Brief regering : Eerstelijns multidisciplinaire paramedische herstelzorg na COVID-19
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 2192 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juni 2024
Een deel van de mensen die een besmetting met COVID-19 doormaakt, houdt hier langdurige
klachten aan over. Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd over de inzet van het kabinet
op post-COVID en hoe ik met betrokken partijen werk aan het tot stand komen van zorg
voor deze patiënten.1
Regeling voorwaardelijke toelating multidisciplinaire paramedische herstelzorg
In juli 2020 is eerstelijns multidisciplinaire paramedische herstelzorg voor patiënten
met ernstige klachten na COVID-10 met spoed voorwaardelijk toegelaten tot het basispakket
in de zin van de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw). Dit was uitzonderlijk. Doorgaans
is voor een voorwaardelijke toelating noodzakelijk dat er aanwijzingen zijn voor effectiviteit
van de interventie. Deze informatie ontbrak omdat het bij COVID-19 ging om een nieuwe
ziekte. Toch is tot voorwaardelijke toelating overgegaan vanwege de wereldwijde verspreiding
en ingrijpende gevolgen.
De eerstelijns multidisciplinaire paramedische herstelzorg bestaat uit zorg die door
meerdere paramedische zorgprofessionals wordt verleend op het terrein van fysiotherapie,
oefentherapie, logopedie, diëtetiek of ergotherapie en gericht is op het herstel van
patiënten met aanhoudende klachten en beperkingen na COVID-19. Gedurende de voorwaardelijke
toelating is er onderzoek gedaan naar de effectiviteit van deze zorg en heeft het
Zorginstituut Nederland (hierna: Zorginstituut) hierover een standpunt ingenomen.
Onderzoek en standpunt Zorginstituut
In het onderzoek is nagegaan of de interventie, gelet op de gunstige en de ongunstige
gevolgen ervan, leidt tot relevante (meer)waarde voor de patiënt in vergelijking met
de standaardbehandeling (de zogenoemde relatieve effectiviteit). Anders gezegd bepaalt
het Zorginstituut of de «netto-toevoeging» van de te beoordelen interventie in vergelijking
met de al bestaande zorg een gewenste, relevante toevoeging is en voldoende/groot
genoeg is, en of het Zorginstituut er voldoende vertrouwen in heeft dat deze toevoeging
ook daadwerkelijk optreedt. Bij de beoordeling zijn professionals via hun wetenschappelijke
verenigingen, patiëntenverenigingen en zorgverzekeraars op verschillende momenten
geconsulteerd.
Inmiddels heeft het Zorginstituut een standpunt ingenomen over de effectiviteit van
eerstelijns multidisciplinaire paramedische herstelzorg. Het Zorginstituut stelt vast
dat personen met aanhoudende klachten of beperkingen na COVID-19 die eerstelijns multidisciplinaire
paramedische herstelzorg hebben ontvangen een verbetering in het dagelijks functioneren
ondervonden. Personen die deze zorg niet kregen, rapporteerden echter vergelijkbare
verbeteringen op het gebied van fysiek functioneren, kwaliteit van leven, participatie
en vermoeidheid. Dat betekent dat niet is aangetoond dat deze zorg daadwerkelijk effectief
is. Het Zorginstituut concludeert daarom dat de meerwaarde van eerstelijns multidisciplinaire
paramedische herstelzorg niet is aangetoond ten opzichte van het niet geven van deze
behandeling. Om die reden kan eerstelijns multidisciplinaire paramedische herstelzorg
geen deel uitmaken van het basispakket.
Gevolgen voor de eerstelijns multidisciplinaire paramedische herstelzorg
Om de zorg in Nederland toegankelijk en betaalbaar te houden, is het van groot belang
dat zorg die niet-effectief is, niet wordt vergoed vanuit het basispakket. Dat is
in het belang van alle patiënten in Nederland.
Dit betekent dat multidisciplinaire paramedische herstelzorg vanaf 1 juli 2024 niet
meer wordt vergoed vanuit de basisverzekering. Ik begrijp dat dit voor post-COVID
patiënten, die persoonlijk wel een positief effect van de behandelingen ervaren, misschien
moeilijk is om te horen.
Ik vind het daarom belangrijk dat patiënten die vóór 1 juli 2024 met een eerste of
tweede behandeltermijn van multidisciplinaire paramedische herstelzorg zijn gestart,
deze behandeltermijn kunnen afmaken. Om die reden heb ik een overgangsregeling vastgesteld
zodat tot 1 januari 2025 de eerste of tweede behandeltermijn vergoed wordt vanuit
de basisverzekering. Deze overgangsregeling is afgestemd met het Zorginstituut, PostCovidNL
en Zorgverzekeraars Nederland.
Monodisciplinaire herstelzorg (zorg gegeven door één paramedische zorgprofessional)
wordt wel en ongewijzigd vergoed vanuit de basisverzekering. Patiënten met aanhoudende
klachten en beperkingen na COVID-19 kunnen aanspraak maken op de afzonderlijke interventies
van ergotherapie, logopedie en diëtetiek, mits er wordt voldaan aan de voorwaarden
uit artikel 2.6 van het Besluit zorgverzekering.
Perspectief voor post-COVID patiënten
Ik realiseer me dat post-COVID het leven van duizenden Nederlanders beheerst en dat
zij al lange tijd wachten op een plek waar zij terecht kunnen voor zorg. Daarom financiert
het kabinet het ZonMw programma post-COVID met ruim 32 miljoen en wordt er hard gewerkt
aan de opstart van expertisecentra deze zomer, in lijn met het amendement Bushoff
c.s. Ik heb er alle vertrouwen in dat patiënten hier op korte termijn terecht kunnen.
Hopelijk komt er door middel van onderzoek en behandeling snel meer duidelijkheid
over welke zorg voor post-COVID patiënten wél effectief is en werken we er gezamenlijk
naar toe om post-COVID patiënten en hun naasten het perspectief te bieden, dat zij
zó hard nodig hebben.
De Minister voor Medische Zorg, P.A. Dijkstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. Dijkstra, minister voor Medische Zorg