Brief regering : WODC-onderzoek ‘Radicale reclame op sociale media’
29 754 Terrorismebestrijding
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 729 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 september 2024
Extremistische en terroristische groeperingen gebruiken het internet actief voor de
verspreiding van gedachtegoed, rekrutering en geweldsvoorbereiding. Zij zoeken via
mainstream platformen gelijkgestemden van over de hele wereld en communiceren vervolgens
via heimelijke en versleutelde chats over hun plannen. Recente arrestaties laten zien
dat vanuit online contact ook daadwerkelijk kan worden overgegaan tot het plannen
van aanslagen. Het kabinet is er alles aan gelegen om aanslagen te voorkomen en acht
het daarbij van groot belang om inzicht te krijgen in de wijze waarop rekrutering
door en voor extremistische en terroristische groepen op het internet plaatsvindt
om de aanpak hierop aan te laten sluiten.
Bijgaand bied ik u het onderzoeksrapport «Radicale reclame op sociale media» aan.
Het betreft een onderzoek naar online rekrutering door en voor extremistische groepen,
uitgevoerd door het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR)
in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC). Hieronder geef
ik de belangrijkste bevindingen van het onderzoek, de door de onderzoekers geschetste
aanbevelingen voor vervolgonderzoek alsook de aanbevelingen voor beleid en de praktijk
weer en geef ik een reactie op deze bevindingen en aanbevelingen.
Ik dank de onderzoekers voor hun waardevolle onderzoek dat inzicht biedt in processen
van online rekrutering en aanbevelingen doet voor hoe dit in de toekomst nog beter
in beeld gebracht en aangepakt kan worden.
Onderzoeksbevindingen
Het online domein als een unieke omgeving
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat het online domein over kenmerken beschikt die
kunnen bijdragen aan het proces van rekrutering. Zo ligt de drempel om toe te treden
tot een bepaalde extremistische groepering online veel lager dan offline, vooral omdat
het internet anonimiteit biedt. Daarnaast gaat het online domein letterlijk over landsgrenzen
en is fysieke nabijheid geen vereiste om te rekruteren of gerekruteerd te worden.
Ook kan online eenvoudig een vertekend, positiever beeld geschetst worden van een
bepaalde extremistische groepering die daarmee aantrekkelijker kan worden voorgesteld
voor potentiële rekruten.
Extremistische groepen maken gebruik van een grote diversiteit aan platforms, waaronder
mainstream sociale mediaplatforms zoals Facebook en YouTube en low profile platforms
zoals Telegram. Telegram is volgens de professionals op dit moment het meest gebruikte
platform onder extremistische groepen. Als reden wordt genoemd dat dit platform meer
anonimiteit biedt en minder actief is op het gebied van content-moderatie.
Online rekrutering voornamelijk generiek van aard
Een rekruteringsproces vangt volgens de onderzoekers doorgaans aan op openbare platformen
waar niet zozeer illegale content, maar veel vaker borderline (of «legal yet harmful»)
content bijdraagt aan de aantrekkingskracht van en daaropvolgende toetreding tot extremistische
groepen. Het betreft dan (legale) online content die geen strikt terroristisch karakter
kent en zelfs niet altijd hoeft te leiden tot geweld, maar wel de veiligheid van burgers
en instituties ondermijnt, bijvoorbeeld doordat het aanzet tot haat of opruiing of
omdat de content extremistisch gedachtengoed normaliseert.
Uit het onderzoek komt tevens naar voren dat personen in het algemeen in aanraking
komen met een extremistische groep doordat ze zelf online op zoek gaan naar gelijkgestemden
en vervolgens lid worden van een openbare groep. In een trapsgewijs proces dat hierop
volgt, kunnen geïnteresseerden dieper in de groepering binnenkomen door vervolgens
uitgenodigd te worden voor besloten groepen.
Wisselwerking tussen online rekrutering (en mobilisering) en offline gedrag
De onderzoekers constateren een wisselwerking tussen online rekrutering en de offline
wereld. Ten eerste kan iemands offline situatie, bijvoorbeeld een moeilijke thuissituatie,
zijn of haar vatbaarheid voor online rekrutering vergroten. Hiervan is vooral sprake
onder jongeren. Hoewel dergelijke kwetsbaarheden niet direct leiden tot lidmaatschap
van een groepering, kunnen ze wel als een risicofactor worden beschouwd. Ten tweede
kan online rekrutering overgaan in «onlife» rekrutering, waarbij sprake is van een
continue wisselwerking tussen online en offline processen. Zo constateren de onderzoekers
dat alle onderzochte extremistische groepen tevens offline groepsactiviteiten organiseren
en wordt er, in verband met een toenemend veiligheidsbewustzijn, met name in latere
rekruteringsfasen meer waarde gehecht aan fysiek contact. Overigens is de link tussen
online rekrutering en het overgaan tot daadwerkelijke offline (gewelddadige) acties
volgens de onderzoekers ingewikkeld vast te stellen. Uitzondering hierop vormden de
rekruteringsstrategieën van Al Qaida en IS waarbij online rekrutering een opmaat was
naar het plegen van terroristische aanslagen.
Bestaande aanpakken en handelingsperspectieven
De afgelopen jaren zijn diverse maatregelen ter preventie van online rekrutering ontwikkeld.
De onderzoekers hebben deze maatregelen onderzocht en hebben daarbij ingezoomd op
de aanpak gericht op het vergroten van (1) de online weerbaarheid, (2) online tegengeluiden
(3) regulering en moderatie.
1. Maatregelen gericht op online weerbaarheid
De onderzoekers onderstrepen het belang van maatregelen gericht op het vergroten van
de online weerbaarheid, zoals de ontwikkeling van vaardigheden om berichtgeving zelfstandig
en kritisch te beoordelen (mediawijsheid), om bronnen te kunnen evalueren en te bevragen
en om desinformatie te kunnen onderscheiden van betrouwbare berichtgeving. Het vergroten
van de online weerbaarheid gebeurt nu vooral via cursussen en programma’s gericht
op jongeren. Uit de weinige evaluaties die zijn uitgevoerd, blijkt dat deze bewustwordings-
en informatieprogramma’s zeker op de korte termijn positieve effecten lijken te hebben.
Echter, om jongeren langdurig online weerbaar te maken, wordt door de respondenten
binnen het onderzoek een meer structurele inzet nodig geacht van preventieve online
weerbaarheidsprogramma’s. De rol van ouders bij de digitale opvoeding van jongeren
wordt bovendien cruciaal geacht, evenals hun belangrijke signalerende functie als
het gaat om preventie van online radicalisering en rekrutering.
2. Aanpak gericht op online tegengeluiden
De inzet van online tegengeluiden door overheden en het maatschappelijk middenveld
richt zich op verschillende aan extremisme gerelateerde processen, zoals het voorkomen
van online radicalisering en de verspreiding van nepnieuws, en niet specifiek op het
voorkomen van online rekrutering. Volgens de onderzoekers is nog onvoldoende duidelijk
in hoeverre de inzet van online tegengeluiden (het gewenste) effect sorteert. Bovendien
is nog weinig bekend over eventuele onbedoelde neveneffecten of zelfs tegengestelde
effecten.
3. Aanpak gericht op regulering en contentmoderatie
Sinds de inwerkingtreding van de Digitale dienstenverordening (Digital Services Act)
per februari 2024, geldt dat alle platformen binnen de Europese Unie (EU) verplicht
zijn om op te treden tegen illegale content. Uit het onderzoek naar online rekrutering
blijkt dat extremistische en terroristische content in toenemende mate lijkt te verplaatsen
naar besloten groepen op «low profile» (alternatieve-technologische) platformen. Extremistische
content heeft bovendien plaatsgemaakt voor borderline (of «legal yet harmful») content,
die zich moeilijker laat modereren.
Aanbevelingen
Met betrekking tot vervolgonderzoek bevelen de onderzoekers aan om de in dit onderzoek
gebruikte methode van contentanalyse verder uit te breiden. In vervolgonderzoek ook
de gamingsplatforms te betrekken, de ervaringen van mensen die zelf zijn of hebben
gerekruteerd mee te nemen en in kaart te brengen welke mogelijkheden overheidsinstanties
en tech-bedrijven hebben om online content te modereren en platforms te reguleren,
alsmede hoe hier in de praktijk gebruik van wordt gemaakt en wat de effecten hiervan
zijn. Daarnaast wordt aanbevolen om evaluatieonderzoek te verrichten om de effectiviteit
van de bestaande maatregelen, waaronder op weerbaarheid, in kaart te brengen.
Met betrekking tot beleid en de praktijk komen de onderzoekers tot de volgende aanbevelingen:
• Het verder ontwikkelen van evidence-based programma’s ter vergroting van de online
weerbaarheid en daarbij professionals vanuit instanties buiten het strafrechtelijk
domein nadrukkelijk(er) te betrekken, variërend van jeugdwerkers tot leerkrachten.
• Het professionaliseren van (het voorkomen van) online rekrutering en een intensivering
van de samenwerking tussen instanties waarbij met name expertise rond offline radicalisering
en rekrutering wordt gecombineerd met expertise rond online processen. Meer in het
algemeen wordt aanbevolen om kennis over het online domein sterk te vergroten binnen
de lokale overheid.
• Om in samenwerking met de tech-bedrijven verbeteringen te blijven doorvoeren met betrekking
tot het detecteren van online extremistisch materiaal.
• Een concretere aanpak van borderline content op te stellen en een «taskforce borderline
content» op te richten waarin niet alleen professionals vanuit beleid en de praktijk
en vertegenwoordigers van de tech-sector plaatsnemen, maar ook een breed palet aan
wetenschappers, inclusief extremisme-experts, juristen en ethici.
Beleidsreactie
Om het handelingsperspectief voor het tegengaan van online extremisme en terrorisme
te versterken wordt momenteel gewerkt aan de Versterkte Aanpak Online, waarvan de
contouren reeds met uw Kamer zijn gedeeld. De bevindingen en aanbevelingen uit dit
onderzoek zijn waardevol en zullen ook worden meegenomen in de uitwerking van deze
aanpak die in het najaar van 2024 met u gedeeld zal worden. De versterking loopt langs
vier lijnen: de dialoog met de internetsector, het wettelijk instrumentarium, de lokale
aanpak en de internationale inzet.1
Op dit moment geldt dat waar sprake is van terroristische content de Autoriteit online
Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM) op basis van de Verordening
Terroristische Online Inhoud en de Uitvoeringswet Terroristische Online Inhoud deze
content binnen een uur kan laten verwijderen of ontoegankelijk kan laten maken. Steeds
vaker is echter sprake van (legale) online content dat de veiligheid van burgers en
instituties ondermijnt. Maatregelen met betrekking tot deze borderline (of «legal
yet harmful») content zijn ingewikkeld, omdat tevens het recht op de vrijheid van
meningsuiting dient te worden beschermd. In de dialoog met de internetsector die momenteel
in het kader van de Versterkte Aanpak Online inzake extremistische en terroristische
content wordt gevoerd, worden platformen gewezen op de verantwoordelijkheden die zij
hebben met betrekking tot de bescherming van hun gebruikers. Het is daarbij, zoals
de onderzoekers ook benadrukken, van groot belang dat tech-bedrijven verbeteringen
blijven doorvoeren met betrekking tot het detecteren van online extremistisch materiaal.
Dit wordt aangekaart en verder aangemoedigd in de eerdergenoemde dialoog met de internetsector.
In dit onderzoek wordt opnieuw het belang van het (eigen) zoekgedrag in radicaliseringsprocessen
aangekaart.2 Het kabinet hecht grote waarde aan het tegengaan van de dreiging van online radicalisering
en extremisme, zeker daar waar het jongeren betreft. Mede naar aanleiding van de motie
van het lid Kuik waarin wordt verwezen naar de ReDirect-methode (CDA)3 heeft de NCTV gezocht naar mogelijkheden om barrières op te werpen in dit online
zoekproces, om enerzijds te voorkomen dat personen steeds verder in een extremistische
fuik terechtkomen wanneer zij op zoek gaan naar online extremistische content, en
anderzijds om deze personen door te geleiden naar een (online) hulpaanbod.
Hieruit is gebleken dat voor het effectief opzetten en implementeren van dergelijke
online interventies, de overheid in hoge mate afhankelijk is van samenwerking met,
en de welwillendheid van sociale mediaplatformen. In het kader van de Versterkte Aanpak
Online worden momenteel gesprekken met de internetsector gevoerd over het opzetten
van een pilot in lijn met de genoemde motie. In de Versterkte Aanpak Online zal ik
de voortgang van deze gesprekken met uw Kamer delen.
De komende jaren zal er bijzondere aandacht uitgaan naar het integreren van het online
domein in de lokale integrale aanpak van radicalisering en extremisme.
Door diverse gemeenten wordt er al gewerkt met online jongerenwerkers die via sociale
mediaplatformen in contact zijn met jongeren en hen zo ondersteunen. Bij zorgelijk
online gedrag4, kunnen jongerenwerkers daarover in gesprek gaan met jongeren en zo nodig interveniëren
binnen de primaire preventie dan wel de persoonsgerichte aanpak in de fysieke leefwereld.
Tevens wordt op dit moment bezien hoe het online domein kan worden geïncorporeerd
binnen bestaande trainingen van het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering
(ROR). Ten slotte heeft het Landelijk Steunpunt Extremisme (LSE) in samenwerking met
de NCTV een online chatfunctie ontwikkeld. Hiermee wordt een laagdrempelige manier
aangeboden om jongeren actief in het online domein in een vroegtijdig stadium in contact
te brengen met het hulpaanbod van het LSE, zodat radicalisering wordt voorkomen of
tegengegaan. De online chatfunctie kan een logisch sluitstuk vormen op een online
interventie waarover nu gesprekken plaatsvinden met de internetsector, mede naar aanleiding
van de motie van het lid Kuik (CDA)5.
Ook wordt de inzet op het vergroten van online of digitale weerbaarheid via verschillende
(lokale) interventies en het ondersteunen van professionals en gemeenten de komende
jaren verder versterkt. Onder meer via de Versterkingsgelden worden gemeenten aangemoedigd
om de focus op evidence-based programma’s in het kader van de aanpak van online radicalisering
en extremisme te versterken. Gemeenten spelen immers een cruciale rol in de preventie
en aanpak van radicalisering en extremisme. Samen met jongerenwerkers, scholen en
andere ketenpartners spannen zij zich in om te signaleren en in te grijpen als individuen
radicaliseren maar ook om een rol te vervullen in het bijstaan van individuen die
kwetsbaar zijn voor extremistische en onverdraagzame boodschappen. Zij doen dit vanuit
hun eigen expertise en hun lokale binding met inwoners. Het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid (SZW) ondersteunt (jeugd) professionals en gemeenten bij
het betrekken van, en het werken in de online leefwereld. Dit gaat om het bieden van
kennis, handelingsperspectief en benodigde randvoorwaarden.
In het rapport doen de onderzoekers diverse aanbevelingen voor vervolgonderzoek. Ook
deze aanbevelingen zullen onderdeel vormen van de Versterkte Aanpak Online. Naar de
mogelijkheden die overheidsinstanties en tech-bedrijven hebben om online content te
modereren en platformen te reguleren, is al het nodige onderzoek gedaan. Zo heeft
bijvoorbeeld TNO in opdracht van de NCTV in april 2024, het onderzoeksrapport «Online
extremisme en radicalisering: Verkenning van nieuwe detectie en interventiemogelijkheden»
opgeleverd.
Wat betreft de aanbeveling om te komen tot een concretere aanpak van borderline content
door het oprichten van een taskforce waarin niet alleen professionals vanuit beleid
en de praktijk en vertegenwoordigers van de tech-sector plaatsnemen, maar ook een
breed palet aan wetenschappers, inclusief extremisme-experts, juristen en ethici,
kan worden gemeld dat de NCTV het WODC heeft verzocht om onderzoek te doen naar de
haalbaarheid van het opstellen van een duidingskader aan de hand waarvan online platformen
kunnen bepalen welke content extremistisch is en mogelijk kan leiden tot verdere radicalisering.
Naar gelang de uitkomsten van dit onderzoek zal verder bekeken worden welke stappen
er kunnen worden gezet om borderline content aan te pakken. Tevens wordt er in Europees
verband gewerkt aan richtlijnen voor internetbedrijven om met borderline content om
te gaan. Hier zal Nederland ook actief bij betrokken blijven.
Gelet op de populariteit van online games, ben ik met de onderzoekers van mening dat
het cruciaal is dat er meer zicht komt op de rol die gamingplatformen spelen in het
kader van online radicalisering en rekrutering. Betere bescherming van minderjarigen
is daarbij essentieel. Dit is ook nadrukkelijk onderwerp van gesprek in de eerdergenoemde
dialoog met de internetsector. Daarnaast is Nederland lid van een internationale werkgroep
van het Global Internet Forum to Counter Terrorism (GIFCT) die gericht is op het ondersteunen
van professionals in de gamingindustrie met als doel deze omgevingen te beschermen
tegen extremistisch en terroristisch misbruik.6
Tot slot
De invloed van extremistische en terroristische online content op de nationale veiligheid
is de laatste jaren sterk toegenomen; extremisten en terroristen gebruiken het online
domein om hun ideologieën te verspreiden en bewegingen te vormen. In nauwe samenwerking
met andere departementen en uitvoeringsorganisaties zal het kabinet de inzet op het
tegengaan van online rekrutering door extremistische groeperingen blijven intensiveren.
De internetsector vervult hierbij een cruciale rol en ik acht het van groot belang
om hierin gezamenlijk te blijven optrekken. Tegelijkertijd blijft ons uitgangspunt
om te komen tot een ambitieuze inzet op deze thematiek om aanslagen te voorkomen en
ons land veilig te houden.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid