betekent dit, dat
uitsluiting op grond van artikel 1F Vlv pas plaatsvindt na zorgvuldig onderzoek en
op basis van een draagkrachtige motivering. Binnen de IND is de verantwoordelijkheid
hiervoor belegd bij de gespecialiseerde Unit 1F.
Het signaal dat een vreemdeling mogelijk betrokken is geweest bij het plegen van misdrijven
in de zin van artikel 1F Vlv komt in het merendeel van de gevallen naar voren uit
de verklaringen van de betrokken vreemdeling zelf, die hij/zij aflegt in het kader
van zijn/haar asielaanvraag. Een belangrijke signaleringsfunctie ligt daarmee bij
de hoormedewerkers van de IND. Wanneer sprake is van een 1F-signaal wordt de Unit
1F daarover geïnformeerd en zal deze Unit bij het vervolg van de procedure worden
betrokken. Indien er voldoende aanknopingspunten zijn voor aanvullend onderzoek naar
mogelijke toepasselijkheid van artikel 1F Vlv, dan wordt de behandeling van de aanvraag
overgedragen aan de Unit 1F. Het onderzoek door de Unit 1F omvat onder meer het raadplegen
van gezaghebbende openbare bronnen, social media-onderzoek en – in het merendeel van
de gevallen – een aanvullend gehoor met de betrokken vreemdeling.
De bewijslast voor het tegenwerpen van de toepasselijkheid van artikel 1F Vlv ligt
bij de IND. Aangetoond dient te worden dat er ernstige redenen bestaan om te veronderstellen
dat de betrokken vreemdeling willens en wetens heeft deelgenomen aan misdrijven in
de zin van dit artikel. De bewijsmaatstaf «ernstige redenen om te veronderstellen»
is een andere dan die wordt gehanteerd in het strafrecht, namelijk «wettig en overtuigend
bewijs». Voor tegenwerping van artikel 1F Vlv is niet nodig dat de betrokken vreemdeling
strafrechtelijk is veroordeeld voor het misdrijf waarmee hij in verband wordt gebracht.
Het besluit van de IND om de vreemdeling uit te sluiten van bescherming in verband
met de toepasselijkheid van artikel 1F Vlv kan de vreemdeling ter toetsing voorleggen
aan de onafhankelijke rechter in beroep en hoger beroep.
Terugkeerbesluit, inreisverbod en signalering
Het besluit waarbij een verblijfsaanvraag wordt afgewezen in verband met de toepasselijkheid
van artikel 1F Vlv omvat in beginsel tevens een terugkeerbesluit, een besluit tot
het opleggen van een inreisverbod en een besluit tot signalering in het Schengen Informatie
Systeem. In een aantal gevallen is tevens een inreisverbod opgelegd11.
Een terugkeerbesluit houdt in dat aan hem/haar wordt medegedeeld dat hij/zij niet
(langer) rechtmatig in Nederland verblijft en dat hij/zij doorgaans onmiddellijk uit
Nederland dient te vertrekken. Het is in eerste instantie aan de vreemdeling om gevolg
te geven aan de vertrekplicht, bij gebreke daarvan kan gedwongen vertrek aan de orde
zijn.
Een inreisverbod houdt in dat de betrokken vreemdeling, na vertrek uit de Europese
Unie, gedurende tien jaren geen toegang en verblijf zal kunnen krijgen in de lidstaten
van de Unie. Een besluit tot het opleggen van inreisverbod kan alleen worden uitgevaardigd
in samenhang met een terugkeerbesluit.
Een besluit tot signalering houdt in dat de betrokken vreemdeling zal worden geregistreerd
in het Schengen Informatie Systeem (SIS) met het oog op weigering van toegang en verblijf
in de Europese Unie. Ook een terugkeerbesluit en inreisverbod worden geregistreerd
in het SIS. Daarmee zullen andere lidstaten geïnformeerd zijn over het feit dat de
vreemdeling door Nederland om redenen van openbare orde – namelijk de toepasselijkheid
van artikel 1F Vlv – is uitgesloten van bescherming.
Het Europees Hof van Justitie heeft bij arrest van 6 juli 2023 in de zaak C-663/2112 geoordeeld dat Richtlijn 2008/115/EG (Terugkeerrichtlijn) zich verzet tegen het nemen
van een terugkeerbesluit wanneer zijn/haar verwijdering van het grondgebied van de
Europese Unie voor onbepaalde tijd uitgesloten is op grond van het beginsel van non-refoulement.
Indien een terugkeerbesluit niet kan worden genomen, kan ook geen inreisverbod worden
opgelegd. Een besluit tot signalering in het Schengen Informatie Systeem is in dat
geval nog wel mogelijk.
Terugkeer
Als de IND artikel 1F Vlv op een vreemdeling van toepassing acht is diegene verplicht
om Nederland te verlaten. Vreemdelingen aan wie artikel 1F Vlv is tegengeworpen behoren
tot een voor de DT&V prioritaire doelgroep. Wel wordt door de IND getoetst of betrokkene
bij terugkeer naar zijn land van herkomst te vrezen heeft voor schending van artikel
3 EVRM. Indien dit het geval is wordt een 3 EVRM-beletsel aangenomen en kan DT&V niet
overgaan tot gedwongen terugkeer naar het land van herkomst. Wel behoudt de vreemdeling
een zelfstandige vertrekplicht en onderzoekt DT&V of er vertrekopties naar een ander
derde land zijn. Tevens wordt terugkerend opnieuw beoordeeld of er nog sprake is van
een 3 EVRM beletsel. Achterliggende gedachte hierbij is dat de vreemdeling in Nederland
na uitsluiting van asielbescherming niet alsnog een veilige haven vindt. Indien geen
3 EVRM beletsel is aangenomen door de IND, zal worden ingezet op terugkeer naar het
land van herkomst.
Terugkeer is voor deze categorie vreemdelingen die Nederland dient te verlaten complex.
Een deel van deze groep verblijft al lang in Nederland – mede door het artikel 3 EVRM-beletsel
waardoor het voor een deel van de personen niet mogelijk is om vertrek te realiseren
naar het land van herkomst of een ander land waar de vreemdeling wordt toegelaten;
een deel heeft ook een gezin met verblijfsrecht in Nederland. Een deel van deze groep
heeft inmiddels een hogere leeftijd en medische klachten die hiermee verband houden,
waardoor soms een beroep kan worden gedaan op artikel 64 Vw (uitstel van vertrek).
Voorts zijn zij in belangrijke mate afkomstig uit landen waarbij gedwongen terugkeer,
ook ten aanzien van andere categorieën vreemdelingen, moeizaam verloopt. Dit alles
maakt de terugkeer van deze groep gecompliceerd.
4.2 Project Bespoediging Afdoening Asielaanvragen
Op 1 mei 2023 is het Project Bespoediging Afdoening Asiel van start gegaan met als
doel meer asielaanvragen te behandelen en in te lopen op de desbetreffende werkvoorraad.
Bij de ontwikkeling en uitvoering van het project is de Unit 1F nauw betrokken ten
einde te waarborgen dat signalen die duiden op mogelijke toepasselijkheid van artikel
1F Vlv worden onderkend en dat daarop op passende wijze wordt geacteerd.
4.3 1F-zaken in 2023
In totaal heeft de IND in 2023 in negen zaken artikel 1F Vlv aan vreemdelingen tegengeworpen,
waarbij in zeven zaken een zwaar inreisverbod voor de duur van tien jaar is opgelegd.
In vier zaken is een (tijdelijk) 3 EVRM-beletsel aangenomen. Inclusief de negen zaken
waarin artikel 1F Vlv is tegengeworpen, is in totaal in 65 zaken een 1F-onderzoek
verricht. In 56 van deze zaken is geconcludeerd dat artikel 1F Vlv niet van toepassing
is. Een reden voor de daling van het aantal 1F tegenwerpingen is het eerdergenoemde
arrest van 6 juli 2023. Bij de bestudering van de gevolgen van dit arrest voor de
uitvoering heeft de IND tijdelijk zaken aangehouden. Hieronder bevonden zich ook een
aantal 1F-zaken. Deze tijdelijke aanhouding van zaken is terug te zien in de cijfers
van de IND van 2023. Intussen wordt in deze zaken weer beslist en zal dit naar verwachting
leiden tot een toename in de cijfers van 2024.
In 2023 hebben meerdere vreemdelingen tegen wie 1F is tegengeworpen Nederland verlaten.
Dat heeft erin geresulteerd dat de DT&V aan het einde van het jaar nog 94 dossiers
in de voorraad had. In het overgrote deel van die gevallen speelt een 3 EVRM beletsel,
hetgeen betekent dat de verwachting is dat daarin op korte termijn geen uitstroom
kan plaatsvinden. Desondanks blijft de DT&V zich er uiteraard voor inspannen om vreemdelingen
tegen wie 1F is tegengeworpen Nederland te laten verlaten.
Een overzicht van alle cijfers is opgenomen in bijlage 2.
5. Tot slot
De huidige conflicten hebben meer aandacht gegenereerd in Nederland voor het belang
van internationaal recht en samenwerking op zowel nationaal als internationaal niveau
om straffeloosheid voor internationale misdrijven te voorkomen. De noodzaak van deze
strijd tegen straffeloosheid door Nederland is dan ook duidelijk. De inspanningen
door de Nederlandse ketenpartners hebben laten zien dat Nederland geen veilige haven
is voor plegers van internationale misdrijven. Zowel het strafrechtelijke aspect van
opsporing en vervolging, wat heeft geleid tot meerdere succesvolle veroordelingen,
als het vreemdelingrechtelijke aspect van het ontzeggen van toegang tot ons grondgebied
spelen hierbij een belangrijke rol.
Belangrijk om mee te nemen is dat de cijfers niet het hele verhaal vertellen. Rechtszaken,
zowel strafzaken als procedures rondom verblijf, duren vaak lang en bevatten complexe
vraagstukken. Een groot deel van de inspanningen om straffeloosheid te voorkomen zit
hem juist in wat er achter de schermen gebeurt. Samenwerking met andere landen op
het gebied van kennisdeling of rechtshulp, bijvoorbeeld om getuigen in het buitenland
te horen of bewijsstukken te delen, speelt hierin een grote rol. Ook de inspanning
van Nederland bij de totstandkoming van het verdrag van Ljubljana – Den Haag is een
mooi voorbeeld van werk dat grotendeels buiten het zicht plaatsvindt. De komende jaren
zullen de ketenparters zich zowel op nationaal als op internationaal niveau, voor
én achter de schermen gezamenlijk blijven inzetten in de strijd tegen straffeloosheid
voor internationale misdrijven.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
De Minister van Asiel en Migratie, M.H.M. Faber-van de Klashorst
Bijlage 1: Strafrechtelijke cijfers
Strafrechtelijke onderzoeken in 2023
In de onderzoeksfase
6
Onder de rechter
– in eerste aanleg
10
– in hoger beroep
2
– in cassatie
2
Afgerond
– onherroepelijk veroordeeld
0
– geseponeerd of beëindigd
2
Totaal
22
Uitleveringsprocedures 2023
Onder de uitleveringsrechter
– in eerste aanleg
0
– in cassatie
0
Onder de Minister van Justitie en Veiligheid (om te beschikken)
0
Onder de civiele rechter
2
Afgerond
– uitgeleverd
0
– afgewezen
1
Totaal
3
Justitiële rechtshulp in 2023
Rechtshulpverzoeken/EOB’s van andere landen
9
Rechtshulpverzoeken van internationale hoven en tribunalen
36
Totaal
45
Bijlage 2: Vreemdelingrechtelijke cijfers
1F Vlv onderzoeken in 2024 (IND)
1F Vlv tegengeworpen
9
– zwaar inreisverbod uitgevaardigd
7
– ongewenstverklaring opgelegd
0
1F Vlv niet tegengeworpen
56
Totaal
65
Artikel 3 EVRM bij 1F Vlv tegenwerpingen in 2023 (IND)
Artikel 3 EVRM beletsel aangenomen
4
Artikel 3 EVRM beletsel niet aangenomen
5
Totaal
9
1F Vlv dossiers eind 2023 (DT&V)
1F Vlv dossiers met artikel 3 EVRM beletsel
66
1F Vlv dossiers zonder artikel 3 EVRM beletsel
28
Totaal
94
Uitstroom 1F Vlv vreemdelingen in 2023 (DT&V)
Gedwongen vertrek
1
Zelfstandig vertrek
– zelfstandig vertrek met toezicht
1
– zelfstandig vertrek zonder toezicht
11
Totaal
13
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie