Brief regering : Nationale bestrijding IBR en BVD en enkele andere diergezondheids- onderwerpen
29 683 Dierziektebeleid
Nr. 301
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 juli 2024
Met deze brief informeer ik de Tweede Kamer over de laatste ontwikkelingen ten aanzien
van de voorbereidingen voor de nationale bestrijding van de rundveeziekten Infectieuze
Boviene Rhinotracheïtis (IBR) en Boviene Virus Diarree (BVD). Tevens informeer ik
de Kamer over het visiedocument van de veterinaire beroepsgroep en over een onderzoek
naar de risico's van de consumptie van bushmeat.
Nationale bestrijding rundveeziekten IBR en BVD
In de brief van 4 september 2023 (Kamerstuk 29 683, nr. 276) is de Kamer geïnformeerd dat op verzoek van de sector niet alleen voor de bestrijding
van IBR een nationaal wettelijk kader zal worden voorbereid, maar ook voor de bestrijding
van BVD. De doelstelling is om op termijn als Nederland vrij te worden van beide rundveeziekten
en daarmee een Europese vrijstatus te verkrijgen. Ik vind het van belang deze bestrijding
wettelijk te verankeren. Het draagt bij aan een betere gezondheid en welzijn van de
rundveestapel in Nederland en levert ook vermindering op van economische schade door
deze ziekten. Mijn voorganger heeft destijds aangegeven ernaar te streven de regelgeving
ter bestrijding van IBR en BVD gezamenlijk in werking te laten treden op 1 juli 2024.
Dit streven is niet reëel gebleken. Onder andere het omzetten van het private IBR-programma
naar passende nationale wet- en regelgeving bracht de nodige uitdagingen met zich
mee en heeft meer tijd gekost.
De voorbereiding voor een algemene maatregel van bestuur (AMvB) voor de bestrijding
van IBR loopt al langer en melkveehouders zijn inmiddels heel ver met hun private
inspanningen. In goed overleg met de sectoren is afgesproken om de bestrijding van
IBR nu met voorrang te regelen. Gezien de procedure die nog doorlopen moet worden
is nu de planning om de wetgeving voor de bestrijding van IBR op 1 juli 2025 in werking
te laten treden. Hiermee geef ik uitvoering aan de motie van de leden Holman (NSC)
en Vedder (CDA) die de regering oproept om zo spoedig mogelijk een EU-vrijstatus te
behalen voor IBR (Kamerstuk 29 683, nr. 298).
Ten aanzien van regelgeving voor de bestrijding van BVD is recent ook een motie aangenomen
(Holman (NSC) en Vedder (CDA) – Kamerstuk 29 682, nr. 299) die oproept om voor 1 januari 2026, of zo spoedig mogelijk daarna, een EU-vrij status
te behalen voor BVD. Zoals toegezegd door mijn voorganger zal ik de Kamer na de zomer
informeren over het tijdpad dat ik hierbij voor ogen heb. Ook dit tijdpad zal ik in
nauwe afstemming met sectorpartijen bepalen, passend binnen de Europese kaders en
in aansluiting bij de praktijk van de rundveehouders in Nederland.
IBR
De bestrijding van IBR wordt geregeld onder de Wet Dieren middels een AMvB die het
Besluit houders van dieren wijzigt. De AMvB is op 19 juli opengezet voor consultatie1.
IBR is een Europees gereguleerde dierziekte. Er geldt geen bestrijdingsplicht, maar
er is wel een vrijwillig bestrijdingskader in EU-regelgeving opgenomen. Lidstaten
hebben de mogelijkheid om een bestrijdingsprogramma door de Europese Commissie goed
te laten keuren die als doel heeft te werken naar een EU-vrije status, die diverse
landen om ons heen al hebben (o.a. Duitsland, Denemarken, Oostenrijk, Finland, Zweden
en Tsjechië) of op korte termijn willen behalen (België en Luxemburg). Een goedkeuring
van het programma leidt tot aanvullende handelsvoorwaarden bij EU-intraverkeer van
levende runderen, waardoor dieren bij verplaatsing naar Nederland aan aanvullende
eisen moeten voldoen. Het doel van deze eisen is om het risico op insleep van het
IBR-virus te verkleinen en daarmee de bestrijding te ondersteunen.
Met alle betrokken sectorpartijen is het voornemen overeengekomen de bestrijding van
IBR eerst nationaal te starten en op een later moment het programma ter goedkeuring
voor te leggen aan de Europese Commissie. Dit geeft de sector voldoende tijd zich
aan te passen en importstromen te verleggen. Met name de IBR-status van België en
Luxemburg is hierbij van belang. De vleeskalversector zet stappen om de transportduur
van jonge kalfjes steeds verder te verkorten, waarbij herkomstlanden dichtbij Nederland
van belang zijn. De IBR-status van België en Luxemburg is van belang om kalveren uit
deze lidstaten te kunnen blijven betrekken. Wanneer Nederland over een goedgekeurd
bestrijdingsprogramma beschikt voor IBR geven de EU-regels te weinig mogelijkheden
om kalveren jonger dan 3 maanden aan te voeren uit lidstaten die niet officieel vrij
zijn van IBR, zoals België en Luxemburg. Dit is onwenselijk gezien de inspanningen
op transportduur van deze sector. België en Luxemburg hebben wel een goedgekeurd programma
en zijn dichtbij een vrijstatus voor IBR. Daarom is het voornemen om uiterlijk vier
jaar na inwerkingtreding van de nationale regelgeving het bestrijdingsprogramma ter
goedkeuring voor te leggen aan de Europese Commissie. In die vier jaar spannen sectoren
zich in om bij import runderen van IBR-vrije bedrijven in andere lidstaten naar Nederland
te halen. Daarnaast zal de kalversector vanaf 1 januari 2026 bij de import van kalveren
uit België en Luxemburg alleen nog kiezen voor kalveren die afkomstig zijn van IBR-vrije
bedrijven. Mocht de IBR-vrijstatus van deze landen eerder dan vier jaar na inwerkingtreding
een feit zijn, dan zal evenzoveel eerder het bestrijdingsprogramma worden voorgelegd
aan de Europese Commissie.
Op basis van ervaringen van andere lidstaten en vanuit de kennis uit literatuur is
de verwachting dat de bestrijdingsfase ongeveer zes jaar zal duren. Afhankelijk van
de voortgang van de bestrijding is op termijn een wijziging van het programma nodig,
opnieuw middels AMvB, om aan de eisen van de EU-vrijstatus te kunnen voldoen. De EU-eis
is namelijk dat er twee jaar niet meer gevaccineerd mag worden tegen IBR om in aanmerking
te komen voor de EU-vrijstatus. Met sectoren zal bezien worden wanneer dit moment
voor Nederland verantwoord is.
Bestrijdingsprogramma
De regels in de AMvB die ter consultatie voorligt, zijn gebaseerd op het private IBR-bestrijdingsprogramma
van de zuivelsector, dat sinds 2018 verplicht is voor melkveebedrijven en in de praktijk
effectief is gebleken. Meer dan 80% van de deelnemende bedrijven is volgens dit programma
inmiddels vrij of onverdacht van IBR-viruscirculatie.
Het uitgangspunt van de regelgeving is de verplichting aan houders om hun runderen
tweemaal per jaar te laten vaccineren tegen IBR. Houders kunnen worden uitgezonderd
van deze vaccinatieplicht, wanneer uit onderzoek blijkt dat er geen actieve besmetting
op het rundveebedrijf aanwezig is. Deze bedrijven hebben vervolgens de plicht om te
monitoren dat het bedrijf vrij blijft van IBR door middel van melk- of bloedonderzoek.
Het doel van de regelgeving is verspreiding van het IBR-virus tussen bedrijven te
voorkomen en bedrijven te stimuleren om besmette dieren op te sporen en af te voeren.
Uitgezonderd zijn van de vaccinatieplicht is economisch voordelig, jaarlijkse kosten
vallen weg. Op deze manier stimuleert de regelgeving houders om vrij te worden.
Voor bedrijven die slechts een klein veterinair risico vormen voor de verspreiding
van IBR of waar de uitvoering van de vereisten complex is, zijn aangepaste voorwaarden
opgenomen in de regelgeving. Hierbij is steeds als uitgangspunt genomen dat de aangepaste
werkwijze geen significant risico in mag houden voor andere bedrijven. Aangepaste
voorwaarden zijn bijvoorbeeld het geval bij runderen in terreinen waar runderen extensief
worden gehouden en ten aanzien van gemengde bedrijven die naast bijvoorbeeld melk-
of zoogkoeien ook meer dan honderd aangevoerde stieren in een aparte stal huisvesten.
Voor het vormgeven van dit maatwerk is advies ingewonnen van onder andere de deskundigengroep
dierziekten en gekeken naar ervaringen van andere EU-lidstaten. Het verslag van het
laatste advies van de deskundigengroep dierziekten van 26 januari 2024 heb ik als
bijlage toegevoegd aan deze brief.
Het voornemen is om een overgangstermijn van een half jaar op te nemen voor de vaccinatieplicht.
Bij inwerkingtreding van de AMvB zoals die nu ter consultatie voorligt, met ingang
van 1 juli 2025, zouden op 1 januari 2026 alle runderen moeten zijn gevaccineerd tenzij
ze staan op bedrijven die zijn uitgezonderd van de vaccinatieplicht. De overgangsperiode
geeft houders de tijd om te voldoen aan de vaccinatieverplichting of om zich aan te
melden voor uitzondering op de vaccinatieplicht.
Voor de uitvoering en het toezicht en handhaving is het noodzakelijk dat vaccinatiegegevens
en testuitslagen worden vastgelegd. Daartoe wordt een aangewezen databank ingericht.
Ik vind het belangrijk dat we met dit nationale bestrijdingsprogramma samen met de
betrokken sectorpartijen toewerken naar een betere gezondheid en welzijn van de Nederlandse
rundveestapel. In aanloop naar de inwerkingtreding van de nationale regelgeving zal
ik samen met sectorpartijen inzetten op goede communicatie, zodat de overgang voor
de rundveehouders, al dan niet deelnemend aan het huidige private programma, zo soepel
mogelijk verloopt.
Visiedocument beroepsorganisatie veterinaire veld
In de brief van december 2022 (Kamerstuk nr. 29 683, nr. 276) is uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar de positie en
de rol van de dierenarts en de kwaliteitsborging van de diergeneeskundige beroepsuitoefening
(Berenschot) en het arbeidsmarktonderzoek (SEO). Naar aanleiding van deze twee rapporten
is in juli 2023 een proces gestart met de betrokken partijen uit het veterinaire veld
– onder begeleiding van Gerda van Dijk als onafhankelijk voorzitter – om een gezamenlijk
plan te maken ter versterking van het veterinaire beroep en met de opvolging en de
uitwerking van de aanbevelingen van beide onderzoeksrapporten. Een plan gericht op
een goede en solide borging van de kwaliteit van de diergeneeskundige beroepsuitoefening,
verdere versterking van de positie van de veterinair en een arbeidsmarkt waarbij vraag
en aanbod in balans zijn.
Samen met de verschillende belangenpartijen Collectief Praktiserende dierenartsen
(CPD), Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) de belangenbehartigende
organisatie voor paraveterinairen Vedias, de Faculteit Diergeneeskunde is een visiedocument
voor de toekomst van de beroepsgroep opgesteld en gepubliceerd2. Een visie voor versterking van het veterinaire beroep en het ontwerp van een nieuwe
en slagvaardige beroepsorganisatie voor de veterinaire professie. Doel van deze beroepsorganisatie
is om de positie van de veteriniare professional en de kwaliteitsborging van de diergeneeskundige
dienstverlening te versterken en die tevens bijdraagt aan het aanpakken van vraagstukken
rondom werkdruk, arbeidsmarkt en maatschappelijke thema’s als prijs- en ketenvorming.
Het visiedocument bevat uitgangspunten voor een nieuwe beroepsorganisatie, de taken
van deze organisatie en de opdracht aan een kwartiermaker voor de ontwerpfase. Een
van de taken van deze nieuw op te richten beroepsorganisatie is om in samenwerking
met de overheid te komen tot een systeem van verplichte herregistratie als middel
om de kwaliteit van de veterinaire professionals ook in de toekomst te kunnen borgen
en de in- en uitstroom van professionals beter in beeld te brengen.
Ik ben zeer content met het visiedocument voor een sterke en onafhankelijke veterinaire
beroepsgroep, met goede borging van zowel private als publieke waarden waaronder dierenwelzijn
en dier- en volksgezondheid. Een sterke en goed georganiseerde beroepsgroep kan tevens
een stevige positie innemen in maatschappelijke vraagstukken zoals de beschikbaarheid
en organisatie van spoedzorg, de werkdruk van dierenartsen, prijsontwikkeling van
diergeneeskundige handelingen, de positie van grote werkgevers en ketenvorming.
Uit het visiedocument komen diverse onderwerpen naar voren die nadere besluitvorming
behoeven zoals de herregistratie van diergeneeskundigen en de vorm van de op te richten
beroepsorganisatie. Het invoeren van een verplichte herregistratie vergt politieke
besluitvorming. Ik beraad mij hierop, mede in gesprek met de beroepsgroep, en zal
u Kamer dit jaar hier nader over informeren. Verwachting is dat de kwartiermaker na
de zomer start met de ontwerpfase. Ik kijk uit naar het vervolg en zal uw Kamer van
de voortgang op de hoogte houden.
Onderzoek risico's bushmeat
Op 7 juni 2024 publiceerde Bureau Risicobeoordeling (bureau) van NVWA een onderzoeksrapport
getiteld «Consumptie van bushmeat: beoordeling van microbiologische en chemische risico’s3». Dit advies is opgesteld vanuit een van de acties zoals geformuleerd in het Nationaal
actieplan versterken zoönosenbeleid (Kamerstuk 25 295, nr. 1935). In het rapport wordt geconcludeerd dat het niet aannemelijk lijkt dat bushmeat
een bron is van uit het wild afkomstige ziekteverwekkers. Daarnaast worden aanbevelingen
gedaan om vervolgonderzoek te doen. Een onderzoek waarbij in beslag genomen bushmeat
wordt onderzocht op aanwezige ziekteverwekkers en van welke diersoort het afkomstig
is, is reeds in voorbereiding. In de volgende voortgangsrapportage over het Nationaal
actieplan versterken zoönosenbeleid (januari 2025) zal ik een volgende stand van zaken
geven omtrent dit onderwerp.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Indieners
-
Indiener
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.