Brief regering : Verzamelbrief Politie
29 628 Politie
Nr. 1220 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 september 2024
Inleiding
Een goed functionerende politie is essentieel voor een goed functionerende democratische
rechtsstaat. Ik heb grote bewondering voor de inspanningen die politiemensen elke
dag leveren. Tegelijkertijd zie ik ook dat de samenleving veel vraagt van de politie.
Dat toont dat de samenleving vertrouwen heeft in het instituut, maar maakt ook dat
de druk op de politie hoog is. Het is noodzakelijk om keuzes te maken in het takenpakket
van de politie om te verzekeren dat de politie in verbinding blijft met de samenleving,
toekomstbestendig is en zich kan richten op haar kernfunctie. Het kabinet zal voor
Prinsjesdag het regeerprogramma presenteren, waarin onder meer de prioriteiten uit
het hoofdlijnenakkoord (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 37) ten aanzien van de politie verder zijn uitgewerkt.
In juni 2024 is het eerste halfjaarbericht politie 20241 gedeeld met uw Kamer. Met deze brief informeer ik uw Kamer over een aantal ontwikkelingen
sinds de verzending het eerste halfjaarbericht politie. In deze brief ga ik in op
het gesprek over het stellen van prioriteiten binnen de politiefunctie dat ik dit
najaar ga voeren in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP), Politie Voor
Iedereen en het sociaal onveilige werkklimaat in basisteam Rotterdam Centrum, het
eindrapport van de monitoringscommissie Schneiders, de ontwikkelingen inzake een nieuwe
verdeelsystematiek voor politiesterkte, de uitkomst van de pilots domein overstijgend
werken door gemeentelijke boa’s, de reactie op de brief van de Inspectie over kwaliteitszorg
bij de politie, de beleidsreactie op het Inspectierapport «De verschillende perspectieven
bijeen» en tot slot de aankondiging van de beleidsreactie op het (te verwachte) onderzoek
van de Nationale ombudsman over CTER-registraties.
Een fundamenteel gesprek over de politiefunctie
Het whitepaper versterking politiefunctie2 schetst een toenemende en steeds complexer wordende vraag naar veiligheid vanuit
de maatschappij. De mensen en middelen waarmee veiligheid gewaarborgd kan worden,
zijn per definitie schaars. Naast de toenemende vraag naar politie-inzet, nopen de
krapte op de arbeidsmarkt en de grote druk op de meerjarenbegroting de politie tot
het maken van keuzes voor de toekomst. Veiligheid is niet alleen een verantwoordelijkheid
van de overheid, maar moet samen met andere organisaties (publiek en privaat) en burgers
worden vormgegeven.
Voor de doorontwikkeling van de politiefunctie is de ontwikkelagenda politiefunctie
vormgegeven langs vier prioritaire thema’s, te weten: 1) de rol van de overheid en
taakverdeling met andere organisaties binnen de politiefunctie, 2) geweldsbevoegdheid
en gegevensdeling, 3) digitalisering, en 4) een periodieke herijking ontwikkelagenda
politiefunctie3. De uitvoering van de ontwikkelagenda is er op gericht om de politie in staat te
stellen zich weer meer te richten op haar kernfunctie en andere organisaties aanknopingspunten
te bieden om een rol binnen de politiefunctie te vervullen.
Daarnaast wordt al langer met uw Kamer het debat gevoerd over de druk op de politiecapaciteit,
en de belasting die deze druk heeft op het werk van politieagenten. Ook op bestuurlijk
niveau is deze uitdaging een blijvend onderwerp van gesprek. Gelet op de steeds grotere
en complexere vraag naar veiligheid en het feit dat capaciteit per definitie schaars
is, moet er een fundamenteel gesprek worden gevoerd over het stellen van prioriteiten
met politie, de burgemeesters en het Openbaar Ministerie (OM), alsook de gezagen in
de domeinen migratie en bewaken en beveiligen. In het najaar zal ik dit gesprek onder
meer voeren in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP). In het tweede halfjaarbericht
van 2024 kan ik uw Kamer hier over informeren. Het uitgangspunt hierbij is en blijft
een maatschappelijk verbonden politie, die tegelijkertijd in staat is zich aan te
passen aan relevante ontwikkelingen, waaronder aanhoudende arbeidsmarktkrapte en de
noodzaak van bovenlokale inzet. Steeds vaker moeten politieagenten bijstand leveren
aan andere politie eenheden om de gaten in de bezetting te dichten. Om deze ontwikkelingen
het hoofd te bieden, is het nodig om de incidentafhandeling te vernieuwen, waarbij
beter gebruik wordt gemaakt van innovatie en technologie. In het regeerprogramma zal
dit nader worden toegelicht. Ook is het belangrijk om nog meer samen te werken met
partners, zoals buitengewoon opsporingsambtenaren (boa's), om de lokale verankering
van de politie te behouden.
Politie voor Iedereen
Politiemedewerkers die zich inzetten voor onze veiligheid hebben recht op een sociaal
veilig werkklimaat. Om dit te bewerkstelligen neemt de korpsleiding diverse maatregelen.
Politie voor Iedereen (PVI) is de brede opgave van de politie waarbinnen de al langer
bestaande thema’s diversiteit, inclusie en divers vakmanschap worden vervolgd. PVI
bevat acties die geordend zijn in vijf onderdelen: 1) Veilige inclusieve teams; 2) diverse
instroom; 3) aanpak discriminatie (waaronder het opnemen en opvolgen van meldingen
en aangiftes van discriminatie); 4) Professioneel controleren (tegengaan van etnisch
profileren door de politie); 5) Netwerk Divers Vakmanschap (NDV) & Bondgenoten. Daarnaast
werkt de korpsleiding met het Plan aanpak uitsluiting, discriminatie en racisme (Plan
UDR) toe naar een veilige en inclusieve organisatie waar geen ruimte is voor discriminatie
en racisme. Hierbij is het van belang dat signalen van uitsluiting, discriminatie
en racisme serieus worden genomen en dat hierop door de leiding wordt geacteerd. Bij
de uitvoering van dit plan wordt tevens de Sociale Agenda betrokken. Ik informeer
uw Kamer regelmatig over de voortgang van deze maatregelen, zoals onlangs in de jaarverantwoording
politie.4
Naar aanleiding van signalen uit het basisteam Rotterdam Centrum en een rapport van
de Nederlandse Politiebond is door de Eenheidsleiding Rotterdam direct besloten een
onafhankelijk onderzoek in te stellen. Het is pijnlijk om te constateren dat er geen
sprake is van een sociaal veilig werkklimaat binnen het basisteam Rotterdam Centrum.
Tegelijkertijd toont de openheid van de medewerkers dat niet langer wordt weggekeken
van deze problematiek. Ik vind het goed dat de Eenheidschef passende maatregelen neemt
en hiervoor een plan van aanpak opstelt.
Eindrapport monitoringscommissie Schneiders rondom de monitoring van de Landelijke
Eenheden
De monitoringscommissie Schneiders heeft haar opdracht op 15 juli jl. voltooid. De
korpschef en ik willen onze diepe waardering uitspreken voor alle leden van de commissie.
Jarenlang zijn zij intensief betrokken geweest bij de transitie van de landelijke
eenheden. Zij waren waardevolle sparringpartners voor de politieorganisatie en een
vertrouwd en betrouwbaar gezicht richting alle medewerkers van de landelijke eenheden.
De eindrapportage van de monitoringscommissie «LX en LO: moedig voorwaarts» is op
26 juli naar uw Kamer verzonden.5 De commissie heeft eerder verschenen monitoringsrapportages als bijlage bij de eindrapportage
opgenomen. Deze rapportages heeft mijn ambtsvoorganger eerder bij de halfjaarberichten
politie met uw Kamer gedeeld. Hieronder ga ik nader in op de inhoud van de eindrapportage
van de monitoringscommissie.
De grootste kracht van de landelijke eenheden zijn de mensen die er werken. Met passie
en expertise zetten zij zich elke dag – soms onder zeer uitdagende omstandigheden –
in om ons land veilig te houden. Zij hebben recht op een prettig en sociaal veilige
werkcultuur, iets wat in sommige delen van de landelijke eenheden niet vanzelfsprekend
is geweest. Daartoe is een cultuurtransitie ingezet, die veel vraagt van de organisatie,
van de leidinggevenden en de medewerkers zelf. Alleen samen kunnen zij de nodige cultuuromslag
bewerkstelligen. Vanzelfsprekend blijven de medezeggenschap en de vakbonden hierbij
belangrijke strategische partners. De commissie benadrukt de noodzaak om snel zichtbare
veranderingen in de manier van werken en omgaan te laten zien en deze urgentie ook
de komende jaren op alle niveaus vast te houden. Ik onderschrijf deze aandachtspunten.
De Landelijke Eenheid is door een herordening van taken omgevormd naar twee nieuwe,
gelijkwaardige eenheden met elk een samenhangend takenpakket, een heldere rol en een
onderscheidende identiteit. De succesvol verlopen administratieve splitsing per 1 januari
2024 en de start van de nieuwe en hervormde eenheidsleidingen zijn belangrijke eerste,
zichtbare interventies in de structuur van de landelijke eenheden. De komende maanden
zullen de hoofden operatien van de landelijke eenheden stapsgewijs nationale verantwoordelijkheden
voor landelijke thema’s, portefeuilles of stelsels op zich gaan nemen. Daarnaast zal
voor geprioriteerde onderwerpen via ontwerpsessies waarin de medewerkers een belangrijke
rol spelen, gewerkt worden aan de doorontwikkeling van het vak.
De transitie is niet af. De effecten die de politie nastreeft met deze transitie vragen
ook de komende jaren de aandacht. De korpsleiding heeft mij verzekerd dat zij een
meer nadrukkelijke rol gaat innemen in de integrale monitoring van de voortgang van
de transitie in deze volgende fase. Daarmee wordt op het hoogste niveau in de organisatie
gewaarborgd dat de transitie de urgentie houdt die nodig is. De heer Schneiders zal
de korpsleiding hierbij blijven ondersteunen als adviseur en sparringspartner. De
Inspectie Justitie en Veiligheid zal haar onafhankelijk toezicht op de landelijke
eenheden oppakken in lijn met de bevindingen van de commissie Schneiders en de aanbevelingen
in haar eerdere rapporten. Het plan van aanpak voor toezicht op dit dossier wordt
medio september gepubliceerd op de website van de Inspectie. Daarbij wordt gekeken
naar de kwaliteit van de taakuitvoering waarbij aspecten als sturing, leiderschap
en cultuur (veilige werkomgeving) nadrukkelijk aan de orde komen. Het departement
zal toezicht blijven houden op het beheer. Uiteraard blijf ik met de korpschef in
gesprek over de voortgang op de transitie.
Middels deze tekst ga ik in op het verzoek van het lid Mutluer en anderen tijdens
de procedurevergadering van woensdag 3 september jl.
Ontwikkelingen inzake een nieuwe verdeelsystematiek voor politiesterkte
Naar aanleiding van een brief van de Regioburgemeesters en het OM, de motie Van der
Plas c.s.6 en de motie Van der Werf en Kuik7 wordt op dit moment een nieuwe verdeelsystematiek voor politiesterkte vorm gegeven.
Deze verdeelsystematiek zal worden gebruikt voor het verdelen van eventuele nieuwe
sterkte (formatie) over de regionale eenheden in de toekomst. Er zal dus geen sprake
zijn van een herverdeling van de huidige sterkte over de regionale eenheden. Dit is
mede op het verzoek van de Regioburgemeesters en het OM en wordt gesteund door de
politie en door mijn departement.
De huidige verdeelsystematiek is verouderd en past niet meer bij de praktijk, ook
zijn onderdelen van de systematiek niet meer passend bij de huidige tijd. Bij het
ontwikkelen van de nieuwe verdeelsystematiek wordt gekeken naar de opgaven waar de
regionale eenheden voor staan en de werklast die daaruit voortvloeit. Ook aspecten
als beschikbaarheid en bereikbaarheid worden daarin betrokken. Op basis daarvan zal
gekomen worden tot een nieuwe – zo objectiveerbaar mogelijke – systematiek voor het
verdelen van nieuwe sterkte. De politie, het OM en de Regioburgemeesters worden nauw
betrokken. Ook het draagvlak in de eenheden is een belangrijk onderdeel van het proces
tot de totstandkoming van een actuele en toekomstbestendige verdeelsystematiek.
De opdracht voor het maken van een nieuwe verdeelsystematiek is Europees aanbesteed,
en het bedrijf Andersson Elffers Felix (AEF) werkt op dit moment aan de uitvoering
daarvan. De verwachting is dat de nieuwe systematiek in 2025 wordt opgeleverd.
Als Minister van Justitie en Veiligheid stel ik formatieruimte met de daarvoor benodigde
middelen beschikbaar en verdeel deze formatieruimte of sterkte, gehoord het Landelijk
Overleg Veiligheid en Politie, over de regionale en landelijke eenheden. De verdeling
van de inzet van de sterkte binnen de eenheden is vervolgens aan het lokaal gezag
(de burgemeesters en de officieren van justitie), in samenspraak met de politiechef
van de betreffende politie-eenheid. De bezetting van deze formatie dient door de korpschef
te worden gerealiseerd.
Uitkomst pilots domein overstijgend werken door gemeentelijke boa’s
Zoals gemeld in het Halfjaarbericht Politie van 7 december 20238, zijn de pilots domein overstijgend werken voor gemeentelijke boa’s domein I (Openbare
Ruimte) in de eerste helft van dit jaar geëvalueerd. Het doel van deze pilots was
om te bezien of het toevoegen van bevoegdheden van andere domeinen aan Domein I een
oplossing kan zijn voor de ervaren overlast waarop Domein I boa’s op dit moment niet
kunnen handhaven. De pilots richtten zich op bevoegdheden ten aanzien van taxi’s en
op overlastfeiten op het water. Binnen de taxipilot hebben boa’s van de gemeenten
Amsterdam, Breda en Rotterdam kunnen handhaven op vier typen overtredingen, te weten:
het vervoeren van meer personen dan toegestaan; het niet goedgekeurd als taxi in het
kentekenregister staan; het ontbreken van een geldige chauffeurskaart of ontbreken
van een goed leesbare chauffeurskaart en onregelmatigheden rondom rittenprijzen. Binnen
de waterpilot hebben vervolgens boa’s van de gemeenten Aalsmeer/Amstelveen, Alkmaar,
Breda, Leiden en Wijdemeren kunnen handhaven op 33 door henzelf aangedragen feiten,
zoals het als schipper van een schip op binnenwateren varen zonder in het bezit te
zijn van een geldig klein vaarbewijs.
De evaluatie op deze pilots heeft plaatsgevonden en de uitkomsten zijn positief. Ook
de bestuurstafel boa waarin een vertegenwoordiging van de gemeenten, politie en OM
zitting hebben, heeft daarna een positief advies gegeven over opname van de feiten
in de Regeling Domeinlijsten. Derhalve heb ik besloten de feiten die zien op het handhaven
van een aantal feiten uit de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement
en de Wegenverkeerswet (taxi) per 1 augustus 2024 op te nemen in de Regeling Domeinlijsten,
domein I Openbare ruimte.
Reactie op brief Inspectie over kwaliteitszorg bij de politie
De Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: de Inspectie) heeft onderzoek uitgevoerd
naar kwaliteitszorg bij de politie. De resultaten van dit onderzoek zijn als bijlage
1 toegevoegd bij deze brief. Kwaliteitszorg is het bewaken, beheersen en verbeteren
van de kwaliteit van de taakuitvoering door de politie. Het kwaliteitszorgstelsel
stelt de politie in staat haar taakuitvoering systematisch te monitoren en te verbeteren.
De Inspectie stelt vast dat er een basis is gelegd voor kwaliteitszorg en dat er in
de eenheden relevante initiatieven in uitvoering zijn. De Inspectie concludeert dat
er aandacht is voor kwaliteit, maar tegelijkertijd dat er op dit moment nog geen sprake
is van een kwaliteitszorgstelsel dat landelijk en in alle eenheden is geïmplementeerd
en werkelijk functioneert.
De Inspectie is van mening dat grote organisaties zoals de politie niet zonder een
kwaliteitszorgstelsel kunnen en geeft daarom een aantal overwegingen mee aan de politie.
1) Om het stelsel van kwaliteitszorg en kwaliteitsontwikkeling daadwerkelijk mogelijk
te maken, is het belangrijk dat er bij de politie meer aandacht komt voor de randvoorwaarden
zoals financiële middelen en capaciteit. Deze randvoorwaarden zijn nodig om het stelsel
van kwaliteitszorg te laten slagen.
2) De Inspectie vindt het raadzaam om de sleutelfiguren in de eenheden blijvend mee te
nemen in de ontwikkelingen rond het stelsel van kwaliteitszorg. Zij vervullen een
belangrijke rol in het laten landen en verder brengen van dit stelsel.
3) De eenheden moeten in hun ontwikkelplannen de kwaliteitsdoelstellingen expliciet maken
en deze systematisch evalueren en bijsturen (cyclus van plan-do-check-act).
4) Tot slot is het belangrijk dat er in het landelijke kwaliteitszorgstelsel een verbinding
wordt gelegd tussen de planning en controlefunctie bij de politie en de politieprofessie.
Door deze verbinding te leggen ontstaat er cyclisch aandacht voor kwaliteitsverbetering
en innovatie op het niveau van de eenheden maar ook op landelijk niveau.
De politie heeft met het stelsel voor kwaliteitszorg en de introductie van vakgroepen
ervoor gekozen om kwaliteitsverbetering van onderop te stimuleren. Er is op dit moment
al een groot aantal vakgroepen actief binnen de politieorganisatie, veelal zelfgeorganiseerd.
De vakgroepen zijn georganiseerd vanuit een taak- of vakgebied en gericht op de ontwikkeling
van het vak, de kwaliteitsverbetering en kennisdeling. Hierdoor wordt expertise opgebouwd
en actief gewerkt aan het versterken van de kwaliteit van het werk vanuit de praktijk.
Het streven van de politie is de vakgroepen methodisch te laten werken en te begeleiden
vanuit het Stelsel voor Kwaliteitszorg. Voor de implementatie wordt gestart met vijftien
vakgroepen: zes binnen het werkveld Wijk en Veiligheid, zes binnen Opsporing en Intelligence
en drie vanuit Bedrijfsvoering. De opbrengsten van deze vakgroepen worden gesynchroniseerd
met de werkingsprincipes van het Stelsel voor Kwaliteitszorg.
De politie heeft mij gemeld dat zij de overwegingen van de Inspectie ter harte nemen
en inzetten op een bredere inbedding van een kwaliteitszorgstelsel. Om te kunnen beschikken
over een goed stelsel voor kwaliteitszorg is het belangrijk dat er aandacht wordt
geschonken aan de kwaliteitszorgvoorzieningen. Hiermee wordt een stelsel van activiteiten
bedoeld dat gericht is op het systematisch expliciteren (norm stellen m.b.t. een professionele
taakuitvoering), evalueren (toetsen) en bijsturen (verbeteren) van doelstellingen.
Op deze manier wordt kwaliteitsverbetering zichtbaar en wordt de kwaliteit van de
taakuitvoering geborgd. De korpschef heeft bij mij aangegeven dat onderzocht wordt
hoe er meer centrale sturing op kwaliteitszorg kan worden ingericht.
De Inspectie geeft met dit onderzoek inzicht in de stand van zaken van kwaliteitszorg
zoals dat op dit moment door de politie wordt ingevuld. De komende jaren zal de Inspectie
de ontwikkelingen rond het kwaliteitsstelsel en hoe daarop door de politie wordt gestuurd
in haar toezicht blijven volgen. Naar aanleiding van de Inspectiebrief zal ik met
de politie in gesprek gaan over hoe kwaliteitszorg met betrekking tot de taakuitvoering
verder kan worden ontwikkeld en geïmplementeerd.
Beleidsreactie Inspectierapport «De perspectieven bijeen?»
De Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: Inspectie) heeft een vervolgonderzoek
gedaan naar de bejegening door de politie van slachtoffers van zedenmisdrijven. De
resultaten van dit onderzoek zijn als bijlage 2 toegevoegd bij deze brief.
Het onderzoek is verricht in vervolg op het in 2020 door de Inspectie gepubliceerde
rapport «Verschillende perspectieven»9 waarin de Inspectie concludeerde dat slachtoffers van zedenmisdrijven over het algemeen
positief terugkijken op het contact met de politie, maar dat er ook fricties zijn
in drie contactmomenten van zedenslachtoffers met de zedenrechercheurs. Zowel tijdens
het informatieve gesprek waarin het slachtoffer uitleg krijgt over de procedure, de
bedenktijd om wel of geen aangifte te doen, als in de periode na de aangifte liepen
de verwachtingen van slachtoffers en politie uiteen.10
Met het vervolgonderzoek beoogt de Inspectie in beeld te brengen welke aanpassingen
de politie heeft doorgevoerd in de bejegening van zedenslachtoffers, specifiek in
de drie eerder genoemde contactmomenten. Ook wilde de Inspectie weten of die veranderingen
hebben geleid tot een (door betrokkenen ervaren) verbetering van hoe zedenrechercheurs
omgaan met slachtoffers van een zedenmisdrijf.
De hoofdconclusie van de Inspectie luidt dat de politie de werkwijze rondom het omgaan
met zedenslachtoffers heeft aangepast. Zedenrechercheurs hebben de intentie om keuzevrijheid
en maatwerk te bieden aan de slachtoffers van zedenzaken, maar wensen en behoeften
van slachtoffers lopen uiteen en voor ieder slachtoffer is maatwerk nodig. Dit is
de moeilijkheid bij zedenzaken. Desondanks is het de politie gelukt om in haar werkwijze
meer oog te hebben voor het slachtofferbelang dan ten tijde van het inspectieonderzoek
«Verschillende Perspectieven» (2020). Het lukt echter nog niet in alle gevallen om
ook in de uitvoering voldoende rekening te houden met de wensen en behoeften van slachtoffers.
Verder benoemt de Inspectie in haar rapport een aantal nieuwe kwetsbaarheden in de
vernieuwde aanpak van zedenzaken. Naar aanleiding van het inspectierapport is, ten
behoeve van een betere bejegening en efficiëntie de mogelijkheid gecreeerd om het
informatief gesprek met slechts één zedenrechercheur uit te voeren. Dit wordt echter
niet door elke zedenrechercheur als prettig wordt ervaren omdat het complexe zaken
zijn. Daarnaast wijst de Inspectie op de praktijk dat basisteams minder complexe meldingen
van zedendelicten oppakken om de werkdruk bij de zedenteams iets te verlichten.
De Inspectie komt in haar rapport tot de volgende aanbeveling aan de korpschef:
Zedenrechercheurs moeten in staat zijn om een adequate empathische afweging te maken
tussen opsporingsbelang en slachtofferbelang. Investeer in voldoende opgeleide en
gecertifieerde zedenrechercheurs voor dit hoog specialistische politiewerk door erop
toe te zien dat er meer ruimte en tijd is voor training en opleiding van (zeden)rechercheurs.
Die tijd wordt nu niet altijd ervaren.
In aanvulling geeft de Inspectie de korpschef de volgende overweging mee:
Breng in kaart wat de afhandeling van zedenzaken door de basisteams oplevert, wat
dit aan capaciteitswinst oplevert en wat het voor de (verschillen in) bejegening van
slachtoffers betekent.
Het inspectierapport laat zien dat de politie serieus aan de slag is gegaan met de
aanbevelingen van de Inspectie. Er zijn aantoonbaar verbeteringen in het werkproces
rondom de bejegening van zedenslachtoffers doorgevoerd en deze verbeteringen worden
door betrokkenen ook in de praktijk ervaren, zij het niet in alle gevallen. Het is
goed daarbij te vermelden dat de geïnterviewde slachtoffers in de periode van de eerste
helft van 2022 melding of aangifte hebben gedaan, dus midden in het veranderproces
bij de politie. Sinds die tijd heeft de politie haar ontwikkeling doorgezet en is
de vernieuwde werkwijze steeds bekender geworden.
De korpschef en ik onderschrijven de aanbeveling van de Inspectie. Het is helder dat
de vak-ontwikkeling, zeker op het werkterrein van zeden, en de omgang met slachtoffers
doorlopend om aandacht en ruimte vragen. Naar aanleiding van het eerder inspectieonderzoek
is de opleiding Handelen in Zedenzaken aangepast en heeft het bejegeningsaspect hierin
een veel duidelijkere plek gekregen. Ook bij de implementatie van de Wet seksuele
misdrijven heeft de bejegening van slachtoffers een duidelijke plek gekregen doordat
er aan ruim 25.000 medewerkers (zowel bij de zedenteams als o.a. aan de medewerkers
in de basisteams, regionale service, meldkamers en opsporingsdiensten) een specifieke
leermodule Bejegening beschikbaar is gesteld. De politie werkt verder aan een op maat
gemaakte vak-ontwikkeling, die aansluit op de behoeften van de verschillende doelgroepen
binnen het zedendomein en die passend is binnen de zedenteams.
Ik herken verder het beeld dat de uitdaging vooral zit op het terugbrengen van de
werkdruk binnen de zedenteams zodat medewerkers de tijd en ruimte kunnen vinden om
trainingen en opleiding te volgen. De afgelopen jaren zijn maatregelen genomen om
die werkdruk te verlichten en werkvoorraden op het terrein van zedenzaken terug te
dringen. Zo heeft uw Kamer met de motie-Klaver c.s.11 structureel 15 miljoen euro vrijgemaakt waarmee de formatie van de zedenpolitie,
de opleiding van zedenrechercheurs, de forensische opsporing en forensisch medisch
onderzoek fasegewijs is uitgebreid. Concreet zijn er sinds 2020 110,3 fte toegevoegd
aan de opsporingscapaciteit en 3 fte aan docentencapaciteit. De capaciteit van de
zedenteams wordt vanaf 2024 verder uitgebreid om de verwachte toename van het aantal
meldingen en aangiften als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet seksuele misdrijven
op 1 juli 2024 te kunnen opvangen. Hiervoor is via de motie-Hermans c.s.12 structureel 5 miljoen euro beschikbaar gesteld. Over de actuele stand van de formatie
en bezetting bij de zedenteams is uw Kamer geïnformeerd in het eerste halfjaarbericht
politie 2024.13
Met betrekking tot de overweging die de Inspectie meegeeft over het afhandelen van
zedenmeldingen door de basisteams merk ik nog op dat dit p zich geen nieuwe werkwijze
is, maar dat er inmiddels bij een zedenmelding altijd contact is met de frontoffice
zeden voor triage. Er wordt dan gekeken, in goede samenspraak met het slachtoffer,
wat de politie gaat doen en wie dat doet ten behoeven van een weloverwogen en meest
spoedig afhandeling voor alle betrokken. Dit is overigens een ontwikkeling van na
het onderzoek van de Inspectie.
Tot slot geeft het onderzoeksrapport van de Inspectie wederom het belang aan van het
blijvend investeren in de vak-ontwikkeling op dit ingewikkelde domein. Er is al veel
ontwikkeld en ingevoerd sinds het vorige inspectierapport. Daarvoor ben ik de betrokken
zedenrechercheurs en het landelijk expertiseteam zeer erkentelijk. De politie gaat
het rapport van de Inspectie nader bestuderen om te kijken waar er nog verdere investering
nodig is. Ik blijf hier met de politie over in gesprek.
Aankondiging beleidsreactie onderzoek Nationale ombudsman over CTER registraties
In het tweede halfjaarbericht politie 202314 is uw Kamer geïnformeerd over de werkwijze van de politie in de bestrijding van terrorisme,
extremisme en radicalisering. In dat kader is ook ingaan de informatieverwerking van
de politie bij de bestrijding van terrorisme, extremisme en radicalisering. Ook is
toegelicht onder welke wettelijke voorwaarden informatie gedeeld kan worden met nationale,
buitenlandse en internationale organisaties en de wijze waarop signaleringen geplaatst
worden. Als laatste is uw Kamer geïnformeerd over de voormalige werkwijze van de politie
ten tijde van uitreizigers, meer specifiek de Landelijk Overzicht Politie – Jihadgang
(LOP-J) lijst.
De Nationale ombudsman heeft in februari 2023 aangekondigd een onderzoek te starten
naar de wijze waarop de overheid omgaat met registraties en signaleringen bij terrorisme,
extremisme en radicalisering. Het onderzoeksrapport wordt medio november verwacht.
Ik zal naar aanleiding van dit rapport een reactie opstellen, mede naar aanleiding
van het verzoek tijdens het ordedebat van 27 februari 202415. Bij mijn reactie zal ik ook de toegezegde handreiking betrekken. Deze handreiking
gaat in op hoe en op welke wijze mensen, per (mogelijke betrokken) instantie, inzage
kunnen krijgen in de gegevens die een desbetreffende instantie over hem of haar heeft
geregistreerd. Ook gaat deze handreiking in op hoe hiertegen bezwaar kan worden aangetekend.
Tot slot
Ik kijk uit naar de aankomende regeerperiode waarin ik mij zal inzetten voor een politie
die zich kan richten op haar kerntaak, gereed is voor de toekomst en in verbinding
blijft met de samenleving.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
Indieners
-
Indiener
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid