Brief regering : Staat van de Economie
36 410 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2024
Nr. 98
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 augustus 2024
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft verzocht een brief aan de Kamer te
doen toekomen waarin wordt ingegaan op het economisch beeld. Deze brief zal ingaan
op het beeld op drie belangrijke economische thema’s: productiviteit, economische
veiligheid en de verdeling van de baten van onze economie.
Een gezonde economie is geen doel op zich, maar nodig om nu en in de toekomst onze
voorzieningen te kunnen betalen en te zorgen voor werk waarin mensen hun kwaliteiten
kwijt kunnen en hun geld kunnen verdienen. Dwarsdoorsnijdend is ondernemerschap van
groot belang om deze doelen nu en in de toekomst te realiseren.
Met deze brief voert het kabinet ook de motie Thijssen1 uit, die het kabinet verzoekt de in het Perspectief benoemde ambitie betreffende
brede welvaart uit te werken. In het vierde kwartaal van 2024 wordt uw Kamer door
de Minister van Klimaat en Groene Groei geïnformeerd over de voortgang van het klimaatbeleid
en de stand van zaken ten opzichte van de Europese en nationale doelstellingen middels
de klimaatnota. Daarnaast zal de Staatssecretaris van Openbaar Vervoer en Milieu uw
Kamer binnenkort middels een voortgangsbrief informeren over de Actieagenda Industrie
en Omwonenden.
De structuur van deze brief is als volgt. Eerst ga ik in op het algemene economisch
beeld over 2023/2024 en blik ik vooruit naar 2025. Vervolgens bespreek ik het belang
van en het huidige beeld op het gebied van productiviteit, economische veiligheid
en de verdeling van de economische welvaart. In het regeerprogramma zal het kabinet
nader ingaan op het economisch beleid en op veiligheid.
1. Algemeen economisch beeld
De Nederlandse economie kampte de afgelopen jaren met flink wat tegenslagen zoals
de corona- en energiecrisis. Toch groeide de economie in 2023 nog licht, met een minimale
toename van het bruto binnenlands product (bbp) van 0,1 procent.2 Daarmee heeft de economie een zogenaamde zachte landing doorgemaakt: de hoge inflatie
als gevolg van de energieprijsschok werd teruggedrongen zonder dat dit gepaard ging
met een diepe recessie. Na een periode met sterke economische groei vanaf 2021, een
positieve «output gap» waarbij productie boven het potentiële groeiniveau lag (hoogconjunctuur),
arbeidsmarktkrapte en hoge inflatie was enige afkoeling van de economie onvermijdelijk
en zelfs wenselijk.
Momenteel kenmerkt de economie zich door gematigde groei, een historisch lage werkloosheid,
een hoge loongroei en verhoogde inflatie. In het eerste kwartaal kromp de economie
met 0,3 procent ten opzichte van het vorige kwartaal, maar in het tweede kwartaal
herstelde de groei (+1 procent). Voor dit jaar wordt een lichte economische groei
verwacht van 0,6 procent. Toegenomen overheidsbestedingen leveren een bijdrage aan
de economische groei, maar dit leidt ook tot een verslechterd begrotingstekort.3 Ook de bestedingen van huishoudens zijn een belangrijke bron van groei, ondersteund
door sterke werkgelegenheid, consumentenvertrouwen en stijgende reële lonen. Daarbij
stimuleren de stijgende huizenprijzen sinds medio 2023 de consumptie. De inflatie
tendeert langzaam terug naar de twee procent doelstelling, al hangt dit sterk af van
een aantal onzekerheden. Tot slot neemt de industriële productie dit jaar in veel
maanden af.4
De komende jaren zal de groei weer wat toenemen, al blijft deze laag. Zo raamt het
CPB voor 2025 een economische groei van 1,6 procent, ondersteund door een toename
in koopkracht en hogere huishoudelijke consumptie. Ook de export en bedrijfsinvesteringen
herstellen de komende jaren. De werkloosheid stijgt licht naar 3,9 procent in 2025,
hoewel deze historisch gezien laag blijft. De inflatie is weer wat toegenomen de afgelopen
maanden, voor 2024 als geheel wordt een inflatie van 3,6 procent verwacht.5 De inflatie ligt weliswaar boven de ECB-doelstelling van 2 procent, maar een stuk
lager dan tijdens de inflatiepiek van twee jaar geleden. De verwachting is dat de
inflatie de komende jaren nog wel net boven de 2 procent-doelstelling ligt.6 Dit komt doordat de lonen een inhaalgroei laten zien waardoor – met name – dienstenprijzen
de inflatie stuwen. Ook de prijzen van huur, dranken, tabak en voedingsmiddelen dragen
positief bij aan het inflatiecijfer. Naar verwachting ligt de inflatie in 2028 weer
ongeveer op de 2 procent-doelstelling.
Al met al heeft de Nederlandse economie de afgelopen jaren veerkracht getoond. Deze
veerkracht is te danken aan hardwerkende, wendbare en creatieve werknemers en ondernemers.
Nederlandse bedrijven zijn door lagere schulden en hogere winsten steeds beter in
staat om negatieve schokken op te vangen, en ook de meeste huishoudens kunnen schokken
beter aan. De Nederlandse welvaart is gerangschikt op de vierde plek van de EU, gemeten
naar het bbp per inwoner. Bovendien zijn Nederlanders over het algemeen gelukkig,
wat blijkt uit de zesde plaats wereldwijd op de «Happiness Index» in de periode 2021
tot 2023.
Er zijn echter ook grote uitdagingen: geopolitieke spanningen, tekorten op de arbeidsmarkt,
klimaatverandering, het woningtekort, verhoogde energiekosten, grondstoffentekorten,
schaarse fysieke en milieuruimte, en afnemende productiviteitsgroei. Deze uitdagingen
maken de economie kwetsbaar op zowel de korte als de lange termijn. Grote opgaven
zoals wonen, bestaanszekerheid en de energietransitie moeten in gezamenlijkheid worden
opgepakt. Recentelijk is Nederland gedaald van de 5e naar de 9e positie op de IMD-concurrentieranglijst. Dit is zorgwekkend, aangezien een internationaal
concurrerende economie essentieel is voor het toekomstige verdienvermogen. Er is een
afnemend vertrouwen in ons ondernemingsklimaat, onder andere gedreven door zorgen
over de arbeidsmarktkrapte, toegang tot het elektriciteitsnet en de onzekerheid van
beleid.
Voor een open economie als die van Nederland brengen geopolitieke fragmentatie, onrust
en conflicten in andere landen risico’s met zich mee, aangezien onze welvaart sterk
drijft op handel. Hoewel we niet alle tegenslagen kunnen voorkomen, kunnen we er wel
voor zorgen dat we nog beter in staat zijn om schokken op te vangen. Dit doen we onder
andere door in te zetten op het verdienvermogen, de versterking van de maatschappelijke
weerbaarheid, een houdbare overheidsschuld en grotere buffers van huishoudens en bedrijven.
De arbeidsmarkt blijft de komende jaren krap. Het vinden van geschikt personeel blijft
hierdoor moeizaam voor bijvoorbeeld ondernemers en publieke organisaties in zorg en
onderwijs. Zo waren er in het tweede kwartaal van 2024 108 vacatures per 100 werklozen.7 In 2025 zal het arbeidsaanbod in uren slechts met 0,2 procent toenemen, en tussen
2031 en 2040 zal het aantal netto instromers bijna nul zijn. Dit betekent dat de beroepsbevolking
de komende jaren nauwelijks zal groeien. Bovendien zijn de mogelijkheden om het (toekomstige)
arbeidsaanbod te vergroten beperkt; de grootste inhaalslag waarbij onder andere meer
vrouwen en ouderen zijn gaan werken, heeft al plaatsgevonden. Tegelijkertijd neemt
de vraag naar arbeid toe door de vergrijzing en de uitdagingen van transities zoals
de digitale transitie en de energietransitie. Ook het woningtekort is een belemmering,
omdat dit de mobiliteit op de arbeidsmarkt in de weg staat.
De Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 heeft uiteengezet hoe de druk
op de arbeidsmarkt de komende decennia verder toeneemt. Deze hardnekkige krapte laat
zien dat er grenzen zijn aan wat we in Nederland kunnen doen en maken: «niet alles
kan, en zeker niet tegelijkertijd». De demografische transitie vereist dat we onze
economie en arbeidsmarkt moderniseren, zodat we als maatschappij wendbaar zijn en
blijven.8
Deze demografische transitie versterkt de afhankelijkheid van onze toekomstige groei
van de productiviteitsgroei; met minder werkenden meer produceren. Met andere woorden,
op de langere termijn is productiviteitsgroei de voornaamste bron van economische
groei en daarmee van een brede stijging van de welvaart in Nederland. Deze groei staat
echter onder druk, zo is Nederland de afgelopen jaren gedaald op de ranglijst van
landen met de hoogste productiviteit van de wereld.
Het is belangrijk dat welvaartsgroei niet alleen op macroniveau plaatsvindt, maar
dat mensen ook daadwerkelijk ervaren dat het beter gaat met de economie en met hun
eigen leven. De hoge prijzen en inflatie van de afgelopen tijd waren voor veel mensen
moeilijk te dragen. Gelukkig herstelt de koopkracht in 2024 aanzienlijk met 2,5 procent.
Volgens het CPB daalde het aandeel personen in armoede van 5,7 procent in 2016 naar
4,5 procent in 2024.9 Dit is ook gunstig voor het bedrijfsleven: meer koopkracht leidt tot hogere uitgaven
en daarmee tot een sterkere economische groei in 2025.
Profiteren van een goed functionerende economie betekent dat zowel werknemers als
werkgevers hier de voordelen van moeten ervaren. Deze verdeling wordt bijvoorbeeld
weergegeven met de arbeidsinkomensquote (AIQ), oftewel het aandeel van het inkomen
dat naar de factor arbeid gaat. Recentelijk is de AIQ-marktsector gedaald, van ongeveer
73,5 procent in 2019 naar 69 procent in 2023.10 Dit betekent dat de winsten van bedrijven sneller stegen dan het deel van het nationale
inkomen wat terechtkomt bij werkenden. Dit komt deels doordat lonen in CAO’s zijn
vastgelegd en daardoor met vertraging reageren op economische omstandigheden. Voor
de komende jaren wordt een aanhoudende loonstijging verwacht die hoger is dan de inflatie,
mede door de aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt.11 Naar verwachting zal de AIQ hierdoor weer gaan stijgen.12
2. Een productieve economie
2.1 Het belang van productiviteit
Productiviteit betekent efficiënter omgaan met beschikbare productiemiddelen. Dit
is dé bepalende factor voor het toekomstige verdienvermogen van Nederland. Productiever
worden betekent manieren vinden om dingen slimmer te doen, waardoor we meer waarde
creëren met schaarse middelen zoals arbeid, kapitaal en (milieu)ruimte. Denk aan een
hogere arbeidsproductiviteit, waarbij we met hetzelfde aantal uren meer kunnen produceren
(procesinnovatie) en nieuwe producten en diensten ontwikkelen (productinnovatie).
Maar ook hogere emissieproductiviteit en grondstoffenproductiviteit, zodat we het
verdienvermogen in stand kunnen houden tegen steeds lagere klimaatkosten en met minder
grondstoffengebruik.
Productiviteitsgroei is belangrijk om het welvaartsniveau van Nederland op peil te
houden. Om welvaartsgroei op de lange termijn te behouden, is een aanzienlijke toename
van de arbeidsproductiviteit nodig: bedrijven en overheden moeten innoveren, en slimmer
en efficiënter omgaan met het beschikbare personeel en kapitaal, bijvoorbeeld door
bepaalde taken te digitaliseren. Grijze druk vergroot de noodzaak hiertoe: het aantal
ouderen per werkende Nederlander stijgt. Stijgende productiviteit betekent dat bedrijven
beter op de (wereld) markt kunnen concurreren, en stimuleert zo het verdienvermogen.
Daarnaast vergroot productiviteitsgroei de loonruimte waardoor werknemers kunnen rekenen
op meer loon. Het kabinet vindt het belangrijk dat huishoudens hun boodschappen kunnen
blijven betalen, en tegelijkertijd moeten publieke voorzieningen zoals zorg en onderwijs
toegankelijk blijven.
Daarbij zijn er verschillende publieke diensten en transities die een groot beroep
doen op schaarse middelen. Productiviteitsgroei maakt het makkelijker om deze doelen
te bereiken. Zo zorgen innovatieve producten en diensten voor bijvoorbeeld betere
zorg, onderwijs, veiligheid en emissiereductie, én blijven we ook geld verdienen waarmee
we publieke diensten en transities kunnen bekostigen.
Daarmee is productiviteitsgroei een belangrijke voorwaarde voor brede welvaart, maar
staat hier niet gelijk aan. Een deel van onze economische activiteiten zijn in statistische
termen niet hoogproductief, maar voegen wel maatschappelijk veel waarde toe zoals
bijvoorbeeld de zorg. Daarnaast stellen we ook bepaalde eisen aan productie, natuurbehoud
en dienstverlening, denk aan de reductie van de uitstoot van stoffen die de gezondheid
of natuur schaden. Deze kunnen de productiviteit drukken, maar zijn vanuit maatschappelijk
oogpunt wenselijk. Kortom, productiviteit is een belangrijke graadmeter voor een gezonde
economie, maar zeker niet de enige.
Productiviteitsgroei komt tot stand door menselijk kapitaal, fysiek kapitaal, innovatie
en het efficiënter inzetten van productiemiddelen. Allereerst zijn het de stijgende
vaardigheden van mensen zelf die productiviteitsgroei drijven. Uit de literatuur blijkt
dat één jaar extra onderwijs gemiddeld tot wel 10 procent extra inkomen kan leiden.
Ook blijkt uit een recente analyse dat onderwijs in de jaren 2015–2020 de grootste
aanjager is geweest van de arbeidsproductiviteitsgroei.13 Daarnaast laat de literatuur zien dat niet alleen een jaar extra onderwijs leidt
tot hoger inkomen, maar dat vooral ook de geleerde cognitieve vaardigheden (tijdens
een jaar onderwijs) sterk samenhangen met het latere inkomen.14 Daarom is het Herstelplan Kwaliteit Onderwijs belangrijk. Onderwijs en scholing (leven
lang ontwikkelen, LLO) zijn daarmee één van de belangrijkste groeimotoren van de economie.15 Ook investeringen in fysiek kapitaal, zoals machines, kunnen de productiviteit per
gewerkt uur vergroten. Neem als voorbeeld automatisering en robotisering binnen de
Nederlandse high-tech sector. Daarnaast speelt innovatie en de toepassing van technologie
en kennis een belangrijke rol. Zo kan de overheid door middel van publieke R&D innovaties
en de toepassingen daarvan aanjagen. Maar vooral ook ondernemingen zelf kunnen met
slimme innovaties hun productiviteit verhogen. Neem ter illustratie de ontwikkeling
van batterijtechnologie waardoor het bereik van elektrische auto’s steeds verder toeneemt.
Tot slot is de productiviteit ook te verhogen via het efficiënter inzetten van productiemiddelen,
door bijvoorbeeld het stimuleren van arbeidsmobiliteit naar productieve economische
activiteiten.
Ook een gezonde economische dynamiek, ofwel de vervanging van oude bedrijvigheid door
nieuwe – meer innovatieve – bedrijvigheid, is een belangrijke bron van productiviteitsgroei.
Het is dus van belang dat er voor ondernemers ruimte is om een bedrijf te starten,
te groeien en te stoppen.
Figuur 1: Verhoging van de productiviteit zorgt ervoor dat we de uitdagingen voor
onze economie aankunnen.
2.2 Huidig beeld
Het niveau van de Nederlandse productiviteit is hoog, maar de groei is relatief laag
ten opzichte van andere landen. Achterblijvende productiviteitsgroei is een wereldwijd
fenomeen onder ontwikkelde economieën, maar ook binnen deze groep presteert Nederland
ondermaats. Zo laten andere, vergelijkbare landen – zoals Zwitserland, Denemarken,
Zweden en Duitsland – hogere productiviteitsgroeicijfers zien. Bovendien ligt de Nederlandse
productiviteitsgroei van 5,3 procent tussen 2012 en 2022 ver onder het EU-gemiddelde
van 9,6 procent.16 De arbeidsproductiviteitsgroei vertoont dus een dalende trend. In 2023 nam deze zelfs
af met 1,3 procent, en voor de komende jaren 2026–2040 raamt DNB een bescheiden groei
van slechts 0,5 procent per jaar.17, 18, 19
Er zijn meerdere factoren die een rol kunnen spelen in hoe de productiviteit zich
in de toekomst kan gaan ontwikkelen. Enkele manieren waarop de overheid de productiviteitsontwikkeling
kan ondersteunen zijn bijvoorbeeld met onderwijs, met ondersteuning voor innovatie
en met voorspelbare en werkbare regels. Ook beleid gericht op de digitalisering van
het MKB draagt hieraan bij. Tegelijkertijd is het zo dat ondanks uitgebreide internationale
literatuur over productiviteit, het verhogen van de productiviteit van de Nederlandse
economie vraagt om meer diepgaande kennis van de onderliggende problemen dan er op
dit moment beschikbaar is. Zo spelen er onder andere onbeslechte discussies over welke
overheidsmaatregelen het meest effectief zijn, wat de relatie is tussen lonen en productiviteit,
en de relatie is tussen het aandeel zelfstandigen en productiviteit.
Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) identificeert onder andere misallocatie van
arbeid en kapitaal als verklarende factor voor achterblijvende productiviteitsgroei.20 In het mediane ontwikkelde land zorgt dit er volgens het IMF voor dat de groei van
de productiviteit 0,5 procentpunt lager is. Dit komt door te lage private investeringen,
te beperkte toegang tot kapitaal, te weinig flexibiliteit op de arbeidsmarkt en een
gebrek aan bedrijvendynamiek. Dit sluit aan bij een analyse van de Nederlandse situatie
waarin is gevonden dat een verschuiving van arbeid tussen sectoren de productiviteitsgroei
jaarlijks met 0,4 procentpunt heeft gedrukt over de laatste 10 jaar.21 Voor een deel is deze verschuiving het resultaat van veranderende maatschappelijke
voorkeuren, zoals de toegenomen vraag naar zorg.
Er bestaan grote verschillen in productiviteit tussen bedrijven. Het productiviteitsverschil
tussen de 10 procent meest productieve bedrijven en de mediane bedrijven is sinds
2010 en 2019 met 3,8 procent gegroeid.22 Hogere dynamiek – meer startende en stoppende bedrijven – draagt derhalve bij aan
de productiviteit. De bedrijfsdynamiek nam de afgelopen periode echter af in de meeste
OESO-landen. Nederland kent ten opzichte van vergelijkbare OESO-landen een lagere
toetredersratio,23 een lager overlevingspercentage van nieuwe bedrijven (na 3 jaar), een kleinere bedrijfsomvang
bij toetreding en een lagere gemiddelde groei na toetreding.24 Dit duidt op een relatief lage bedrijfsdynamiek in Nederland. Nederland heeft wel
relatief veel jonge innovatieve tech-bedrijven (startups), maar deze groeien minder
vaak door tot scale-ups dan in andere landen. Dit komt onder andere door beperkte
toegang tot bedrijfsfinanciering voor het opschalen van start-ups.25, 26
Tegen de achtergrond van schaarste is het wenselijk dat via het marktmechanisme schaarse
productiefactoren terechtkomen bij de meest productieve bedrijven. Dit betekent soms
ook creatieve destructie: bedrijven die zich goed weten aan te passen aan veranderende
omstandigheden winnen de concurrentiestrijd.
3. Economische veiligheid
3.1 Het belang van economische veiligheid
Nederland heeft met haar open economie en met de handelsgeest van onze ondernemers
veel baat bij het op regels gebaseerde multilaterale handelssysteem en bij vrije handelsstromen.
Dit is belangrijk voor onze welvaart en voor het innovatie- en concurrentievermogen
van Nederlandse ondernemingen. Nederland en de EU zetten zich hier dan ook actief
voor in.
Tegelijkertijd leiden geopolitieke spanningen tot verhoogde militaire en hybride dreigingen,
waaronder economische dreigingen. We zien dat derde landen in toenemende mate bereid
zijn om economische middelen in te zetten als (geo)politiek drukmiddel. Nederland
streeft er daarom naar om economisch weerbaar en veilig te zijn. Economische veiligheid
is een van de nationale veiligheidsbelangen als uiteengezet in de kabinetsbrede Veiligheidsstrategie
voor het Koninkrijk der Nederlanden.27 Dit is ook in lijn met de kabinetsbrede aanpak tegen statelijke dreigingen.28 Het versterken van de economische veiligheid doet Nederland niet alleen door de economie
te beschermen daar waar de nationale veiligheid dit noodzakelijk maakt (protect), maar ook door waardeketens die belangrijk zijn voor het waarborgen van publieke
belangen te versterken.29 Door het stimuleren van de kennispositie, concurrentiekracht en innovatiepositie
van de Nederlandse economie (promote), in het bijzonder op cruciale punten in de waardeketens, blijven we een relevante
en eigenstandige geopolitieke speler. Daarbij zet het kabinet in op een internationaal
gelijk speelveld en het vergroten van markttoegang voor Nederlandse bedrijven in derde
landen. Ook is er aandacht voor internationale partnerschappen (partner), onder andere via versterking van het postennet, mede met het oog op het gelijke
speelveld, normstelling en coalitievorming. Ook dat draagt bij aan onze economische
veiligheid.
Figuur 2: Er moet in Europese context worden ingezet op het versterken van de economische
veiligheid.
Vanwege het belang van een open economie voor het Nederlandse verdienvermogen werkt
Nederland in Europees verband aan «open» strategische autonomie. Wat betreft open
strategische autonomie geldt voor Nederland «open waar het kan, beschermen waar het
moet». Voor Nederland gaat het versterken van de weerbaarheid zoveel mogelijk hand
in hand met – en niet ten koste van – het behoud van een open economie.30 Hierboven heb ik het belang van productiviteit benadrukt. Concurrentie- en innovatievermogen
dragen bij aan productiviteit én zijn belangrijke voorwaarden om de economie weerbaar
te maken tegen externe schokken. Het versterken van de weerbaarheid kan ook met maatregelen
die zich richten op het mitigeren van specifieke risico’s. Deze maatregelen moeten
daarbij zo gericht mogelijk zijn om protectionisme en daarmee welvaartsverlies te
voorkomen.31
3.2 Huidig beeld
Nederland heeft te maken met steeds meer schaarstes in gebieden zoals ruimte, arbeid,
grondstoffen, milieu en energie. Scherpe keuzes in welke markten, waardeketens en
technologieën we hier willen stimuleren zijn nodig, ook gegeven de schaarse overheidsfinanciën.
Nederland kan als klein land niet alles zelf doen. Gegeven de baten van openheid en
vrije wereldhandel is dat ook niet wenselijk. Tegelijkertijd vinden we het wel belangrijk
dat we concurrerend blijven op bijvoorbeeld het gebied van technologieën die strategisch
zeer belangrijk zijn. Onze positie in bepaalde sleuteltechnologieën zorgt ervoor dat
we internationaal invloedrijk kunnen zijn. Daar mogen we trots op zijn, maar dit is
ook kwetsbaar. Het kabinet maakt zich zorgen over het ontwikkeltempo van veel technologische
sectoren in de VS en Azië dat aanmerkelijk hoger ligt dan in Europa.32
Concurrerend blijven op het gebied van strategische technologieën is belangrijk om
onze weerbaarheid te verhogen, internationaal invloed uit te kunnen blijven oefenen
en onze publieke belangen te borgen. Daarnaast is het noodzakelijk om stil te staan
bij hoe we onze concurrentiepositie kunnen verbeteren. Met het versterken van randvoorwaarden
borgen we onze open economie en proberen we een subsidiewedloop te voorkomen.
Via de Nationale Grondstoffenstrategie zetten we in op het afbouwen van risicovolle
afhankelijkheden en het verhogen van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen.
Hergebruik van kritieke grondstoffen is hier een onderdeel van, in samenhang met het
Nationaal Programma Circulaire Economie. De transitie naar een circulaire economie
zorgt ervoor dat we minder afhankelijk worden van andere landen om aan grondstoffen
te komen die essentieel zijn voor Nederland.
Binnen Europa is economische veiligheid een steeds belangrijker onderwerp op de beleidsagenda.
Op Europees niveau zijn er diverse initiatieven om strategisch relevante sectoren
te versterken, en ook Nederland speelt hier een rol. Een Europees gelijk speelveld
is belangrijk voor de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven. Het verminderen
en voorkomen van risicovolle strategische afhankelijkheden is noodzakelijk voor onze
nationale veiligheid. Afhankelijkheid is mogelijk risicovoller als de EU-lidstaten
gezamenlijk van derde landen afhankelijk zijn. Daarom is coördinatie op Europees niveau
over het omgaan met risicovolle strategisch afhankelijkheden van belang. Het kabinet
kijkt dan ook uit naar het Draghi-rapport over de toekomst van het Europese concurrentievermogen
dat naar verwachting begin september verschijnt.
4. De verdeling van economische welvaart
4.1 Het belang van de verdeling van economische welvaart
Het is van groot belang dat mensen kunnen participeren in en profiteren van de economie.
De economie is er voor mensen, niet andersom. De economie is ook een optelsom van
wat mensen doen. Bovendien is het van belang dat bestaanszekerheid wordt gewaarborgd
door de economie en dat mensen genoeg geld hebben in de portemonnee.
Zowel bedrijven als de overheid dragen hier zorg voor.33 De overheid werkt hieraan met breed kabinetsbeleid, zoals sociale zekerheid en onderwijs.
Bedrijven hebben een verantwoordelijkheid t.o.v. hun werknemers en dragen ook op andere
manieren bij aan de maatschappij. Het MKB versterkt de sociale cohesie, bijvoorbeeld
door lokale sportverenigingen te sponsoren en te zorgen voor meer veiligheid in winkelstraten.
Daarnaast zorgen bedrijven ervoor dat mensen werk hebben waarmee ze hun geld kunnen
verdienen, waarmee ze noodzakelijke uitgaven zoals zorg en eten kunnen betalen, maar
ook uitgaven kunnen doen voor hun vrijetijdsbesteding. Ook dragen bedrijven die investeren
in klimaat- en milieumaatregelen bij aan een schone en gezonde leefomgeving.
Figuur 3: Bedrijven, zoals het MKB, dragen op verschillende manieren bij aan de Nederlandse
maatschappij.
4.2 Huidig beeld
Inkomens groeien mee met de economie
Over het algemeen groeien inkomens en lonen mee met de groei van de economie. Dit
is echter niet voor iedereen in dezelfde mate het geval en ook de ervaring kan per
persoon verschillen. Ik ga eerst in op de gemiddelde ontwikkeling van inkomens en
lonen over een langere periode. Daarna ga ik in op specifieke groepen.
Het mediaan netto beschikbaar inkomen per persoon in 2020 is 112 procent hoger ten
opzichte van 1969; meer dan een verdubbeling.34 Het bbp groeide gedurende dezelfde periode met 126 procent. Op de langere termijn
loopt het bbp ongeveer gelijk op met het netto beschikbaar inkomen (zie figuur 4).
Volgens het CBS wordt dit verschil tussen de groei van het bbp en van het besteedbaar
inkomen verklaard door gestegen zorgpremies en belastingen.35 Het alternatief beschikbaar inkomen neemt de uitgaven die de overheid voor huishoudens
doet mee, zoals zorguitgaven. In andere woorden: de baten van groei komen ook indirect
via overheidsuitgaven bij mensen terecht, zoals via de zorg. De doorsnee jaar-op-jaar
koopkrachtontwikkeling volgt in grote lijnen de conjuncturele ontwikkeling in Nederland,
waar de stijgende trend in de periode 1977–2022 mede verband houdt met de toegenomen
arbeidsparticipatie van vrouwen en de hogere inbreng van vrouwen in het huishoudensinkomen.36
Figuur 4: Het netto beschikbaar inkomen groeit mee met het bbp, zeker als rekening
wordt gehouden met de zorgconsumptie die wordt betaald door de overheid (het alternatief
beschikbaar inkomen).
Ook een evenwichtige ontwikkeling van lonen en winsten is belangrijk. De arbeidsinkomensquote
(AIQ) is het percentage van het totaal verdiende inkomen dat naar het primaire arbeidsinkomen
gaat. De arbeidsinkomensquote kan zowel voor de gehele economie, voor alle bedrijven
of een selectie daaruit worden berekend. Zo bestaan er drie verschillende aggregaten:
de AIQ, de AIQ-bedrijven en de AIQ-marktsector. De ontwikkeling van de drie aggregaten
is zichtbaar in figuur 5. Om methodologische redenen is de AIQ-marktsector de meest
gebruikte vorm.37 De AIQ-marktsector is recent wat gedaald van 73,5 procent in 2019 naar 69,0 procent
in 2023.38 Dit betekent dat kapitaalinkomen zoals winsten, rente, huur en dividenden sneller
stegen dan inkomen uit arbeid. Dit is echter geen directe reden tot zorg: op korte
termijn is de AIQ geen zuivere indicator voor scheefgroei. Dit komt doordat lonen
vastliggen in CAO’s en daarom met vertraging reageren op de economische omstandigheden.
Winsten reageren daarentegen direct op de conjunctuur, en hebben hiermee een direct
zichtbaar effect op de AIQ. Nu de lonen stijgen is de verwachting dat de AIQ de komende
jaren weer toeneemt.39 Daarbij is het zo dat de AIQ uitsluitend naar primaire inkomens en winsten kijkt,
en dus geen rekening houdt met herverdeling.
Figuur 5: de arbeidsinkomensquote volgens verschillende definities (1995–2023)1
1 4. Verschillende aiq-aggregaten | CBS
Het is wel opvallend dat op de langere termijn de AIQ daalt: van 81,4 procent in 1995
naar 69 procent in 2023.40,
41 Dit kan meerdere oorzaken hebben zoals bijvoorbeeld technologische vooruitgang, marktmacht,
globalisering, dalende vakbondsmacht, verandering in sectorstructuur en flexibilisering
van de arbeidsmarkt. Het is onduidelijk welke factor het meest heeft bijgedragen aan
de dalende trend. Er bestaat niet zoals iets als een optimale AIQ. Doordat de AIQ
de inkomensverdeling vóór herverdeling meet kan het zo zijn dat mensen uiteindelijk
toch profiteren van gestegen kapitaalinkomen via onder andere belastinginkomsten en
pensioenuitkeringen. Wel betekent een dalende AIQ dat de primaire inkomens achterblijven,
wat uiteindelijk kan leiden tot economische verstoringen door herverdeling.
De inkomensongelijkheid onder huishoudens is vergeleken met andere landen laag en
volgens het CBS sinds 1990 min of meer stabiel.42 De stabiliteit van inkomensongelijkheid maskeert echter een onderliggende trend:
de ongelijkheid van het primaire inkomen (het inkomen voor belastingheffing en toeslagen) neemt wel toe.43 Hierdoor moet de overheid middels herverdeling steeds dieper ingrijpen om toenemende
ongelijkheid tegen te gaan. Dit brengt ook verstoringen met zich mee, in de vorm van
een hogere marginale druk en de uitvoering van toeslagen. Recent onderzoek laat zien
dat het reëel primaire inkomen van het laagste inkomensdeciel in 40 jaar tijd zelfs
is afgenomen.44 Door toenemende herverdeling is de inkomensgelijkheid na belastingen en toeslagen
gelijk gebleven.45
Veel mensen participeren in de economie
Er wordt in hoge mate geparticipeerd in de economie. In Nederland hebben meer mensen
werk dan ooit eerder het geval was; dit hangt nauw samen met de krappe arbeidsmarkt
zoals we die nu kennen. 73 procent van de beroepsbevolking heeft werk in 2023, het
hoogste percentage uit de EU. Wel heeft Nederland het hoogste aandeel deeltijdwerk
van Europa. De langdurige werkloosheid was in 2023 slechts 0,5 procent. Ook daalt
dit over de lange termijn. Daarnaast is vier van de vijf werknemers in Nederland tevreden
met hun werk.46
Meeprofiteren wordt niet door iedereen ervaren
Hoewel deze statistieken suggereren dat veel mensen participeren en dat inkomens en
lonen meegroeien met de economie, geldt dit niet voor iedereen en heeft niet iedereen
die ervaring.47 Het percentage mensen dat zich veel zorgen maakt over de financiële toekomst was
in 2022 en 2023 bijvoorbeeld aanzienlijk hoger dan in 2021.48 In januari heeft Motivaction bij een groep van 1000 Nederlanders gepeild of ze het
eens waren met de stelling: «Als het goed gaat met de Nederlandse economie, dan profiteer
ik daar zelf ook van.» 62 procent van de respondenten was het eens tot zeer eens met
de stelling. Er was echter ook een groep van 29 procent van de respondenten die het
oneens tot zeer oneens was met deze stelling.49
Een sluitende verklaring van deze bevinding vraagt nader onderzoek.50 Ik benoem hieronder vier mogelijke verklaringen: het verschil tussen het inkomen
van personen en huishoudens, de gestegen huizenprijzen, de toegenomen ongelijkheid
van primaire inkomens en regionale verschillen.
Hoewel het netto besteedbaar inkomen per persoon in 50 jaar meer dan 112 procent is gestegen, is de stijging van het inkomen per huishouden aanzienlijk lager. Dit steeg slechts 40 procent.51 Dit komt doordat het aantal eenpersoonshuishoudens de afgelopen 50 jaar sterk is
toegenomen.52 Het huishoudinkomen is echter een belangrijke maatstaf voor mensen, en vormt ook
de manier waarop naar de koopkracht wordt gekeken. Huishoudens kunnen aankopen zoals
een huis, auto of wasmachine delen.
Bovendien zijn de huizenprijzen de afgelopen 50 jaar fors gestegen. Zo is de prijs
van een gemiddeld huis in 2023 meer dan vijf keer zo hoog als in het begin van de
jaren 90.53 Doordat het huishoudinkomen minder snel is gestegen dan huizenprijzen zijn huizen
nu dus minder betaalbaar voor een gemiddeld huishouden.
Hierboven beschreef ik dat huishoudens met een laag inkomen voor een steeds groter
deel van hun inkomen afhankelijk zijn van secundair inkomen in de vorm van toeslagen
en belastingkortingen, en voor een kleiner deel van primair inkomen uit loon, onderneming
of vermogen. Mogelijk draagt het toegenomen belang van secundair inkomen voor de laagste
inkomensgroepen niet bij aan het gevoel van grip en van meeprofiteren.
Er zijn ook regionaal economische verschillen. In de regio’s Amsterdam en Brainport
Eindhoven wordt door Rabobank in 2024 1 procentpunt meer groei verwacht dan gemiddeld
in het land.54 Andere regio’s groeien dus minder hard, al is de groei naar verwachting wel positief
in 32 van de 40 regio’s. Het rapport Elke Regio Telt55 laat zien dat regio’s met lagere economische groei ook op andere brede welvaartsindicatoren
kampen met achterstanden, zoals op het gebied van gezondheid. Dat gezegd hebbende
zijn er ook in steden met veel economische groei plekken die op bepaalde brede welvaart
indicatoren slecht scoren.
Tot slot
De coronacrisis en de energieprijscrisis, twee historisch grote schokken, hebben laten
zien dat onze economie wendbaar, weerbaar en veerkrachtig is. Voor de toekomst is
dit, mede gelet op de eerdergenoemde grote uitdagingen, echter geen gegeven. Een gezonde
economie betekent dat we ook in de toekomst weerbaar zijn tegen uitdagingen, onze
publieke voorzieningen kunnen blijven betalen en dat mensen hun kwaliteiten kunnen
inzetten, geld kunnen verdienen en zich kunnen ontwikkelen. Het is aan de overheid
om hiervoor de juiste randvoorwaarden te bieden. De overheid moet een betrouwbare
partner zijn voor alle partijen in de Nederlandse economie. Er moet ruimte zijn om
te ondernemen, en ondernemers moeten gewaardeerd en gestimuleerd worden. Dit zal uiteindelijk
leiden tot een economie die waarde creëert voor Nederland, en waarin efficiënt gebruik
wordt gemaakt van schaarse middelen. Met de voornemens in het regeerprogramma zetten
we hiervoor mooie stappen.
De Minister van Economische Zaken,
D.S. Beljaarts
Indieners
-
Indiener
D.S. Beljaarts, minister van Economische Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.