Brief regering : Reactie op de motie van de leden Hermans en Bontenbal over zo spoedig mogelijk toelichten wat noodzakelijk is om dreigingen van statelijke actoren tegen onze nationale veiligheid op een adequate manier tegen te gaan (Kamerstuk 30821-212)
30 821 Nationale Veiligheid
Nr. 232
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juni 2024
Op 2 april 2024 is door de leden Hermans en Bontenbal een motie ingediend (Kamerstuk
30 821, nr. 212) waarin zij de regering verzoeken toe te lichten wat voor de diensten noodzakelijk
is om de huidige en toekomstige dreigingen vanuit statelijke actoren op een adequate
manier tegen te gaan en met het oog op de herziening van de Wiv 2017 voorstellen te
doen om waar nodig de bevoegdheden van de diensten om samen te werken met bevriende
diensten in andere landen uit te breiden. De motie is op 9 april 2024 aangenomen.
Ten behoeve van de herziening van de Wiv 2017 deden wij uw Kamer op 1 september 2023
de hoofdlijnennotitie inzake de herziening van de Wiv 2017 toekomen. Met deze hoofdlijnennotitie
is richting gegeven aan de voorgenomen herziening van de Wiv 2017, mede aan de hand
van de aanbevelingen van de Evaluatiecommissie Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
2017 (ECW). Op 23 oktober 2024 is voorzien dat uw Kamer met onze ambtsopvolgers over
de hoofdlijnennotitie debatteert.
De noodzaak om huidige en toekomstige dreigingen vanuit statelijke actoren op adequate
wijze tegen te gaan is onverminderd groot. Als gevolg van geopolitieke ontwikkelingen
worden Nederland en haar bondgenoten steeds vaker openlijk en heimelijk geconfronteerd
met handelingen van statelijke actoren, die bewust onze belangen, waaronder onze nationale
veiligheidsbelangen, kunnen schaden. Om deze dreigingen effectiever en sneller te
onderkennen en tegen te gaan, treedt op 1 juli 2024 de Tijdelijke wet onderzoeken
AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma, bulkdatasets en overige
specifieke voorzieningen (de Tijdelijke wet) in werking. Deze wet beoogt de meest
urgente operationele knelpunten bij de MIVD en de AIVD weg te nemen om zo de noodzakelijke
wendbaarheid en snelheid bij onderzoeken naar landen met een offensief cyberprogramma
te bewerkstellingen, zonder daarbij afbreuk te doen aan waarborgen. De opgedane ervaringen
met de Tijdelijke wet worden meegenomen in de herziening van de Wiv 2017.
In deze brief wordt nader toegelicht wat voor de diensten noodzakelijk is om de huidige
en toekomstige statelijke dreigingen adequaat tegen te kunnen gaan, ook met het oog
op de herziening van de Wiv 2017. De in deze brief beschreven thema’s kunnen als aanvulling
beschouwd worden ten opzichte van hetgeen reeds in de hoofdlijnennotitie is beschreven.
Tezamen schetsen ze de contouren van een herziening die streeft naar een Wiv die goed
uitvoerbaar is en waarop effectief toezicht kan worden gehouden, die een reflectie
vormt van de veelzijdigheid en de dynamiek van het inlichtingenwerk in een snel veranderende
wereld en die uitgaat van het principe dat de bescherming van de nationale veiligheid
en de bescherming van burgerrechten onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en elkaar
zelfs versterken.
Systematiek van het wettelijk kader
De herziening van de Wiv 2017 beoogt een wettelijk kader te creëren dat een duurzame
en flexibele basis vormt voor het stelsel waarbinnen de diensten opereren. Binnen
dit stelsel is het noodzakelijk dat de diensten over adequate bevoegdheden beschikken
om de aan hen toebedeelde taken effectief uit te voeren, zodanig dat zij beter effectiever
en doelgerichter kunnen meebewegen met de dynamiek van dreigingen en nieuwe technologische
ontwikkelingen. Kernvoorwaarden zijn daarbij dat het stelsel voldoet aan de grondrechtelijke
en Europeesrechtelijke wettelijke vereisten, en dat wordt voorzien in effectief en
onafhankelijk toezicht op de diensten. Daarnaast dient het wettelijke kader voor het
stelsel te zorgen dat recht wordt gedaan aan de ministeriële verantwoordelijkheid
en daarmee samenhangend de mogelijkheid tot parlementaire controle. Gelet op bovenstaande
typeringen die van belang zijn voor de herziening van de Wiv 2017 wordt bij het vormgeven
van de systematiek van het wettelijk kader o.a. gedacht aan bijvoorbeeld de mogelijkheid
om technische of administratieve voorschriften in lagere regelgeving op te nemen en
te voorzien in een grondslag voor het stellen van (inhoudelijke of procedurele) voorschriften.
Grondslagen voor samenwerking
Samenwerking is voor de AIVD en MIVD noodzakelijk om hun taken in het kader van de
nationale veiligheid goed uit te kunnen oefenen. Het huidige wettelijk kader biedt
voldoende grondslag voor samenwerking met inlichtingen- en veiligheidsdiensten van
andere landen. Bij de herziening van de Wiv 2017 is het van belang deze mogelijkheden,
met passende waarborgen, te behouden.
Echter, de noodzaak van samenwerking is breder dan alleen de samenwerking met buitenlandse
inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Voor het effectief kunnen uitvoeren van de taken
van de diensten is het vereist dat de diensten kunnen samenwerken met diverse nationale
en internationale samenwerkingspartners. Om die reden wordt bij de herziening gekeken
hoe de samenwerking tussen de AIVD en MIVD onderling, met supranationale en/of intergouvernementele
organisaties, private partijen en andere instanties, alsmede met de Krijgsmacht, uitgebreid
en/of verbeterd kan worden, en welke waarborgen hierbij passend zijn.
Stelsel van verwerving
Het stelsel van verwerving omvat het geheel van algemene en bijzondere bevoegdheden,
omkleed met passende waarborgen, die de diensten kunnen inzetten om gegevens te kunnen
verwerven voor de taakuitoefening. Bij de herziening van de Wiv 2017 is het uitgangspunt
voor het stelsel van verwerving dat de diensten bestaande bevoegdheden in het licht
van technologische ontwikkelingen en veranderende geopolitieke dreigingen, effectief
kunnen blijven inzetten. Net als eerder bij de Tijdelijke wet is er, op basis van
de huidige inzichten, geen behoefte aan nieuwe bevoegdheden.
Om verwervingsbevoegdheden effectief te kunnen blijven inzetten zal worden bezien
of differentiatie in het regime van waarborgen (dat van toepassing is op de verwerving)
noodzakelijk is. Bijvoorbeeld door toestemmingsniveau en -duur te relateren aan de
verwachte inbreuk op grondrechten van derden, of door differentiatie in het waarborgenregime
voor onderzoeken in het buitenland en/of ten behoeve van de Krijgsmacht in vergelijking
met onderzoeken in het binnenland. Bij deze en andere voorbeelden zal uiteraard nadrukkelijk
worden bezien hoe zij zich verhouden tot relevante mensenrechtelijke kaders. Daarnaast
zal waar mogelijk lering worden getrokken uit stelsels dan wel werkwijzen in andere
landen.
Stelsel van verwerking
Het verwerken van gegevens behoort tot de kerntaken van de diensten. Immers, om verworven
gegevens te kunnen gebruiken ten behoeve van de taakuitoefening van de diensten, is
het nodig om deze gegevens te doorzoeken, te analyseren en gegevens onderling met
elkaar in verband te brengen, bijvoorbeeld door middel van algoritmen. Om recht te
doen aan de grote verscheidenheid aan gegevens, de duur van de bruikbaarheid ervan
en de mate van inbreuk op grondrechten bij het verder verwerken van deze gegevens
wordt het gehele stelsel voor gegevensverwerking (ten opzichte van de Wiv 2017) herzien,
waaronder de verwerking van bulkdata.
Bij het herzien van de Wiv heeft het stelsel van gegevensverwerking als belangrijk
uitgangspunt dat de verdere verwerking van gegevens door de diensten minder complexiteit
met zich meebrengt, zowel in ontwerp als implementatie. Gegevensverwerking door de
diensten wordt daardoor beter voorzienbaar en uitvoerbaar. In dit kader wordt onderzocht
of, anders dan in de Wiv 2017, de wijze van verwerving in het nieuwe stelsel niet
meer bepalend hoeft te zijn voor de wijze van verdere verwerking, en of het mogelijk
of wenselijk is om de taak waarvoor gegevens worden verworven van invloed te laten
zijn op de waarborgen die in het kader van gegevensverwerking moeten worden aangebracht.
Immers, het opzoeken van een naam in het Handelsregister is iets anders dan het doen
van een netwerkanalyse op een bulkdataset met internationale communicatiegegevens.
Verder zal bij de inrichting van het stelsel de lijn uit EHRM-jurisprudentie worden
gevolgd: naarmate de verworven gegevens (met toenemende intensiteit) worden beoordeeld,
duurzaam vastgelegd en geëxploiteerd neemt de inbreuk op grondrechten toe. Naarmate
de inbreuk op grondrechten toeneemt, moeten ook de waarborgen meebewegen met deze
toenemende inbreuk. Daarnaast zal voor het nieuwe stelsel voor gegevensverwerking
worden onderzocht hoe voortgebouwd kan worden op de lijn rondom het gebruik van bulkdatasets
die met de Tijdelijke wet al is ingezet. Voor een effectieve en efficiënte gegevensverwerking
is de inzet van algoritmes ten behoeve van analyse onontbeerlijk. Het op een maatschappelijk
verantwoorde wijze werken met algoritmes en andere geavanceerde technologieën voor
gegevensverwerking wordt daarom eveneens onderdeel van het nieuwe stelsel.
Inzet MIVD in relatie tot taken krijgsmacht en conflictsituaties in het bijzonder
De MIVD heeft als bijzondere taak om een juiste opbouw (gereedstelling) en het optreden
van de krijgsmacht rechtstreeks te ondersteunen. Dit moet de MIVD kunnen doen zodat
de krijgsmacht doeltreffend kan worden ingezet in het kader van de handhaving van
de internationale rechtsorde, in nationaal of bondgenootschappelijk verband of (ter
voorbereiding op) het verdedigen van het eigen grondgebied (inclusief het Caribische
deel van het Koninkrijk) en dat van bondgenoten.
Naar aanleiding van de oorlog in Oekraïne en de mede daardoor sterk veranderde geopolitieke
verhoudingen is het veiligheidsbeeld drastisch veranderd. Dit heeft tot gevolg dat
de krijgsmacht een hernieuwde focus heeft op het beschermen van het eigen grondgebied
en dat van bondgenoten: de eerste hoofdtaak. Dit vergt een enorme inspanning. De MIVD
speelt met haar inlichtingen een cruciale rol bij de gereedstelling voor inzet in
het kader van de eerste hoofdtaak. Tegelijkertijd blijft gereedstelling en inzet in
het kader van de tweede en derde hoofdtaak onverminderd relevant.
Een van de grootste uitdagingen die de MIVD en de krijgsmacht voor zich zien door
de verschuiving van het veiligheidsbeeld is hoe de MIVD de komende jaren de krijgsmacht
voldoende kan voorzien van tactische en/of operationele inlichtingen waardoor de krijgsmacht
voldoende in staat wordt gesteld om zich gereed te stellen en voor te bereiden op
een eventuele inzet en de krijgsmacht te ondersteunen gedurende een daadwerkelijke
inzet.
Bij de herziening van de Wiv 2017 zal worden bezien op welke wijze, in het licht van
de toegenomen dreiging en de focus op de eerste hoofdtaak, het wettelijk kader kan
bijdragen aan een effectievere invulling van de ondersteuning van de krijgsmacht door
de MIVD. Daarbij wordt tevens aandacht besteed aan de rollen en taken van de AIVD
en MIVD in een situatie dat Nederland daadwerkelijk betrokken raakt in een gewapend
conflict met een gelijkwaardige tegenstander, inclusief de mogelijkheden en consequenties
van toepassing van (onderdelen van) het staatsnoodrecht.
In aanloop naar aankomende debat over hoofdlijnennotitie
Tijdens het debat op 23 oktober aanstaande wisselen onze ambtsopvolgers met uw Kamer
van gedachten over de inhoud van de hoofdlijnennotitie en deze brief. Door de onderwerpen
uit de hoofdlijnennotitie in samenhang met de thema’s uit deze brief te bespreken
ontstaat naar onze overtuiging een gedegen basis om te komen tot de juiste inhoudelijke
vertrekpunten voor het binnen vier jaar na inwerkingtreding van de Tijdelijke wet
realiseren van een uitvoerbare en toezichtbare Wiv 202X. Tot slot spreekt het voor
zich dat het uiteraard aan onze ambtsopvolgers is om, mede op basis van de verdere
uitwerking van het Hoofdlijnenakkoord, deze wetsherziening naar eigen inzichten verder
in te richten.
Deze brief wordt verstuurd mede namens de Minister-President, Minister van Algemene
Zaken en de Minister van Justitie en Veiligheid,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
De Minister van Defensie,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Defensie